Inhoudsopgave
Artikel 4 Agrarisch - Grasland
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 19 Waarde - Archeologie 2
Artikel 20 Waarde - Archeologie 3
Artikel 21 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Artikel 23 Algemene bouwregels
Artikel 24 Algemene gebruiksregels
Artikel 25 Algemene aanduidingsregels
Artikel 26 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het Bestemmingsplan Dronryp 2018 met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPDronryp2018-VAS1 van de gemeente Waadhoeke;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
-
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
een dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
-
agrarische cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- of tuinbouwgronden;
-
ambacht:
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;
-
archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bebouwingsgebied:
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
-
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of personen, wier huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
-
beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
-
bestaand:
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip krachtens een vergunning aanwezig of in uitvoering is dan wel krachtens een vergunning kan worden gebouwd;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
-
daknok:
hoogste punt van een schuin dak;
-
dakvoet:
laagste punt van een schuin dak;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
dienstverlenende functies:
functies waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
-
erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
-
extensief dagrecreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidzoneringsplichtige inrichtingen:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;
-
grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf; de afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten;
-
hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
-
horeca bedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt
-
houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht krachtens de Wet Natuurbescherming, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;
-
huisvesting in verband met mantelzorg:
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;
-
Ke:
kosteneenheden - eenheid waarin vliegtuiglawaai wordt uitgedrukt;
-
kamerverhuur:
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
-
kampeermiddel:
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kap:
een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden in het horizontale vlak;
-
kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten onder categorie 1 en 2 vallende bedrijvigheid, dan wel naar de aard en/of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
-
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
-
landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
-
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening waaronder dagbesteding en kinderopvang, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca van deze voorzieningen;
-
mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
-
mobiel kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
-
ondergeschikte detailhandel:
een niet zelfstandige detailhandelsfunctie die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie die binnen de bestemming is toegestaan;
-
ondergeschikte horeca:
horeca-activiteiten die aan te merken zijn als rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van een niet-horecabedrijf en daaraan in bedrijfseconomisch en ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn;
-
oorspronkelijke hoofdgebouw:
het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende omgevingsvergunning, is opgeleverd en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken die als functioneel onderdeel van het hoofdgebouw op basis van de omgevingsvergunning tegelijkertijd met het hoofdgebouw zijn meegebouwd;
-
openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
-
peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
perceelgrens:
de grens van een kadastraal perceel;
-
platte afdekking:
een horizontale dakafdekking onder een hoek van maximaal 5 graden met het horizontale vlak;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
standplaats:
een afgebakend terrein van beperkte omvang waarop ten hoogste één kampeermiddel en twee bijzettentjes voor een bij elkaar horende groep personen kunnen worden geplaatst;
-
vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
-
volumineuze detailhandel:
detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;
-
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een kadastraal perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door de burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
-
voorgevelrooilijn:
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke een zoveel mogelijk, aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; langs de wegzijde waarlangs geen bebouwing als hierboven bedoeld aanwezig is, is de bouwgrens de voorgevelrooilijn;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde kamerverhuur;
-
woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
-
woongebouw:
een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de afstand tot de bouwperceelgrens:
tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is;
-
horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.
Het bepaalde in artikel 23, lid 23.1 ten aanzien van ondergeschikte bouwdelen van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarische cultuurgronden;
-
grondgebonden agrarische bedrijven,
en tevens voor:
-
volkstuinen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "volkstuin";
-
agrarische loodsen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - agrarische loods",;
-
extensief dagrecreatief medegebruik,
met de daarbij behorende:
-
bedrijfswoningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
-
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
water, met een functie ten behoeve van de waterberging en de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen voor grondgebonden agrarische bedrijven gelden de volgende regels:
-
per bouwperceel mogen gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
-
het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)", met dien verstande dat bij platte afdekking de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de maximaal toegestane goothoogte.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van volkstuinen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 50 m2 per aanduidingsgrens "volkstuin";
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m.
-
Voor het bouwen van agrarische loodsen gelden de volgende regels:
-
een agrarische loods mag uitsluitend worden gebouwd op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - agrarische loods";
-
de goot- en bouwhoogte van een agrarische loods mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)".
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg of het openbaar groen gekeerde gevel van het gebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en nokrichting van bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, sub d, onder 2 voor een bouwhoogte van maximaal 10 m voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak.
-
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden voor houtteelt;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor mestopslag;
-
het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning, anders dan in bedrijfswoning op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming kan worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
-
bij indiening van het verzoek tot wijziging inzicht dient te worden gegeven op welke wijze afstemming met de omgeving heeft plaatsgevonden en wat daarvan de resultaten zijn;
-
de wijziging uitsluitend ziet op een grondgebonden agrarisch bedrijf;
-
de agrarische activiteiten ter plaatse volledig beëindigd dienen te zijn;
-
de woonfunctie uitsluitend mag worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing;
-
het parkeren ten behoeve van het wonen wordt gerealiseerd op het eigen terrein;
-
het aantal woningen past binnen een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd woonplan;
-
voor het overige de bestemmingsregels van de bestemming ‘Wonen’ van overeenkomstige toepassing is.
Artikel 4 Agrarisch - Grasland
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Grasland' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
grasland, al dan niet in combinatie met de beweiding van vee;
-
groenvoorzieningen;
-
(wandel)paden;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water.
4.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 1 m.
4.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden voor houtteelt;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor mestopslag;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangegeven gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bestaande bedrijven die niet binnen categorie 1 en 2 vallen;
-
detailhandel voor zover deze betrekking heeft op ondergeschikte detailhandel in:
-
goederen die ter plaatse zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld;
-
goederen in een onderneming waarin een ambachtelijk bedrijf wordt uitgeoefend, mits deze uitoefening een wezenlijk bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening in de onderneming,
met de daarbij behorende:
-
bedrijfswoningen , uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
-
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water, met een functie ten behoeve van de waterberging en de waterhuishouding.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
per bouwperceel mogen gebouwen ten behoeve van 1 bedrijf worden gebouwd;
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
-
het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal;
-
de afstand van de niet-aaneen gebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 2 m, dan wel niet minder dan de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
-
de afstand tussen de gebouwen onderling mag niet minder bedragen dan 4 m, tenzij de gebouwen aaneen worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)", met dien verstande dat bij platte afdekking de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de maximaal toegestane goothoogte.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg of het openbaar groen gekeerde gevel van het gebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en nokrichting van bouwwerken.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 2 ten behoeve van het bouwen buiten een bouwvlak, met dien verstande dat:
-
het bebouwingspercentage van de gronden gelegen buiten een bouwvlak ten hoogste 60% mag bedragen; en
-
deze afwijkingsbevoegdheid niet van toepassing is op het perceel ter plaatse van Ljouwertertrekwei 38 te Dronryp;
-
het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 6 ten behoeve van een kleinere afstand tussen gebouwen onderling, mits door een deskundige op het gebied van brandveiligheid is vastgesteld dat is voldaan aan de brandveiligheidseisen tussen de gebouwen onderling;
-
het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 7, ten behoeve van maximale bouwhoogte van 8 m bij platte afdekking, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straatbeeld en aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in lid 5.1;
-
het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning, anders dan in bedrijfswoning op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
-
het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
-
het gebruiken van een bouwperceel voor meer dan 1 bedrijf.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 5.1 en lid 5.5 sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven die niet zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, welke naar de aard en/of de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de genoemde bedrijven.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming kan worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
-
bij indiening van het verzoek tot wijziging inzicht dient te worden gegeven op welke wijze afstemming met de omgeving heeft plaatsgevonden en wat daarvan de resultaten zijn;
-
de bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig beëindigd dienen te zijn;
-
de woonfunctie uitsluitend mag worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing;
-
het parkeren ten behoeve van het wonen wordt gerealiseerd op het eigen terrein;
-
het aantal woningen past binnen een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd woonplan;
-
voor het overige de bestemmingsregels van de bestemming ‘Wonen’ van overeenkomstige toepassing is.
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangegeven gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen,
met de daarbij behorende:
-
terreinen;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water, met een functie ten behoeve van de waterberging en de waterhuishouding.
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de bestaande dakhelling.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg of het openbaar groen gekeerde gevel van het gebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en nokrichting van bouwwerken.
Artikel 7 Bedrijventerrein
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangegeven gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bestaande bedrijven die niet binnen categorie 1 en 2 vallen;
-
detailhandel voor zover deze betrekking heeft op ondergeschikte detailhandel in:
-
goederen die ter plaatse zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld;
-
goederen in een onderneming waarin een ambachtelijk bedrijf wordt uitgeoefend, mits deze uitoefening een wezenlijk bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening in de onderneming,
en tevens voor:
-
bedrijven genoemd in de categorieën t/m 3.1 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.1”;
-
bedrijven genoemd in de categorieën t/m 3.2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2”;
-
een zuivelfabriek, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - zuivelfabriek";
-
een slachterij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - slachterij",
-
watergebonden bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de percelen aan de Harnzer Trekfeart,
met de daarbij behorende:
-
bedrijfswoningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
-
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
erven en terreinen;
-
water, met een functie ten behoeve van de waterberging en de waterhuishouding.
7.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
per bouwperceel mogen gebouwen ten behoeve van één bedrijf worden gebouwd;
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
voor zover middels de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" op de verbeelding is aangegeven, mag het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer bedragen dat het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage;
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
-
het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal;
-
de afstand van de niet-aaneen gebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 2 m, dan wel niet minder dan de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
-
de afstand tussen de gebouwen onderling mag niet minder bedragen dan 4 m, tenzij de gebouwen aaneen worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)", met dien verstande dat bij platte afdekking de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de maximaal toegestane goothoogte.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg of het openbaar groen gekeerde gevel van het gebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en nokrichting van bouwwerken.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 2 en 3 ten behoeve van het bouwen buiten een bouwvlak, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen buiten een bouwvlak ten hoogste 60% mag bedragen;
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 7 ten behoeve van een kleinere afstand tussen gebouwen onderling, mits door een deskundige op het gebied van brandveiligheid is vastgesteld dat is voldaan aan de brandveiligheidseisen tussen de gebouwen onderling;
-
het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 8, ten behoeve van maximale bouwhoogte van 8 m bij platte afdekking, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straatbeeld en aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in lid 7.1;
-
het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning, anders dan in bedrijfswoning op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
-
het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen, anders dan de bestaande geluidzoneringsplichtige inrichting op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - zuivelfabriek";
-
het gebruiken van een bouwperceel voor meer dan 1 bedrijf.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 7.1 en lid 7.5 sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven die niet zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, welke naar de aard en/of de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de genoemde bedrijven;
-
het bepaalde in lid 7.1 en lid 7.5 sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de vestiging van bedrijven in hogere milieucategorieën dan wel overeenkomstig de bestaande bedrijvigheid, mits de aard en/of de invloed op de omgeving vergelijkbaar is met bedrijven in de categorieën 1 en 2 die zijn genoemd in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Artikel 8 Gemengd
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangegeven gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, detailhandel en/of wonen al dan niet in de vorm van bedrijfswoningen bij de genoemde functies, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten" geen (bedrijfs-)woning is toegestaan;
-
bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bestaande bedrijven die niet binnen categorie 1 en 2 vallen,
en tevens voor:
-
horeca, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca",
met de daarbij behorende:
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water, met een functie ten behoeve van de waterberging en de waterhuishouding.
8.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage per bouwperceel mag ten hoogste 80% bedragen;
-
het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten" geen (bedrijfs-)woning mag worden gebouwd;
-
hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
-
de afstand van de niet-aaneen gebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 2 m, dan wel niet minder dan de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
-
de afstand tussen de gebouwen onderling mag niet minder bedragen dan 2 m, tenzij de gebouwen aaneen worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)";
-
hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 35°;
-
de maximale goot- en bouwhoogte en de minimale dakhelling van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte en niet minder bedragen dan de bestaande dakhelling;
-
voor woningen met een zelfstandige woonfunctie zijn ten aanzien van bijbehorende bouwwerken de regels van lid 15.2, sub b, van overeenkomstige toepassing.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken of uitbreiding daarvan bij woningen geen bedrijfswoningen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bijbehorende bouwwerken dienen op minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel te worden gesitueerd;
-
de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, behoudens bij plaatsing op de zijdelingse bouwperceelgrens;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per aaneengesloten bouwvlak mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van het bouwperceel niet meer dan 50% mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken met een platte afdekking mag niet meer dan 3 m bedragen, terwijl bij afdekking met een kap de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan respectievelijk 3 m en 5,5 m mag bedragen;
-
de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3,5 m bedragen, met dien verstande dat indien de goothoogte van het hoofdgebouw minder bedraagt dan 3,5 m, de goothoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan de goothoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5,5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste gelijk mag zijn aan de onder 6 toegestane goothoogte..
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg of het openbaar groen gekeerde gevel van het gebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats, afmetingen en nokrichting van bouwwerken;
-
de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en kapvorm van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" indien afwijkend wordt gebouwd ten opzichte van de bestaande bouwvorm en indien in dat geval het straat- en bebouwingsbeeld onevenredig zou worden aangetast.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 1 ten behoeve van het bouwen buiten een bouwvlak, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van de gronden gelegen buiten een bouwvlak ten hoogste 80% mag bedragen;
-
het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 1 en onder 4 ten behoeve van het oprichten van aan- of uitgebouwde gedeelten van woningen, zoals erkers en ingangsportalen, voor de bouwgrens, onder de volgende voorwaarden:
-
deze aan- en uitgebouwde gedeelten mogen geen grotere diepte en hoogte hebben dan 1,5 m, respectievelijk 2,5 m;
-
de breedte mag niet meer dan 50% van de gevelbreedte bedragen;
-
aan de samenhang van het betreffende straatbeeld mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan.
-
het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 5 ten behoeve van een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en door een deskundige op het gebied van brandveiligheid is vastgesteld dat is voldaan aan de brandveiligheidseisen tussen de gebouwen onderling;
-
het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 7 ten behoeve van een goothoogte en bouwhoogte van respectievelijk ten hoogste 7,50 m en 10 m.
-
het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 8 ten behoeve van een afdekking met een kap met een dakhelling kleiner dan 35° dan wel een platte afdekking.
-
het bepaalde in lid 8.2, sub a, onder 10 waarbij de regels van lid 15.4, sub g van overeenkomstige toepassing zijn.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in lid 8.1;
-
het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan de bestaande horeca op de gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca";
-
het gebruik van gronden voor buitenopslag vóór de voorgevelrooilijn.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 8.5 sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven die niet zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, welke naar de aard en/of de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de genoemde bedrijven.
Artikel 9 Gemengd - Kukshiem
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Kukshiem' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
dienstverlening;
-
detailhandel, met dien verstande dat supermarkten uitsluitend zijn toegestaan op de gronden ter plaatse van de aanduiding "supermarkt";
-
maatschappelijke voorzieningen, voor zover het maatschappelijke voorzieningen betreft die behoren tot de categorieën A of B van de in de bijlage 2 opgenomen Staat van Voorzieningen;
-
bedrijven behorende tot de categorieën 1 of 2 van de in de bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
woningen,
met de daarbij behorende:
-
parkeervoorzieningen;
-
tuinen, erven, terreinen en waterlopen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";
-
gebouwen mogen uitsluitend in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
-
de afstand van een niet-aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)".
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bijbehorende bouwwerken dienen op minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel te worden gesitueerd;
-
de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, behoudens bij plaatsing op de zijdelingse bouwperceelgrens;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per aaneengesloten bouwvlak mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van het bouwperceel niet meer dan 50% mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken met een platte afdekking mag niet meer dan 3 m bedragen, terwijl bij afdekking met een kap de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan respectievelijk 3 m en 5,5 m mag bedragen;
-
de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3,5 m bedragen, met dien verstande dat indien de goothoogte van het hoofdgebouw minder bedraagt dan 3,5 m, de goothoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan de goothoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5,5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste gelijk mag zijn aan de onder 6 toegestane goothoogte.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) niet meer dan 1,20 m mag bedragen. De bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding met een geluidwerende functie, voor zover deze uit het oogpunt van milieuregelgeving noodzakelijk is, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het straatwand- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en oppervlakte, bouwhoogte en goothoogte van de bebouwing.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straatwand- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
afwijken van:
-
het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 1 en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 4 ten behoeve van een kleinere afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens, mits door een deskundige op het gebied van brandveiligheid is vastgesteld dat is voldaan aan de brandveiligheidseisen tussen de gebouwen onderling;;
-
het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 5 en behoeve van een goothoogte en een bouwhoogte van respectievelijk ten hoogste 7,5 m en 10 m;
-
het bepaalde in lid 9.2, sub b, onder 1 en 2 ten behoeve het bouwen van bijbehorende bouwwerken op minder dan 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel of voor (het verlengde van) de voorgevel;
-
het bepaalde in lid 9.2, sub b, onder 1 en 2, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken op hoekpercelen voor de naar de aangrenzende zijstraat gekeerde bouwgrens;
-
het bepaalde in lid 9.2, sub b, onder 4, tot een oppervlakte van 120 m² ten behoeve van een ruimtebehoevende hobby of een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met dien verstande dat het in lid 9.2, sub b, onder 4 genoemd bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straatwand- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor de vestiging van bedrijven of maatschappelijke voorzieningen welke in de bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten en bijlage 2 opgenomen Staat van Voorzieningen niet zijn genoemd in categorie 1 of 2 respectievelijk A of B, dan wel bedrijven of maatschappelijke voorzieningen die worden genoemd in een naast hogere categorie, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven of maatschappelijke voorzieningen welke wel zijn genoemd.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangegeven gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplanting;
-
paden;
-
waterlopen en waterpartijen,
met daaraan ondergeschikt:
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen,
en tevens voor:
-
volkstuinen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "volkstuin";
-
een oorlogsmonument, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - oorlogsmonument".
10.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd anders dan van ondergeschikte aard ten behoeve van onderhoud en beheer van de groenvoorzieningen en ten behoeve van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat de inhoud en bouwhoogte van deze gebouwen niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 50 m³ en 2 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
10.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en nokrichting van bouwwerken.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen;
en tevens voor:
-
een begraafplaats, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats";
-
volkstuinen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "volkstuin";
met de daarbij behorende:
-
bedrijfswoningen;
-
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water, met een functie ten behoeve van de waterberging en de waterhuishouding.
11.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat niet meer dan 50 m2 buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
-
het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)", met dien verstande dat bij platte afdekking de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de maximaal toegestane goothoogte;
-
de maximale goot- en bouwhoogte en de minimale dakhelling van gebouwen ter plaatse van de aanduiding of "karakteristiek" mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte en niet minder bedragen dan de bestaande dakhelling.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
11.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats, afmetingen en nokrichting van bouwwerken;
-
de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en kapvorm van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - rijksmonument" of "karakteristiek" indien afwijkend wordt gebouwd ten opzichte van de bestaande bouwvorm en indien in dat geval het straat- en bebouwingsbeeld onevenredig zou worden aangetast.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, met uitzondering van toegestane ondergeschikte detailhandel en horeca ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
-
het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning, anders dan in bedrijfswoning;
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming kan worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
-
bij indiening van het verzoek tot wijziging inzicht dient te worden gegeven op welke wijze afstemming met de omgeving heeft plaatsgevonden en wat daarvan de resultaten zijn;
-
de maatschappelijke activiteiten ter plaatse volledig beëindigd dienen te zijn;
-
de woonfunctie uitsluitend mag worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing;
-
het parkeren ten behoeve van het wonen wordt gerealiseerd op het eigen terrein;
-
het aantal woningen past binnen een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd woonplan;
-
voor het overige de bestemmingsregels van de bestemming ‘Wonen’ van overeenkomstige toepassing is.
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sport- en speelvelden;
-
ijsbanen,
en tevens voor:
-
een skatevoorziening, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - skatevoorzieningen",
met de daarbij behorende:
-
voorzieningen, zoals kantines;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water, met een functie ten behoeve van de waterberging en de waterhuishouding.
12.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)", met dien verstande dat bij platte afdekking de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de maximaal toegestane goothoogte.
-
Voor het bouwen van gebouwen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 50 m2 per bestemmingsvlak;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 15 m bedragen.
12.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en nokrichting van bouwwerken.
Artikel 13 Verkeer - Verblijf
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “water” de gronden voor ten minste 90% dienen te zijn ingericht met waterlopen en/of waterpartijen.
In de bestemming zijn dammen, duikers en bruggen begrepen.
13.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
13.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangegeven gronden zijn bestemd voor:
-
waterpartijen en watergangen, met een functie ten behoeve van de waterberging en de waterhuishouding;
-
openbaar vaarwater, vaarten en waterlopen met een functie ten behoeve van (recreatieve) scheepvaart, waterberging en/of de waterhuishouding;
-
oevers;
-
kades;
-
bruggen, duikers en dammen;
-
openbare nutsvoorzieningen,
en tevens voor:
-
steigers, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "steiger".
14.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
steigers mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding "steiger", met dien verstande dat de bouwhoogte van een steiger niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
14.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden ten behoeve van (vaste) ligplaatsen voor woonschepen.
Artikel 15 Wonen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen, al dan niet in combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, waarbij er sprake dient te zijn van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
-
bijbehorende bouwwerken,
en tevens voor:
-
volkstuinen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "volkstuin",
-
een rijksmonument, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - rijksmonument",
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
groenvoorzieningen, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "groen" de gronden overwegend dienen te zijn ingericht en behouden met groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water.
De beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m², met dien verstande dat ten hoogste 16 m² gebruikt mag worden ten behoeve van aan het aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf gebonden detailhandel.
15.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";
-
het hoofdgebouw mag uitsluitend gebouwd worden in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
-
de afstand tussen de zijgevel van de niet aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
-
de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 m bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)";
-
het hoofdgebouw mag uitsluitend worden afgedekt met een kap waarvan de dakhelling niet minder dan 35° mag bedragen;
-
de maximale goot- en bouwhoogte en de minimale dakhelling van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduidingen "karakteristiek" en/of “specifieke bouwaanduiding - rijksmonument" mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte en niet minder bedragen dan de bestaande dakhelling.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken of uitbreiding daarvan gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken en uitbreidingen daarvan mogen uitsluitend in het achtererfgebied of in een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande bijbehorende bouwwerken buiten het achtererfgebied of buiten een bouwvlak;
-
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijke hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan:
-
5 m,
-
0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en
-
de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
voor een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 4 m van het oorspronkelijke hoofdgebouw, geldt dat:
-
indien de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk meer dan 3 m is het dak wordt voorzien van een schuin dak, waarbij de dakvoet niet hoger dan 3 m mag zijn, de daknok wordt gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55°, en waarbij de hoogte van de daknok niet meer is dan 5 m en verder wordt begrensd door de volgende formule:
"maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelgrens [m] x 0,47) + 3";
-
de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot openbaar toegankelijk gebied mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
-
de ligging van een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, mag in geval van meer dan één bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag worden gerealiseerd;
-
een bijbehorend bouwwerk mag niet worden voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte;
-
de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
-
in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: 50% van dat bebouwingsgebied;
-
in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m², vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m²;
-
in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m²: 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 150 m².
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een erf- of perceelafscheiding, mag niet meer bedragen dan:
-
1 m, of
-
niet hoger dan 2 m, en
-
op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
-
achter de voorgevelrooilijn, en
-
op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
-
in afwijking van het bepaalde onder a mogen erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw over het gedeelte tussen het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 2 m bedragen, indien een bijbehorend bouwwerk vóór de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van verkeers- en verblijfsvoorzieningen en speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
15.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats, afmetingen en nokrichting van bouwwerken;
-
de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en kapvorm van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" indien afwijkend wordt gebouwd ten opzichte van de bestaande bouwvorm en indien in dat geval het straat- en bebouwingsbeeld onevenredig zou worden aangetast.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 2 en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 2 en 4 en toestaan dat een hoofdgebouw buiten de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 2 en 4, ten behoeve van het oprichten van aan- of uitgebouwde gedeelten van woningen, zoals erkers en ingangsportalen, voor de bouwgrens, met dien verstande dat:
-
deze aan- en uitgebouwde gedeelten geen grotere diepte en hoogte mogen hebben dan 1,5 m, respectievelijk 2,50 m;
-
de breedte niet meer dan 50% van de gevelbreedte mag bedragen;
-
het bepaalde in 15.2, sub a, onder 5, ten behoeve van een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, met dien verstande dat het maximaal aantal aaneen te bouwen woningen onverminderd van kracht blijft en door een deskundige op het gebied van brandveiligheid is vastgesteld dat is voldaan aan de brandveiligheidseisen tussen de gebouwen onderling;
-
het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 7 ten behoeve van een goothoogte en een bouwhoogte van respectievelijk ten hoogste 6 m en 9,5 m;
-
het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 8, ten behoeve van een afdekking met een kap met een dakhelling minder dan 35° of een platte afdekking;
-
het bepaalde in lid 15.2, sub b, onder 1 ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het achtererfgebied of buiten het bouwvlak;
-
het bepaalde in lid 15.2, sub b, onder 7, tot een oppervlakte van 120 m² ten behoeve van een ruimtebehoevende hobby of een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf.
15.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning, met uitzondering van mantelzorg.
15.6 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming kan worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', met dien verstande dat:
-
bij indiening van het verzoek tot wijziging inzicht dient te worden gegeven op welke wijze afstemming met de omgeving heeft plaatsgevonden en wat daarvan de resultaten zijn;
-
uitsluitend bedrijven genoemd in de categorie 1 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
-
de bedrijfsmatige activiteiten uitsluitend mogen worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing;
-
er niet meer dan één bedrijfswoning is toegestaan;
-
het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten wordt gerealiseerd op het eigen terrein;
-
voor het overige de bestemmingsregels van de bestemming ‘Bedrijf' van overeenkomstige toepassing is.
-
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming kan worden gewijzigd in de bestemming 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:
-
bij indiening van het verzoek tot wijziging inzicht dient te worden gegeven op welke wijze afstemming met de omgeving heeft plaatsgevonden en wat daarvan de resultaten zijn;
-
de maatschappelijke functie uitsluitend mag worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing;
-
er niet meer dan één bedrijfswoning is toegestaan;
-
het parkeren ten behoeve van de maatschappelijke functie wordt gerealiseerd op het eigen terrein;
-
voor het overige de bestemmingsregels van de bestemming ‘Maatschappelijk’ van overeenkomstige toepassing is.
Artikel 16 Wonen - Puoldyk
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Puoldyk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen, al dan niet in combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, waarbij er sprake dient te zijn van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
-
bijbehorende bouwwerken,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
water, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “water” de gronden voor ten minste 90% dienen te zijn ingericht met waterlopen en/of waterpartijen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgenden regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
het aantal hoofdgebouwen mag ten hoogste het aangeven aantal ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” bedragen;
-
de voorgevel van een hoofgebouw dient voor ten minste 60% in de voorgevelrooilijn ter plaatse van de aanduiding “gevellijn” te worden gebouwd;
-
de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 3 m te bedragen;
-
hoofdgebouwen mogen plat dan wel met een kap worden afgedekt;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw dat is afgedekt met een kap mag ten hoogste 9 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw dat plat is afgedekt mag ten hoogste 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte dient ten minste 6 m te bedragen;
-
het bouwvolume van het hoofdgebouw dient binnen het bouwvolume te worden gebouwd zoals in bijlage 3 bij deze regels is opgenomen.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd binnen een bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen”;
-
indien bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak worden gebouwd dienen ze ten minste op 2 m achter de voorgevel van een hoofdgebouw, die gebouwd is ter plaatse van de aanduiding “gevellijn”, te worden gebouwd;
-
van de gronden ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” mag ten hoogste 40% worden bebouwd;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3,1 m bedragen;
-
bijbehorende bouwwerken mogen plat dan wel met een kap te worden afgedekt;
-
de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 1 m te bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
16.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en nokrichting van bouwwerken.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel of meer bedraagt dan 50 m², waarvan maximaal 16 m² detailhandel ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.4 en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt voor bewoning, mits:
-
de bewoning van een bijgebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
er aantoonbaar sprake is van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;
-
er sprake blijft van één huishouding;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
de oppervlakte van de woonruimte ten behoeve van mantelzorg per hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 50 m².
Artikel 17 Wonen - Woongebouw
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen en/of wooneenheden, al dan niet in combinatie met een op de bewoners van de woningen gerichte zorgfunctie(s);
-
bergingen;
-
tuinen en erven;
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water,
en tevens voor:
-
een zorgboerderij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij".
17.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woongebouwen worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal woningen/wooneenheden per bouwvlak mag niet bedragen dan het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)", met dien verstande dat bij platte afdekking de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de maximaal toegestane goothoogte;
-
de maximale goot- en bouwhoogte en de minimale dakhelling van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte en niet minder bedragen dan de bestaande dakhelling;
-
in afwijking van het bepaalde onder 4 mogen lift- en/of luchtkokers op de gebouwen worden geplaatst met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m ten opzichte van de bouwhoogte van het gebouw en met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 100 m².
-
Voor het bouwen van een fietsenhok gelden de volgende regels:
-
uitsluitend het bestaande fietsenhok is toegestaan;
-
de goot- en bouwhoogte en oppervlakte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte en oppervlakte.
-
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
vrijstaande bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij";
-
vrijstaande bijgebouwen dienen achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd;
-
de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen per bouwperceel mag niet meer dan 150 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van het bouwperceel niet meer dan 50% mag bedragen;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag niet meer dan 3 m bedragen, terwijl bij afdekking met een kap de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen niet meer dan respectievelijk 3 m en 5,5 m mag bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
17.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en nokrichting van bouwwerken.
Artikel 18 Leiding - Riool
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
de instandhouding van een rioolpersleiding met een belemmeringenstrook, alsmede het onderhoud en beheer van de rioolpersleiding.
In geval van strijdigheid van regels, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
18.2 Bouwregels
-
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 onder a en toestaan dat de bij de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende rioolpersleiding;
-
vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:
-
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
-
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
-
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende rioolpersleiding.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
In geval van strijdigheid van regels, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
19.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² of dieper dan 0,3 m beneden het maaiveld, moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
-
Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan er één of meer van de volgende voorwaarden verbonden worden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
-
Indien aan de vergunning voorwaarden worden verbonden als bedoeld in sub b, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen, is een omgevingsvergunning vereist:
-
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet dieper gaan dan 0,3 m beneden het maaiveld of een kleinere oppervlakte dan 50 m² beslaan.
-
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
-
Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld;
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
-
Indien uit het in sub d genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden verbonden worden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties;
-
Indien aan de vergunning voorwaarden worden verbonden als bedoeld onder sublid 1 en 2, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 3
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
In geval van strijdigheid van regels, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
20.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² of dieper dan 0,3 m beneden het maaiveld, moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
-
Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan er één of meer van de volgende voorwaarden verbonden worden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
-
Indien aan de vergunning voorwaarden worden verbonden als bedoeld in sub b, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen, is een omgevingsvergunning vereist:
-
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het verlagen van het waterpeil;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet dieper gaan dan 0,3 m beneden het maaiveld of een kleinere oppervlakte dan 500 m² beslaan.
-
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
-
Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld;
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
-
Indien uit het in sub d genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden verbonden worden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties;
-
Indien aan de vergunning voorwaarden worden verbonden als bedoeld onder sublid 1 en 2, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.
Artikel 21 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het dorpsgezicht zoals weergegeven in het aanwijzingsbesluit van Dronryp als beschermd dorpsgezicht, opgenomen als bijlage 4 bij deze regels.
In geval van strijdigheid van regels, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de maximale goot- en bouwhoogte en de minimale dakhelling van gebouwen ter plaatse van de aanduidingen "specifieke bouwaanduiding - structureel en architectonisch beeldbepalend” of “specifieke bouwaanduiding - structureel beeldbepalend” mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte en niet minder bedragen dan de bestaande dakhelling.
21.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het straatwand- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
-
de verschijningsvorm van de bebouwing op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - structureel en architectonisch beeldbepalend” of “specifieke bouwaanduiding - structureel beeldbepalend” aangeduide gebouwen,
nadere eisen stellen aan:
-
de gevelindeling van hoofdgebouwen;
-
het materiaalgebruik bij hoofdgebouwen, in die zin dat sprake dient te zijn van gebakken stenen en gebakken dakpannen en dat in de kleurstelling aangesloten dient te worden bij het traditionele kleurgebruik;
-
de dakvorm en het materiaalgebruik van aan- en bijbehorende bouwwerken en overkappingen, in die zin dat gebruik wordt gemaakt van gebakken materialen en/of hout in traditionele kleurstellingen;
-
het materiaalgebruik van erfafscheidingen;
-
de plaats en oppervlakte, bouwhoogte en goothoogte van de bebouwing.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het afgraven en/of ophogen, het beplanten en het aanleggen van oppervlakteverharding.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
-
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht opgenomen als bijlage 4 bij deze regels.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene bouwregels
23.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het toepassen van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.
23.2 Bestaand
Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:
-
een grotere goothoogte;
-
een grotere bouwhoogte;
-
een grotere (bebouwings-)oppervlakte;
-
een grotere dakhelling;
-
een kleinere dakhelling,
heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan mag:
-
de goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en/of dakhelling ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en/of dakhelling bedragen;
-
de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling bedragen.
23.3 Voorwaardelijke bepaling toename verhard oppervlak
Een omgevingsvergunning voor het bouwen waarbij het verhard oppervlak toeneemt met:
-
meer dan 200 m² in stedelijk gebied, of
-
meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied,
wordt verleend wanneer aantoonbaar afstemming met het Cluster Plannen van Wetterskip Fryslân over het bouwplan inzake de toename van het verhard oppervlak en de te nemen compensatiemaatregelen daarvan heeft plaatsgevonden, dan wel dat de te nemen compensatiemaatregelen als voorgesteld door Wetterskip Fryslân krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning voldoende is verzekerd.
Artikel 24 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
-
het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
-
het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen en/of stacaravans en chalets.
Artikel 25 Algemene aanduidingsregels
25.1 Gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie"
De gronden ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – industrie” zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) en met het oog op de geluidbelasting vanwege een industrieterrein, tevens aangeduid voor:
-
de bescherming en instandhouding van de geluidruimte voor industrie;
-
het toenemen van het aantal geluidgevoelige objecten en geluidgevoelige functies ten opzichte van het bestaande aantal.
25.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen in of op deze gronden geen geluidgevoelige objecten en geluidgevoelige functies worden gebouwd dan wel opgericht.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2 en toestaan dat geluidgevoelige objecten en geluidgevoelige functies worden gebouwd dan wel opgericht, mits is aangetoond door middel van een deskundigenverklaring dat met het oog op de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een verkregen hogere waarde.
25.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden in het plan de aanduiding “geluidzone – industrie” wordt aangepast of ontnomen, indien de geluidsbelasting ten behoeve van een industrieterrein wijzigt of het betreffende bedrijf is beëindigd.
Artikel 26 Algemene afwijkingsregels
26.1 Algemeen
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
van de bestemmingsregels voor het overschrijden van een bouwvlak met niet meer dan 1 m indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het verduurzamen van gebouwen door middel van het isoleren van de schil/buitenkant van het gebouw, met dien verstande dat vóór de verlening van een omgevingsvergunning sprake dient te zijn van een positief welstandsadvies;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de inhoud van de gebouwen niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
-
de bouwhoogte van de gebouwen niet meer dan 4 m mag bedragen;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van openbaar nut worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van deze bouwwerken niet meer dan 10,00 m mag bedragen;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m. Deze omgevingsvergunning zal pas worden verleend indien na beoordeling door het Ministerie van Defensie is gebleken dat hiertegen uit het oogpunt van vliegveiligheid en functioneren van radar- en telecommunicatievoorzieningen van de Koninklijke Luchtmacht geen bezwaar bestaat;
-
het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
-
de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 15 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
-
De in sub a bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld.
26.2 Afwijkingsregel woningaantal
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld,
met een omgevingsvergunning afwijken van de in hoofdstuk 2 opgenomen bouwregels ten aanzien van de bepaalde (bedrijfs-)woningaantallen, met dien verstande dat:
-
voor bedrijfswoningen geldt dat niet meer dan één bedrijfswoning per bouwperceel is toegestaan;
-
het aantal woningen past binnen een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd woonplan.
Artikel 27 Overige regels
27.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
-
Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
-
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
-
Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
-
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:
-
indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
-
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Toetsing vindt plaats aan het beleid verwoord in het ASVV 2012 (uitgave van het CROW).
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
28.1 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.2 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het afwijken van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 29 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Bestemmingsplan Dronryp 2018”.