Plan: | Lemmer - Burgemeester Krijgerplein |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1940.BPLEM16BURKRIJGRPL-VA01 |
Met de fusie van de gemeenten Gaasterlân-Sleat, Skarsterlân en Lemsterland heeft de bestuurlijke en ambtelijke organisatie zich in 2013 geconcentreerd in Joure. Zowel in Balk als in Lemmer zijn servicepunten ingericht om de inwoners lokaal te kunnen blijven bedienen. De gemeentehuizen in Balk en Lemmer hebben hun functie echter verloren.
Deze maatschappelijke ontwikkeling en de veranderende economische omstandigheden heeft de toenmalige gemeente Lemsterland er toe doen besluiten om een Centrumvisie Lemmer op te stellen. Deze is in december 2012 vastgesteld.
Daarnaast is er vanuit de gedachte van het Friese Merenproject voor de toegangspoort Lemmer een Masterplan opgesteld. Zowel de centrumvisie Lemmer als het Masterplan Toegangspoort Lemmer vormen het kader voor de herinrichting van het centrum van Lemmer.
In 2014 is het in 2010 opgestelde Masterplan Toegangspoort Lemmer herijkt en versoberd. De uitvoering van de herinrichting van het openbaar gebied van is inmiddels afgerond.
De planvorming voor het tweede deel van het Masterplan omvat onder andere de locatie van het voormalige gemeentehuis. De bebouwing is inmiddels gesloopt en de aanleg van het nieuwe plein is afgerond. Voor het terugbouwen van meer in de historische schaal van Lemmer passende bebouwing is deze aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Bij de integrale herziening van het bestemmingsplan Lemmer - Centrum is dit gebied niet meegenomen omdat de plannen daarvoor toen nog niet ver genoeg waren. Met dit plan wordt dit ontstane "gat" voorzien van een passende regeling die de beoogde invulling planologisch mogelijk maakt.
Het bestemmingsplan Lemmer - Burgemeester Krijgerplein bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten.
De grens van het plangebied Lemmer - Burgemeester Krijgerplein is op afbeelding 1. aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de: Vissersburen aan de noord-oostzijde, het steegje tussen Vissersburen 31 en het voormalige gemeentekantoor aan de oostzijde. De bebouwing met huisnummers 2, 3 en 6 van de Schans en de huisnummers 11 en 13 van het Burgemeester Krijgerplein aan de zuidzijde. En de gevels van het Burgemeester Krijgerplein 2, 4, 5 en 6 aan de noord-westzijde.
Afbeelding 1: Plangebied
Voor het merendeel van de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel de beheersverordening "Lemmer, Oosterzee, Gietersebrug en Bantega" van de gemeente Lemsterland, vastgesteld op 26 juni 2013. De geldende bestemmingen zijn Winkelerf, Voetpad en Bijzondere Doeleinden III.
Voor een klein deel van de gronden langs de gevels aan de noordzijde geldt al de verkeersbestemming van het "nieuwe" bestemmingsplan Lemmer - Centrum. Dit gebied is opgenomen om een herkenbaar, samenhangend plangebied te houden waarvoor een zelfde regeling geldt.
Afbeelding 2: bestemmingsplan Lemmer - kom uit de Beheersverordening Lemsterland.
Afbeelding 3: geldend bestemmingsplan Lemmer - Centrum
De historisch gegroeide structuur van Lemmer is in belangrijke mate bepaald door de ligging aan de Zuiderzee. De oude kern van Lemmer heeft zich ontwikkeld aan de Streken rond het Dok, aan de Binnenhaven en aan de Nieuwburen, de beëindiging van de voormalige Rijksstraatweg van Sneek naar Lemmer.
Lemmer was niet alleen een havenplaats maar bood ook doorvaartmogelijkheden naar Sloten en de Tsjûkemar en daardoor naar geheel Friesland. Vandaar dat de belangrijkste bebouwing niet alleen aan de Binnenhaven en de Nieuwburen wordt aangetroffen, maar ook langs de Oudesluis en de Sylroede. Langs de Vissersburen is de historische bebouwing van ondergeschikte betekenis gebleven. In dit oostelijk deel van Lemmer was de wegverbinding naar Oosterzee en Kuinre over de Schans en de Zeedijk van meer belang.
De veranderingen in de scheepvaart, zoals die zich na 1850 deden gelden, zijn terug te vinden in de structuur van het centrumgebied. In de route Sloten-Zijlroede-Zuiderzee werd de sluis te klein. Een verbreding of verlenging ter plaatse was niet goed mogelijk, zodat een verlegging in zuidelijke richting werd overwogen. Op de route Tsjûkemar-de Rien-Zuiderzee deden zich andere problemen voor. Ter plaatse van de Nieuwburen en de Kortestreek moesten twee bruggen worden gepasseerd. Diit gaf, in combinatie met de nauwe Gracht ter plaatse van het gemeentehuis problemen. De schepen konden namelijk zeer moeilijk de bocht naar de sluis maken. Samen met het ruimteprobleem in de sluis was dit aanleiding tot het verleggen van de sluis in zuidelijke richting en het scheppen van een nieuwe en ruimere doorvaartmogelijkheid van de Rien naar de Zuiderzee. Hiervoor werd de Markt (thans Burg. Krijgerplein) doorgraven en moest een tiental panden worden gesloopt. Tegelijkertijd werd de Gracht gedempt.
Toch waren nog niet alle waterstaatkundige problemen opgelost. Het afwateringsprobleem bleef nog over. Via de Oude Sluiskolk werd overtollig regenwater gespuid. Wanneer echter bij sterke noord-oostelijke wind werd gespuid, veroorzaakte dat in de nauwe Sluiskolk een zodanige stroomsnelheid dat het voor de schepen onmogelijk werd hier tegenin te varen. Daarom werd aan het einde van de Schans een spuisluis gebouwd. Toen in de vijftiger jaren het tracé voor de Rijksweg (A6) definitieve vorm kreeg, betekende dit dat de Lemster Rien als scheepvaartroute verviel. De Vissersburen werd gedempt en de doorgraving van de Markt kon ongedaan worden gemaakt. Om de bedrijven aan het open blijvende deel van de Rien voor schepen bereikbaar te houden werd de spuisluis vervangen door een schutsluis. Door deze verandering werd de doorgaande route via de Schans richting Oosterzee verlegd naar de Vissersburen.
Het gemotoriseerde verkeer kon op veel plaatsen binnen het aanwezige profiel opgevangen worden, zodat de beslotenheid van de historisch gegroeide structuur op veel plaatsen nog aanwezig is. Deze beslotenheid wordt echter op een aantal plaatsen bedreigd door grootschalige nieuwbouw en parkeervoorzieningen. Inmiddels is een deel van deze "nieuwbouw"al weer gesloopt en is ter plekke van het voormaluig gemeentekantoor een nieuwe open ruimte ontstaan die met dit plan een nieuwe invulling kan krijgen.
De Schulpen en het Burgemeester Krijgerplein zijn in de centrumvisie Lemmer benoemd als het hart van Lemmer. Het gemeentekantoor is gesloopt en een nieuwe pleininrichting zorgt ervoor dat er voldoende ruimte blijft voor evenementen. Verder is het plein de verbindende schakel tussen de winkel- en horecalinten van Lemmer.
Aan de oostzijde van het plein wordt bebouwing teruggebracht met een schaal passend in de historische context en functies die de overbrugging naar de Vissersburen logisch en aantrekkelijk maken. Daarnaast schermt de bebouwing het parkeerterrein van het Achterom af. Uitgangspunt is het maken van een nieuwe pleinwand met authentieke Lemster panden. Het gebruik van de panden zal de functies op en aan het plein versterken en daarmee de identiteit van Lemmer ondersteunen. Bedrijvigheid, handelsgeest en gezelligheid zijn daarbij de kernwoorden.
Gebruik
Na het weghalen van de bebouwing van het oude gemeentekantoor is een groot open gebied ontstaan. Dit gebied wordt aan de oostzijde begrensd met nieuwe bebouwing met een kleine(re) schaal en functies die de overbrugging naar de Vissersburen en Schans logisch en aantrekkelijk maken.
De looproute’s van de Schulpen, de Vissersburen en de Kortestreek worden overzichtelijk en helder gemaakt. Daarbij komen in deze ruimte alle winkellinten samen.
De overblijvende open ruimte zal als schakel tussen de Schulpen en de Kortestreek functioneren. De pleininrichtingheeft een eigen, specifiek, herkenbaar karakter en gebruik afgestemd op de toerist en recreatie op de wal in de openbare ruimte. Zitten, kijken, gezien worden, spelen en aantrekkelijke vormgeving zijn daarbij de uitgangspunten, waarbij een multifunctioneel gebruik mogelijk is.
Verkeersrouting en parkeren
Voor het realiseren van meer verblijfskwaliteit in het hart is de huidige autoroute langs het Burgemeester Krijgerplein naar de Blokjesbrug, de Emmakade en de Schans, meer ondergeschikt gemaakt. De routes zelf en de aanwezige parkeercapaciteit zijn daarbij grotendeels gehandhaafd en er komen geen grote veranderingen in het parkeren. Situering en capaciteit blijven nagenoeg gelijk. Onder relevant gemeentelijk beleid, in 4.3.4 Verkeersstructuur Lemmer wordt daar nader op ingegaan.
Terrassen
Het uiterlijk van de terrassen bij de Oude Sluis wordt op dit moment bepaald door afscherming van de wind en regen. Ook elders bij horecapanden rond het Burgemeester Krijgerplein bepalen windschermen de grens van de terrassen.
Aan de Burgemeester Krijgerpleinzijde van de nieuwe bebouwing kan door een flexibele situering van de gevels een strook langs de gevel als uitstallingsruimte of terras ingericht worden. Het principe daarbij is dat de eerste 1 meterzone langs de gevel met vaste elementen ingericht mag worden.
Terrassen kunnen via een omgevingsvergunning worden aangevraagd.
Lemmer heeft een levendig centrum. Met name in de zomermaanden vervult waterrecreatie hier een belangrijke rol. Vooral de verschillende activiteiten rond het Dok, de Binnenhaven en de Schulpen geven het centrumgebied dan een zeer levendig aanzien. De watersportrecreatie heeft ook gevolgen voor de omvang van de voorzieningen. Het voorzieningenniveau ligt kwantitatief en kwalitatief op een hoger niveau dan bij kernen van een gelijke omvang, waar (watersport)recreatie geen belangrijke rol speelt.
In het centrumgebied van Lemmer speelt gedurende de zomermaanden ook het recreatief winkelen een belangrijke rol. De horecasector is sterker aanwezig dan bij een gemiddelde kern van deze omvang en met dit verzorgingsgebied zou mogen worden verwacht.
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en vertaald op de verbeelding en in de regels.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie gooit het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deels op 30 december 2011 en deels op 1 oktober 2012 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 13 nationale belangen zijn:
In hoofdstuk 2 van het Barro worden regels gesteld, van belang voor onder meer de implementatie in bestemmingsplannen. Zo zijn functies aangegeven die in het bestemmingsplan als bestemming of aanduiding moeten worden opgenomen.
De dijk in Lemmer behoort tot de 'primaire waterkeringen' zoals genoemd in het Barro. In het geldende bestemmingsplan Lemmer - Centrum is hiervoor een dubbelbestemming opgenomen op basis van het Barro (artikel 2.3.3. lid 1 alsmede artikel 2.11.2. lid 1). Deze is echter net buiten het plangebied gelegen.
Voor dit plangebied zelf raken de ontwikkelingen geen rijksbelangen.
Met de beoogde inrichting als vertrekpunt is door DTNP een "Ladder-onderzoek" uitgevoerd voor het plan. Het complete onderzoek is als bijlage 4 aan deze toelichting toegevoegd.
Het bouwplan voorziet in twee bouwblokken waar de bestemming centrum op wordt gelegd. Deze bestemming maakt een breed gebruik mogelijk. Het plan gaat uit van maximaal 5 units voor detailhandel, lichte horeca of andere vormen van publieksgerichte functies op de begane grond. Het gezamenlijke oppervlak bedraagt ca 900 m2 (= max 700 winkelvloeroppervlak) Op de eerste verdieping worden maximaal 6 woningen gerealiseerd.
Omdat de bebouwingsmogelijkheden per saldo niet toenemen komt DTNP tot de conclusie dat er geen sprake zou zijn van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarnaast is er ook geen sprake van een relevante functiewijziging als gevolg van het plan.
Ondanks deze conclusie waarmee er geen laddertoets uitgevoerd hoeft te worden dient nog wel de behoefte te worden aangetoond. Daarvoor is de laddersystematiek gehanteerd voor de verdere opbouw van het rapport.
De kwantitatieve behoefte voor nieuwe ruimte voor publieke voorzieningen is Lemmer is moeilijk aan te tonen. Wel is er echter vanuit kwalitatief oogpunt behoefte aan dit herontwikkelingsplan. De plek en de beoogde invulling koppelt deelgebieden, in een nieuw ontmoetingsplein op een scharnierpunt in Lemmer. Deze invulling is daarmee cruciaal voor de verdere omntwikkeling van de kern met haar voorzieningen.
Dit herontwikkelingsplan kan daarmee de toets aan de Ladder voor duurzame ontwikkeling doorstaan.
Op 18 juni 2014 is de nieuwe Verordening Romte Fryslan 2014 vastgesteld. In de verordening zijn, net als in de eerdere verordening, regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale, ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.
De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het gaat met name om beleid in het Streekplan Fryslân 2007, het Derde provinciale Waterhuishoudingsplan 2010-2015 en het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Uitgangspunt is dat de Verordening niet meer regelt dan noodzakelijk is.
Bestemmingsplan in overeenstemming met cultuurhistorie en archeologiebepalingen uit Verordening
In deze plantoelichting is in paragraaf Cultuurhistorie en monumenten aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met cultuurhistorische elementen en structuren zoals aangegeven op de van de Verordening deel uitmakende Cultuurhistorische kaarten.
Ook is in deze toelichting beschreven op welke manier rekening is gehouden met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de FAMKE.
In paragraaf Archeologie wordt ingegaan op de mogelijk aanwezige waarden. Om deze te beschermen is een dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen. Aan dit deel uit de Verordening wordt voldaan.
Bestemmingsplan in overeenstemming met detailhandelsbepalingen uit Verordening
Detailhandel buiten het bestaande kernwinkelgebied kan volgens de Verordening pas worden toegestaan als sprake is van perifere detailhandel. De detailhandel mag geen afbreuk doen aan de verzorgingsfunctie van het bestaande kernwinkelgebied. In Lemsterland is dit geregeld door perifere detailhandel specifiek toe te staan op Lemsterpark. Hier kunnen zich bedrijven vestigen, waar gezien hun aard en omvang geen ruimte voor is in het centrumgebied van Lemmer.
Bestemmingsplan in overeenstemming met natuurbepalingen uit Verordening
Op onderstaande afbeelding zijn de gebieden weergegeven die behoren tot de Ecologische HoofdStructuur (EHS) of natuur buiten de ecologische hoofdstructuur. Hieruit blijkt dat binnen het plangebied zelf geen natuur ligt. Er hoeven dus geen beschermende planregels te worden opgenomen.
afbeelding 4: Ligging Natuur
In Lemmer liggen reserveringszones ter versterking van de primaire waterkering, hiervoor is een regeling in het bestemmingsplan Lemmer - centrum opgenomen
In een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een reserveringszone voor versterking van een primaire waterkering binnen een aaneengesloten gebied, moet op basis van de Verordening de reserveringszone worden vastgelegd. Het plangebied van het centrum van Lemmer is langs de zuidkant hier en daar nog net gelegen binnen een reserveringszone.
Het thans voorliggende plangebied valt daar echter buiten.
afbeelding 5: reserveringszone waterkering
Vanwege onder meer de veranderde economische omstandigheden (kredietcrisis),de toenemende leegstand van winkelpanden et cetera en de gewijzigde stedenbouwkundige inzichten is een Centrumvisie opgesteld. Deze Centrumvisie Lemmer, heeft de raad op 19 december 2012 vastgesteld.
De visie is tot stand gekomen na een uitgebreid communicatietraject met ondernemers, bewoners en belanghebbenden in het centrum. De visie bevat een analyse van de huidige situatie en geeft de ontwikkelingsmogelijkheden aan voor het centrumgebied van Lemmer, waarbij versterking van de stedenbouwkundige structuur tot doel is gesteld. Daarbij is vastgelegd wat de ruimtelijke en functionele mogelijkheden en beperkingen zijn, één en ander tegen de achtergrond van sociaaleconomische ontwikkelingen. De visie gaat uit van een compact centrumgebied waarbij de winkelstraten uitkomen op het centrale punt, het Burgemeester Krijgerplein.
In de centrumvisie zijn de ontwikkelingsmogelijkheden in het centrum van Lemmer onderbouwd op basis van de inzichten van 2012 die gebaseerd zijn op de gewijzigde economische en stedenbouwkundige inzichten. Dit is gebaseerd op een analyse van de huidige situatie en een interne discussie over de gewenste mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Deze zijn getoetst aan de mening van ondernemers en bewoners in het centrum.
De gemeente Lemsterland heeft op 22 november 2010 een structuurvisie conform de Wro vastgesteld. Deze structuurvisie bouwt voort op het Ontwikkelingsperspectief van de gemeente uit 2006, waarbij de informatie is geactualiseerd en aangevuld. De Structuurvisie vervangt het Ontwikkelingsperspectief. De visie geeft in grote lijnen weer welke ontwikkelingen de gemeente voor ogen heeft voor de komende 10 jaar (tot 2020).
In de Structuurvisie wordt het plangebied aangeduid als cultuurhistorisch centrum. Binnen dit kleine plangebied zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten gelegen.
afbeelding : Structuurvisie Lemsterland 2010
In het Friese Merenproject van de provincie Fryslân heeft de nadruk in de eerste fase gelegen op de open verbindingen tussen de verschillende Friese Meren. In de afgelopen jaren stond het oplossen van knelpunten bij de kanalen en vaarten centraal. Nu de (fysieke) basis voor het Friese Merenproject is gelegd, ligt de nadruk nu meer dan in de voorgaande jaren de nadruk op ruimtelijke kwaliteit. Daarmee wordt het maatschappelijke rendement van investeringen in de Friese Meren vergroot.
De tweede fase Fries Merenproject kent drie programmalijnen namelijk:
In de programmalijn ‘Meer bestedingen aan de wal’ gaat het ondermeer om maatregelen die gericht zijn op investeringen in de ruimtelijke kwaliteit van waterfronten van watersportkernen en op de versterking van de toegangspoorten naar Fryslân. Voor het centrumgebied van Lemmer is dit programma vertaald in de herprofilering van de kades, het aanbrengen van een aanlegsteiger en het vergroten van de beeldkwaliteit in het (deels nieuw te maken) verblijfsgebied.
Met de herinrichting en herontwikkeling van de locatie van het voormalige gemeentekantoor (Burgemeester Krijgerplein) wordt vooral ingespeeld op het maken van verblijfsgebied en het vergroten van de beeldkwaliteit.
De 'Centrumvisie Lemmer' en het 'Masterplan Toegangspoort Lemmer' vormen de basis voor de plannen in het centrum van Lemmer. Doel van deze plannen is vooral het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Hierdoor wordt het centrum van Lemmer aantrekkelijker voor toeristen en inwoners en gaan de bestedingen aan de wal toenemen. Om dit doel te bereiken zijn ondersteunend verkeersmaatregelen benodigd. Hiervoor is een verkeersstudie opgesteld die het verkeerskundige toetsingskader voor ontwikkelingen in en rond het centrum van Lemmer is en dient het om de samenhang van mogelijke verkeerskundige ingrepen te bewaken.
De verkeersstudie bevat een visie op de routing en verkeersstructuur en op de parkeersituatie.
Routing,
Voor de beoogde herinrichting van dit deelgebied is onderzoek gedaan naar de routing en de parkeermogelijkheden in het hele centrumgebied van Lemmer.
Het is gebleken dat de routing voor de auto's niet helder is en dat toeristen en bezoekers niet automatisch op de parkeerplekken terecht komt. Op basis van dit onderzoek wordt voorgesteld om twee logische rondjes aan te geven, vanaf de noord/oostzijde (ingang Straatweg en Zeedijk) van Lemmer en vanaf de westzijde (ingang Plattedijk). Daarbij is er alleen één richtingverkeer mogelijk over de Blokjesbrug richting de Nieuwedijk.
De rijrichting over de Prinsessekade is omgedraaid om het rondje aan de zuidkant van het centrum mogelijk te maken. De parkeerrroute’s worden met borden duidelijker aangegeven.
De Emmakade wordt bij de terassen als voetgangersgebied (pleinbestrating) ingericht, waardoor de automobilist zich te gast voelt.
De verandering in de bebouwingsstructuur heeft maar zeer beperkte gevolgen voor de de routing. De (onder)doorgang van de Schans naar het parkeren op het Achterom is niet meer met de auto mogelijk. Wel blijft er tussen de geprojecteerde bebouwing doorgang voor voetgangers en fietsers mogelijk.
Parkeren,
Voor het parkeren is gekeken naar de druk en vraag in de oude situatie en voor de beoogde nieuwe situatie. Uitgangspunt is dat er in de toekomstige situatie voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is.
Op basis van CROW-parkeerkencijfers is de parkeerbehoefte van zowel de voormalige situatie als de toekomstige situatie berekend. Deze is opgenomen in bijlage 3. De parkeerbehoefte van de voormalige situatie is in mindering gebracht op de parkeerbehoefte van de toekomstige situatie. Dit komt neer op: 113 parkeerplaatsen (worstcasescenario) voor de toekomstige situatie, minus 148 parkeerplaatsen voor de voormalige situatie. Het resultaat hiervan is -35 parkeerplaatsen.
Aangezien het saldo negatief is, kan worden geconcludeerd dat voor de toekomstige functies voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is en hiermee aan de parkeernorm wordt voldaan.
Met de fusie van de gemeenten Lemsterland, Gaasterlân-Sleat en Skarsterlân, en de latere toevoeging van Terherne ontstond een situatie waarbij aanvragen voor bouw-omgevingsvergunningen aan 4 welstandsnota's getoetst moest worden. In 2014 is gewerkt aan een nieuw welstandsbeleid waarin de vier verschillende nota's zijn samengebracht tot een nieuwe Nota en tegelijkertijd is het welstandsbeleid beoordeeld en aangepast aan de nieuwste inzichten, wetgeving en werkwijzen.
Over het algemeen zijn de regels versoepeld, bijvoorbeeld voor woonwijken en bedrijventerreinen. Maar daar waar sprake is van een bijzondere ruimtelijke kwaliteit, zoals de oude kernen en de lintbebouwing, is duidelijk omschreven wat er wel en niet gewenst is. Het nieuwe welstandsbeleid is dan ook zo samen te vatten: “Weinig regels waar dat kan, duidelijke regels waar dat nodig is”.
Het plangebied valt in de nieuwe Welstandsnota onder de "Grotere oudere kernen" en is daarmee een "bijzonder welstandsgebied" waar toetsing plaats vindt door de Welstandscommissie.
Gezien de ligging van het plangebied, in het centrum van Lemmer, en de beoogde ruimtelijke kwaliteit van de bouwkundige invulling is besloten om voor dit gebiedje specifiek welstandsbeleid te gaan formuleren.
Hiervoor is het Beeldkwaliteitsplan Lemmer - Burgemeester Krijgerplein opgesteld.
Uit dit Beeldkwaliteitsplan Lemmer - Burgemeester zullen "Welstandsontwikkelcriteria" worden gedistilleerd. Deze criteria doorlopen een zelfstandige inspraakprocedure. Na afloop van die procedure zullen deze criteria ook ter vaststelling aan de raad worden aangeboden.
Bij plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening moet een watertoets worden uitgevoerd. Er wordt naar gestreefd om het bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren.
Er moet worden aangegeven of en op welke wijze de waterhuishouding wordt beïnvloed en op welke wijze negatieve effecten worden voorkomen of gecompenseerd. Daarnaast bevat de waterparagraaf een weergave van het doorlopen proces en het wateradvies van de waterbeheerder. Overleg met het Waterschap in een vroeg stadium is van groot belang.
De watertoets is het proces van vroegtijdig adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.
Het kader voor de Watertoets is het vigerend beleid, zoals de vierde Nota Waterhuishouding en Waterbeleid 21e eeuw de "Europese Kaderrichtlijn". Het Wetterskip Fryslân heeft het gewenste waterbeheer vastgelegd in haar Integraal Waterbeheerplan (lWBP).
Voor het plan is op 25 april 2016 de Watertoets doorlopen. Een reguliere procedure is noodzakelijk. Het Wetterskip heeft de volgende aandachtspunten en richtlijnen voor het bestemmingsplan aangegeven:
Leidraad watertoets
Als richtlijn bij het beoordelen van ruimtelijke plannen werkt Wetterskip Fryslân met de Leidraad Watertoets te raadplegen via de link: www.wetterskipfryslan.nl/watertoets.
In Leidraad Watertoets, hoofdstuk 4. De wateraspecten, staan de aandachtspunten voor alle wateraspecten omschreven waarmee rekening gehouden moet worden en is informatie te vinden over de te nemen standaard maatregelen. Aandachtspunt voor het plan is de ligging van de regionale waterkering op de openbare weg Vissersburen.
Klimaatadaptatie
Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Bij de inrichting van het plangebied kunt u hier op anticiperen door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen.
Regenwateroverlast in stedelijk gebied
Stichting RIONED heeft de afgelopen tijd meerdere artikelen gepubliceerd over de aanpak van regenwateroverlast in stedelijk gebied. Onlangs verscheen een zeer nuttig overzicht met informatie voor de dagelijkse praktijk. Ons advies is om dit mee te nemen in de uitwerking van het plan. Link naar de site: https://www.riool.net/home
Waterbeheerplan 2016-2021
Verder willen wij u wijzen op het Waterbeheerplan 2016-2021. In dit plan staat hoe Wetterskip Fryslân het waterbeheer de komende zes jaar wil vormgeven:
https://www.wetterskipfryslan.nl/documenten/bestuur/waterbeheerplan-2016-2021/waterbeheerplan-2016-2021-19_april_2016-_v6.pdf
Veel van de opgesomde aandachtspunten zijn door de gemeente in het voortraject al in de planontwikkeling meegenomen en afgewogen.
De ligging van het gebied en de beoogde (her)inrichting hebben geen gevolgen voor de regionale waterkering. Het merendeel van de werkzaamheden vindt plaats op maaiveldniveau of net daaronder.
Aan de wens om het gebied "groener in te richten" is in beperkte mate voldaan. De mogelijkheden in binnenstedelijk gebied zijn echter beperkt.
Bij ruimtelijke planvorming moet ook aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in gebieds- en soortbescherming.
Gebiedsbescherming
Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.
Het Natura 2000-gebied IJsselmeer beslaat het gehele IJsselmeer en slechts een klein deel daarvan ligt in de gemeente De Fryske Marren. De wateren direct ten zuiden van Lemmer tot aan de Noordoostpolder zijn buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied gelaten. Het water rond het bedrijventerrein is aangegeven als EHS-water. Ten noorden van het centrum van Lemmer liggen ook EHS-gebieden. Er is voldoende afstand tot deze gebieden. Daarnaast gaat het hier om een bestemmingsplan dat geen grootschalige ingrepen mogelijk maakt.
afbeelding : Beschermde natuurgebieden rond Lemmer
Soortbescherming
Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden. Deze kan worden aangevraagd voordat een omgevingsvergunning wordt aangevraagd. De ontheffing kan ook via een verklaring van geen bedenking worden meegenomen bij de omgevingsvergunning.
De locatie ligt in het stedelijk gebied van het centrum van Lemmer met veel rumoer en bewegingen. Bij de sloop van het voormalig gemeentehuis is de door LNV goedgekeurde gedragscode gehanteerd. Ook bij de uitvoering van de werkzaamheden van de herinrichting wordt conform deze gedragscode gewerkt.
In het centrum van Lemmer zijn veel monumenten in de zin van de Monumentenwet aanwezig. De belangrijkste hiervan zijn de N.H.-kerk, het oude gemeentehuis en de sluiscomplexen met kademuren aan de noord- en zuidzijde van de binnenhaven.
Er is geen sprake van een min of meer aaneengesloten gebied waarbinnen de monumenten zijn gelegen. Wel ligt het accent op de bebouwing langs de Zijlroede. In Lemmer komen daarnaast nog enkele cultuurhistorisch interessante gevelwanden voor die van belang zijn voor de waardering van het centrumgebied in zijn totaliteit (onder andere Visserburen, Nieuwburen, Lijnbaan, Langestreek, Kortestreek, Schulpen, Emmakade, Burgemeester Krijgerplein en Schans). Het is van belang dat de schaal en de onderlinge samenhang van de verschillende panden, die samen de gevelwanden vormen, zoveel mogelijk worden gehandhaafd en waar mogelijk versterkt. Met name is dit van belang bij de aansluiting op de meest waardevolle historische panden, waaronder de monumenten.
Het centrum van Lemmer bezit een aantal structurele waarden. Geconcludeerd wordt dat er niet voldoende historische samenhang en herkenbaarheid aanwezig is om een aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht te rechtvaardigen. Voor de monumenten is daarom primair de bescherming van de Monumentenwet van toepassing. De waarde van een monument wordt niet uitsluitend bepaald door zijn eigen verschijningsvorm, maar in belangrijke mate door de omgeving ervan. Het is daarom gewenst dat, meer dan in het verleden is gebeurd, de aanliggende bebouwing en de structuur van het gebied worden afgestemd op de waarde van het monument. Aan de andere kant moeten eigenaren en gebruikers van woningen, winkels en bedrijven hun panden, als dat nodig is, kunnen aanpassen aan zich wijzigende omstandigheden. Eén en ander binnen het karakter van het centrumgebied. In concrete situaties zal daarbij gezocht moeten worden naar een zo goed mogelijke afweging van de betrokken belangen.
De cultuurhistorische kenmerken in Fryslân zijn door de provincie geïnventariseerd en op een digitaal raadpleegbare cultuurhistorische kaart (CHK) gezet. Op de CHK staan gebouwde monumenten, historische buitenplaatsen, beschermde stads- en dorpsgezichten, historisch-geografische elementen, archeologische terreinen en monumenten en enige aardkundige elementen. Aan gemeenten en initiatiefnemers wordt verzocht om rekening te houden met de op de CHK aangegeven elementen en structuren. Er wordt voortdurend gewerkt aan de verbetering, aanvulling en verdieping van de gegevens over cultuurhistorie. Op dit moment geldt de CHK2. Voor het gehele centrumgebied van Lemmer geldt dat er veel elementen zijn opgenomen op de CHK2.
Het nu voorliggende bestemmingsplan bevat geen monumentale panden.
Als gevolg van het Europese "Verdrag van Malta" (16 april 1992) is het noodzakelijk om te bezien of in het plangebied sprake is van te verwachten oudheidkundige waarden. De provincie Fryslân heeft in samenwerking met het rijk en de gemeenten, het bodemarchief zo goed mogelijk in kaart gebracht. Dit gebeurt op de FAMKE: Friese Archeologische Monumentenkaart Extra.
De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr - 1500 n Chr). Voor deze indeling in twee perioden is gekozen omdat de adviezen voor mogelijke vindplaatsen uit de steentijd vaak verschillen van die voor mogelijke jongere vindplaatsen.
De FAMKE-kaart geeft aan voor de Steentijd-Bronstijd dat het plangebied valt onder de categorie "karterend onderzoek 3". Op onderstaande afbeelding zijn de gebieden zichtbaar.
afbeelding : Advieskaart Steentijd - Bronstijd
In de gebieden "karterend onderzoek 3" kunnen zich op enige diepte archeologische lagen bevinden uit de steentijd, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek. Mochten zich hier archeologische resten bevinden, dan zijn deze waarschijnlijk goed van kwaliteit. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren, waarbij minimaal drie boringen per hectare worden gezet, met een minimum van drie boringen voor gebieden kleiner dan een hectare.
Het plangebied omvat bouwvlakken met een totaaloppervlakte van nog geen 1000 m2. Specifiek onderzoek naar mogelijke archeologische waarden uit het tijdvak Steentijd - Bronstijd kan derhalve achterwegen blijven.
Voor de IJzertijd-Middeleeuwen geldt een andere kaart. Onderstaand is deze afgebeeld.
afbeelding : Advieskaart IJzertijd - Middeleeuwen
Voor het gehele plangebied geldt de aanduiding "Streven naar behoud". Van deze terreinen is bekend dat zij waardevolle archeologische resten uit de periode bronstijd en later bevatten. In veel gevallen betreft het terreinen die voorkomen op de landelijke Archeologische Monumentenkaart (AMK), maar het kunnen ook terreinen zijn die bij gemeente of provincie bekend staan als archeologisch waardevol. Vaak zijn deze gebieden in het bestemmingsplan opgenomen als "archeologisch waardevol gebied", met daaraan gekoppeld een aanlegvergunningstelsel.
In de nu geldende planologisch regiem hebben de terreinen waar gebouwd kan worden reeds een bestemming waarbij het oprichten van bouwwerken is toegestaan, zoals bijvoorbeeld de bestemming Maatschappelijk. In deze gevallen adviseert de provincie voor ingrepen van minder dan 50 m² geen consequenties te verbinden aan de aanduiding "streven naar behoud". Mochten er bij het realiseren van gebouwen met deze beperkte oppervlakte toch bodemvondsten worden gedaan, dan dienen die gemeld te worden bij de provinciaal archeoloog.
In dit plan wordt aangesloten op de zelfde regeling de nu geldende regels die voor de om het plangebied liggende terreinen al geldt. Bescherming van het archeologisch waardevolle terrein vindt plaats door een dubbelbestemming "Waarde - archeologie" met daaraan gekoppeld een aanlegvergunningstelsel. Bij ontwikkelingen binnen dit gebied zal in het kader van de verlening van een omgevingsvergunning een provinciaal archeoloog om advies worden gevraagd.
Bescherming van de niet onderzochte archeologisch waardevolle terrein vindt plaats door een dubbelbestemming "Waarde - archeologie" met daaraan gekoppeld een aanlegvergunningstelsel. Bij ontwikkelingen binnen dit gebied zal in het kader van de verlening van een omgevingsvergunning een provinciaal archeoloog om advies worden gevraagd.
Scheiding van milieubelastende en milieugevoelige functies met behulp van milieuzonering is in de omgeving van sterk milieubelastende activiteiten zonder meer noodzakelijk. Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficient ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Een gemengd gebied met een mix van wonen en werken, winkels en horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen. Daarom kan met toepassing van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" worden gekozen voor functiemengingsgebieden. In de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorie-aanduiding dan in de afstandenlijst. Hiermee wordt, conform het Hadboek bestemmingsplannen, dezelfde systematiek aangehouden als bij andere bestemmingsplannen in de gemeente De Fryske Marren.
In beginsel is geen bodemonderzoek noodzakelijk als een bestemmingsplan betrekking heeft op een bestaande situatie. Dit is hier het geval. In de planregels is voor zowel de wijzigingsbevoegdheid als ook de afwijkingsbevoegdheid bepaald dat deze procedures pas in gang gezet kunnen worden nadat door burgemeester en wethouders is beoordeeld dat geen onevenredige aantasting van de milieusituatie plaatsvindt. Hieronder is ook de "bodemsituatie" begrepen. Indien sprake is van uitbreidingsmogelijkheden binnen aangegeven bouwvlakken (die ook al in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen) zal het bedoelde onderzoek in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning aan de orde komen.
In Fryslân is sinds 2004 een provinciedekkend beeld beschikbaar van (bijna) de totale omvang van de (potentiële) bodemverontreiniging. Het is bekend op welke locaties in het verleden de bodem mogelijk is verontreinigd.
In Fryslân zijn dat er ongeveer 75.000. Gezien de voorkomende (bedrijfs)activiteiten en op grond van ervaringen op bodemgebied wordt van circa 50.000 locaties verwacht dat er sprake is van geen of een lichte mate van bodemverontreiniging, waarvoor op grond van de Wet bodembescherming (Wbb) geen noodzaak bestaat om de grond te saneren. Zo'n 25.000 locaties moeten nader worden bekeken op de aanwezigheid van bodemvreemde stoffen die een risico kunnen zijn voor mensen en dieren, voor de natuur of voor bijvoorbeeld waterwingebieden. Is de bodemverontreiniging op die locaties ernstig of niet geschikt voor de (gebruiks)functie, dan zal de bodem gesaneerd moeten worden of zullen beveiligingsmaatregelen getroffen moeten worden.
In het plangebied zijn een tweetal situaties op de kaart van de provincie te onderscheiden (zie onderstaande afbeelding):
Verkennend (voor)onderzoek
Voor de uitvoering van de herinrichtingswerkzaamheden zal vooral de bovengrond geroerd worden. Hiervoor is door BK ingenieurs in oktober 2015 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.
Voorgaand aan dit onderzoek is opnieuw bekeken welke onderzoeken binnen de contouren van het plangebied in het verleden zijn uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn hieronder weergegeven.
Tijdens het vooronderzoek is informatie naar voren gekomen waardoor de aanwezigheid van een bodemverontreiniging op de locatie wordt verwacht. De hypothese is daarom 'verdacht op het voorkomen van lichte tot matige verontreinigingen met diverse zware metalen’.
De onderzoeksstrategie voor de locatie voldoet aan de Nederlandse Norm 5740, strategie 'verdachte locatie, diffuse bodembelasting, heterogeen verdeelde verontreiniging op schaal van monsterneming’.
Veldwerk:
De veldwerkzaamheden hebben plaatsgevonden op 15 en 16 september 2015. Het grondwatermonster is conform de norm minimaal één week na plaatsing van de peilbuis op 23 september 2015 genomen.
Uit de boorprofielen blijkt dat de bodem over het algemeen, tot de maximale boordiepte van 5,0 m -mv, uit matig fijn, zwak siltig, zwak humeus bestaat. In de bovengrond (0 – 0,5 m -mv) zijn sporen baksteen aanwezig. Vanaf 0,5 m -mv zijn in de zandlaag antropogene bijmengingen (baksteen, beton en grind) aanwezig welke in gradatie variëren van zwak tot sterk.
Plaatselijk is in de bodemlaag van 1,7 tot 4,5 m -mv een mineraalarme tot zwak zandige veenlaag aanwezig. Plaatselijk (ter hoogte van Oude Sluis 1) bestaat het bodemtraject 0,5 – 2,0 m -mv uit een sterk zandige kleilaag. In deze kleilaag is in de laag van 0,5 – 1,0 m -mv een sterke bijmenging met baksteen aangetroffen.
Tijdens de veldwerkzaamheden is visueel geen asbestverdacht materiaal aangetroffen op het maaiveld (ter plaatse van de boringen) en in de opgeboorde grond.
Resultaten:
Met dit bodemonderzoek is de huidige bodemkwaliteit vastgelegd. De hypothese 'verdacht op het voorkomen van lichte tot matige verontreinigingen met diverse zware metalen’ is juist gebleken. Over het algemeen zijn er geen tot lichte verontreinigingen aangetoond met zware metalen in zowel de boven- als ondergrond. In de ondergrond van twee boringen zijn matig verhoogde gehalten aangetoond met respectievelijk lood en zink.
In het grondwater, gesitueerd op 1,1 en op 3,5 m -mv zijn hoogstens lichte verontreinigingen aangetoond.
Formeel gezien dient er op basis van het aantreffen van een matige verontreiniging een nader onderzoek uitgevoerd te worden. Met een nader bodemonderzoek moeten de aard, mate en omvang van de verontreiniging worden vastgesteld. Op grond van de resultaten van het nader bodemonderzoek moet worden bepaald of sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en zo ja of er sprake is van onaanvaardbare risico’s voor de mens, het ecosysteem en verspreiding van verontreiniging.
BK adviseert om een nader onderzoek uit te voeren ter plaatse (rondom) de beide boringen om vast te stellen of op de locatie en binnen de werkgrenzen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Uit de indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit (hergebruiksmogelijkheden van grond) voldoet de bovengrond aan de kwaliteitsklasse achtergrondwaarde en de ondergrond aan de kwaliteitsklasse achtergrondwaarde (OG2, OG3, OG4 en OG6) en industrie (OG1 en OG5).
Bij werkzaamheden in de bodem dient rekening te worden gehouden met de veiligheidsmaatregelen conform de CROW-publicatie 132 ‘werken met verontreinigde grond en grondwater’.
De in deze rapportage opgenomen toetsing van toepassing en verspreiden van grond of baggerspecie volgens het Besluit bodemkwaliteit is slechts opgenomen om een indicatie te geven van de mogelijke afvoerbestemming van de grond of baggerspecie. De toetsing voldoet niet aan de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit.
Nader bodemonderzoek:
De veldwerkzaamheden voor het geadviseerde vervolgonderzoek hebben plaatsgevonden in week 43, op 20 en 23 oktober 2015.
Boring 003 – Emmakade:
Ter plaatse van boring 003, is alleen de laag boven de verdachte laag (van 1,0 tot 1,5 m –mv) geselecteerd voor analyse in verband met het staken van de boringen. De meest verdachte lagen van de geplaatste boringen rondom zijn geselecteerd voor analyse voor de verticale afperking.
Alle vier (4) de geselecteerde monsters zijn geanalyseerd op een loodpakket (inclusief AS3000, ontsluiting, lutum, organische en droge stof).
Boring 006 – Vissersburen:
Ter plaatse van boring 006, is de laag boven en onder de verdachte laag (van 1,5 tot 2,0 m – mv en 2,5 tot 3,0 m –mv) geselecteerd voor analyse. De meest verdachte lagen van de geplaatste boringen rondom zijn geselecteerd voor analyse voor de verticale afperking. In verband met het aantonen van een matige verontreiniging in de verdachte laag van boring 602 en een sterk verhoogd gehalte met zink in boring 604, zijn de verdachte lagen van de tweede ring ingezet voor boring 606 en 606.
Alle acht (8) de geselecteerde monsters zijn geanalyseerd op een zinkpakket (inclusief AS3000, ontsluiting, lutum, organische en droge stof).
Resultaten:
Met dit bodemonderzoek is vastgesteld of op de locatie bij boring 003 (Emmakade) en boring 006 (Visserburen) binnen de werkgrenzen van de voorgenomen riool werkzaamheden sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Op basis van de resultaten kan gesteld worden dat ter plaatse van boring 003/301, sprake is van een zogeheten spot-verontreiniging. In geen van de overige geplaatste boringen is een overschrijding van de tussen- en/of interventiewaarde aangetoond.
Naar aanleiding van de olieachtige verontreiniging welke tijdens de werkzaamheden op 20 oktober 2015 vanuit de kade de haven in liep, is mogelijk sprake geweest van het doorroesten van de leidingen van de voormalige tank en het vulpunt. Het is gezien de aanwezige kade niet mogelijk om een onderzoek rondom de tank uit te voeren om deze te kunnen saneren (verwijderen). BK adviseert om bij de reconstructiewerkzaamheden ter plaatse van de voormalige tank in goed overleg met de veiligheidskundige de benodigde veiligheidsmaatregelen en eventuele milieukundige maatregelen (aanvullende spoedbemonsteringen) uit te voeren.
Daarnaast kan het voorkomen dat tijdens deze werkzaamheden toch blijkt dat er een verontreiniging in de bodem dan wel kade aanwezig is met olieproduct. In overleg met het bevoegd gezag moeten de mogelijkheden voor het saneren (verwijderen) van de voormalige tank, vulpunt en eventuele leidingen worden besproken en de eventueel verontreinigde bodem.
Ter plaatse van boring 006 is binnen de grenzen van het voorgenomen werkgebied geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In zowel de noordwestelijke richting als zuidoostelijke richting (het werkgebied van de voorgenomen reconstructie werkzaamheden) zijn geen verhoogde gehalte met zink aangetoond. Voor boring 602 en boring 604 (zuidwesten en noordoosten) geldt gezien de overschrijding van de tussen- en interventiewaarde (matige / sterke verontreiniging) dat formeel de verontreiniging nog niet voldoende in kaart is gebracht. BK adviseert om bij eventuele werkzaamheden hier eerst nog aanvullend onderzoek uit te voeren om vast te stellen of de werkzaamheden zich niet bevinden in een geval van ernstige bodemverontreiniging.
De resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn tevens indicatief getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) om een indicatie te krijgen van de kwaliteit van de grond bij eventuele afvoermogelijkheden. Uit deze indicatieve toetsing (hergebruiksmogelijkheden van grond) voldoen zowel de bovengrond (BG1 en BG2) als de ondergrond (OG2, OG3, OG4 en OG6) aan de kwaliteitsklasse ‘Achtergrondwaarde’. De ondergrond (OG1 en OG5) voldoet aan de kwaliteitsklasse ‘Industrie’. De uitkomst van een indicatieve toetsing van één parameter (en/of enkele) aan het Besluit bodemkwaliteit heeft slechts betrekking op die betreffende parameter(s) en niet op het gehele standaard NEN-5740 pakket. Bij toetsing aan een enkele parameter wordt geen rekening gehouden met de toetsingsregels welke binnen het Bbk van toepassing zijn.
Bij werkzaamheden in de bodem dient rekening te worden gehouden met de veiligheidsmaatregelen conform de CROW-publicatie 132 ‘werken met verontreinigde grond en grondwater’.
De inrichting van het openbaar gebied is inmiddels uitgevoerd. Bij het uitvoeren van die werkzaamheden is rekening gehouden met deze veiligheidsmaatregelen.
Bij het uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van de realisatie van bebouwing zal ook rekening gebhouden worden met de veiligheidsmaatregelen.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op grond van de wet dient bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden ingesteld naar geluidsbelastingen op de gevels van woningen afkomstig van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en lawaai vanwege industrie.
De wegen binnen het centrumgebied zijn aangewezen en ingericht als 30 km/uur-gebied. Onderzoek naar wegverkeerslawaai en spoorweglawaai kan achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Bovendien kan het onderzoek binnen het gebied waar een maximale snelheid van 30 km/uur geldt zonder meer achterwege blijven. Onderzoek naar geluid vanwege het spoor of wegverkeerslawaai is in het kader van dit bestemmingsplan dus niet noodzakelijk.
Wel geldt dat er blijvend aandacht moet zijn voor een goed woon- en leefklimaat. De beoogde inrichting richt zich vooral op het verhogen van de verblijfskwaliteit voor de bezoekers en inwoners van Lemmer die in het gebied samenkomen. Ook de toevoeging van nieuw groen versterkt een goed woon- en leefklimaat.
Verder geldt op basis van de Wet geluidhinder een verplichte zonering voor industrieterreinen, waarop inrichtingen zijn gevestigd of kunnen worden gevestigd, die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken (de zogenaamde grote lawaaimakers).
Het bedrijventerrein Buitengaats ten zuiden van het plangebied betreft een gezoneerd bedrijventerrein. In het onderhavige plan is nog de zonering opgenomen zoals die is vastgelegd bij Koninklijk Besluit van 2 juli 1990. In de planregels is geregeld dat nieuwe geluidgevoelige functies gerealiseerd kunnen worden met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als genoemd in de Wgh. Het bestemmingsplan Buitengaats wordt momenteel geactualiseerd en de zone wordt opnieuw berekend en vastgesteld waarbij recente (woningbouw)ontwikkelingen worden meegewogen.
De invloed van die actualisatie op deze invulling is zeer beperkt en zo die er is uitsluitend positief.
In het kader van "externe veiligheid" zijn 18 ramptypes te onderscheiden (indeling op basis van de Leidraad maatramp). Deze ramptypes zijn niet allemaal ruimtelijk relevant.
De Brandweer Fryslân ziet geen noodzaak om bij dit bestemmingsplan opmerkingen te plaatsen of extra aandacht te vragen voor bepaalde specifieke veiligheidsaspecten.
Dit omdat er geen risicovolle activiteiten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) op het plangebied van invloed zijn.
Op het totale gebied van externe veiligheid hoeven er geen specifieke (inrichtings)eisen aan dit plan gesteld te worden.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Dit plan heeft geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen in zich. Bestaande (centrum) bebouwing wordt gesloopt en in een kleinere omvang terug gebouwd.
Deze ontwikkeling heeft geen, of een beperkt positief effect op de optredende achtergrondconcentraties.
In De Fryske Marren staat veiligheid hoog op de agenda. Veiligheid is immers één van de basistaken van de lokale overheid. Het is zaak om ook bij de ruimtelijke ordening rekening te houden met mogelijkheden om de integrale veiligheid te verbeteren.
Ten aanzien van de sociale veiligheid dient rekening te worden gehouden met het volgende. Het is een gegeven dat de aanwezigheid van potentiële daders en een aantrekkelijk en kwetsbaar doelwit de kans op criminaliteit verhogen. Door een zorgvuldig ontwerp en beheer van de gebouwde omgeving kan de veiligheid worden verbeterd en overlast worden verminderd. Het Politiekeurmerk voor Nieuwbouw biedt hier een goed handvat voor en dient, waar mogelijk, dan ook te worden toegepast. Het betekent onder meer dat aanwezigheid van sociale ogen de kans op onveiligheid vermindert. Dit betekent:
De kans op onveiligheid vermindert ook als de woonomgeving aantrekkelijk is vormgegeven, goed is onderhouden en bewoners en voorbijgangers zich betrokken voelen bij de omgeving. Dit laatste kan onder meer worden bereikt door zoveel mogelijk gebieden in te richten met zowel een verkeers- als een verblijfsfunctie.
Een gebied dient voor de gebruiker helder en duidelijk te worden ingericht. Zo moet er onder meer aandacht besteed worden aan zichtlijnen en verlichting. Op basis hiervan dient rekening te worden gehouden met de vormgeving van binnenterreinen, achterpaden, doorgaande wegen, parkeervoorzieningen voor de diverse vervoermiddelen, straatmeubilair en speelvoorzieningen. Ook moeten bedrijven en voorzieningen zorgvuldig worden ingepast. Ten slotte moet altijd rekening worden gehouden met de bereikbaarheid voor de hulpdiensten.
Met de beoogde inrichting wordt hieraan voldaan.
Duurzaamheidsvisie 2013 2030
In oktober 2012 hebben de gemeenteraden van de 3 fusiegemeenten de Duurzaamheidsvisie 2013-2030 De Friese Meren vastgesteld. Hierin heeft de gemeente vooral een rol van inspirator (via deze visie) en het maximaal faciliteren van maatschappelijke partners die uit zichzelf op weg willen naar een duurzaam 2030.
Om duurzaamheid concreet te maken, zijn vijf thema's benoemd: energie, water, grondstoffen, natuur/groen en sociaal.
Van uit die thema's zijn ambities benoemd voor waar de gemeente wil staan in 2030:
Het plangebied heeft een heel beperkte omvang. De mogelijkheden om hierin grootschalige duurzaamheidsdoelstellingen te realiseren zijn beperkt. Op microniveau kunnen echter wel op enkele thema's worden gescoord.
De herinrichting van dit plangebied heeft een verandering van het te beheren en te onderhouden openbaar gebied tot gevolg. Dit gedeelte is inmiddels uitgevoerd en heeft per saldo geen uitbreiding van oppervlakte opgeleverd. Wel is de inrichting gemoderniseerd waarbij beheer/onderhoud en duurzaamheid een belangrijke rol hebben gespeeld.
Daarnaast is er door de sloop van het voormalig gemeentekantoor een omvangrijk (ondehoudsgevoelig en minder duurzaam) gebouw gesloopt.
De conceptinrichting geeft tot nu toe geen specifieke bijzonderheden met betrekking tot beheer en onderhoud. De locatie ligt echter wel in het centrum van Lemmer, een publiekslocatie. Uitgangspunt bij dat soort locaties is dat daar een hoger beheers- en onderhoudsniveau wordt gehanteerd dan op andere locaties.
Dat was al zo maar is met de nieuwe inrichting gemakkelijker en goedkoper uit te voeren.
De herinrichting van het openbaar gebied maakt onderdeel uit van de tweede fase van het Fries Merenproject. De gemeenteraad van Lemsterland en de provincie hebben hiervoor geld gereserveerd en beschikbaar gesteld voor de uitvoering.
In de exploitatie van de gehele herinrichting van Lemmer is rekening gehouden met een bijdrage voor de realisatie uit ISV-subsidie. Die is inmiddels verrekend. Daarnaast zijn er opbrengsten geraamd voor de te verkopen gronden.
Met het plan wordt aangesloten op de systematiek en regels van het bestemmingsplan Lemmer - Centrum, zoals dat door de gemeenteraad op 21 mei 2014 is vastgesteld. De betreffende regels zijn in dit plan overgenomen zodat voor het gehele centrumgebied planologisch gezien dezelfde systematiek wordt gehanteerd. de regels zijn wel met enkele specifieke bepalingen aangevuld om de kwaliteit van dit "ontwikkelkader" te waarborgen.
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De relevante standaarden van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 worden hierna kort toegelicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan. Het bestemmingsplan zelf bestaat uit een verzameling geografische bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem en die te raadplegen zijn via een interface, zoals een website. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels.
De Praktijkrichtlijn voor Bestemmingsplannen (PRBP2012) vormt een uitgebreide toelichting op IMRO2012. Dit rapport bevat de praktijkrichtlijn die de gegevensset (de set van objecten en attributen die het bestemmingsplan representeren) beschrijft om conform het IMRO2012 en de SVBP2012 bestemmingsplannen elektronisch vast te leggen. Er is daardoor sprake van een, binnen de juridische context, complete gegevensset. Daarmee wordt de volledige digitale representatie van een bestemmingsplan beschreven.
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle genoemde standaarden.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
In dit plan zijn de regels als basis gebruikt uit het bestemmingsplan Lemmer - Centrum dat op 21 mei 2014 door de gemeenteraad van De Friese Meren is vastgesteld.
Daardoor zijn er onderdelen van de regels (bepaalde aanduidingen e.d.) niet op dit plangebied van toepassing. Vanwege de leesbaarheid en de uniformiteit in opbouw zijn ze echter niet verwijderd
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.
De "Wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.
In de kern van Lemmer is een groot deel van de bebouwde gronden voorzien van de bestemming Centrum. Hierbinnen is detailhandel, dienstverlening, lichte bedrijvigheid, horeca en maatschappelijke voorzieningen mogelijk en onderling uitwisselbaar. Het een en ander al dan niet gecombineerd met de woonfunctie. Ook in dit bestemmingsplan worden de vlakken met bouwmogelijkheden voorzien van deze bestemming.
Daar waar sprake is van specifieke gevellijnen zijn deze op de plankaart aangegeven en geldt een verplichting om aandacht te besteden aan de karakteristiek van de straatwand.
De hoofdgebouwen dienen, met inachtname van de geldende bouwhoogtes, binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken te worden gebouwd.
Voor het bestemmingsvlak voor de kiosk op het plein is een aangepaste regeling, met maximale goothoogte en dakhelling opgenomen.
De bestemming Verkeer is toegekend aan alle wegen en overige verhardingen in het openbaar gebied, waaronder parkeervoorzieningen.
Daar waar terrassen aanwezig zijn, zijn die voorzien van een aanduiding.
De (dubbel)bestemming Waarde - Archeologie ligt over een groot deel van Lemmer en ook over een groot deel van het plangebied. Deze bestemming regelt de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en geldt naast de andere bestemming
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
De Anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.
In dit artikel wordt de aanvullende werking van de bouwverordening voor zover betrekking hebbend op de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening buiten werking gesteld. Zou dit niet het geval zijn dan zouden deze stedenbouwkundige bepalingen automatisch de in de bovenstaande beschreven bestemmingen geboden ruimte inperken. Voor een aantal stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening is echter een uitzondering opgenomen: deze blijven wel gelden. Deze bepalingen hebben voornamelijk betrekking op de toegankelijkheid van bouwwerken en de ruimte tussen bouwwerken.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.
Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.
In dit artikel is opgenomen aan welke voorwaarden moet worden voldaan ingeval gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmogelijkheden.
In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een uitwerking of wijziging van het plan, dan wel het stellen van nadere eisen.
Dit artikel regelt het gebruik van de aanduiding van de wettelijke regelingen waarnaar verwezen wordt in dit plan.
Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.
Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.
In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.
Het voorontwerpbestemmingsplan Lemmer - Burgemeester Krijgerplein met de daarbij behorende stukken is in overeenstemming met de Inspraakverordening De Friese Meren in combinatie met de bepalingen van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met ingang van vrijdag 7 april 2017 tot en met donderdag 18 mei 2017 ter inzage gelegd. Van de ter inzagelegging is te voren mededeling gedaan in het Gemeenteblad en in de Staatscourant. Het voorontwerpplan heeft ter inzage gelegen in de servicepunten in Balk en Lemmer en in het gemeentekantoor te Joure. Ook was het plan in te zien via de website www.defryskemarren.nl en via www.ruimtelijkeplannen.nl.
Gedurende de periode van terinzagelegging is ook het overleg met de maatschappelijke instanties ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gevoerd. Het plan is hiertoe op 4 april 2017 per mail onder de aandacht van de diverse instanties gebracht met het verzoek om uiterlijk 18 mei 2017 te reageren.
Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn bij de gemeente De Fryske Marren drie overleg- en één inspraakreactie binnengekomen. Alle reacties zijn schriftelijk ingediend.
De heer H. Donker van Calculatie- en Adviesbureau Donker heeft namens de firma Vissers vishandel v.o.f. een inspraakreactie ingediend. De zienswijze gaat over de geplande kiosk en over de terrassen die zijn beoogd aan de zuidkant van het plangebied.
In het voorontwerpbestemmingsplan is met het oog op het realiseren van een kiosk een te bebouwen oppervlakte opgenomen van 30 m2. De heer Donker vraagt deze oppervlakte te vergroten tot 37,50 m2.
Verder is in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen dat de dakhelling van de kiosk niet minder mag bedragen dan 45 graden, tenzij de aangegeven bouw- en goothoogte gelijk zijn. In dat geval mag de dakhelling tot 0 graden terug worden gebracht. De heer Donker vraagt voor de kiosk een dakhelling toe te staan van 10 graden.
Tenslotte vraagt hij aan weerszijden van het toegangspad naar het parkje een terras mogelijk te maken. Daarbij vraagt hij het zo te regelen dat zowel aan de west- als aan de oostzijde van het pad een terras is toegestaan van 30 m2. Op dit moment heeft de v.o.f. een terrasvergunning voor 60 m2, waarbij aan de oostzijde van het pad 40 m2 is vergund en aan de westzijde van het pad 20 m2. Volgens de heer Donker biedt de door hem voorgestelde indeling meer ruimte voor het pad en voor de verkoopwagen/kiosk.
Reactie
Oppervlakte kiosk
Wij hebben geen bezwaar tegen het vergroten van de te bebouwen oppervlakte
voor de kiosk. Ook een kiosk van 37,5 m2 is ruimtelijk aanvaardbaar op deze
plek. Wij stemmen bestemmingsvlak en bouwvlak op deze oppervlakte af.
Dakhelling kiosk
Voor de kiosk is bepaald dat zowel goot- als bouwhoogte maximaal 3 meter
mogen zijn. Daarmee is een dakhelling van 45 graden feitelijk al illusoir. De
kiosk mag ook met een plat dak uitgevoerd worden. In dit licht is het niet
bezwaarlijk ook een kleine dakhelling van 10 graden toe te staan.
Terrassen
Wij vinden een terras van 60 m2 passend nabij de kiosk. De indeling 40 m2 -
20 m2 of 30 - 30 m2 vinden wij ruimtelijk minder relevant. Wij hebben dan ook
geen bezwaar tegen de indeling die de heer Donker voorstelt.
Het Wetterskip Fryslân, de provincie Fryslân en de brandweer Fryslân hebben een overlegreactie ingediend.
Wetterskip Fryslân
Het Wetterskip heeft een reactie verstuurd met het verzoek om de Waterparagraaf aan te vullen met de Leidraad watertoets, de klimaatadaptie en het Waterbeheerplan 2016-2021.
Reactie
Veel van de opgesomde aandachtspunten zijn door de gemeente in het voortraject al in de planontwikkeling meegenomen en afgewogen.
De ligging van het gebied en de beoogde (her)inrichting hebben geen gevolgen voor de regionale waterkering. Het merendeel van de werkzaamheden vindt plaats of heeft plaatsgevonden op maaiveldniveau of net daaronder.
Aan de wens om het gebied "groener in te richten" is in beperkte mate voldaan. Er zijn in het "Parkje" enkele groenvakken met bomen toegevoegd. De mogelijkheden in binnenstedelijk gebied zijn echter beperkt.
Brandweer Fryslân
Volgens Brandweer Fryslân zijn er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle activiteiten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid, het Besluit externe veiligheid transportroutes of het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Daarom is er wat de brandweer betreft geen aanleiding om opmerkingen te maken over het bestemmingplan.
Verder heeft het plan volgens de brandweer geen nadelige gevolgen voor de brandweerzorg, terwijl er op dat vlak in de huidige situatie ook geen knelpunten zijn. Om die reden ziet de brandweer af van een repressief advies.
Reactie
Deze overlegreactie vormt geen aanleiding om wijzigingen aan te brengen in het
ontwerpplan.
Provincie Fryslân
De provincie stelt vast dat de provinciale belangen op een juiste wijze in het plan zijn verwerkt. Wel schrijft de provincie er goede nota van te hebben genomen dat in het kader van een omgevingsvergunning aan de provinciaal archeoloog om advies zal worden gevraagd.
Reactie
Deze overlegreactie vormt geen aanleiding om wijzigingen aan te brengen in het
ontwerpplan.