direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Rottum 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1940.BPROT16ROTTUM-VA01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente De Fryske Marren is bezig de geldende bestemmingsplannen te actualiseren.

Het nieuwe bestemmingsplan Rottum 2016 geeft één regeling voor het grootste deel van het dorp Rottum en heeft overwegend een conserverend karakter. Dit betekent dat er in het nieuwe bestemmingsplan geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen. Het uitgangspunt is dat de bestaande (planologische en/of vergunde) situatie wordt vastgelegd en dat waar mogelijk wordt aangesloten bij de geldende planologische regelingen. Het dorp is daarvoor geïnventariseerd, zodat de meest actuele situatie in beeld is voor het leggen van de meest passende bestemmingen. Ook is rekening gehouden met recent beleid en regelgeving.

1.2 Ligging plangebied

In de volgende figuur is de exacte begrenzing van het plangebied aangegeven. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op de omliggende bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPROT16ROTTUM-VA01_0001.jpg"

Figuur 1: Ligging plangebied

1.3 Leeswijzer

De toelichting bij het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 beschrijft kort de bestaande situatie van het plangebied;
  • hoofdstuk 3 vat de relevante beleidsstukken samen en geeft zo nodig aan welke consequenties dit heeft voor het plangebied;
  • hoofdstuk 4 staat stil bij de relevante milieu- en omgevingsaspecten;
  • hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de gehanteerde bestemmingen met de uitgangspunten hiervoor;
  • hoofdstuk 6 bevat tenslotte een korte beschrijving van de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

Rottum is een klein dorp gelegen ten zuidwesten van de plaats Heerenveen. Het dorp bestaat uit twee bebouwingsconcentraties, met aan de Binnendyk enkele maatschappelijke en sportvoorzieningen. De tussenliggende lintbebouwing is opgenomen in het bestemmingsplan voor het buitengebied. Een nieuwe uitbreiding van het dorp ten westen van de laatste uitbreiding maakt deel uit van het bestemmingsplan Rottum - Nij Sân Rotten van 2012 en is niet meegenomen in dit bestemmingsplan. In het dorp staat de woonfunctie voorop. Het dorp kent een dorpshuis met direct daarop aansluitend een lagere school en enkele sport- en speelvoorzieningen. Ten noorden daarvan is een kleine begraafplaats aanwezig. De in en in de directe nabijheid van het dorp aanwezige agrarische bedrijven maken geen deel uit van dit bestemmingsplan. Een luchtfoto van het dorp is opgenomen in de volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPROT16ROTTUM-VA01_0002.png"

Figuur 2: Luchtfoto Rottum (bron: Bing maps)

De Binnendyk ontsluit het dorp in oost-westelijke richting en vormt de directe verbinding naar Heerenveen. De Badweg heeft deze functie in noordelijke richting. De open(bare) ruimte(n) in het plangebied vertaalt/vertalen zich verder in enkele openbare groenstroken, enkele afschermende bosstroken, enkele waterlopen en een waterpartij in de nieuwe uitbreiding aan de zuidzijde van het plangebied. Naast de woonhuizen zijn in het dorp de volgende andere functies aanwezig:

  • een begraafplaats;
  • sportvoorzieningen;
  • maatschappelijke voorzieningen.

In hoofdstuk 5 is aangegeven hoe deze functies zijn vertaald in de bestemmingen en welke uitgangspunten hiervoor gelden.

Hoofdstuk 3 Beleid

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het plangebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Streekplan Fryslân 2007, die verder zijn uitgewerkt in respectievelijk het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Verordening Romte Fryslân.

Verder zijn op basis van zowel rijks- als provinciaal beleid diverse thema's op het plangebied van toepassing. Hierbij worden uitsluitend regels gesteld ten aanzien van ontwikkelingen. Omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen, zijn deze thema's niet van belang. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het plangebied.


Ook op gemeentelijk niveau gelden er diverse beleidsnota's. De gemeentelijke beleidsnota's geven voor het plangebied geen ontwikkelingen aan die voor het bestemmingsplan van belang zijn. Net als op rijks- en provinciaal niveau wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het plangebied voorkomende relevante milieu- en omgevingsaspecten.

4.1 Milieuzonering

Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem 'Bedrijven en milieuzonering' ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 tot en met 6, met bijbehorende richtafstanden.

Dit bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. De bestaande milieuhygiënische situatie is en blijft gehandhaafd en een planologische verslechtering is niet mogelijk. Eventuele omgevingsvergunningen voor de bedrijven en voorzieningen zijn afgestemd op de aanwezigheid van de woningen in het plangebied, waarmee ze in en aansluitend aan het plangebied op de huidige locaties kunnen blijven functioneren. Voor de maatschappelijke voorzieningen in het plangebied geldt dat hier ook andere, qua zwaarte vergelijkbare soorten zijn toegestaan, paragraaf 5.2.4 gaat hier nader op in. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe verzwarende situaties mogelijk maakt en alleen de bestaande situatie vastlegt, vindt er geen wijziging in zonering plaats.

Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor het plangebied.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In en rondom het plangebied zijn geen spoorwegen aanwezig of geluidszones voor industrielawaai.


In de Wgh is bepaald dat met uitzondering van 30 km/uur-wegen elke weg een geluidszone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Het dorp is voor wat betreft de twee bebouwingsconcentraties ingericht als 30 km/uur-gebied. Dat geldt ook voor de doorgaande wegen die door de bebouwingsconcentraties heen lopen. Dit betekent dat de wegen in het dorp dus geen geluidszone hebben. Tevens is het maximum aantal rijstroken in de verkeersbestemming op twee vastgelegd en is de realisatie van een nieuwe woning of de uitbreiding van een bestaande woning gekoppeld aan een toetsing aan de voorkeursgrenswaarde van de Wgh.


Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat geluid geen belemmering is voor het plangebied.

4.3 Externe veiligheid

Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de daarop gebaseerde Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) gelden bepaalde normeringsafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico moet worden omgegaan.

De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Fryslân weergegeven. In en nabij het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen en/of transportroutes/transportleidingen voor gevaarlijke stoffen die vallen onder het Bevi. In bijlage 1 is het advies van de Brandweer opgenomen. In dit advies zijn geen aspecten opgenomen die relevant zijn voor dit bestemmingsplan. In bijlage 2 is het onderzoek opgenomen dat door de FUMO is gedaan naar externe veiligheid. Hieruit blijkt dat externe veiligheid geen belemmering is voor het plangebied.

4.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een onderdeel van de Wet milieubeheer. In de Wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of als een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt. In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die nader luchtkwaliteitsonderzoek vereisen. Luchtkwaliteit is daarmee geen belemmering voor het plangebied.

4.5 Bodem

Met betrekking tot de bodem wordt aangegeven dat in het plangebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is. Vanuit het omgevingsaspect bodem zijn er dan ook geen belemmeringen voor het plangebied.

4.6 Water

Het plangebied valt onder het beheer van het Wetterskip Fryslân, dat zorg draagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het plangebied.

In het plangebied is één hoofdwatergang en zijn enkele schouwwateren aanwezig (zie hiervoor het wateradvies in bijlage 3). De hoofdwatergang en het merendeel van de schouwwateren zijn met een waterbestemming is geregeld, zie hiervoor paragraaf 5.2.8. Slechts een klein deel van de schouwwateren is voorzien van een andere bestemming, maar die wateren vallen binnen bestemmingen waar sloten/water is toegelaten.

Voor de hoofdwatergang is een bebouwingsvrije zone van 5 meter aan weerszijden van toepassing waarvoor de Keur geldt. In het bestemmingsplan is het daarom niet noodzakelijk om hier een aanvullende regeling voor te bieden. Bij ontwikkelingen in het plangebied waarbij sprake is van een toename van verhard oppervlak met meer dan 200 m2 in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied is eveneens de Keur van toepassing waarbij een vergunning van het Wetterskip benodigd is.

Voor de watergangen en waterpartijen in het plangebied geldt dat de bestaande situatie wordt gecontinueerd. De kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het plangebied is hiermee gewaarborgd. Het bestemmingsplan is conform de watertoets voor een wateradvies in het kader van het vooroverleg naar Wetterskip Fryslân gestuurd. De resultaten hiervan zijn in het bestemmingsplan opgenomen. Hiermee is de watertoets afgerond en is er een positief wateradvies.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

4.7.1 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening.

Voor het plangebied geldt dat op basis van de periode Steentijd-Bronstijd langs de Binnendyk en de Badweg onderzoek noodzakelijk is bij ingrepen vanaf 500 m2 en op basis van de periode Ijzertijd-Middeleeuwen voor het hele plangebied bij ingrepen vanaf 5.000 m². Dit bestemmingsplan maakt dergelijke grote ingrepen niet mogelijk. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Vanuit archeologie gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.7.2 Cultuurhistorie

Het is verplicht om in het bestemmingsplan aandacht te schenken aan de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Het kan nodig zijn om cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan te beschermen. Hieronder vallen bijvoorbeeld monumenten, karakteristieke panden, maar ook cultuurhistorisch waardevolle landschappen. Deze zijn in het plangebied niet aanwezig. Wel is een bijzondere begraafplaats met klokkenstoel aanwezig. Deze begraafplaats is op de bestaande omvang in een specifieke bestemming vastgelegd. Verder betreft het een conserverend bestemmingsplan waar het behoud en versterking van het bestaande karakter van het plangebied voorop staat.

Vanuit cultuurhistorie gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.8 Ecologie

Het plangebied is getoetst aan de de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.


Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het plangebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) valt. Ook in de directe nabijheid van het plangebied is geen Natura 2000-gebied gelegen. Wel in de nabijheid zijn de natuurgebieden Easterskar en Nannewijd gelegen, die deel uitmaken van het NNN. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor de NNN-gebieden in de omgeving. In het plangebied wordt een conserverende regeling getroffen voor de bestaande (planologische) situatie. Wat betreft de gebiedsbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten. Hetzelfde geldt ook voor de soortenbescherming.

Hoofdstuk 5 Bestemmingen en planuitgangspunten

In dit hoofdstuk wordt een motivatie gegeven van de gehanteerde bestemmingen en de daarbij behorende uitgangspunten van het bestemmingsplan.

5.1 Het juridisch systeem

5.1.1 Digitaal plan

Het bestemmingsplan omvat de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels. Dit is opgenomen in een GML-bestand. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de regels behorende tot dit plan en zijn vertaald naar de verbeelding.


Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het bestemmingsplan is opgezet volgens de verplichte landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP). Deze standaard is wettelijk verplicht en is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Zo voorziet de SVBP in een standaardopbouw van een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voldoet bovendien aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.

5.1.2 Handboek Bestemmingsplannen De Fryske Marren

Na de herindeling van de voormalige gemeenten Lemsterland, Skarsterlân en Gaasterlân-Sleat in de gemeente De Fryske Marren zijn de verschillende bestemmingsplansystematieken die in de oude gemeenten golden, geharmoniseerd. In het handboek zijn standaardregels opgenomen die bij nieuwe bestemmingsplannen als basis genomen moeten worden. De bestemmingsplanregeling van dit bestemmingsplan is opgezet volgens de meest recent vastgestelde versie van het handboek. Paragraaf 5.2 gaat hier per bestemming specifiek op in.

5.1.3 De regels

De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid is altijd gerelateerd aan het bestemmingsvlak en dient per geval geïnterpreteerd te worden vanuit de aard, omvang en tijd(sduur) van de ondergeschikte functie ten opzichte van de hoofdfunctie.

Door middel van aanduidingen worden op enkele specifieke locaties extra bestaande functiemogelijkheden geboden. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouwregels en gebruiksregels opgenomen. In de bouwregels is - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.


De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik of begrenzen toegelaten vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel verbieden alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).


In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordoen (die op dit moment nog niet zijn voorzien), waaruit blijkt dat de bouw- en gebruiksregels niet voldoende zijn. In deze gevallen kan door het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouw- en gebruiksregels. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt. Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege een zorgvuldige afweging onder een afwijking zijn gebracht. Deze vergunning wordt afgegeven na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen.


Het plan bevat voor een aantal gevallen mogelijkheden om bestemmingen te wijzigen binnen de in de regels aangegeven grenzen. Voor zo'n wijziging bestaan aparte procedureregels. De gemeenteraad heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om het plan te wijzigen. Voor zover het een wijziging binnen de bestemming zelf betreft, bijvoorbeeld het verwijderen van een aanduiding, staat deze in het betreffende artikel genoemd. Voor zover het een wijziging naar een andere bestemming betreft, kan deze in het betreffende artikel zijn opgenomen of in een algemeen artikel.


Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken of langdurig aanwezig gebruik worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Deze paragraaf geeft een toelichting op de uitgangspunten en de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van alle bestemmingen zoals die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.


Het algemene uitgangspunt voor het plangebied is het behoud en de versterking van de aanwezige functies en de huidige ruimtelijke kwaliteit. De mogelijkheden in het plangebied zijn afgestemd op de huidige situatie. Hierbinnen is er ruimte voor kwaliteitsverbetering.

5.2.1 Bedrijf - Nutsvoorziening

Uitgangspunt

Deze bestemming regelt de nutsgebouwen die niet vergunningsvrij zijn (groter dan 15 m2 en 45 m3). In dit geval betreft het nutsgebouw aan het plein aan de Binnendyk ter hoogte van het schoolgebouw. Het behoud van het bestaande gebouw is het belangrijkste uitgangspunt.

Bestemmingsbeschrijving

De bestemmingsregeling is afgestemd op de bestaande afmetingen van het gebouw. Het bouwvlak is hier strak omheen getrokken.

5.2.2 Bos

Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving

De bestemming 'Bos' is van toepassing op enkele met hoog opgaande beplanting ingerichte gronden die een afschermende werking hebben. Het gaat om een bosstrook rondom de sport- en speelvelden en twee kleine bosgebiedjes die deel uitmaken van de woonbuurt aan het Heechhout. Vanwege het specifieke inrichtings- en afschermingskarakter is de bosbestemming aan de gronden toegekend. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden opgericht.

5.2.3 Groen

Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving

De groenbestemming is van toepassing op een aantal groenstroken her en der voorkomend binnen het plangebied. Deze groenstroken hebben met name een waarde voor de beleving van het dorp en de stedenbouwkundige inrichting van het dorp. Het behoud van de groenstroken en het open karakter hiervan voor het dorp staat voorop. Binnen de groenstroken worden geen nieuwe gebouwen en overkappingen toegestaan. Wel zijn binnen de bestemming functies die de openbare ruimte en de leefbaarheid in het dorp versterken mogelijk. Het betreft bijvoorbeeld speelvoorzieningen, (wandel)paden en sloten.

5.2.4 Maatschappelijk

Uitgangspunt

De bestemming 'Maatschappelijk' komt op één plaats voor in het plangebied, namelijk aan het plein aan de Binnendyk. Binnen het bestemmingsvlak komen twee maatschappelijke voorzieningen voor, namelijk het dorpshuis en de lagere school. De gebouwen ten behoeve van deze voorzieningen zijn vrij recent opgericht.

Er wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke uitwisselbaarheid van qua zwaarte vergelijkbare maatschappelijke functies. Daarbij gaat het om educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. De uitwisselbaarheid van de verschillende maatschappelijke functies binnen de maatschappelijke bestemming is een belangrijk uitgangspunt. Voor de bebouwing geldt als uitgangspunt dat de bestaande situatie wordt gehandhaafd.

Bestemmingsbeschrijving

In de begripsbepaling in artikel 1.36 is overeenkomstig het bovengenoemde uitgangspunt vastgelegd voor welke maatschappelijke functies de gebouwen en gronden gebruikt mogen worden. Detailhandel en horeca anders dan ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen is niet toegestaan.

De gebouwen en overkappingen moeten binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogten volgens de bestaande afmetingen zijn vastgelegd op de verbeelding. Door middel van een afwijkingsmogelijkheid kan onder voorwaarden buiten het bouwvlak worden gebouwd.

5.2.5 Maatschappelijk - Begraafplaats

Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving

De bestemming ziet qua omvang op de begraafplaats aan de noordzijde van de Binnendyk. De bestemming is gericht op het behoud van de begraafplaats en de klokkenstoel. Ook het bestaande gebouwtje is in de bouwregels opgenomen. Voor het overige worden geen gebouwen en overkappingen toegelaten. Andere bouwwerken mogen uitsluitend ten behoeve van de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies worden opgericht.

5.2.6 Sport

Uitgangspunt en bestemmingsomschrijving

In de hoek Binnendyk/Skans liggen enkele tennisbanen met een bijbehorend clubgebouw. Ten zuiden daarvan ligt een veld dat als speelveld in gebruik is bij de school. In het geldende bestemmingsplan waren zowel de tennisbanen als het speelveld voor sportdoeleinden bestemd. Die bestemming is voor de tennisbanen met de bestemming 'Sport' voortgezet. Overeenkomstig de feitelijke situatie is een gebouw toegelaten en zijn er in beperkte mate andere bouwwerken ten behoeve van de sportvoorziening toegelaten. Omdat op basis van het handboek speelvoorzieningen mogelijk zijn binnen de groenbestemming en er geen sprake is van een sportveld, is het speelveld voorzien van de bestemming 'Groen'.

5.2.7 Verkeer

Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving

De wegen en woonstraten in het plangebied en het pleintje aan de Binnendyk zijn onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. Ook bermen, sloten, begeleidende groenstroken, parkeerplaatsen en dergelijke zijn in deze bestemming meegenomen. Het behoud van de bestaande wegen- en stratenstructuur in het dorp en het opnemen van andere functies ter ondersteuning van de openbare ruimte in de bestemming zijn de belangrijkste uitgangspunten. Om deze reden zijn gebouwen en overkappingen niet toegestaan. In verband met de akoestische aspecten vanuit de Wet geluidhinder is het niet mogelijk het aantal rijstroken uit te breiden naar meer dan twee.

5.2.8 Water

Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving

De bestemming 'Water' is van toepassing op enkele waterlopen en een waterpartij, die ook in het vorige plan als zodanig waren bestemd. Het behoud van deze waterlopen en de waterpartij is het belangrijkste uitgangspunt.

Om het karakter van de openbare ruimte te bewaren zijn geen gebouwen en overkappingen in de bestemming toegestaan.

5.2.9 Wonen - 1 en Wonen - 2

Uitgangspunt

Het overgrote deel van het plangebied is ingevuld met een woonbestemming. Het behoud en de versterking van de woonfunctie en aan de woonfunctie aanverwante functies is het belangrijkste uitgangspunt. Met het handboek bestemmingsplannen van de gemeente is gekozen voor een uniforme systematiek voor alle woonbestemmingen in de gemeente. Er wordt voor dit plan gewerkt met twee woonbestemmingen. De bestemming 'Wonen - 1' is gebruikt voor woningen uit één laag met kap en de bestemming 'Wonen - 2' voor woningen uit twee lagen met kap. Vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen zijn binnen deze bestemmingen standaard toegestaan. Rijenwoningen zijn alleen toegestaan als deze als zodanig zijn aangeduid, met daarbij het maximum aantal aaneen te bouwen woningen. Binnen het plangebied komt één rij van 3 woningen voor.


In de woonbestemmingen wordt gewerkt met een vaste bouwvlakdiepte. Voor vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen betreft dit twaalf meter, tenzij de bestaande afstand groter is. Zolang er geen ruimte is voor een nieuwe woning tussen bestaande woningen, worden de woningen gezamenlijk in een bouwvlak opgenomen. Het bestaande aantal woningen is in de regels vastgelegd, door middel van een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om extra woningen te bouwen.

De afstand tot de zijdelingse perceelgrens is, onder andere in verband met brandveiligheidsaspecten, in de regels standaard vastgelegd op minimaal drie meter (met uitzondering van bestaande situaties). Via een binnenplanse afwijking met bijbehorende toetsingscriteria kan deze afstand worden verkleind.

Binnen alle woonbestemmingen is een uniforme erfbebouwingsregeling gehanteerd waarbij rekening is gehouden met een maximale oppervlakte en bebouwingspercentage aan bijbehorende bouwwerken (zoals aanbouwen, uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen). Hiermee wordt voorkomen dat de percelen te vol worden gebouwd, dit is onder andere van belang voor de brandveiligheid. Afhankelijk van de oppervlakte van het bouwperceel gelden er afwijkingsmogelijkheden om de hoeveelheid erfbebouwing te vergroten. Hiervoor geldt het uitgangspunt dat voor grotere bouwpercelen meer mogelijkheden gelden. Verder zijn er mogelijkheden voor erkers opgenomen in de woonbestemmingen.

In het geldende bestemmingsplan was voor de uitbreiding aan de zuidzijde van het dorp voor de percelen Fang 14 en 18-26 een regeling opgenomen om bebouwing tot op de oever van het water te voorkomen, teneinde de open relatie met het water te behouden. Dit stedenbouwkundige principe geldt ook voor dit bestemmingsplan weer als uitgangspunt.

Er zijn onder voorwaarden verschillende functies bij het wonen toegestaan, zoals aan huis verbonden werkactiviteiten en 'bêd en brochje'. Het uitgangspunt hiervoor is dat deze functies ondergeschikt aan de woonfunctie worden uitgeoefend.

Bestemmingsbeschrijving

In de bestemmingen is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen (woonhuizen) en bijbehorende bouwwerken. De hoofdgebouwen moeten in de bouwvlakken gebouwd worden, er is een afwijkingsmogelijkheid in de bestemmingen opgenomen om het hoofdgebouw onder voorwaarden gedeeltelijk buiten het bouwvlak te bouwen. In de bestemming 'Wonen - 1' zijn woningen met een goot- en bouwhoogte van maximaal 3,5 en 11 meter toegestaan (een laag met kap), in de bestemming 'Wonen - 2' is dit op 6,5 en 12 meter bepaald (twee lagen met kap).

Bij de woonbestemmingen is ten hoogste 70 m2 aan bijbehorende bouwwerken toegestaan tot een maximaal oppervlak van 50% per bouwperceel. De oppervlakte van het hoofdgebouw telt hier niet in mee. Afhankelijk van de grootte van het bouwperceel kan deze oppervlakte onder voorwaarden vergroot worden tot ten hoogste 200 m2.

Voor de percelen Fang 14 en 18-26 is een aanduiding opgenomen waarmee de bouw van bouwwerken is uitgesloten.

In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat de gronden en bouwwerken niet gebruikt mogen worden voor detailhandel en bedrijvigheid, met uitzondering van aan huis verbonden werkactiviteiten en bêd en brochje. Bij deze functies is het van belang dat ze ondergeschikt zijn aan de woonfunctie, zodat de woonfunctie voor het overgrote deel behouden blijft. De regeling is hierop afgestemd.

Het bestaande aantal woningen is uit te breiden met een afwijkingsmogelijkheid, mits dit niet leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg bestaat voor belangenorganisaties en burgers de mogelijkheid te reageren op de gemeentelijke beleidsvoornemens, zoals die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Om een ieder de gelegenheid te geven zijn visie naar voren te brengen, is een inspraakprocedure gevolgd, zoals die is opgenomen in de gemeentelijke Inspraakverordening.


In dezelfde fase is het plan ook voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg van het Besluit ruimtelijke ordening. Over alle ingekomen reacties is een standpunt bepaald. Hiervoor is een Reactienota opgesteld, die is opgenomen als bijlage 3 bij deze toelichting. In de Reactienota is aangegeven in hoeverre de reacties aanleiding geven tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Daarna is het bestemmingsplan gereed gemaakt als ontwerp voor de wettelijke vaststellingsprocedure. Er is gelegenheid geweest tot het kenbaar maken van zienswijzen bij de gemeenteraad. Op basis hiervan is het bestemmingsplan op 3 mei 2017 ongewijzigd vastgesteld. In bijlage 4 zijn de raadsstukken van de vaststelling opgenomen. Uiteindelijk is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.


Dit bestemmingsplan (de toegestane functies en de bouwregels) is gebaseerd op de bestaande situatie en geldende regelingen voor het plangebied. Geheel nieuwe bouwplannen (volgens het Bro) worden niet mogelijk gemaakt. De grondexploitatieregeling is niet van toepassing en de vaststelling van een exploitatieplan daarom niet nodig.


In principe verandert de economische onderbouwing niet ten opzichte van de eerder geldende plannen. Het weergeven van de economische uitvoerbaarheid voor de inzet van gemeentelijke middelen door middel van een cijfermatige opzet, is daarom voor dit bestemmingsplan niet relevant.