Plan: | Joure - Kom |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1940.BPJRE12JOUREKOM-VA01 |
Dit is het nieuwe bestemmingsplan voor een deel van de kom van Joure in de gemeente De Fryske Marren. Het grootste deel van het centrumgebied van Joure, het gebied rond de Midstraat, ligt in het plangebied van dit bestemmingsplan. Voor de overige delen van de kom van Joure zijn de bestemmingsplannen geactualiseerd. De ligging van het plangebied is weergegeven in onderstaande figuur. De grens van het plangebied is afgestemd op de omliggende bestemmingsplannen.
De ligging van het plangebied
Dit nieuwe bestemmingsplan vervangt de volgende bestemmingsplannen en alle herzieningen en wijzigingen daarop (achter de naam van de bestemmingsplannen zijn respectievelijk de vaststellings- en goedkeuringsdata opgenomen):
BP Joure Kom II 09-05-1978 09-05-1979
BP Kern Joure 27-11-1979 13-02-1980
BP Joure Kom III 30-01-1991 24-05-1991
BP Passantenhaven c.a. aan de Zijlroede 31-05-1995 11-09-1995
BP De Merk / E.A. Bongerstraat 20-12-2006 08-05-2007
BP Herziening De Merk EA Borgerstraat 1-07-2009 nvt
BP Zijl 1 27-10-2010 nvt
De vier eerstgenoemde bestemmingsplannen zijn opgenomen in de beheersverordening 'Joure, Langweer, Nijehaske, Oudehaske en het Buitengebied' (vastgesteld op 26 juni 2013). Het nieuwe bestemmingsplan geeft daarmee één regeling voor het centrumgebied en omgeving van Joure en heeft overwegend een conserverend karakter. Dit betekent dat er in het nieuwe bestemmingsplan geen (grootschalige) nieuw ontwikkelingen zijn opgenomen. Een uitzondering hierop wordt gevormd door een uitbreiding van het parkeerterrein aan de Sinnebuorren. Het uitgangspunt is dat de bestaande (planologische) situatie wordt vastgelegd en dat wordt aangesloten bij de geldende planologische regelingen. Wel is het meest recente beleid van de gemeente opgenomen en is rekening gehouden met actuele ontwikkelingen en worden met afwijkingsbepalingen (met omgevingsvergunning) en wijzigingsbevoegdheden bepaalde (kleinschalige) nieuwe ontwikkelingen onder voorwaarden toegelaten.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie beschreven aan de hand van de ruimtelijke en functionele structuur van het dorp en van de directe omgeving. In hoofdstuk wordt het algemene beleidskader van de provincie en van de gemeente aangegeven ten aanzien van het dorp. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens een verantwoording gegeven ten aanzien van de relevante omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een beeld van de planuitgangspunten die voor de verschillende functies en voorzieningen in het plan worden gehanteerd. De vertaling van het beleid en van de voorwaarden vanuit de milieu- en omgevingsaspecten naar de juridische regeling, vindt plaats in hoofdstuk 6. In hoofdstuk wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid en exploitatie van het plan. In dat hoofdstuk wordt ook ingegaan op de bestemmingsplanprocedure.
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. Dit is immers het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan, omdat het om een actualisatie van geldende rechten gaat.
Joure is ontstaan boven op een zandrug op een kruising van waterwegen naast het voormalige dorp Westermeer. De plaats is van oudsher geen stad, maar tevens te groot om een dorp te worden genoemd. Naar Oud-Friese traditie wordt zo'n plaats een vlecke genoemd.
Tot de gemeentelijke herindeling in 1984 maakte Joure deel uit van de voormalige gemeente Haskerland, waarvan het de hoofdplaats was. Het centrum van de plaats is al langere tijd belangrijk als ontmoetingsplaats voor de bewoners van het dorp en haar omgeving. Een voorbeeld hiervan is dat in Joure al in 1466 een weekmarkt georganiseerd werd. Ruim 25 jaar later, in 1492, kwam hier (het recht op) een jaarmarkt bij: de Jouster Merke. De Jouster Merke vindt nog ieder jaar op de Midstraat plaats.
Het dorp is vanuit de Midstraat vooral in noordelijke, oostelijke en zuidelijke richting verder uitgebreid met nieuwe woonbuurten, woonwijken, recreatieve functies en bedrijventerreinen. De Midstraat is de hoofdwinkelstraat van het dorp geworden.
Het plangebied betreft het centrum van Joure. Het gaat vooral om het gebied rond de Midstraat, de oudere woonbuurtjes ten noorden daarvan, Herremastate en de jachthaven aan de Zijlroede.
Hoofdstructuur
De Midstraat en parallel daaraan lopende straten (waaronder De Overspitting) waren in het verleden bepalend voor de hoofdstructuur. Deze straten zijn oost-west gericht. De tussenliggende straten staan hier loodrecht op. Dit waren voorheen opvaarten of paden die van de molens en de pakhuizen langs de Overspitting naar de Midstraat liepen.
Bebouwing
In het plangebied heeft de bebouwing langs de Midstraat heeft een wat grotere schaal. Hier stonden voorheen herenhuizen met diepe (achter)tuinen. De gebouwen bestaan vaak uit twee lagen met een kap en hebben een relatief brede gevel. Dit in tegenstelling tot de bebouwing aan de straten loodrecht op de Midstraat. De oorspronkelijke bebouwing bestaat daar vooral uit één laag met een kap. Opvallend is de oriëntatie van de bebouwing aan de noordzijde van de Kolk. De oriëntatie van deze panden volgt namelijk niet het water.
Nieuwere bebouwing is in het gehele plangebied groter van schaal; een grotere oppervlakte en twee bouwlagen met een kap. Een voorbeeld hiervan is het woongebouw aan de Kolkstraat en enkele winkelpanden aan de Midstraat. Ook het gemeentehuis aan de Heremastate is een voorbeeld van een gebouw met een grotere schaal.
Park Heremastate
De Midstraat eindigt bij het DE-plein en de kruising met de Hardraversweg. Ten westen van de Harddraversweg ligt Heremastate, dat nu is ingericht als park. De oprijlaan van dit park ligt in het verlengde van de Midstraat. De stins die op het park gebouwd is bestaat niet meer. Er is nog wel sprake van een openluchttheater.
Jachthaven aan de Zijlroede
Ten noorden en westen van het park Heremastate ligt de jachthaven aan de Zijlroede (het water). Opvallend bij deze jachthaven is dat ligplaatsen in de vorm van botenhuizen aanwezig zijn. Slechts een klein deel is in de openlucht aanwezig en bedoeld als passantenligplaats.
Door de centrumfunctie van het gebied, is het aantal functies in het plangebied groot. Aan de Midstraat is daarbij vooral sprake van een menging van verschillende functies, waaronder detailhandel, dienstverlening, wonen, maatschappelijke functies, etc. Maar ook in de openbare ruimte zijn verschillende functies aanwezig.
Bebouwing
In de buurten daar omheen is meer sprake van segregatie van functies. Woonbuurtjes in het plangebied zijn bijvoorbeeld de buurten rond de Kolkstraat en ten noorden van de Kolk, maar ook gebieden aan de Kerkstraat en de Driessenstraat. Het wonen vindt plaats in de vorm van grondgebonden woningen, maar ook woongebouwen (appartementen) en een wooncentrum (de Flecke).
Behalve wonen wordt het gebied buiten de Midstraat ook gebruikt voor detailhandelsfuncties, horecavoorzieningen, dienstverlening en kantoren. Maar ook grotere maatschappelijke functies zijn aanwezig, hieronder vallen bijvoorbeeld kerken, een cultureel centrum en het gemeentehuis. Een opvallende functie in het plangebied is het Museum Joure aan de Geelgietersstraat.
Openbare ruimte
De openbare ruimte in het plangebied bestaat uit verkeersruimte, groenstructuren en water.
In de verkeersruimte kan onderscheid gemaakt worden in gebieden die vooral voor de verkeersafwikkeling bedoeld zijn en gebieden die daarnaast ook gebruikt worden voor verblijfsgebied. De Harddraversweg en Tolhûswei hebben een belangrijke ontsluitingsfunctie voor Joure. Dit is een voormalige hoofdontsluitingsweg van het dorp. De overige wegen in het plangebied zijn erfontsluitingswegen (en woonstraten) en hebben daarom ook een nadrukkelijke verblijfsfunctie. Bij de hoofdfunctie horen ook ondergeschikte voorzieningen zoals parkeren. Daarbuiten zijn echter ook grotere parkeerplaatsen aanwezig, bijvoorbeeld het Waagplein, De Merk en de Sinnebuorren. Hier is parkeren de hoofdfunctie. Aan De Merk is een kiosk aanwezig.
Zoals ook in 2.2 aangegeven is aan de westzijde van het plangebied het park Heremastate aanwezig. Dit is een groter groengebied, dat bestaat uit groenstructuren en water. Het park is openbaar toegankelijk en is voor extensief (dag)recreatief gebruik. Naast het park zijn ook andere groengebieden aanwezig die van belang zijn voor de ruimtelijke structuur. Dit is bijvoorbeeld de groenstructuur (tuinen) bij het Museum Joure. De openbare ruimte wordt ook gebruikt voor evenementen.
Tot slot is het water een belangrijke functie in de openbare ruimte. Niet alleen vanwege de recreatievaart (Zijlroede), maar ook vanwege de ruimtelijk-historische betekenis (Overspitting, De Kolk) en afwatering van het plangebied. De Tolhuisbrug is onlangs verhoogd en versmald.
Het bestemmingsplan moet in overeenstemming zijn met het beleid van het rijk, de provincie en natuurlijk de gemeente zelf. Om deze reden wordt hieronder kort aandacht geschonken aan dit beleid. De planuitgangspunten en vervolgens de bestemmingsregeling zijn hierop afgestemd.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 13 nationale belangen zijn voor het plangebied niet relevant.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Het Barro geeft geen directe uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
In het Streekplan Fryslân 2007 “Om de kwaliteit fan de romte” wordt Joure aangemerkt als regionaal centrum. In het streekplan wordt vastgehouden aan de indeling naar plattelandskernen (nu “overige kernen” genoemd) en de daarbij behorende beleidsvrijheid voor gemeenten zelf.
Joure heeft als regionaal centrum een opvangtaak voor diverse categorieën (zeer) kleine tot middelgrote bedrijven, met een bijbehorende mogelijkheid voor bedrijventerrein op voorraad. Passend bij de aard en schaal van regionale centra richten de opvangmogelijkheden zich op bedrijven in het lichte en modern-gemengde segment. Regionale centra zijn met deze ruimte in staat om hun bijdrage aan een economisch vitaal platteland waar te maken.
In de Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 18 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden doorvertaald. Dit is in het plangebied gebeurd. Er worden geen mogelijkheden geboden voor kantoren groter dan 1.200 m2. De verordening geeft geen directe aanwijzingen met betrekking tot dit plangebied.
Samen met de gemeente Heerenveen vormt de voormalige gemeente Skarsterlân het hart van de A7-zone Landstad Fryslân. Een zone die bestaat uit vijf Friese gemeenten langs de A7 en die behoort tot één van de economische kernzones van Noord-Nederland. De A7-zone maakt een gezonde economische groei door, die de komende jaren naar verwachting zal aanhouden. Die economische groei leidt tot het aanleggen van nieuwe bedrijventerreinen en wegen, maar ook tot het bouwen van nieuwe kantoren en woningen. Om deze ontwikkelingen in goede banen te leiden, hebben de (voormalige) gemeenten Heerenveen en Skarsterlân samen een integrale visie voor het gebied opgesteld. Het zwaartepunt voor nieuwe ontwikkelingen zal in de voormalige gemeente Skarsterlân bij Joure komen te liggen. Ontwikkeling van de woonfunctie en overige functies zoals bedrijvigheid en voorzieningen, zullen hoofdzakelijk in en om Joure geconcentreerd worden. Het bestemmingsplan maakt een deel van deze ontwikkelingen mogelijk.
In 2008 heeft de gemeenteraad voor het centrum van Joure een visie vastgesteld. De visie is bedoeld als basis voor de realisatie van een kwantitatieve en kwalitatieve onderscheidende positie voor het centrum van Joure. De plannen die in de visie zijn opgenomen, kunnen zorgen voor deze kwaliteitsverbeteringen waar deze gewenst zijn.
De visie beschrijft in eerste instantie algemene uitgangspunten en een visie op hoofdlijnen. Deze gaat in op de kernkwaliteiten, gebruikswaarde en beeldkwaliteit van het centrum. De visie op hoofdlijnen is verder uitgewerkt in concrete projecten. Deze zijn in onderstaande afbeelding aangegeven.
Visiekaart
In de visie zijn de projecten nader uitgewerkt met concrete maatregelen. Een voorbeeld van een maatregel is de realisatie van aanlegplaatsen voor het 'Rondje Joure' en de bouw van een parkeergarage.
In het Raamwerk Joure 2011-2021 biedt de basis om te komen tot een integrale afweging op het schaalniveau van Joure ten behoeve van inhoudelijke keuze’s bij opdrachtformulering van projecten. In het Raamwerk Joure wordt het ruimtelijk beeld van Joure benoemd voor de periode van 2011 tot 2021. Dit betreft de ruimtelijke structuur met een doorkijk naar het mogelijke programma. Daarbij wordt er zicht gegeven op het komen tot een balans tussen nieuwbouw (uitbreiden) en herstructurering (inbreiden). In het Raamwerk is een aantal projecten opgenomen, waarin ook enkele in het plangebied aanwezig zijn. In het onderstaande figuur is dit gevisualiseerd.
Projecten Raamwerk
Omdat het bestemmingsplan conserverend van aard is, zijn deze ontwikkelingen niet in het bestemmingsplan opgenomen. Wanneer deze ontwikkelingen concreet genoeg zijn, worden ze geregeld door middel van een zelfstandige juridisch-planologische procedure.
In de woonvisie beschrijft de gemeente De Friese Meren het beleid op het gebied van wonen voor de periode 2014-2018. Dit beleid vormt de basis voor woningbouw in de gemeente en voor prestatieafspraken met de corporaties. Door de gemeenteraad zijn uitgangspunten voor de woonvisie vastgesteld in de rapportages Demografische veranderingen in De Friese Meren (december 2012), Woningmarktanalyse De Friese Meren (juni 2013) en Uitvoeringsprogramma Wonen 2013 tot 2020 (juni 2013). De hoofddoelstelling van het woonbeleid is dat alle inwoners van De Friese Meren binnen hun mogelijkheden zoveel mogelijk hun eigen woonwensen moeten kunnen kunnen realiseren. Deze doelstelling is uitgewerkt via drie pijlers: 'Aandacht voor kwaliteit', 'Een levensloopvriendelijke gemeente' en 'Goed wonen voor alle doelgroepen'.
Om de kernen vitaal en leefbaar te houden, is een goede kwaliteit van de leefomgeving en de bestaande woningvoorraad van groot belang. De nieuwbouwproductie in de gemeente in de komende jaren is beperkt in omvang en concentreert zich in de grotere kernen zoals Joure. Veel belangrijker is aanpassing van de bestaande woningvoorraad, bijvoorbeeld door deze energiezuiniger te maken of meer geschikt voor senioren. Het bestemmingsplan maakt deze kwalitatieve aanpassingen mogelijk. Ook nieuwe functies voor leegstaande gebouwen en vervanging van verouderde woningen dragen bij aan verbetering van de kwaliteit van de kernen, ook hiervoor biedt het bestemmingsplan mogelijkheden door middel van de flexibiliteit in de regels en aan de hand van wijzgingsbevoegdheden. Daarnaast is er in verband met de vergrijzing extra aandacht voor senioren in het woningbeleid. Het is belangrijk dat senioren zich zoveel mogelijk kunnen blijven redden. Tenslotte zet de gemeente zich in voor het betaalbaar houden van woningen in de huur- en koopsector.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de doelstelling van de woonvisie.
De gemeente heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Welstandsnota De Friese Meren 2015. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, de stedenbouwkundige en de architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen.
In de nota zijn de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld. Het gaat hier om welstandscriteria die betrekking kunnen hebben op het uiterlijk en de plaatsing van bouwwerken. Als regel geldt dat de welstandscriteria in het welstandsbeleid zich bewegen binnen de bebouwingsmogelijkheden die door het bestemmingsplan worden gegeven. Er kan een bepaalde overlap tussen het bestemmingsplan en de welstandsnota voorkomen. Bij strijdigheid tussen de welstandscriteria en de bestemmingsplanregels, gaan de bestemmingsplanregels voor. In de welstandsnota zijn verschillende welstandsgebieden aangewezen. Voor het plangebied zijn meerdere gebieden van toepassing, met ieder hun eigen criteria. Deze criteria gaan onder meer over de plaatsing, de hoofdvorm, de aanzichten en de opmaak van de bebouwing.
De van belang zijnde gebiedscriteria zijn afgestemd op de regels van dit bestemmingsplan. De welstandsnota biedt verder geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) Skarsterlân, “Middelpunt van mobiliteit in dorpse omgeving” is in mei 2009 vastgesteld. In het GVVP is het verkeers- en vervoersbeleid van de voormalige gemeente Skarsterlân tot 2020 vastgelegd. Het doel van het GVVP is het vastleggen en afstemmen van het bestaande verkeers- en vervoersbeleid, zodat een doelmatig, veilig en duurzaam verkeers- en vervoersysteem voor de voormalige gemeente Skarsterlân wordt gecreëerd. Dit is vertaald in algemeen beleid, maar ook uitgewerkt in vier deelgebieden, waaronder 'Joure'.
Voor Joure is bovenstaand wensbeeld neergelegd. De wegen in het plangebied zijn vooral aangewezen als 30km/uur gebied. Dit betekent dat de bestaande situatie gehandhaafd kan blijven.
Wegen binnen de 30 km/uur zone worden waar mogelijk ingericht als erfontsluitingswegen/woonstraten, om zo doorgaand en sluipverkeer zo veel mogelijk te ontmoedigen. Dorpstraten worden zo weer meer ontmoetingsplaatsen.
Voor langzaam verkeer is het van belang dat het bestaande fietsnetwerk in Joure in ieder geval behouden blijft. Voor het plangebied geldt dat de fietsers daarbij in principe niet worden gescheiden van het autoverkeer. De looproute vanaf de Buitenhaven naar de Midstraat loopt via park Herremastate. Deze looproute is belangrijk en moet behouden blijven en waar mogelijk opgewaardeerd.
Het bestemmingsplan biedt de nodige ruimte voor het nemen van maatregelen en het herinrichten van de openbare ruimte. Dit geldt voor wegen, fiets- en voetpaden.
De gemeente heeft met de winkeliersvereniging Joure een convenant opgesteld waarin beide partijen gezamenlijk invulling en inspanning geven aan een kwalitatief hoogwaardige invulling van de inrichting van de Midstraat. Naast de openbare ruimte dienen ook de reclame-uitingen, de bebouwing/de gevels en de luifels door de winkeliers op een hoger kwaliteitsniveau te worden gebracht en gehouden worden. In het convenant is een aantal punten opgenomen waarvoor verdere uitwerking nodig is. Dit zijn terrassen, fietsen, auto's en blauwe zones in het centrum van Joure en de zondagopenstelling. Wat betreft terrassen, biedt het bestemmingsplan de kaders hiervoor. Het bestemmingsplan staat de andere punten niet in de weg.
In 2010 heeft de gemeenten een beleidsregel vastgesteld waarmee in de bestemming 'Centrumvoorzieningen' van het voorheen geldende bestemmingsplan Joure-Kom III verschillende functies kunnen worden uitgewisseld. Het betreft de volgende functies: detailhandel, wonen, kantoren en ambachtelijke bedrijven met een balie- of andere vorm van publieksfunctie en sportieve recreatie en daghoreca. Deze mogelijkheden zijn binnen in de bestemming 'Centrum' van dit bestemmingsplan overgenomen.
Milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen op een verantwoorde afstand van elkaar worden gesitueerd. Op deze wijze wordt gevaar en hinder voor de milieugevoelige functies voorkomen danwel zoveel mogelijk beperkt en omgekeerd wordt voldoende zekerheid aan milieubelastende activiteiten geboden dat deze activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden uitgeoefend kunnen worden. Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijfsmatige activiteiten heeft de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” opgesteld (verder genoemd de VNG handreiking). Deze VNG handreiking is opgesteld uitgaande van de standaardbedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De lijst is onderverdeeld in bedrijfsklassen en bedrijfstypen. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven en voorzieningen milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven en voorzieningen een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtafstanden tot een “rustige woonwijk” of een “gemengd gebied”.
Het plangebied is in hoofdzaak aan te merken als een “gemengd gebied”. Naast de woonfunctie zijn ook verschillende andere functies mogelijk.
In het plangebied zijn wel milieubelastende functies aanwezig. Over het algemeen gaat het daarbij om functies die een lagere milieucategorie (categorie 1 of 2) hebben. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om detailhandel en horeca. Deze functies zijn goed verenigbaar met de woonfunctie of zijn - in het geval van een bedrijf aan huis - in een woning aanwezig.
Het plangebied kent ook functies met een grotere milieubelasting. Voorbeelden hiervan zijn de jachthaven (categorie 3.1) en een jachtwerf (categorie 4.1). Deze functies zijn ter plekke vastgelegd op een daartoe afgestemde bestemming, wanneer nodig aangevuld met een aanduiding.
De bouwvlakken van de milieubelastende functies zijn afgestemd op huidige (planologische) situatie en/of de huidige contouren van de bebouwing. Uitbreidingen van bedrijvigheid en voorzieningen zijn alleen mogelijk na een gedegen ruimtelijke, functionele en milieuhygiënische afweging. Dit is van belang voor de omliggende milieugevoelige functies, zoals woningen. Bovendien kunnen de huidige bedrijven binnen de gegeven ruimtelijke en milieugrenzen blijven functioneren. De milieubelasting op de omgeving verergert niet.
De milieuzonering levert verder geen belemmeringen en uitgangspunten op voor dit bestemmingsplan.
Bij het aspect geluid kan sprake zijn van industrielawaai, (spoor)weglawaai, luchtvaartlawaai en scheepvaartlawaai. In dit bestemmingsplan is alleen het (spoor)weglawaai van toepassing. In en in de omgeving van het plangebied is geen sprake van een gezoneerd bedrijventerrein, van (laag)vliegroutes en van vaarroutes voor beroepsvaart.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke (spoor)weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige gebouwen / functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige gebouwen anderzijds. (Bedrijfs)woningen zijn ook geluidsgevoelige gebouwen.
Als geluidsgevoelige gebouwen binnen een zone behorend bij een zoneplichtige (spoor)weg worden geprojecteerd bij een bestemmingsplanprocedure, dient door middel van akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (voor wegen) of 55 dB (voor spoorwegen). Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn:
Het overgrote deel van het plangebied is ingericht als 30 km/uur gebied, waarmee de zoneplicht vervalt. Alleen op de Appelwyk (noordelijk van 't Plein) en de aansluitende Tolhuswei is maximaal 50 km/uur toegestaan.
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een al bebouwd gebied. Dit betekent dat het hier, in het kader van de Wgh, een bestaande situatie betreft. Voor de bestaande situaties hoeft geen akoestisch onderzoek plaats te vinden, omdat het bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is.
Het wegverkeerslawaai levert geen belemmeringen en uitgangspunten op voor dit bestemmingsplan.
Vanwege het grotere belang van water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure geworden.
In het waterbeleid is het accent de laatste jaren sterk komen te liggen op de watersysteembenadering en op het integraal waterbeheer. Het rijksbeleid en het provinciaal beleid zijn gericht op de ruimtelijke functietoedeling, op het terugdringen van het areaal aan verdroogde gebieden (kwantiteitsbeheer) en het beschermen tegen wateroverlast. Daarnaast wordt uitgegaan van verbetering van de kwaliteit van het water (kwaliteitsbeheer).
Waterschappen hebben op grond van de Waterwet een belangrijke taak gekregen met betrekking tot het waterbeheer. In de waterbeheerplannen moeten zij functies aan het water toekennen. Daarbij moeten zij ook zorgen voor afstemming met het ruimtelijk beleid. Wetterskip Fryslân is in de gemeente De Fryske Marren primair verantwoordelijk voor het waterbeheer.
Een andere belangrijke ontwikkeling in het waterbeleid is het aspect van de Watertoets. De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader voor de Watertoets wordt gevormd door het geldende beleid zoals geformuleerd in onder meer de Europese Kaderrichtlijn water.
De Watertoets toetst ruimtelijke plannen en besluiten op waterhuishoudkundige aspecten. Doel ervan is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De “winst” die wordt behaald bij de Watertoets ligt bij de vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeherende instantie bij ruimtelijke plannen en bij de informatievoorziening.
In het kader van de Watertoets is afgesproken dat ieder ruimtelijk plan een waterparagraaf bevat waarin een aantal aspecten worden behandeld. In de Handreiking Watertoets 2 is aangegeven welke verschillende aspecten in een waterparagraaf aan de orde moeten komen. Bovendien moet in een bestemmingsplan een wateradvies worden opgenomen, waarin het betreffende waterschap aangeeft akkoord te zijn met de ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt en met de waterhuishoudkundige inpassing daarvan.
Het plan is conserverend van aard er is alleen sprake van een mogelijk ander gebruik in enkele gebouwen. Voor het plan Joure Kom is een watertoets aangevraagd op www.dewatertoets.nl. Hieruit blijkt dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding. Met dit plan is sprake van 'Geen waterschapsbelang'. Een aanvullende watertoets is niet van belang.
Wel is in het plangebied sprake van enkele waterhuishoudkundig van belang zijn zijnde waterlopen en -partijen. Ook is sprake van lokale en regionale waterkeringen. Deze blijven gehandhaafd in het plangebied. De waterhuishouding in het plangebied wordt door de actualisering van het bestemmingsplan niet beïnvloed. Wanneer dit binnen het bestemmingsplan mogelijk is vindt watercompensatie plaats bij nieuwe ontwikkelingen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Bij die watercompensatie moet 10% van het (nieuwe) verharde oppervlak gecompenseerd worden in de vorm van open water.
De structuurbepalende waterlopen die een belangrijke visuele functie hebben voor de woonomgeving of de waterlopen die een belangrijke functie hebben bij het opvangen en het afvoeren van het water in het plangebied, zijn specifiek bestemd als water.
Het bestemmingsplan is in het kader van de watertoets voor een wateradvies aangemeld op de website voor de digitale watertoets: www.dewatertoets.nl. Hieruit blijkt dat er geen waterschapsbelangen in het geding zijn. Het bestemmingsplan is ook nog in het kader van het vooroverleg naar Wetterskip Fryslân gestuurd. De resultaten hiervan zijn in het bestemmingsplan verwerkt. Hiermee is de watertoets afgerond en is er een positief wateradvies.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig is, dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor het wonen of een andere functie.
De kwaliteit van de bodem is vooral een belangrijk aspect wanneer sprake is van de ontwikkeling van nieuwe functies in het plangebied. Met behulp van de Signaleringskaart (mogelijke) bodemverontreiniging van de provincie Fryslân, kan in kaart worden gebracht of er op deze locaties mogelijke knelpunten zijn wat betreft het aspect bodem(verontreiniging).
Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met het aspect bodem. Een onderzoek is daarbij in de meeste gevallen nodig. In dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, een nader onderzoek is daarom niet nodig.
Het aspect bodem levert voor dit bestemmingsplan geen belemmeringen en uitgangspunten op.
Joure is een dorp dat al langere tijd bewoond is. De kans de aanwezigheid van archeologische en cultuurhistorische waarden is daarom aanwezig. In deze paragraaf wordt daarom ingegaan op archeologie en cultuurhistorie.
De Wet op de archeologische monumentenzorg regelt onder andere dat er in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening gehouden wordt met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. Deze bestaat uit een advieskaart voor de Steentijd - Bronstijd en uit een advieskaart voor de Ijzertijd - Middeleeuwen.
Volgens de advieskaart Steentijd - Bronstijd beveelt de provincie voor delen van het plangebied een quickscan, een karterend onderzoek 1 of een karterend onderzoek 2 aan. Op grond van de advieskaart Ijzertijd - Middeleeuwen beveelt de provincie karterend onderzoek 3 (Middeleeuwen) aan voor het gehele plangebied. Deze onderzoeken zijn echter alleen noodzakelijk op het moment dat ontwikkelingen plaats gaan vinden.
Afhankelijk van de afmeting van de ontwikkeling is een dergelijk type onderzoek nodig. De volgende afmetingen en onderzoekstypen zijn van toepassing:
Inmiddels is het ook verplicht om in het bestemmingsplan aandacht te schenken aan de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Het kan nodig zijn om cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan te beschermen. Hieronder vallen bijvoorbeeld rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, karakteristieke panden, maar ook cultuurhistorisch waardevolle landschappen.
In het plangebied zijn meerdere rijksmonumenten bekend. Deze monumenten zijn opgenomen in het Rijksmonumentenregister, dat beheerd wordt door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Bij de rijksmonumenten gaat bijvoorbeeld om kerken, woningen en bedrijfspanden. De rijksmonumenten worden beschermd via de Monumentenwet en worden daarom in dit bestemmingsplan niet voorzien van een beschermende regeling.
De gemeentelijke monumenten en de karakteristieke panden hebben geen wettelijke bescherming maar zijn beschermd door middel van een gemeentelijke verordening. Hiermee zijn ze afdoende geregeld.
Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is, dat geen strijdigheid ontstaat met het beleid en de wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming (Flora- en faunawet).
Bij gebiedsbescherming gaat het vooral om Natura 2000-gebieden (Natuurbeschermingswet) en Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). In het plangebied zijn geen gebieden aangewezen als Natura 2000-gebieden. Ook in de directe omgeving van het plangebied bevinden zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig. Het dichtsbijzijnde Natura 2000-gebied (Sneekermeergebied) ligt op een afstand van ruim 2.000 meter. In en in de omgeving van het plangebied is geen sprake van EHS.
Het aspect gebiedsbescherming geeft geen belemmeringen en uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. Het plan biedt geen mogelijkheden voor (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen, waardoor effecten op genoemde gebieden uit te sluiten zijn.
De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen beschermde dieren en planten die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen, verontrust, geplukt of verzameld worden en is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te vernielen of te verstoren. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor (bedreigde) soorten die vermeld staan in Bijlage 4 van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten, zijn de ontheffingsvoorwaarden (zeer) streng.
De Flora- en faunawet is altijd onverkort van kracht. Een beoordeling op het moment dat de activiteiten daadwerkelijk aan de orde zijn (en dus niet ten tijde van het maken van het bestemmingsplan) geeft het meest actuele en beschermingswaardige beeld. Wanneer op dat moment blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en de activiteit strijd oplevert met de bepalingen uit de Flora- en faunawet, vindt de betreffende activiteit pas plaats na het verkrijgen van een ontheffing.
Het aspect soortenbescherming geeft geen uitgangspunten en belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk. Bovendien bestaat het plangebied al lange tijd grotendeels uit bebouwd gebied.
In het plangebied zijn wel groen- en watergebieden aanwezig, waar mogelijk (beschermde) flora en fauna aanwezig is. Ook in deze gebieden worden geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wel is het van belang om bij nieuwe ontwikkelingen een verkennende soortentoets uit te voeren, wanneer de aanwezigheid van beschermde flora en fauna niet van te voren uit te sluiten is.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's rond risicovolle inrichtingen, bovengrondse en ondergrondse transportroutes. In verband met mogelijke ontwikkelingen is het van belang deze risico's in beeld te brengen. De risico's worden in beeld gebracht via een plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) en een groepsrisicocontour (vaste waarde). De FUMO heeft een extern veiligheidsadvies uitgebracht dat verwerkt is in deze paragraaf. Dit advies is opgenomen in bijlage 1. Dit geldt ook voor de overlegreactie van de Gasunie.
In en in de omgeving van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen die opgenomen zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
In het plangebied is een gasontvangststation aanwezig. De in het plangebied aanwezige gasleiding (zie ook 4.7.2) loopt naar dit station toe. Vanwege het belang van het gasontvangststation voor de leiding, is deze specifiek geregeld. Voor het gasontvangststation geldt vanuit het Activiteitenbesluit een veiligheidsafstand van 15 meter voor kwetsbare objecten en 4 meter voor beperkt kwetsbare objecten vanaf de gevel van het gebouw. Deze zones zijn in de bestemmingsplan opgenomen, waarbij er mogelijkheden bestaan voor de bestaande situaties.
Wel is sprake van bovengrondse en ondergrondse transportroutes voor gevaarlijke stoffen.
De bovengrondse transportroute betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijksweg A7. Deze weg is opgenomen in het Basisnet Weg. Uit het Basisnet blijkt dat de PR 10-6-contour van de Rijksweg A7 ligt op de rand van de weg. In het plangebied is geen sprake van een relevant groepsrisico. Rond de A7 is een contour van 200 meter (Besluit externe veiligheid transport ten aanzien van wegen) aanwezig. Deze contour kan worden gehanteerd als een groepsrisicocontour. Het plangebied ligt echter buiten die contour. Bovendien blijkt uit berekeningen in het kader van het Basisnet Weg dat het groepsrisico rond de weg kleiner is dan 0,1 * oriënterende waarde.
In en aan de noordzijde langs het plangebied lopen ondergrondse transportroutes, namelijk hoofdgastransportleidingen voor aardgas. Op buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing. Rond de gasleidingen is een plaatsgebonden risicocontour aanwezig. Deze is afhankelijk van de diameter van de buis en de druk waarmee het gas door de leiding loopt. De voor het plan relevante leiding heeft een druk van 40 bar en een diameter van 108 mm. Uit het onderzoek van de FUMO blijkt dat de leiding geen belemmering vormt voor het plaatsgebonden risico. Ten aanzien van het groepsrisico geldt dat er geen overschrijding plaatsvindt van de oriënterende waarde en dat er geen knelpunten zijn. De gemeente vindt op basis van het advies het restrisico aanvaardbaar. Voor de buizen in en om het plangebied - met een druk van 40 bar of meer - wordt een dubbelbestemming opgenomen. Omdat de druk 40 bar is, is de omvang van de dubbelbestemming 4 meter aan weerszijden van het hart van de buis.
Behalve de genoemde dubbelbestemming die voor de gasleiding opgenomen wordt, geven de transportroutes gevaarlijke stoffen geen belemmeringen en uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
Met betrekking tot de luchtkwaliteit is de Wet luchtkwaliteit (wijziging in de Wet milieubeheer) van toepassing. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
Projecten die “niet in betekenende mate” bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn onder andere woningbouw- en kantoorlocaties tot een maximum aantal woningen c.q. vierkante meters bruto vloeroppervlak en bepaalde inrichtingen. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmeringen en uitgangspunten op voor dit bestemmingsplan. Het gaat immers om een conserverend bestemmingsplan, waarin (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk zijn.
In de voorgaande hoofdstukken is een beschrijving gegeven van de huidige situatie, het beleidskader en de milieu- en omgevingsaspecten. Deze leiden tot uitgangspunten voor het bestemmingsplan. Die uitgangspunten worden in dit hoofdstuk beschreven, voor zover ze nog niet aan de orde zijn gekomen in de hiervoor opgenomen hoofdstukken.
De belangrijkste functie in het plangebied is de centrumfunctie rond de Midstraat. De centrumfunctie is niet als één functie te definiëren, maar bestaat uit meerdere functies waaronder wonen, detailhandel, dienstverlening, kleine bedrijvigheid, horeca, etc. Het behoud van de centrumfunctie rond de Midstraat staat voorop. Waar mogelijk wordt de centrumfunctie versterkt. De Visie Centrum Joure speelt daarbij een belangrijke rol, de daarin genoemde gewenste ontwikkelingen zijn in dit bestemmingsplan mogelijk.
Belangrijk is het straatbeeld van de Midstraat zoveel mogelijk te behouden. Er is geen sprake van een beschermd dorpsgezicht, maar de bebouwing in het plangebied is karakteristiek voor het beeld van het dorp.
Het algemene uitgangspunt voor het plangebied is dat de woonfunctie behouden blijft en zelfs wordt versterkt. Om de kwaliteit van het wonen in de toekomst te kunnen garanderen, biedt dit bestemmingsplan mogelijkheden voor een kwaliteitsverbetering van de woonfunctie. Hiermee kan een aanpassing van de voorraad aan de eisen van de tijd worden doorgevoerd. Ook biedt dit plan ruimere mogelijkheden voor de bouw van bijgebouwen bij woningen. Hiermee wordt ingesprongen op de in de loop van de jaren toegenomen ruimtebehoefte.
Het is echter, om een te volgebouwd straatbeeld te voorkomen, van groot belang om een goede afweging te maken over de locatie en de omvang van de bijgebouwen. In dit plan is het uitgangspunt dat bijgebouwen in ieder geval drie meter achter de voorgevel worden gebouwd. Ook is het in verschillende gevallen gewenst dat bijgebouwen achter het verlengde van de zijgevel worden gebouwd, zodat zij-erven open blijven. Dit geldt voor de zijgevels die vanaf de openbare ruimte zichtbaar zijn.
Het plangebied is van oudsher een gebied waarin sprake is van een menging van functies. In het gebied komen zelfstandige bedrijven voor, maar ook bedrijfsfuncties aan huis. Het bestemmingsplan richt zich op behoud van de bestaande bedrijven, maar ook het bieden van mogelijkheden voor kleinere bedrijfsfuncties en beroepen aan huis. Dit plan biedt daarom de nodige flexibiliteit om de bedrijfsfuncties te kunnen behouden. In het centrumgebied gelden hier ruimere mogelijkheden voor dan in de andere plekken in het plangebied.
Een belangrijke voorwaarde is dat de hinder voor de woonfunctie en de woonomgeving niet toeneemt. In het plangebied mogen geen nieuwe, hinderlijke bedrijven worden gevestigd op een te korte afstand van woningen. Deze afstand wordt bepaald door de richtafstand die in de VNG-Basiszoneringslijst wordt genoemd.
Er zijn echter in de bestaande situatie al woningen binnen de richtafstanden van de aanwezige bedrijven gelegen. Om de hinder van de bestaande bedrijven niet te laten toenemen, worden daarom in principe geen nieuwe geluidgevoelige functies (woningen, zorginstellingen of scholen) binnen de richtafstand van bedrijven toegestaan. Bedrijven uit een zwaardere milieucategorie dan milieucategorie 2, blijven daarom alleen toegestaan op de huidige locatie. Dit bestemmingsplan biedt een regeling de bedrijfsbestemming te verwijderen, na vertrek of beëindiging van een dergelijk bedrijf.
Voor het grootste deel van de in het plangebied aanwezige voorzieningen, (zoals de scholen, de kerken, etc) is het beleid gericht op instandhouding. In het plangebied is geen sprake van ontwikkelingsgerichte projecten op het gebied van voorzieningen. De gewenste ontwikkelingen vanuit de Visie Centrum Joure zijn mogelijk in de regeling van dit bestemmingsplan.
De leefomgeving wordt, naast bebouwing, ook in sterke mate bepaald door de openbare ruimte. Het streven voor de openbare ruimte is gericht op het behoud en de versterking ervan. Het beleid is daarbij gericht op een duurzame inrichting.
In het plangebied zijn enkele grotere groen- en waterstructuren aanwezig. Deze worden specifiek geregeld, om zo het belang ervan in ruimtelijke en functionele zin te waarborgen. Behoud van de gebieden is het uitgangspunt, maar herinrichting wordt mogelijk gemaakt in de regeling van dit bestemmingsplan.
Voor de wegen geldt eenzelfde uitgangspunt. Daarbij wordt echter onderscheid gemaakt in wegen met een verkeersfunctie en wegen met daarnaast een verblijfsfunctie. De meeste wegen in het plangebied vallen onder deze laatste categorie en hebben een specifieke bestemming. Het beleid van de gemeente is, ook voor het plangebied, gericht op het duurzaam veilig inrichten van de wegen. Bij de Sinnebuorren wordt de uitbreiding van het parkeerterrein mogelijk gemaakt.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de bestemmingen en bijbehorende planregels.
In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor het bestemmingsplan aangegeven. Naar aanleiding daarvan is de regeling voor dit bestemmingsplan tot stand gekomen. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen.
Digitaal plan
Het bestemmingsplan omvat de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels. Dit is opgenomen in een GML-bestand. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de regels behorende tot dit plan en zijn vertaald naar de verbeelding.
Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het bestemmingsplan is opgezet volgens verplichte landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP). Deze standaard is wettelijk verplicht en is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Zo voorziet de SVBP in een standaardopbouw van een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voldoet bovendien aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.
De regels
De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Hierin is per bestemming uitgewerkt voor welk doel of doeleinden de gronden mogen worden benut. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouw- en gebruiksregels opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, nadere situering, diepte, aantal bouwlagen, enzovoorts van gebouwen en bouwwerken. De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).
Deze paragraaf geeft een toelichting op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van alle bestemmingen zoals die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. Daarnaast zijn in het bestemmingsplan enkele algemene afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen waarmee de maatvoeringen en functies op de percelen in het plangebied veranderd kunnen worden.
In het plangebied komen zowel gewone bedrijven als nutsbedrijven voor.
Een regulier bedrijf heeft de bestemming 'Bedrijf'. Deze bestemming komt op een locatie in het plangebied voor. Naast bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 2 is hier ook een scheepswerf toegestaan, overeenkomstig de bestaande situatie. Op die manier wordt voorkomen dat een toename van milieuhinder om omliggende woningen plaatsvindt.
Een nutsbedrijf of grotere nutsvoorziening heeft de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'. Deze worden bestemd op het moment dat de omvang van de bebouwing groter is dan de vereisten voor vergunningvrije bouwwerken uit het Besluit omgevingsrecht (Bor). Op die manier wordt de bebouwing voor dergelijke functies mogelijk gemaakt. Rondom het gasontvangststation aan de Lijnbaanstraat zijn veiligheidszones van toepassing waarmee de realisatie van (beperkt) kwetsbare objecten niet mogelijk is (uitgezonderd bestaande situaties).
Een groot deel van het plangebied hoort bij het centrumgebied van Joure en heeft de bestemming 'Centrum'. De functionele mogelijkheden zijn daar divers. De mogelijkheden zijn gebaseerd op een beleidregel die hiervoor is opgesteld en de mogelijkheden uit de voorheen geldende bestemmingsplannen. Naast het wonen zijn ook detailhandel, kantoren en ambachtelijke bedrijven, dienstverlening bij recht toegestaan. Dit biedt de nodige flexibiliteit voor uitwisseling van functies en het behoud van de centrumfunctie in het plangebied. Enkele specifieke functies, zoals de supermarkt, de aanwezige horeca en een museum zijn door middel van aanduidingen in de bestemming geregeld en kunnen hiermee blijven functioneren. Voor nieuwe daghoreca is een afwijkingsmogelijkheid in de bestemming opgenomen, waarmee deze functie onder voorwaarden gerealiseerd kan worden.
In verband met het historische belang van de bebouwing in het plangebied is de keuze gemaakt om bouwvlakken om de bestaande bebouwing aan te geven. De bebouwingsdiepte hiervan is bepaald door de aanwezige bebouwing van de hoofdgebouwen. Hierdoor blijft het bestaande stedenbouwkundige beeld aan de Midstraat behouden. Voor uitbreiding is in deze bestemming een specifieke regeling opgenomen. Deze bepaald dat het gehele bijbehorende erf buiten het bouwvlak vol gebouwd mag worden, mits de bouwhoogte maximaal 1 bouwlaag met kap betreft. Hierdoor is de bouwmogelijkheid uitgebreid ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen.
Buiten het centrumgebied zijn vrijstaande winkels aanwezig. Deze hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Detailhandel'. Het gebruik van de gronden is dan ook vooral gericht op detailhandel. Functiemenging met wonen is niet uitgesloten, omdat in sommige gevallen in hetzelfde gebouw al gewoond wordt. Ondergeschikt zijn andere functies toegestaan, waardoor flexibiliteit in het gebruik van gronden ontstaat. Hoewel het een vorm van detailhandel is, zijn supermarkten uitgesloten. Deze vorm van detailhandel levert in relatie tot een kleinschaligere winkel, een te grote parkeerdruk en verkeersaantrekkende werking op en is om die reden niet overal binnen de bestemming 'Detailhandel' gewenst. Voor De Merk 2 zijn ook maatschappelijke functies en daghoreca mogelijk. Ook dit is met aanduidingen geregeld.
De hoofdgebouwen van de bestemming moeten binnen het bouwvlak, ditzelfde geldt voor overkappingen. In de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om deels buiten het bouwvlak hoofdgebouwen en overkappingen te realiseren. Van aan- en uitbouwen en bijgebouwen is binnen de bestemming geen sprake. Dit type bouwwerken wordt bij de detailhandel niet verwacht. Dit heeft vooral te maken met de omvang van het (ruime) bouwvlak, waarin gebouwen zijn toegestaan. De goot- en bouwhoogte van de gebouwen zijn aangeduid op de verbeelding van het plan, omdat deze per gebouw kunnen variëren.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd. In de meeste gevallen gaat het hier om ondergeschikte bouwwerken als hekwerken en dergelijk.
De bestemming 'Dienstverlening' ligt op de gebouwen met vooral een dienstverlenende functie, buiten het centrumgebied. Daarnaast is de bestemming bedoeld voor zelfstandige kantoren. Voor functies die verwant zijn aan de hoofdbestemming, maar niet dienstverlening als hoofdfunctie hebben, is een aanduiding opgenomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het sportcentrum aan De Merk 9-11. Bij de bestemming is wonen alleen mogelijk wanneer hiervoor een aanduiding is opgenomen. Ondergeschikt zijn andere functies toegestaan, waardoor flexibiliteit in het gebruik van gronden ontstaat.
De hoofdgebouwen van de bestemming moeten binnen het bouwvlak, ditzelfde geldt voor overkappingen. Van aan- en uitbouwen en bijgebouwen is binnen de bestemming geen sprake. Dit type bouwwerken wordt bij de detailhandel niet verwacht. Dit heeft vooral te maken met de omvang van het (ruime) bouwvlak, waarin gebouwen zijn toegestaan. De goot- en bouwhoogte van de gebouwen zijn aangeduid op de verbeelding van het plan, omdat deze per gebouw kunnen variëren. In sommige gevallen is alleen een maximale bouwhoogte opgenomen, waardoor ook een plat dak is toegestaan.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd. In de meeste gevallen gaat het hier om ondergeschikte bouwwerken als hekwerken en dergelijk.
Buiten het centrumgebied zijn percelen aanwezig waar sprake is van functiemenging of de mogelijkheid daarvoor. Deze percelen hebben de bestemming 'Gemengd - 1' of 'Gemengd - 2'. Een onderscheid is gemaakt in verband met de (gewenste) mogelijkheden binnen deze bestemmingen. Zo is binnen Gemengd - 1 een groter aantal functies bij recht mogelijk, waaronder detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en (zorg)wonen en dergelijke. Gemengd - 2 richt zich alleen op een menging van de functies detailhandel (de supermarkt) en dienstverlening. Daarbij is een strikte regeling opgenomen over de plaats van deze functies op de betreffende verdiepingen van de gebouwen. Dit is bij Gemengd - 1 alleen bij de woningen strikt geregeld (1ste verdieping en hoger). Ondergeschikt zijn andere functies mogelijk, zodat maximale flexibiliteit mogelijk is binnen de gemengde bestemmingen.
De bouwregels voor gebouwen zijn in beide bestemmingen vergelijkbaar. De hoofdgebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd en de maximale goot- en bouwhoogte is per gebouw op de verbeelding aangeduid.
Het in het dorp aanwezige groen dat van structuurbepalend belang is, is onder de bestemming 'Groen' gebracht. Het groen heeft vooral een visuele waarde en waarborgt de kwaliteit van de leefomgeving. Speelvelden in het groen komen voor en worden daarom mogelijk gemaakt binnen de bestemming. Specifiek geregeld zijn het evenemententerrein bij de jachthaven en de volkstuinen. Deze zijn alleen mogelijk op het moment dat hiervoor een aanduiding op de verbeelding is aangegeven. Op die manier wordt voorkomen dat deze functies overal plaats kunnen vinden, waardoor mogelijke milieuhinder (bijvoorbeeld geluidsoverlast) wordt voorkomen. In de regels is aangegeven welke (type) evenementen zijn toegestaan. Dezelfde regeling geldt ook voor de aansluitende gronden die de bestemming 'Verkeer - Parkeerterrein' hebben, en is ook opgenomen in de bestemmingen 'Groen -Park', 'Recreatie', 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijf'.
Dit betekent ook dat de daarbij horende bouwwerken (speelvoorzieningen) mogelijk zijn. Gebouwen zijn niet toegestaan, waardoor het behoud van het groene karakter meer gegarandeerd kan worden. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 5,00 meter. Dit biedt voldoende ruimte voor speeltoestellen, hekwerken, verlichting en dergelijke.
Vanwege het culturele, ruimtelijke, functionele en historische belang is het park van het voormalige Hemmemastate bestemd met de specifieke bestemming 'Groen - Park'. Specifiek aangeduid is het gebouw voor het openluchttheater, aan de noordwestzijde van het park. Dit heeft enerzijds te maken met het gebruik, maar ook met dat het een gebouw is.
Gebouwen zijn namelijk bij recht niet toegestaan in de bestemming, het gebouw voor het openluchttheater is hiervan dus uitgezonderd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel mogelijk. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld speelvoorzieningen en hekwerken. Deze kunnen van belang zijn voor een goed functioneren van het park.
In tegenstelling tot de bestemming 'Groen' geldt er binnen deze bestemming een vergunningplicht als het gaat om kappen van bomen en hoogopgaande beplanting.
Buiten het centrum van Joure zijn horecavoorzieningen aanwezig. Deze hebben de bestemming 'Horeca - 1' of 'Horeca - 2'. De bestemming Horeca - 2 ligt op het pension dat in een specifiek bestemmingsplan (Zijl 1) is geregeld. Deze horeca staat daarom specifiek logiesverstrekking in de vorm van een herberg toe. Tevens is hier ook horeca toegestaan die in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van voedsel, zoals een lunchroom. Horeca - 1 is gegeven aan alle andere horecavoorzieningen. Hieronder valt ook een zalencentrum. Bij beide horecabestemmingen is een bedrijfswoning toegestaan. Deze zijn vaak van oudsher ook al aanwezig bij de voorzieningen. In verband met een grotere flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming, zijn ondergeschikt ook andere functies toegestaan.
De bouwregels van de beide horecabestemmingen variëren van elkaar. De bouwregels van Horeca - 1 zijn nadrukkelijk gebaseerd op de geldende regelingen en de bestaande situatie ter plaatse van de betreffende horecavoorzieningen. De bouwregels van Horeca - 2 zijn specifiek en gebaseerd op het bestemmingsplan Zijl 1, dat het pension mogelijk maakte met daarbovenop ook de mogelijkheid voor lichte (dag)horeca zoals een lunchroom.
Het grootste deel van de voorzieningen in het plangebied zijn onder de bestemming 'Maatschappelijk' gebracht. Hierbij gaat het onder meer om scholen, kerken en het gemeentehuis. De geldende bestemming is leidend voor deze bestemming. Dit houdt in dat de maatschappelijke functies onderling uitwisselbaar zijn. Naast het gebruik voor educatieve en sociaal-medische doeleinden, zijn ook sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening mogelijk.
De voor de maatschappelijke functies nodige gebouwen moeten binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Hiermee leggen de bouwvlakken dus de locatie van de gebouwen vast. In de meeste bouwvlakken is rekening gehouden met nog enige uitbreidingsruimte. De maximale toegestane hoogte van de gebouwen wordt in de bouwvlakken op de verbeelding aangegeven en is afgestemd op de huidige situatie. Deze hoogte varieert per gebouw en is daarom niet eenduidig in de regels te regelen.
In het plangebied is sprake van een grote jachhaven die een recreatiebestemming heeft. In 'Recreatie' worden niet alleen de jacht- en passantenhaven mogelijk gemaakt, maar ook de daarbij horende functies en voorzieningen. Daarbij hoort ook een evenemententerrein en een gebied voor de kanovereniging. Omdat deze functie een bepaalde milieuhinder met zich mee kunnen brengen en daardoor niet op alle gronden met de bestemming toegestaan zijn, zijn ze specifiek aangeduid. Ook is de molen in het gebied in deze bestemming geregeld. De bestemming 'Recreatie - Jachthaven' ligt op het gebied waar uitsluitend (overdekte) stalling van boten plaatsvindt.
De gebouwen en bouwwerken die nodig zijn voor de hoofdfuncties die toegestaan zijn in de bestemmingen worden mogelijk gemaakt. Daarbij gaat het bij Recreatie - Jachthaven bijvoorbeeld om botenhuizen. In beide bestemmingen zijn steigers, vlonders, hekwerken en dergelijke toegestaan. De maximaal toegestane afmetingen hiervan zijn afgestemd op enerzijds de bestaande situatie en anderzijds de standaard regeling hiervoor. Deze biedt de nodige flexibiliteit.
Aan de achterzijde van de bebouwing aan de Midstraat is een sportcentrum aanwezig. Deze is onder de bestemming 'Sport' gebracht. Ondergeschikt zijn andere functies toegestaan, om flexibiliteit in het gebruik van gronden mogelijk te maken.
De bouwregels voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn gebaseerd op de bestaande situatie. De maximale goot- en bouwhoogte zijn opgenomen in de regels. Dit is mogelijk omdat de bestemmings Sport maar eenmaal in dit plangebied voorkomt.
In dit bestemmingsplan is sprake van drie verkeersbestemmingen. Deze zijn gebaseerd op de hoofdfunctie. Zo heeft een weg die vooral bedoeld is voor de ontsluiting van de kom en/of de buurten daarin een bestemming 'Verkeer'. Die bestemming is vooral gericht op afhandeling van het verkeer. Dergelijke wegen zijn over het algemeen als dusdanig ingericht en hebben bijvoorbeeld vrijliggende fietspaden.
Op de wegen waar naast de verkeersfunctie ook een nadrukkelijke verblijfsfunctie is, bijvoorbeeld de Midstraat, is de bestemming 'Verkeer - Verblijf' van toepassing. Bij deze bestemming zijn naast verkeersdoeleinden bijvoorbeeld ook parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, water en terrassen mogelijk (ondergeschikt). Voor de kiosk aan De Merk is een specifieke regeling gekozen die is afgestemd op de bestaande situatie.
De grotere parkeerterreinen hebben de bestemming 'Verkeer - Parkeerterrein'. De parkeerterreinen worden specifiek geregeld in verband met het functionele belang ervan voor het centrumgebied, maar ook de verkeersaantrekkende werking en de daarbij mogelijke milieuhinder. Net als in de bestemming 'Groen' zijn ook de evenementen in deze bestemming geregeld. Ook zijn hier standplaatsen in geregeld voor marktkramen en de oliebollenkraam.
De bouwmogelijkheden binnen de verkeersbestemmingen zijn beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het gaat daarbij niet alleen om bouwwerken voor de geleiding van het verkeer (bijvoorbeeld verkeersborden), maar bijvoorbeeld ook om hekwerken en straatmeubilair.
De bestemming 'Water' is gegeven aan alle ruimtelijk en/of functioneel van betekenis zijnde waterlopen in het plangebied en de bijbehorende bermen en beplanting, walbeschoeiingen, bruggen, duikers en/of dammen en dergelijke. Het gaat dan om waterlopen in het plangebied die een functie hebben in de waterhuishouding (berging en afvoer) of die vanuit visueel oogpunt van belang zijn. Bouwwerken zijn daarbij toegestaan, zoals hiervoor genoemde walbeschoeiingen, bruggen en dergelijke. Deze mogen in de bestemming maximaal 5,00 meter hoog zijn, ten opzichte van het waterpeil.
Het wonen is in dit bestemmingsplan verdeeld over de bestemmingen 'Wonen', 'Wonen - Wooncentrum', 'Wonen - Woongebouw' en 'Wonen - Woonwagenstandplaats'. Deze onderverdeling is gebaseerd op de verschillende typen bebouwing waarin gewoond wordt, maar ook de woningtypologie. Zo is bij 'Wonen' sprake van grondgebonden woningen, in 'Wonen - Woongebouw' van appartementen en in 'Wonen - Woonwagenstandplaats' van woonwagens. Bij de bestemming 'Wonen - Wooncentrum' is meer sprake van aanleunwoningen, waarbij een gezamenlijk toezicht aanwezig is.
De nodige flexibiliteit in het gebruik van de gronden met een woonbestemming is ingebouwd in de bestemmingsomschrijving. Daarbij worden naast de hoofdfunctie ook tuinen, erven, paden, water, etc toegestaan. Bij de bestemming 'Wonen' is daarnaast aangegeven dat een bedrijf of beroep-aan-huis onder voorwaarden is toegestaan.
Hoofdgebouwen
Naast de functionele verscheidenheid is er ook sprake van een ruimtelijke verscheidenheid. Een overeenkomst voor de verschillende woonbestemmingen is dat de hoofdgebouwen binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd. Hierdoor blijft het bestaande en historisch van belang zijnde ruimtelijk beeld gehandhaafd.
De ruimtelijke verscheidenheid uit zich in de verschillen in de bebouwingsmogelijkheden van de verschillende bestemmingen. De bestemming 'Wonen' heeft daarbij een onderverdeling in 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2'. Dit verschil uit zich in een hogere goothoogte bij de bestemmingen 'Wonen - 1' ten opzichte van 'Wonen - 2'. Deze regeling is opgenomen in de regels en in het hele plangebied uniform toegepast. Ook de bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats' heeft een uniforme bouwregeling die voor het hele plangebied geldt.
Anders is dat bij de bestemmingen 'Wonen - Woongebouw' en 'Wonen - Wooncentrum'. De gebouwen binnen deze bestemming variëren in verschijningsvorm veel van elkaar. Daarom zijn de bouwhoogtebepalingen daarin per bouwvlak specifiek aangeduid. In de bestemming 'Wonen - Wooncentrum' is ook een kinderdagverblijf mogelijk.
Waar sprake is voor de mogelijkheid van uitbreiding van het hoofdgebouw, is een ruimer bouwvlak toegepast. Wanneer uitbreiding van het hoofdgebouw niet wenselijk is, zijn de bouwvlakken strak om het hoofdgebouw gelegd. De bouwvlakken zijn afgestemd op de bestaande situatie en de geldende regelingen. Waar nodig en mogelijk is het bouwvlak uitgebreid, zodat de uitbreiding van hoofdgebouwen bij recht kan plaatsvinden (met omgevingsvergunning).
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
Binnen de woonbestemmingen is een specifieke regeling opgenomen voor dit type bouwwerken. Om een rommelig straat- en bebouwingsbeeld te voorkomen, moet bij het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen een bepaalde afstand tot de weg in acht worden genomen. Bovendien is, om volgebouwde en ongewenste situaties op erven te voorkomen, een maximum gesteld aan de gezamenlijke oppervlakte voor dit type bouwwerken en de afstand en bouwhoogte hiervan ten opzichte van de omliggende percelen en het hoofdgebouw. Hierbij wordt ook een relatie gelegd met de oppervlakte van het bouwperceel en het hoofdgebouw. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden om onder voorwaarden hiervan af te wijken. De bestaande situaties waar dat al het geval is, zijn volgens de bestemmingsplanregeling toegestaan.
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Ook is in de woonbestemmingen een regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, opgenomen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om erfafscheidingen, palen en masten. Binnen het Besluit omgevingsrecht is de bouw van enkele hiervan vergunningvrij, mits in het bestemmingsplan is opgenomen dat dergelijke typen bebouwing toelaatbaar zijn in de bestemming. Dit is een uitgangspunt voor de bouwregeling van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Gebied Torenstraat
In het gebied aan weerszijden van de Torenstraat bestaan mogelijkheden om de gronden onder voorwaarden (door het verkrijgen van een omgevingsvergunning te gebruiken voor andere functies dan wonen zoals ambachtelijke bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlenende bedrijven. Hiervoor is een afwijkingsgebied in Artikel 31 van de bestemmingsplanregeling opgenomen.
Er is sprake van één dubbelbestemming die als het ware over de andere bestemmingen in een deel van het plangebied wordt gelegd. Het gaat hierbij om de volgende bestemming:
Op een plek in het plangebied is een gasleiding aanwezig. Verder zijn er rond het plangebied gasleidingen aanwezig. Deze gasleidingen moeten beschermd worden. Daarom is voor deze gasleidingen de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen. Voor deze dubbelbestemming zijn regels opgenomen die voorkomen dat op de leiding gebouwd kan worden en geen diepwortelende beplanting is toegestaan. Wanneer werken en/of werkzaamheden moeten plaatsvinden in het gebied met deze dubbelbestemming, moet altijd advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
In het kader van het vooroverleg bestaat voor belangenorganisaties en burgers de mogelijkheid te reageren op de gemeentelijke beleidsvoornemens, zoals neergelegd in dit voorontwerpbestemmingsplan. Om een ieder de gelegenheid te geven zijn visie naar voren te brengen, is een inspraakprocedure gevolgd, zoals dit is opgenomen in de gemeentelijke Inspraakverordening.
In dezelfde fase is het plan ook voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het overleg van het Besluit ruimtelijke ordening. Ten aanzien van alle ingekomen reacties heeft de gemeente een standpunt ingenomen, waarvan de resultaten in het bestemmingsplan zijn verwerkt. In de bijlage zijn de resultaten van de inspraak en het Overleg met daarbij de gemeentelijke reactie daarop opgenomen. Hierin is aangegeven op welke punten het bestemmingsplan is aangepast.
Dit ontwerpplan is vervolgens gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Daarbij had eenieder de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Het plan is mede naar aanleiding van de zienswijzen op 29 juni 2016 gewijzigd vastgesteld. Bijlage 2 gaat in op de raadsvaststelling en de (ambtshalve) wijzingen die vanuit de vaststelling in dit bestemmingsplan zijn verwerkt. Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten “anderszins verzekerd” zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.
Dit bestemmingsplan is gebaseerd op de geldende regelingen voor het plangebied. Ook de toegestane functies en de bouwregels zijn op zowel de geldende regelingen als op de bestaande situatie afgestemd. Geheel nieuwe bouwplannen (volgens het Besluit ruimtelijke ordening) worden niet mogelijk gemaakt. De grondexploitatieregeling is niet van toepassing en de vaststelling van een exploitatieplan daarom niet nodig.
In principe verandert de economische onderbouwing niet ten opzichte van de eerder geldende plannen. Het weergeven van de economische uitvoerbaarheid voor de inzet van gemeentelijke middelen door middel van een cijfermatige opzet, is daarom voor dit bestemmingsplan niet relevant.
Handhaving wil de rechtszekerheid en gelijke behandeling van de burgers versterken, de doelstelling van het bestemmingsplan effectueren en negatieve effecten van ongewenste situaties voorkomen. Het door de gemeente opgestelde “Integrale controle- en handhavingsprogramma” geeft inzicht in de handhavingsmogelijkheden, het bestaande en het gewenste handhavingsniveau, de relaties tussen de diverse afdelingen en externe partners bij de handhaving, de problemen die een rol spelen bij handhaving en de standaardisatie van handelingen met betrekking tot handhaving. Voor de inhoud van het handhavingsbeleid kan hier kortheidshalve worden verwezen naar het genoemde “Integrale controle- en handhavingsprogramma”.