Plan: | Tjerkgaast 2017 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1940.BPTJE17TJERKGAAST-VA01 |
De gemeente De Fryske Marren is bezig met een actualisering van haar geldende bestemmingsplannen. De Wet ruimtelijke ordening stelt de verplichting aan de gemeente om haar bestemmingsplannen eens in de tien jaar te actualiseren. Zo diende ook het geldende bestemmingsplan voor de kern Tjerkgaast geactualiseerd te worden. Het geldende plan is op 30 mei 2007 vastgesteld door de raad van de (toenmalige) gemeente Skarsterlân.
Het uitgangspunt van een actualisatie is dat de actuele (planologische en/of vergunde) situatie wordt vastgelegd voor de komende 10 jaar, en dat, waar mogelijk, wordt aangesloten bij de geldende planologische regelingen. Bestaande rechten worden hierbij zoveel mogelijk weer overgenomen, indien en voor zover dit met inachtneming van andere (sectorale) wetgeving gestand kan blijven. Er zijn in de afgelopen tien jaar echter ook bestemmings-, wijzigings- en/of ontheffingsprocedures doorlopen. Deze wijzigingen zijn dan vigerend ten opzichte van het moederplan, en zullen dan ook overgenomen worden in deze actualisatie. Er is een inventarisatie uitgevoerd, zodat de meest actuele situatie in beeld is voor het leggen van de meest passende bestemmingen. Ook is rekening gehouden met recent beleid en regelgeving.
Het inhoudelijke uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het behoud van de bestaande ruimtelijke structuur, die gevormd wordt door de bebouwingsstructuur langs de Gaestdyk. De karakteristieken van Tjerkgaast blijven hiermee behouden en een verdere verdichting of verschuiving van de rooilijn wordt voorkomen.
Op de volgende afbeelding is aangegeven waar het plangebied zich bevindt. Tjerkgaast ligt vrij centraal in het grondgebied van de gemeente De Fryske Marren, ten noordoosten van Sloten. Tjerkgaast is gelegen aan en wordt doorsneden door de Gaestdyk.
Afbeelding: Luchtfoto plangebied
De begrenzing van het plangebied is hoofdzakelijk afgestemd op het huidig geldende bestemmingsplan, met toevoeging van het woonperceel en een ten zuiden daarvan gelegen aansluitend agrarisch perceel aan de zuidoostgrens van het dorp. Dit woonperceel wordt reeds door drie zijden van het geldende bestemmingsplan omsloten en wordt mede daarom meegenomen in dit bestemmingsplan.
Afbeelding: Begrenzing geldend bestemmingsplan
Het nu vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan "Tjerkgaast", vastgesteld door de raad van de (toenmalige) gemeente Skarsterlân op 30 mei 2007.
Het bestemmingsplan 'Tjerkgaast 2017' bestaat uit de volgende stukken:
Het bestemmingsplan wordt vergezeld door een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden.
Op de verbeelding staan de bestemmingen van de gronden in het plangebied. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld die de uitgangspunten van het plan verzekeren. Het plan gaat vergezeld met een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de huidige situatie en de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de omgevingsaspecten volgt. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Tjerkgaast is een dorp met ongeveer 190 inwoners en ligt centraal in het grondgebied van de gemeente De Fryske Marren, ten noordoosten van Sloten. Voor wat betreft de naam Tjerkgaast kan vermeld worden dat 'tsjerk' verwijst naar de kerk die oorspronkelijk aan Sint-Augustinus was gewijd, en dat 'gaast' verwijst naar een zandrug of hooggelegen zanderige grond. In de huidige situatie is het dorp te omschrijven als kleinschalig. Het gaat dan om kleinschaligheid in omvang en in functionaliteit.
Op onderstaande afbeelding is een luchtfoto van het dorp opgenomen.
Afbeelding: Luchtfoto Tjerkgaast
Historie
Tjerkgaast is een streekdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op een glaciale stuwwal. Het betreft een uitloper van de stuwwal in Gaasterland. Rondom het dorp liggen lage landen en door het dorp loopt de oude weg die van Stavoren door Gaasterland naar Doniawerstal voert. Op de grietenijkaart van Schotanus uit het jaar 1718 staat het als een redelijk bebouwde streek aangegeven met in het westen Kleine Gaast en in het oosten Wollegaast, buurten op dezelfde stuwwal. De kerk met een driezijdig koor en een houten geveltoren is in 1703 gebouwd ter vervanging van een voorgangster. Rond de kerk is enige komvorming opgetreden met gevarieerde bebouwing veelal uit de late 19de of vroege 20ste eeuw.
Afbeelding: kerk van Tjerkgaast
Het dorp is in de loop van de tijd bescheiden in omvang gebleven. Grote uitbreidingen hebben zich niet gemanifesteerd in de laatste decennia. Uiteraard is de bebouwing in de loop der jaren vervangen en/of gemoderniseerd. In het dorp staan enkele karakteristieke Friese boerderijvormen. De aanwezige functies zijn qua aantal en omvang passend voor het dorp. Er is vooral sprake van een woonfunctie. Er zijn daarnaast enkele aan de agrarische sector gebonden functies aanwezig in of nabij het dorp, aangevuld met een enkel lokaal kantoor of bedrijf zoals een makelaar, installatiebedrijf, stucadoorsbedrijf en een bloembinderij.
Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het plangebied. Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Het rijksbeleid is hiertoe niet van belang. Het plangebied raakt namelijk geen belangen die zijn vastgelegd in het Rijksbeleid zoals de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Er wordt achtereenvolgens ingegaan op het provinciaal en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied.
In het Streekplan (vastgesteld op 13 december 2006) staan de relaties tussen steden en platteland centraal. Er is sprake van een wisselwerking tussen beide gebieden. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland. Met concentratie wordt de benodigde massa, schaal en draagvlak verkregen voor het optimaal benutten van stedelijke potenties. De Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt regels aan bestemmingsplannen. Tjerkgaast valt onder de vlag van de overige kernen. Bij de overige kernen kunnen, naast opvang van de plaatselijke woonbehoefte, specifieke woonkwaliteiten ontwikkeld worden. Daarmee komt een compleet palet aan woonmilieus in het stedelijk bundelingsgebied beschikbaar. De nadruk ligt hier op de kwaliteit en niet op de kwantiteit van de woningbouw. In Tjerkgaast wordt derhalve geen (additionele) ruimte geboden voor woningbouwontwikkeling. De mogelijkheid voor additionele woningbouw is in dit bestemmingsplan dan ook niet meegenomen. Voor de vestigingsmogelijkheden in een overige kern zijn er mogelijkheden voor lichte bedrijven en kleine kantoren passend bij de schaal van de kern. In het plangebied wordt de bestaande situatie vastgelegd en er worden geen mogelijkheden geboden voor (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen. De bestemmingsplanregeling is afgestemd op de Verordening Romte Fryslân 2014.
Verder zijn op basis van het provinciaal beleid diverse thema's op het plangebied van toepassing. Hierbij worden uitsluitend regels gesteld ten aanzien van ontwikkelingen. Omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen, zijn deze thema's niet van belang. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het plangebied.
Visie de Friese Meren
Per 1 januari 2013 zijn de gemeenten Gaasterlân-Sleat, Lemsterland en Skarsterlân herindeeld tot de nieuwe gemeente De Fryske Marren. In de Visie De Friese Meren, vastgesteld op 4 februari 2014, beschrijft de gemeente hoe de nieuwe gemeente er uit ziet en wat haar ambities zijn. Ruimtelijk gezien is de gemeente De Fryske Marren een krachtige plattelandsgemeente. Het totale gebied kenmerkt zich door een krachtige variatie in landschap, met gaasten, weidegebieden, water, bossen en verschillende woonmilieus. De gemeente onderschrijft de kracht van water als beeldbepalend element. Illustratief hiervoor is de ligging aan het IJsselmeer met het unieke kliffenlandschap, de aanwezigheid van het merendeel van de Friese meren in de gemeente, Lemmer als oud vissersdorp, en een toeristische watersportsector van internationale allure. Daarnaast vraagt de van oudsher aanwezige samenhang tussen cultuur, taal, historie, Friese identiteit, bedrijvigheid en agrarische sector om een balans in behoud en ontwikkeling. In breder geografisch perspectief heeft De Fryske Marren een kansrijke ligging. Aan de poort van Fryslân gesitueerd is er zowel over de weg (A6 en A7) als het water (IJsselmeer, Prinses Margrietkanaal, Tsjûkemar) sprake van goede verbindingen met de regio, de rest van Nederland en Europa. De gemeente streeft er naar de kwaliteiten en de kansen die het gebied kent optimaal en in samenhang te benutten.
Strategisch Afwegingskader Woningbouw De Fryske Marren 2016 - 2026
In het Strategisch Afwegingskader Woningbouw De Fryske Marren 2016 - 2026 beschrijft de gemeente De Fryske Marren het beleid op het gebied van wonen voor de periode 2016-2026. Het Strategisch Afwegingskader Woningbouw vormt een actualisatie van het Uitvoeringsprogramma Woningbouw 2013 - 2020 en is een aanvulling op de Woonvisie De Fryske Marren 2014 - 2018. Dit beleid vormt de basis voor woningbouw in de gemeente en voor prestatieafspraken met de corporaties. Het beleidskader heeft voor de gemeente een tweeledig doel. Enerzijds wordt er duidelijkheid geboden richting inwoners, marktpartijen en partijen die als natuurlijke samenwerkingspartners zijn aangemerkt, zoals de corporaties. Anderzijds dient dit beleid als intern sturingsinstrument, waar keuzes worden gemaakt waar wel én niet nieuwe initiatieven worden geïnitieerd of ondersteund.
Voor de periode van 2016 tot 2026 is het beeld in de meest recente provinciale prognose (concept november 2016) dat er negatieve bevolkingsgroei (- 737) verwacht wordt in de gemeente De Fryske Marren. Het aantal huishoudens zal daarentegen toenemen met 935 in de periode 2016 tot 2026. Tot 2026 wordt door de gemeente een ontwikkelingsperspectief van 917 woningen gehanteerd. In 2017 hebben de gemeente De Fryske Marren, de Regio Zuidwest Friesland en de provincie Fryslân nieuwe afspraken omtrent woningbouwprogrammering gemaakt. Momenteel zijn er voor Tjerkgaast in het uitvoeringsprogramma woningbouw 2016 - 2026 geen concrete plannen voor woningbouw (in uitvoering). Gesteld kan worden dat dit bestemmingsplan in overeenstemming c.q. niet in strijd is met de doelstellingen van het Strategisch Afwegingskader Woningbouw De Fryske Marren 2016 - 2026.
Woonvisie De Friese Meren 2014 - 2018
De Woonvisie De Friese Meren 2014 - 2018, welke de basis vormt voor het Strategisch Afwegingskader Woningbouw De Fryske Marren 2016 - 2026, heeft als hoofddoelstelling van het woonbeleid, dat alle inwoners van De Fryske Marren binnen hun mogelijkheden zoveel mogelijk hun eigen woonwensen moeten kunnen realiseren. Deze doelstelling is uitgewerkt via drie pijlers: 'Aandacht voor kwaliteit', 'Een levensloopvriendelijke gemeente' en 'Goed wonen voor alle doelgroepen'. Om de kernen vitaal en leefbaar te houden, is een goede kwaliteit van de leefomgeving en de bestaande woningvoorraad van groot belang. De nieuwbouwproductie in de gemeente in de komende jaren is beperkt in omvang en concentreert zich in de grotere kernen zoals Joure, Lemmer en Balk. In andere grotere dorpen van de gemeente (Oudehaske en Sint Nicolaasga) is woningbouw mogelijk voor de eigen behoefte en, in beperkte mate, voor opvang van buiten de eigen kern. Er wordt gestreefd naar een groei van de woningvoorraad met 1,0% per jaar. De rol van de gemeente is hierbij beperkt. Veel belangrijker is aanpassing van de bestaande woningvoorraad, bijvoorbeeld door deze energiezuiniger te maken of meer geschikt voor senioren. Het bestemmingsplan maakt deze kwalitatieve aanpassingen mogelijk. Ook nieuwe functies voor leegstaande gebouwen en vervanging van verouderde woningen dragen bij aan verbetering van de kwaliteit van de kernen. Ook hiervoor biedt het bestemmingsplan mogelijkheden door middel van de flexibiliteit in de regels. Daarnaast is er in verband met de vergrijzing extra aandacht voor senioren in het woningbeleid. Het is belangrijk dat senioren zich zoveel mogelijk kunnen blijven redden. Tenslotte zet de gemeente zich in voor het betaalbaar houden van woningen in de huur- en koopsector. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de doelstelling van de Woonvisie De Friese Meren 2014 - 2018.
Welstandsnota
De gemeente heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Welstandsnota (april 2015). Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, de stedenbouwkundige en de architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen. In de nota zijn de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld. Het gaat hier om welstandscriteria die betrekking kunnen hebben op het uiterlijk en de plaatsing van bouwwerken. Als regel geldt dat de welstandscriteria in het welstandsbeleid zich bewegen binnen de bebouwingsmogelijkheden die door het bestemmingsplan worden gegeven. Er kan een bepaalde overlap tussen het bestemmingsplan en de welstandsnota voorkomen. Bij strijdigheid tussen de welstandscriteria en de bestemmingsplanvoorschriften/regels, geldt als regel dat de bestemmingsplanregels voorgaan. In de welstandsnota zijn (per gebiedstype) de kenmerkende aspecten van de bebouwing uit het gebied, als criteria omschreven. Hierbij is gekeken naar de plaatsing, de hoofdvorm, de aanzichten en de opmaak van de bebouwing. De welstandnota gaat met name in op de huidige situatie. Voor de bestaande woonmilieus is het kwaliteitsbeleid in grote lijnen gericht op het handhaven en daar waar mogelijk het verbeteren van de huidige, ruimtelijke structuur. Ten aanzien van de woonbebouwing en woonomgeving, is het beleid gericht op het verbeteren van de kwaliteit ervan.
Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan
Het "Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) De Fryske Marren” is in juni 2016 vastgesteld, waarin het verkeers- en vervoersbeleid is vastgelegd. De Gaestdyk is hierin gecategoriseerd als verblijfsgebieden, waar een maximumsnelheid van 30 km/uur binnen de bebouwde kom geldt en een maximumsnelheid van 60 km/uur buiten de bebouwde kom. In de 30 km/uur-gebieden dient doorgaand en sluipverkeer zo veel mogelijk ontmoedigd te worden en de dorpsstraten dienen weer ontmoetingsplaatsen te worden. Op deze manier ademen de straten een dorpse sfeer uit en wordt hard rijden ontmoedigd. Een goede toepassing om dit mogelijk te maken is het “shared space”-principe. Fietsers dienen gebruik te maken van de vrijliggende (brom)fietspaden die aanwezig zijn buiten de bebouwde kommen. Binnen de bebouwde kom maken fietsers gebruik van dezelfde wegenstructuur als het gemotoriseerde verkeer. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de doelstellingen van het GVVP.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).
Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam bodembeheer.
Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s).
Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met het aspect bodem. Een onderzoek is daarbij in de meeste gevallen nodig. In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Nader onderzoek is daarom niet nodig.
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect bodem levert dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan op.
Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is om waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Het plangebied valt onder het beheer van Wetterskip Fryslân, dat zorg draagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater, het water op peil houden in sloten, vaarten en kanalen om droogte en wateroverlast tegen te gaan, het zuiveren van afvalwater van huishoudens en bedrijven en het beheren en bewaken van dijken, kaden en oevers.
Er vinden geen ontwikkelingen plaats en er vindt op een enkele locatie een (bescheiden) verandering van gebruik van de bestaande gebouwen plaats. De watertoets is desalniettemin doorlopen. Met de gegevens die zijn opgegeven, is door het Wetterskip Fryslân bepaald dat het plan geen invloed heeft op het watersysteem en de waterketen. Hierdoor kan de procedure 'geen waterschapsbelang' worden gevolgd voor de watertoets. Dit betekent dat er verder geen contact opgenomen hoeft te worden met het Wetterskip Fryslân over dit bestemmingsplan. Het resultaat van de watertoets is in bijlage 1 van deze toelichting opgenomen.
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect water levert geen belemmering op.
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
Archeologie
In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Erfgoedwet, welke in 2017 van kracht is geworden. De wet vervangt onder meer de Monumentenwet en de Wet tot behoud van cultuurbezit. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn:
Voor een globaal inzicht in mogelijke archeologische waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. Deze bestaat uit een advieskaart voor de Steentijd - Bronstijd en voor de IJzertijd - Middeleeuwen.
Steentijd - Bronstijd
Hieronder is de kaart met mogelijke archeologische resten uit de Steentijd - Bronstijd en later weergegeven.
Afbeelding: Uitsnede kaart Steentijd - Bronstijd (FAMKE)
Het plangebied bevindt zich in een met roze aangegeven gebied. In de met roze aangegeven gebieden op de uitsnede kaart Steentijd - Bronstijd kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode Steentijd - Bronstijd. Van deze gebieden wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5000m² een quickscan te verrichten. Een quickscan is een extensief booronderzoek waarmee duidelijk gemaakt wordt of het steentijd bodemarchief intact is. Bij een intact bodemarchief kan dan over worden gegaan op een karterend onderzoek 2 (6 boringen per hectare). Tevens dient te worden nagegaan of er zich bekende vuursteenvindplaatsen en dobben in het gebied bevinden. Deze locaties moeten dan vervolgens door middel van een archeologisch onderzoek worden gewaardeerd (zie het advies ‘waarderend onderzoek vuursteenvindplaatsen' en ‘waarderend onderzoek dobben'. Meer informatie over dit thema is te vinden op de website van de provincie Fryslân, op de pagina van de Archeologische Kaart / FAMKE). De resultaten kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden.
IJzertijd - Middeleeuwen
Hieronder is de kaart met mogelijke archeologische resten uit de periode IJzertijd - Middeleeuwen en later weergegeven.
Afbeelding: Uitsnede kaart IJzertijd - Middeleeuwen (FAMKE)
Het plangebied bevindt zich in een met oranje/bruin aangegeven gebied. In de met oranje/bruin aangegeven gebieden op de uitsnede kaart IJzertijd - Middeleeuwen kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode IJzertijd - Middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 5000m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen. Mochten er, als gevolg van het karterend archeologisch onderzoek, een of meerdere vindplaatsen worden aangetroffen, dan zal uit nader (waarderend) onderzoek moeten blijken hoe waardevol deze vindplaatsen zijn. De aard van dit waarderend (vervolg)onderzoek hangt af van het type aangetroffen vindplaats, en de strategie van onderzoek dient te worden bepaald door het desbetreffende onderzoeksbureau. Indien de vindplaats een nieuw aangetroffen terp betreft, geldt het advies: ‘waarderend onderzoek op terpen'. De resultaten van het karterend onderzoek kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden. Het plangebied betreft de bebouwde kom van Tjerkgaast, daarom dient in de onderzoeksstrategie rekening te worden gehouden met recente verstoringen die zich kunnen hebben voorgedaan. In het plangebied behoeft geen dubbelbestemming voor de archeologische waarden opgenomen te worden, daar er geen nieuwe bouwmogelijkheden in het plan zijn opgenomen op ongeroerde gronden. Op de gronden waar gebouwd kan worden staan gebouwen en is de grond in het verleden bouwrijp gemaakt, waar eventuele resten niet of nauwelijks meer traceerbaar zijn.
Cultuurhistorie
Het is verplicht om in het bestemmingsplan aandacht te schenken aan de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Het kan nodig zijn om cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan te beschermen. Hieronder vallen bijvoorbeeld monumenten, karakteristieke panden, maar ook cultuurhistorisch waardevolle landschappen.
In het plangebied zijn er naast de glaciale stuwwal als benoemd in hoofdstuk 2 enkele cultuurhistorisch waardevolle voormalige boerderijpanden aanwezig. Deze boerderijen vertellen iets over de geschiedenis van het dorp. Dit plan kent hiervoor een specifieke regeling, welke toeziet op het behoud van de waarden van deze boerderijpanden. Aan de boerderijpanden is deze specifieke regeling toegekend. De kerk van Tjerkgaast aan de Gaestdyk 37 is een Rijksmonument welke een beschermde status geniet.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk zijn. Het behoud en versterking van het bestaande karakter van het plangebied staat voorop.
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect archeologie en cultuurhistorie levert geen belemmering op.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming heeft per 1 januari 2017 de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. Taken en verantwoordelijkheden voor bescherming van natuur zijn zoveel mogelijk bij provincies neergelegd, overeenkomstig het uitgangspunt 'decentraal, tenzij'. De grootste veranderingen hebben bij de soortenbescherming plaatsgevonden. Zo is de beschermingsstatus van een groot aantal planten en van soorten als Kleine modderkruiper en Bittervoorn vervallen. Daarnaast heeft een aantal bijzondere niet eerder beschermde libellen, dagvlinders, planten en één vissoort (Kwabaal) nu juist een beschermde status. Provincies hebben meer bevoegdheid bij het benoemen van beschermde soorten. Bij gebiedsbescherming is de status van Beschermde Natuurmonumenten vervallen. De bescherming van Natura 2000-gebieden is niet veranderd.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen en ook niet nabij Natura 2000-gebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden (IJsselmeer, Witte en Zwarte Brekken en Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving) liggen op een afstand van meer dan 8 kilometer. In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van aanwezigheid van gronden van het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied ligt op een afstand van circa 10 kilometer van het plangebied.
Het aspect gebiedsbescherming geeft geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Het plan biedt geen mogelijkheden voor (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen, waardoor effecten op genoemde gebieden uit te sluiten zijn. Een nader ecologisch onderzoek is dan ook niet nodig.
Soortbescherming
Het eerste artikel in de Wet natuurbescherming heeft betrekking op de zorgplicht en het voorkomen of beperken van schade aan soorten en gebieden, voor zover deze niet middels overige verbodsbepalingen zijn gereguleerd. Het gaat daarbij in de praktijk vooral om minder streng beschermde soorten, waarbij het onnodig doden, verwonden of beschadigen dient te worden vermeden.
Overtreding van de zorgplicht is niet strafbaar gesteld; “de zorgplicht kan wel door toepassing van bestuursdwang worden gehandhaafd”. Deze formulering van de zorgplicht brengt met zich mee dat wanneer men een bepaalde handeling wilt verrichten die gevolgen voor natuurwaarden zou kunnen hebben, men zich daaraan voorafgaand op de hoogte stelt van de aanwezige natuurwaarden, de kwetsbaarheid ervan en de mogelijke gevolgen daarvoor van het voorgenomen handelen. De zorgplicht is te allen tijde van toepassing, ook al vindt er geen overtreding van een verbodsbepaling plaats.
Het aspect soortenbescherming geeft geen uitgangspunten en belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk. Bovendien bestaat het plangebied al lange tijd grotendeels uit bebouwd gebied. In het plangebied zijn enkel groengebieden aanwezig, waar mogelijk (beschermde) flora en fauna aanwezig is. In deze gebieden worden geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wel is het van belang om bij nieuwe ontwikkelingen een verkennende soortentoets uit te voeren, wanneer de aanwezigheid van beschermde flora en fauna niet van te voren uit te sluiten is.
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. De ecologische aspecten leveren geen belemmeringen op.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. In deze wet is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt indien in dat bestemmingsplan mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen en/of andere geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt, waardoor akoestisch onderzoek achterwege kan blijven. Bestaande woningen kunnen echter wel opnieuw gebouwd worden en bestaande woningen kunnen worden uitgebreid. Mocht deze situatie zich voordoen dan kan het noodzakelijk zijn dat er akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden, om zodoende inzicht te krijgen in de actuele geluidsbelasting en de maatregelen die in voorkomend geval noodzakelijk zijn om een goed leefklimaat te kunnen borgen.
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect geluid levert geen belemmeringen op.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk zijn. Hierdoor zal er als gevolg van het plan geen sprake zijn van een verslechtering van de luchtkwaliteit voor de omgeving.
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering op.
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven en inrichtingen kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Het doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen op een verantwoorde afstand van elkaar worden gesitueerd. Op deze wijze wordt gevaar en hinder voor de milieugevoelige functies voorkomen dan wel zoveel mogelijk beperkt en omgekeerd wordt voldoende zekerheid aan milieubelastende activiteiten geboden dat deze activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden uitgeoefend kunnen worden. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Deze VNG handreiking is opgesteld uitgaande van de standaardbedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De lijst is onderverdeeld in bedrijfsklassen en bedrijfstypen. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven en voorzieningen milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven en voorzieningen een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtafstanden tot een “rustige woonwijk” of een “gemengd gebied”. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt, dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Het plangebied kan worden gekenmerkt als een “rustige woonwijk”, waarin zich ook enkele andere functies bevinden. Er zijn twee bedrijven in het plangebied gelegen die zich onder deze andere functies scharen. Het betreft een afwerkings-/stucadoorsbedrijf en een installatiebedrijf aan de Gaestdyk. Beide bedrijven vallen volgens de VNG Basiszoneringslijst in milieucategorie 3, en zouden enige geluid- en/of verkeersoverlast naar de omgeving kunnen opleveren. Het gaat echter om kleine bedrijfjes in combinatie met een woonfunctie en zijn gezien de aard van de bedrijven vergelijkbaar met milieucategorie 2. Verder bevinden zich in het plangebied twee maatschappelijke voorzieningen, een kerk en het dorpshuis. Beide maatschappelijke voorzieningen vallen volgens de VNG Basiszoneringslijst in milieucategorie 2, en zouden ook enige geluid- en/of verkeersoverlast naar de omgeving kunnen opleveren. Daarom dient ten aanzien van deze bedrijven en maatschappelijke voorzieningen een afstandsnorm tot de dichtstbijzijnde woningen te worden aangehouden. In het voorliggende plangebied zijn echter al woningen binnen deze afstandsnorm gelegen. Om het toenemen van overlast te voorkomen, is nieuwbouw van woningen binnen deze afstandsnorm niet toegestaan. Ten aanzien van het afwerkingsbedrijf kan worden gezegd dat de werkzaamheden grotendeels op een andere locatie plaatsvinden en er in Tjerkgaast slechts sprake is van stalling en opslag.
Tegen het plangebied aan ligt bovendien een aantal agrarische bedrijven. Hiervoor kunnen de aspecten geur, geluid, fijnstof en ammoniak relevant zijn. Voor veehouderijen gelden (vaste) afstandsnormen voor de geurbelasting. Deze is 100 meter in relatie tot de bebouwde kom van Tjerkgaast. De gemeente heeft een geurverordening op grond waarvan ook met andere afstanden rekening kan worden gehouden. In het onderhavige plangebied zijn reeds woningen binnen deze zone van 100 meter gelegen. Nieuwbouw is in dit bestemmingsplan niet toegestaan. Er zullen dus geen nieuwe woningen binnen deze zone komen te liggen. De aspecten geluid, fijnstof en ammoniak zijn ten opzichte van het aspect geur minder bepalend voor de in acht te nemen afstand tot de bestaande woningen.
Voor de bedrijvigheid in/nabij het plangebied kan bovendien vermeld worden dat het gaat om bestaande, lokale bedrijven. Deze bedrijven blijven in de toekomst dan ook toegestaan.
Tenslotte is aan de Trochreed een bloembinderij aanwezig. Deze functie wordt gecombineerd met een woonfunctie en dit is gezien de aard van de werkzaamheden geen probleem. Deze functie is specifiek in de regels en verbeelding opgenomen, omdat deze niet als beroep aan huis kan worden aangemerkt.
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect bedrijven en milieuzonering levert geen belemmeringen op.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
Het plangebied is niet binnen de invloedssfeer gelegen van een risicovolle Bevi-inrichting.
Buisleidingen
Nabij het plangebied ligt een hogedruk gasleiding. Deze leiding loopt ten noorden en ten oosten van het plangebied. Het gaat hier om een aardgasleiding NEN 3650-leiding. De uitwendige diameter van de buisleiding is 219,00 millimeter. Het plangebied ligt deels in een risicozone van deze leiding. Op onderstaande afbeelding is de ligging van de gasleiding te zien. Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk zijn. De ligging van de buisleiding levert daarmee geen problemen op. Dat is de conclusie uit het advies externe veiligheid (Bijlage 2).
Afbeelding: Uitsnede risicokaart met in het rood de hogedruk gasleiding
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
In en in de directe nabijheid van het plangebied vindt geen transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats.
Kabels
In of bij het plangebied zijn geen kabels op bestemmingsplanniveau gelegen die een risico vormen voor de veiligheid.
Advies brandweer
Brandweer Fryslân ziet geen noodzaak om een repressief advies te geven in het kader van bestemmingsplannen en omgevingsvergunning. Dit omdat het hier gaat om een conserverend plan. Verder zijn er geen risicovolle activiteiten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) op het plangebied van invloed. De reactie van Brandweer Fryslân is opgenomen in Bijlage 3.
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op.
De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is.
In een concrete situatie kan het voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. In voorkomende gevallen is de mogelijkheid opgenomen om van bepaalde regels af te wijken. Deze bevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
De bij dit plan behorende planregels zijn conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten. Hoofdstuk 2 bevat specifieke regels voor de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkingsmogelijkheden. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond. In hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen. Conform de SVBP zijn ze in dit hoofdstuk ondergebracht. Hoofdstuk 4 bevat het in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorgeschreven overgangsrecht.
Voor zover nodig worden bestemmingen hieronder van een nadere toelichting voorzien.
Het algemene uitgangspunt voor het plangebied is het behoud en de versterking van de aanwezige functies en de huidige ruimtelijke kwaliteit. De mogelijkheden in het plangebied zijn afgestemd op de huidige situatie. Hierbinnen is er ruimte voor kwaliteitsverbetering.
Agrarisch - Cultuurgrond
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
Agrarische cultuurgronden binnen de kern, zoals een stukje weiland in een dorp waar schapen of pony's lopen, worden onder 'Agrarisch - Cultuurgrond' geregeld. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan (tenzij er een specifieke regeling van toepassing is). Een aantal van deze gronden maken onderdeel uit van agrarische bedrijven die buiten het plangebied zijn gelegen.
Bedrijf
Uitgangspunt
Deze bestemming is gegeven aan de reguliere bedrijven in het dorp die op twee verschillende locaties voorkomen. Het behoud van de bestaande bedrijven en een goede milieuzonering naar de omliggende woningen zijn de belangrijkste uitgangspunten voor de bestemming. In verband met de milieusituatie zijn binnen deze bestemming alleen bedrijven uit categorie 1 en 2 toegestaan en zijn de bouwvlakken zo veel mogelijk 'strak' om de bestaande gebouwen gelegd. In de bestemming komt een bedrijf voor die ofwel een hogere categorie heeft ofwel qua functie afwijkt van de basisbestemming. Om deze reden is een installatiebedrijf en het afwerkings-/stucadoorsbedrijf nader aangeduid. Op beide locaties is een bedrijfswoning gevestigd. Deze is ter plaatse geregeld met een aanduiding.
Bestemmingsbeschrijving
De gebouwen en overkappingen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogten volgens het bestaand planologisch recht zijn vastgelegd op de verbeelding. In de bedrijvenlijst (bijlage van de regels) is aangegeven welke bedrijven zijn toegestaan. Voor bedrijven die niet zijn opgenomen in deze lijst, of bedrijven uit een hogere categorie is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om ze (onder voorwaarden) toe te staan. Ook zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen om gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak te bouwen en bedrijfswoningen gedeeltelijk buiten het aanduidingsvlak te bouwen. Verder zijn bij de bedrijfswoning ook bijbehorende bouwwerken toegestaan en is de uitoefening van een aan huis verbonden werkactiviteit en/of bêd en brochje onder voorwaarden mogelijk.
Groen
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De groenbestemming is van toepassing op de 'centrale' locatie in het plangebied, het begeleidend groen langs de wegen en verdere kleine groenstroken. Het behoud van het groen en het open karakter hiervan staat voorop. Er zijn daarom geen gebouwen en overkappingen toegestaan.
Vervolgens zijn binnen de bestemming functies die de openbare ruimte en de leefbaarheid in het dorp versterken mogelijk. Het betreft bijvoorbeeld speelvoorzieningen, (wandel)paden en sloten.
Maatschappelijk
Uitgangspunt
De bestemming 'Maatschappelijk' komt op twee locaties voor in het plangebied.
Er wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke uitwisselbaarheid van qua zwaarte vergelijkbare maatschappelijke functies. Daarbij gaat het om educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. De uitwisselbaarheid van de verschillende maatschappelijke functies binnen de maatschappelijke bestemming is een belangrijk uitgangspunt. Voor de bebouwing geldt als uitgangspunt dat de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Dit geldt ook voor de kerktoren.
Bestemmingsbeschrijving
In de begripsbepaling is overeenkomstig het bovengenoemde uitgangspunt vastgelegd voor welke maatschappelijke functies de gebouwen en gronden gebruikt mogen worden. Detailhandel en horeca anders dan ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen is niet toegestaan.
De gebouwen en overkappingen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens de bestaande afmetingen zijn vastgelegd op de verbeelding. In verband met de afwijkende bouwhoogte is voor de kerktoren een specifieke regeling genomen. Door middel van een afwijkingsmogelijkheid kan onder voorwaarden buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Verkeer
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De wegen en woonstraten in het plangebied zijn onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. Ook bermen, sloten, begeleidende groenstroken, parkeerplaatsen en dergelijke zijn in deze bestemming meegenomen.
Het behoud van de bestaande wegen- en stratenstructuur in het dorp en het opnemen van andere functies ter ondersteuning van de openbare ruimte in de bestemming zijn de belangrijkste uitgangspunten. Om deze reden zijn geen andere gebouwen en overkappingen toegestaan. In verband met de akoestische aspecten vanuit de Wet geluidhinder is het niet mogelijk het aantal rijstroken uit te breiden naar meer dan twee.
Wonen - 1, Wonen - 2 , Wonen - 3
Uitgangspunt
Het overgrote deel van het plangebied is ingevuld met een woonbestemming. Het behoud en de versterking van de woonfunctie en aan de woonfunctie aanverwante functies is het belangrijkste uitgangspunt. Met het handboek bestemmingsplannen van de gemeente is gekozen voor een uniforme systematiek voor alle woonbestemmingen in de gemeente. Er wordt gewerkt met drie woonbestemmingen. De bestemming 'Wonen - 1' is gebruikt voor woningen uit één laag met kap, de bestemming 'Wonen - 2' voor woningen uit twee lagen met kap en de bestemming 'Wonen - 3' voor de overige woningen (voormalige boerderijen). Vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen zijn binnen deze bestemmingen standaard toegestaan. Rijenwoningen zijn alleen toegestaan als deze als zodanig zijn aangeduid, met daarbij het maximum aantal aaneen te bouwen woningen.
In de woonbestemmingen wordt gewerkt met de bestaande bouwvlakdiepte. Zolang er geen ruimte is voor een nieuw woonhuis tussen bestaande woonhuizen, worden deze gezamenlijk in een bouwvlak opgenomen. Het bestaande aantal woonhuizen is in de regels vastgelegd, door middel van een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om een extra woonhuis te bouwen. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens is, onder andere in verband met brandveiligheidsaspecten, in de regels standaard vastgelegd op minimaal drie meter (met uitzondering van bestaande situaties waarbij die afstand kleiner is dan drie meter). Via een binnenplanse afwijking met bijbehorende toetsingscriteria kan deze afstand worden verkleind.
Binnen alle woonbestemmingen is een uniforme erfbebouwingsregeling gehanteerd waarbij rekening is gehouden met een maximale oppervlakte en een bebouwingspercentage aan bijbehorende bouwwerken (zoals aanbouwen, uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen). Hiermee wordt voorkomen dat de percelen te vol worden gebouwd, dit is onder andere van belang voor de brandveiligheid. Afhankelijk van de oppervlakte van het bouwperceel gelden er afwijkingsmogelijkheden om de hoeveelheid erfbebouwing te vergroten. Hiervoor geldt het uitgangspunt dat voor grotere bouwpercelen meer mogelijkheden gelden. Verder zijn er mogelijkheden voor erkers opgenomen in de woonbestemmingen.
Indien in de bestaande situatie sprake is van meer oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, dan is dit vastgelegd met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken' .
Er zijn onder voorwaarden verschillende functies bij het wonen toegestaan, zoals aan huis verbonden werkactiviteiten en 'bêd en brochje'. Het uitgangspunt hiervoor is dat deze functies ondergeschikt aan de woonfunctie worden uitgeoefend. Binnen de woonbestemming is in een enkel geval een afwijkende functie aanwezig die specifiek is geregeld in de bestemming. In dit bestemmingsplan is dat een bloembinderij en een bed en brochje. Die laatste is specifiek geregeld omdat die in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is gevestigd. Uitgangspunt is dat deze functie ter plekke kan blijven functioneren volgens de huidige situatie.
Bestemmingsbeschrijving
In de bestemmingen is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen (woonhuizen) en bijbehorende bouwwerken. De hoofdgebouwen moeten in de bouwvlakken gebouwd worden. Er is een afwijkingsmogelijkheid in de bestemmingen opgenomen om het hoofdgebouw onder voorwaarden gedeeltelijk buiten het bouwvlak te bouwen. In de bestemming 'Wonen - 1' zijn woningen met een goot- en bouwhoogte van maximaal 3,5 en 11 meter toegestaan (een laag met kap), in de bestemming 'Wonen - 2' is dit op 6,5 en 12 meter bepaald (twee lagen met kap). De bestemming 'Wonen - 3' ziet op voormalige boerderijpanden. Hier zijn alleen de bestaande goot- en bouwhoogten toegestaan.
Bij de woonbestemmingen is ten hoogste 70 m2 aan bijbehorende bouwwerken toegestaan tot een maximaal oppervlak van 50% per bouwperceel. De oppervlakte van het hoofdgebouw telt hier niet in mee. Afhankelijk van de grootte van het bouwperceel kan deze oppervlakte onder voorwaarden vergroot worden tot ten hoogste 200 m2.
In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat de gronden en bouwwerken niet gebruikt mogen worden voor detailhandel en bedrijvigheid, met uitzondering van aan huis verbonden werkactiviteiten en bêd en brochje. Bij deze functies is het van belang dat ze ondergeschikt zijn aan de woonfunctie, zodat de woonfunctie voor het overgrote deel behouden blijft. De regeling is hierop afgestemd.
Het bestaande aantal woningen is uit te breiden met een afwijkingsmogelijkheid, mits dit niet leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk.
In het kader van het vooroverleg bestaat voor belangenorganisaties en burgers de mogelijkheid te reageren op de gemeentelijke beleidsvoornemens, zoals die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Om eenieder de gelegenheid te geven zijn visie naar voren te brengen, is een inspraakprocedure gevolgd, zoals die is opgenomen in de gemeentelijke Inspraakverordening.
In dezelfde fase is het plan ook voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg van het Besluit ruimtelijke ordening. Daarnaast heeft het voorontwerp van het bestemmingsplan voor eenieder ter inzage gelegen van 3 november 2017 tot en met 14 december 2017 (zes weken). Gedurende deze periode bestond er de gelegenheid om een schriftelijke of mondelinge inspraakreactie kenbaar te maken.
Naar aanleiding van de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan is bij de gemeente De Fryske Marren één schriftelijke overlegreactie van de Provinsje Fryslân binnengekomen, waarin zij aangeeft dat met het plan geen provinciale belangen in het geding zijn. Daarnaast heeft de gemeente ambtshalve enkele aanpassingen in het bestemmingsplan doorgevoerd. De overlegreactie en de ambtshalve aanpassingen zijn vermeld in de 'Reactienota Overleg en Inspraak voorontwerpbestemmingsplan Tjerkgaast 2017 Januari 2018', welke is opgenomen in Bijlage 4.
Daarna is het bestemmingsplan gereed gemaakt voor de wettelijke vaststellingsprocedure. Er is dan opnieuw gelegenheid gegeven tot het mondeling en schriftelijk kenbaar maken van zienswijzen bij de gemeenteraad. Uiteindelijk is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan is op 30 mei 2018 ongewijzigd vastgesteld. Het vaststellingsbesluit is toegevoegd aan dit bestemmingsplan.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, opdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.
Dit bestemmingsplan (de toegestane functies en de bouwregels) is gebaseerd op de bestaande situatie en geldende regelingen voor het plangebied. Geheel nieuwe bouwplannen (volgens het Bro) worden niet mogelijk gemaakt. De grondexploitatieregeling is niet van toepassing en de vaststelling van een exploitatieplan daarom niet nodig.
juni 2018