direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 5 Woningen in Delfstrahuizen
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1940.WPDEH185WONINGEN-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend ''Wijzigingsplan 5 Woningen in Delfstrahuizen” is opgesteld om een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken ten behoeve van de realisatie van 5 extra woningen nabij Delfstrahuizen binnen het bestemmingsplan Uitbreiding Delfstrahuizen-West. Deze mogelijkheid wordt geboden door middel van de toepassing van een wijzigingsbevoegheid die in dit bestemmingsplan is opgenomen. 

1.2 Leeswijzer

Dit wijzigingsplan bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk komt in hoofdstuk 2 het planvoornemen aan de orde. De daarop volgende twee hoofdstukken behandelen het van toepassing zijnde beleidskader (hoofdstuk 3) en geven de onderbouwing van de uitvoerbaarheid wat betreft milieukundige en planologische randvoorwaarden (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 bevat de juridische vormgeving en hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planvoornemen

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied van dit wijzigingsplan ligt in Delfstrahuizen in de gemeente De Fryske Marren, ten oosten van het Tsjûkemar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.WPDEH185WONINGEN-VA01_0001.png"

Figuur 1. Uitsnede verbeelding Bestemmingsplan ''Uitbreiding Delfstrahuizen - West''

(Bron: Ruimtelijkeplannen)

Planologische situatie

De gronden binnen het plangebied zijn bestemd als 'Wonen'. De voor ‘Wonen' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden werkactiviteit;
    • 2. bêd & brochje;
  • b. een ontsluitingsweg, al dan niet in combinatie met parkeervoorzieningen op de gronden ter plaatse van de aanduiding “ontsluiting”,

Binnen het plangebied mogen momenteel niet meer dan 40 woningen worden gebouwd.

2.2 Toekomstige situatie

Het planvoornemen bestaat uit het realiseren van 5 extra woningen binnen de woonbestemming. De wijziging is dat er in het plangebied 45 woningen, in plaats van 40 woningen, gebouwd mogen worden. Deze 5 extra woningen worden zo geplaatst dat er sprake is van een inbreiding; de woonbestemming hoeft er niet voor te worden uitgebreid.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13 maart 2012 is de “Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte” (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota’s vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en de mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen waarbij 13 nationale belangen aan de orde zijn die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio’s. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Met uitzondering van de toepassing van nationaal belang 13 betreffende de “zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten” heeft het planvoornemen verder geen betrekking op nationale belangen. Dit wijzigingsplan is derhalve niet in strijd met het rijksbeleid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ( 2011)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het ‘Besluit algemene regels ruimtelijke ordening’ (Barro, 7 december 2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd.

Nationaal Waterplan (2009)

Het “Nationaal Waterplan” (NWP) uit 2009 heeft een formele rol in de ruimtelijke ordening en bevat de hoofddoelstelling voor waterbeheer in Nederland en is de vervanger van de Vierde Nota Waterhuishouding en alle voorgaande nota’s hieromtrent. Het NWP is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet (die per 22 december 2009 van kracht is geworden en heeft gezorgd voor een ingrijpende bundeling van waterwetgeving) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en is opgesteld voor de planperiode 2009-2015. Het NWP gaat uit van integraal waterbeheer en van een watersysteembenadering. Het hoofdthema is ‘Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst’. Het NWP beoogt te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het beleid richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en andere vormen van gebruik van water. In het NWP is beleid opgenomen voor het IJsselmeergebied, de Noordzee en de stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water. Daarnaast bevat het NWP, naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008, beleid over maatregelen die genomen moeten worden vanwege de verwachte klimaatsveranderingen.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân (2007)

Door Provinciale Staten is op 13 december 2006 het “Streekplan Fryslân 2007” vastgesteld. Hierin is het provinciaal beleid voor de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie voor de periode tot en met 2015 opgenomen. Uitgangspunt van het streekplan is het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’. Hiermee bedoelt de provincie dat in (ruimtelijke) plannen, ontwerpen en in de uitvoering uitdrukkelijk de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde worden toegevoegd aan de omgeving. Door deze waarden is een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling van Fryslân gewaarborgd. Met een duurzame ontwikkeling wordt voorzien in de behoeften van de huidige generaties, zonder daarbij de mogelijkheden te beperken van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien. Dit wil de provincie verbinden aan een sterke sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving waarbij zij inzet op het ontwikkelen van onder andere de aanwezige bodem, cultuurhistorische en waterkwaliteiten.

Het beleid voor het wonen in deze kernen is gericht op de eigen behoefte. De verdeling van de mogelijkheden voor het bouwen van woningen is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de gemeente.

Verordening Romte Fryslân ( 2014)

Door Provinciale Staten is d.d. 25 juni 2014 de “Verordening Romte Fryslân 2014” vastgesteld die per 1 augustus 2014 in werking is getreden. Deze verordening betreft een integrale herziening van de eerdere “Provinciale Verordening Romte Fryslân” uit 2011. Middels deze verordening stelt Provinsje Fryslân concrete regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen (onder meer uit het streekplan) doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als onvoldoende aan die zienswijze tegemoet wordt gekomen. Aan het gestelde in de verordening wordt voldaan.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Lemsterland (2010)

Op 22 november 2010 heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Lemsterland voor haar hele grondgebied de “Structuurvisie Lemsterland” vastgesteld. Hierbij is een planhorizon van 10 jaar (2010-2020) gehanteerd met een doorkijk naar de periode na 2020. De structuurvisie vormt een kader voor gemeentelijke ruimtelijke plannen (zoals het bestemmingsplan) en exploitatieplannen, alsmede een toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke initiatieven. De uitbreiding van Delfstrahuizen, waarvoor met het vigerende bestemmingsplan een planologisch-juridische basis is gecreëerd, is verder concreet opgenomen in de projectenlijst in de structuurvisie. In de structuurvisie is aangegeven dat dit een relatief grote ontwikkeling betreft. Tot 2016 kunnen in het gebied 40 woningen worden gerealiseerd. Hiertoe is reeds contingent beschikbaar gemaakt. Deze woningen zijn al gerealiseerd.

Uitvoeringsprogramma woningbouw 2013 tot 2020 Fusiegemeente De Friese Meren

De gemeente De Fryske Marren hanteert voor het ontwikkelperspectief de 'Woonvisie De Fryske Marren 2014 – 2018', die door de raad is vastgesteld in juni 2014. Dit vormt het kader voor het volkshuisvestelijk beleid.

De gemeente De Fryske Marren heeft deze Wooonvisie vertaald in het 'Uitvoeringsprogramma Woningbouw De Fryske Marren 2016 tot 2026', die op 1 maart 2017 is vastgesteld door de gemeenteraad. In februari 2018 zijn afspraken gemaakt tussen de Regio Zuidwest Friesland en de provincie Fryslân aangaande de bouwruimte.

De gemeenten in de regio Zuidwest krijgen daarbinnen een netto bouwruimte voor 2.500 woningen als basisprogramma, waarvan circa 1.000 woningen voor de gemeente De Fryske Marren en 1.500 woningen voor de gemeente Súdwest-Fryslân. Gemeenten en provincie zijn overeengekomen dat voor woningbouwontwikkelingen buiten het bestaand bebouwd gebied een uitbreidingspercentage geldt van maximaal 60% van het basisprogramma.

Het project Delfstrahuizen-West (ontwikkeling Wetterwille) was oorspronkelijk opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Woningbouw De Fryske Marren 2016 tot 2026 voor een aantal van 40 woningen. Gedurende de planontwikkeling is gebleken dat er sprake is van herziening van de verkaveling van het oorspronkelijke plan. Er worden nu een aantal vrijstaande woningen vervangen door rijwoningen (prijssegment € 175.000 - € 225.000) danwel 2^1 kapwoningen (prijssegment € 225.000 - € 400.000), aangevuld met een vrijstaande woning. Hiermee wordt ook ingespeeld op de vraag naar woningen voor koopstarters op de woningmarkt. De 5 extra woningen binnen het project Delfstrahuizen-West (ontwikkeling Wetterwille) kunnen worden ingevuld binnen het basisprogramma en leiden tot een stedenbouwkundig optimaler plan.

De gemeente verwerkt deze toevoeging binnen het geldende 'Uitvoeringsprogramma Woningbouw De Fryske Marren 2016 tot 2026' en de provinciale afspraken, zodat bij een uitleglocatie op een andere locatie in de gemeente sprake is van een minder aantal woningen (tevens door planherziening).

Wijzigingsvoorwaarden

Een wijzigingsbevoegdheid kent altijd bepaalde voorwaarden die in acht moeten worden genomen. Zoals eerder al aangegeven is in het bestemmingsplan 'Uitbreiding Delfstrahuizen - West de wijzigingsbevoegdheid om de 5 extra woningen te bouwen en de voorwaarden die daaraan verbonden zijn opgenomen. In deze paragraaf wordt aangegeven hoe bij dit planvoornemen met de voorwaarden is omgegaan. Onderstaand worden de voorwaarden weergegeven.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de sociale veiligheid

overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het maximum aantal woningen, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging uitsluitend betrekking mag hebben op ten hoogste 5 woningen bovenop het toegestane aantal woningen binnen de bestemming ‘Wonen', met dien verstande dat de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden:
    • 1. binnen de met dit bestemmingsplan voor ‘Wonen' bestemde gronden; of,
    • 2. binnen de met dit bestemmingsplan voor ‘Recreatie - Recreatiewoning’ bestemde gronden, aansluitend aan de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat er bij gebruik van deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend nieuwe woningen mogen worden gebouwd;
  • b. voor het overige de bestemmingsregels uit Artikel 9 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

Het planvoornemen betreft de bouw van 5 extra woningen. Deze woningen zullen worden gebouwd binnen de bestemming 'Wonen', de bestemmingsregels 'Wonen' zullen overeenkomstig van toepassing zijn. Alle omgevingsaspecten zijn voor het overige nader getoetst in hoofdstuk 4 van deze toelichting. Op basis van deze toetsing is geconcludeerd dat het plan geen belemmeringen met zich meebrengt waardoor ook aan deze voorwaarde wordt voldaan. Voor de inhoudelijke bespreking wordt verwezen naar hoofdstuk 4 van deze toelichting.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

4.1 Water

Op grond van artikel 3.1.1 Bro is de watertoets verplicht voor alle ruimtelijke plannen. In een hierover op te nemen paragraaf dient te worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.

Voor elk plan wordt in het kader van de watertoets bepaald wat het effect is op de waterhuishouding. Het desbetreffende plangebied ligt in het beheersgebied van het Wetterskip Fryslân. De watertoets is uitgevoerd op 23 mei 2018. Het resultaat van deze watertoets is als bijlage 1 aan deze toelichting toegevoegd.

Hieruit bleek dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Het planvoornemen maakt een oppervlakte van 1.250 m2   aan verharding mogelijk. Deze toename van verharding is al beoordeeld in kader van het vaststellen van het bestemmingsplan ''Uitbreiding Delfstrahuizen - West''. In het moederplan is berekend dat een oppervlakte van 35.000 m2 zou worden verhard (hierin zijn de vijf extra woningen al meegenomen). Het toegenomen wateroppervlakte is circa 26.000 m2. De compensatie van verhard oppervlak is circa 75% en voldoet dus ruimschoots aan de benodigde compensatie wateroppervlakte van 10%².

Conclusie

Geconcludeerd wordt daarom dat de uitvoering van het plan niet wordt belemmerd door bezwaren die betrekking hebben op waterhuishouding.

4.2 Andere aspecten

Alle andere planologisch relevanten omgevingsaspecten zijn in het kader van het bestemmingsplan 'Uitbreiding Delfstrahuizen-West' reeds beoordeeld. Er is geen sprake van ander gebruik dan het bestemde gebruik, noch is er sprake van uitbreiding van de woonbestemming op grond waarvan de omgevingsaspecten opnieuw beoordeeld zouden moeten worden. Er bestaat dan ook geen aanleiding om deze omgevingsaspecten opnieuw te beoordelen.

Hoofdstuk 5 Juridische opzet

5.1 Procedure wijzigingsplan

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn wettelijke regels voor de wijzigingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:

Voorbereidingsfase

Door burgemeester en wethouders wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.3.1. van het Bro (in Huis aan Huis en via de website) kennis gegeven van het voornemen om dit bestemmingsplan te herzien. De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan vervolgens onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro haar voornemen (vaak in de vorm van een voorontwerpbestemmingsplan) beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden.

Terinzageleggingfase

Na de aankondiging in de Staatscourant, in ten minste één plaatselijk dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en op de internetpagina van de gemeente, wordt het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door belanghebbenden een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend.

Vaststellingsfase

Na de periode van terinzagelegging stelt het college van burgemeester en wethouders het ontwerpwijzigingsplan, mogelijk met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.

Beroepsfase

Na de vaststelling van het wijzigingsplan maakt het college het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde wijzigingsplan ter inzage. Dit gebeurt als volgt:

  • Indien Gedeputeerde Staten of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport een zienswijze hebben ingediend die door het college niet volledig is overgenomen of indien het college het wijzigingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
  • Indien het wijzigingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan eventuele zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport wordt het vaststellingsbesluit door het college uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het wijzigingsplan ter inzage gelegd.

5.2 Plansystematiek

Algemeen

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wro, het Bro en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast. De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit onder meer dat niet meer wordt gesproken van voorschriften maar van regels. Tevens zijn er een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in het artikel aangaande begrippen. In het Bro is een formulering opgenomen ten aanzien van de antidubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze teksten zijn neergelegd in de planregels.

Analoog en digitaal

De regels zijn zo opgesteld dat deze gebruikt kunnen worden in een analoog alsook in een digitaal bestemmingsplan. Op basis van de Wro is het digitaal vastgestelde bestemmingsplan leidend. Als er een verschil bestaat tussen het analoge en digitale bestemmingsplan, is het digitale bestemmingsplan bepalend qua vormgeving en inhoud.

Standaard hoofdstukindeling

De hoofdstukindeling van de regels is op een standaard wijze opgesteld, namelijk:

  • 1. Inleidende regels:
      • Begrippen [artikel 1]
      • Wijze van meten [artikel 2]
  • 2. Bestemmingsregels:
      • Wonen [artikel 3 ]
  • 3. Algemene regels:
      • Anti-dubbeltelregel [artikel 4]
      • Algemene gebruiksregels [artikel 5]
      • Algemene afwijkingsregels [artikel 6]
      • Overige regels [artikel 7]
  • 4. Overgangs- en slotregels:
      • Overgangsrecht [artikel 8]
      • Slotregel [artikel 9]

5.3 Toelichting op de regels

Inleidende regels

Artikel 1 : Begrippen

In artikel 1 van de regels worden waar nodig de in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn.

Artikel 2 : Wijze van meten

De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is opgenomen in artikel 2.

Bestemmingsregels

Artikel 3 : Wonen

De in het plan opgenomen bestemming ‘Wonen’ ziet toe op de te realiseren woonfunctie, al dan niet in combinatie aan-huis-verbonden werkactiviteiten dan wel bêd & brochje. Vastgelegd is dat een bouwperceel voor een woning voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd met hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Het aantal te bouwen hoofdgebouwen in het gebied is bij recht op maximaal 45 woningen gesteld. Hiervan is aangegeven dat een hoofdgebouw uit ten hoogste 4 aaneen gebouwde woningen mag bestaan. Bouwregels zijn nader in de regels vastgelegd.

Het gaat hierbij onder meer om de maatvoering, het bouwen in rooilijnen en het bewaren van afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen en dergelijke. Verschillende vormen van gebruik zijn als strijdig met de woonbestemming aangemerkt. Hierbij gaat het om bedrijfsmatige activiteiten die het kleinschalige en de aan-huis-verbonden werkactiviteiten overschrijden. Ter onderscheid hiertoe zijn criteria (zoals oppervlaktebepalingen) geformuleerd. Daarnaast blijft de voorwaardelijke verplichting uit het moederplan gelden. Deze voorwaardelijke verplichting ziet er op toe dat in de woonbestemming de gronden en bouwwerken pas kunnen worden gebruikt wanneer de landschappelijke inpassing betreffende de parkachtige inrichting van de groenbestemming in het moederplan als bedoeld in het beeldkwaliteitsplan, behorend bij het moederplan, is gerealiseerd en wordt behouden.

Algemene regels

Artikel 4 : Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel in artikel 4 ziet er op toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden ten tijde van het geldende bestemmingsplan.

Artikel 5 : Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels in artikel 5 is vastgelegd welk gebruik in ieder geval strijdig is met de in de regels gegeven bestemmingsomschrijvingen.

Artikel 6 : Algemene afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels in artikel 4 bieden enige flexibiliteit als het gaat om het afwijken van in het plan opgenomen maten en bieden ruimte om bepaalde voorzieningen te kunnen realiseren.

Artikel 7 : Overige regels

De overige regels in artikel 7 zien er op toe dat er een juiste afstemming aanwezig is tussen het wijzigingsplan en wettelijke regelingen zoals die bij de inwerkingtreding van het bestemmingsplan van kracht zijn. Daarnaast ziet artikel 7 er op toe dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in standgehouden.

Overgangs- en slotregels

Overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven formulering van het overgangsrecht en de SVBP2012 zijn de overgangs- en slotregels in de afsluitende artikelen 8 en 9 van de regels opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende wijzigingsplan is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van de initiatiefnemer. De uit het plan voortkomende kosten zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Met de initiatiefnemer zal een planschadeovereenkomst worden afgesloten.

Op basis van deze overweging mag het voorliggende wijzigingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht. De uitvoerbaarheid van het voorliggende wijzigingsplan zal niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid worden belemmerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan is voor overleg voorgelegd aan de overlegpartners. Brandweer Fryslân en de provincie Fryslân hebben hierop gereageerd.

Brandweer Fryslân heeft geen bijzondere opmerkingen die aanleiding geven om het plan aan te passen. Voor de inhoud van de reactie wordt verwezen naar de bijlage bij deze toelichting.

Provincie Fryslân reageert op de realisatie van de vijf extra woningen als volgt:

'Ik constateer dat u in uw prioritaire overzicht van het uitvoeringsprogramma al nagenoeg invulling geeft aan 60% buitenstedelijk ruimte. Ik vraag u de motivering in de toelichting van uw bestemmingsplan verder aan te scherpen en daarin te verantwoorden hoe u deze 5 woningen zult opnemen in uw uitvoeringsprogramma. Indien er sprake blijkt te zijn van overschrijding van de 60% vraag ik u nader te motivering welke projecten zullen afvallen of in welk project u verwacht minder woningen te zullen realiseren. Ook ten aanzien van de woningbehoefte ontbreekt een duidelijke motivering, vooral nu er reeds 40 woningen gerealiseerd zullen worden. Welke (urgente) woningbehoefte onderbouwt de vraag naar deze 5 extra woningen?'

Naar aanleiding van deze reactie is de tekst van paragraaf 3.3. over het gemeentelijk beleid als volgt aangepast:

De gemeente De Fryske Marren hanteert voor het ontwikkelperspectief de 'Woonvisie De Fryske Marren 2014 – 2018', die door de raad is vastgesteld in juni 2014. Dit vormt het kader voor het volkshuisvestelijk beleid.

De gemeente De Fryske Marren heeft deze Wooonvisie vertaald in het 'Uitvoeringsprogramma Woningbouw De Fryske Marren 2016 tot 2026', die op 1 maart 2017 is vastgesteld door de gemeenteraad. In februari 2018 zijn afspraken gemaakt tussen de Regio Zuidwest Friesland en de provincie Fryslân aangaande de bouwruimte.

De gemeenten in de regio Zuidwest krijgen daarbinnen een netto bouwruimte voor 2.500 woningen als basisprogramma, waarvan circa 1.000 woningen voor de gemeente De Fryske Marren en 1.500 woningen voor de gemeente Súdwest-Fryslân. Gemeenten en provincie zijn overeengekomen dat voor woningbouwontwikkelingen buiten het bestaand bebouwd gebied een uitbreidingspercentage geldt van maximaal 60% van het basisprogramma.

Het project Delfstrahuizen-West (ontwikkeling Wetterwille) was oorspronkelijk opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Woningbouw De Fryske Marren 2016 tot 2026 voor een aantal van 40 woningen. Gedurende de planontwikkeling is gebleken dat er sprake is van herziening van de verkaveling van het oorspronkelijke plan. Er worden nu een aantal vrijstaande woningen vervangen door rijwoningen (prijssegment € 175.000 - € 225.000) danwel 2^1 kapwoningen (prijssegment € 225.000 - € 400.000), aangevuld met een vrijstaande woning. Hiermee wordt ook ingespeeld op de vraag naar woningen voor koopstarters op de woningmarkt. De 5 extra woningen binnen het project Delfstrahuizen-West (ontwikkeling Wetterwille) kunnen worden ingevuld binnen het basisprogramma en leiden tot een stedenbouwkundig optimaler plan.

De gemeente verwerkt deze toevoeging binnen het geldende Uitvoeringsprogramma Woningbouw De Fryske Marren 2016 tot 2026 en de provinciale afspraken, zodat bij een uitleglocatie op een andere locatie in de gemeente sprake is van een minder aantal woningen (tevens door planherziening).