direct naar inhoud van REGELS
Plan: Balk - Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1940.BPBLK13BALKCENTRUM-VA01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Balk - Centrum met identificatienummer NL.IMRO.1940.BPBLK13BALKCENTRUM-VA01 van de gemeente De Fryske Marren;

1.2 het bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 amusementshal:

een bedrijf gericht op de exploitatie van speel- en gokapparatuur;

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bed & brochje:

het bieden van de, ten opzichte van het wonen ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.9 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt;

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.12 bedrijfswoning:

een woning op een terrein behorende bij een op hetzelfde bouwperceel aanwezig bedrijf, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die (dat) werkgerelateerd is met dat bedrijf;

1.13 beschermd dorpsgezicht:

een deel van het dorp Balk, welke ingevolge haar cultuurhistorische en ruimtelijke waarden die zijn omschreven hoofdstuk 2 en 5 van de toelichting bij dit plan ingevolge de Monumentenwet 1988 in november 1988 is aangewezen als beschermd dorpsgezicht;

1.14 bestaand:

ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.24 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.25 daghoreca

een horecabedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het tegen vergoeding verstrekken van voedsel, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de dag en het begin van de avond, zoals een snackbar, cafetaria, broodjeshuis of restaurant;

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.29 erker:

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een bedrijfswoning/hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.30 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.31 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.34 gevellijn:

de in een bouwvlak als zodanig aangegeven bouwgrens;

1.35 gevelopening

opening in de gevel in de vorm van een deur of raam;

1.36 groepsaccommodatie:

een verblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als groepsverblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

1.37 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.38 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en krachtens deze wet vastgestelde regels;

1.39 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.40 horecabedrijf categorie 1 (aanloopgericht horecabedrijf):

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan met name bezoekers van overige centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, en naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

1.41 horecabedrijf categorie 2 (restaurant):

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden;

1.42 horecabedrijf categorie 3 (logiesbedrijf):

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van logies en waarbij dranken en maaltijden voornamelijk aan logiesgasten worden verstrekt;

1.43 horecabedrijf categorie 4 (cafetaria):

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken;

1.44 horecabedrijf categorie 5 (café of bar):

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken;

1.45 horecabedrijf categorie 6 (bar-/dancing of discotheek):

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken en dat tevens gelegenheid biedt tot dansen;

1.46 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.47 individueel aaneen gebouwd (hoofd)gebouw:

een (hoofd)gebouw, op een zodanige wijze aaneen gebouwd, dat er sprake is van visueel zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderlinge verschil in goothoogte, kapvorm en/of gevelbelijning;

1.48 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.49 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.50 kap:

een dak met een zekere helling;

1.51 kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten:

de in Bijlage 1 genoemde beroepen en bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroepen en bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan het beroep of de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;

1.52 kleinschalige duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, aard- en omgevingswarmte;

1.53 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.54 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.55 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.56 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.57 ondergeschikte horeca:

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie;

1.58 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.59 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd:
    • 1. het NAP -0,52 m;
1.60 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.61 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.62 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.63 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.64 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijke gemeubileerde woongelegenheid in een groter gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.65 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.66 serre:

een overwegend transparante uitbouw vervaardigd in een lichte constructie in één bouwlaag aan een bedrijfswoning/hoofdgebouw, waarbij de serre verbonden is met de bedrijfswoning/het hoofdgebouw, en onderdeel van de bedrijfswoning/het hoofdgebouw uitmaakt;

1.67 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.68 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.69 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.70 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, welke woningen zijn te bereiken door middel van één of meer gemeenschappelijke verkeersruimten;

1.71 woonhuis:

een gebouw dat één woning omvat;

1.72 zorgwonen:

begeleid wonen, waarbij voorzieningen voor 24-uurs begeleiding tot de mogelijkheden behoort.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) grens van het bouwperceel.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, alsmede een scheepsonderhoudbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsonderhoudbedrijf', niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. dienstverlening;
    • 3. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

met daaraan ondergeschikt:

  • b. straten en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • f. terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw zullen ten hoogste de in de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • d. een bedrijfsgebouw zal zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 70° zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van een scheepsonderhoudbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsonderhoudbedrijf';
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel of ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 3.3 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2 maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd, of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 2 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting kunnen hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 13 van toepassing zijn;
    • 2. een uitbreiding van het aantal woningen in overeenstemming is met een actueel Woonplan waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

met de daarbijbehorende:

  • b. terreinen;
  • c. andere bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw zullen ten hoogste de in de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen; .
4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1 en mantelzorg;
    • 2. detailhandel;
    • 3. dienstverlening;
    • 4. recreatieappartementen, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
    • 5. recreatieappartementen, daghoreca en sociaal-culturele doeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  • b. bijbehorende bouwwerken bij woningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zullen ten hoogste de in de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • d. een gebouw zal zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 70° zal bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' in welk geval de dakhelling minder dan 30° mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen, bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sublid c mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen worden vergroot ten behoeve van een serre, mits:
    • 1. ten hoogste één serre per gebouw ten behoeve van het wonen zal worden gebouwd;
    • 2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een serre ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
  • e. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • g. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
5.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het gebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.1 sub b in die zin dat de gebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 5.2.1 sub d in die zin dat de goothoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 7,00 m;
  • c. het bepaalde in lid 5.2.2 sub c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen, zal bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 5.2.2 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij gebouwen ten behoeve van het wonen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van het betreffende gebouw ten behoeve van het wonen waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 5.2.2 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven anders dan genoemd in 5.1;
  • b. het gebruik van een gebouw ten behoeve van het wonen zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
      • 50 m²;
    • 2. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 3. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    • 4. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 5. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 6. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & brochje, zodanig dat:
    • 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    • 2. het aantal kamers ten behoeve van bed & brochje meer bedraagt dan 3;
    • 3. de oppervlakte per bed & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    • 4. de bed & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een supermarkt;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van horeca, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'gemengd', in welk geval daghoreca is toegestaan;
  • h. het gebruik van een gebouw ten behoeve van een recreatieappartement ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' zodanig dat er meer dan één recreatieappartement ontstaat;
  • i. het gebruik van een bouwwerk ten behoeve van detailhandel waarbij de hoofdtoegang van het bouwwerk niet is gelegen aan de Van Swinderenstraat, tenzij bestaand in welk geval de hoofdtoegang anders dan aan de Van Swinderenstraat mag zijn gelegen.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.4 sub c in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
    • 2. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. de inrichting van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand bijbehorend bouwwerk weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • b. het bepaalde in lid 5.4 onder g in die zin dat daghoreca mag worden gevestigd.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel:
    • 2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1 en mantelzorg;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zullen ten hoogste de in de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • e. een gebouw zal zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 70° zal bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' in welk geval de dakhelling minder dan 30° mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de betreffende bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sublid c mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden vergroot ten behoeve van een serre, mits:
    • 1. ten hoogste één serre per bedrijfswoning zal worden gebouwd;
    • 2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een serre ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
  • e. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • g. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
6.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.1 sub b in die zin dat de gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.1 sub d in die zin dat de goothoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 7,00 m;
  • c. het bepaalde in lid 6.2.2 sub c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de bedrijfswoning, zal bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 6.2.2 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij bedrijfswoningen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 6.2.2 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven anders dan genoemd in 6.1;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
      • 50 m²;
    • 2. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 3. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    • 4. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 5. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 6. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & brochje, zodanig dat:
    • 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    • 2. het aantal kamers ten behoeve van bed & brochje meer bedraagt dan 3;
    • 3. de oppervlakte per bed & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    • 4. de bed & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een supermarkt;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van horeca.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 6.4 sub b in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
    • 2. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. de inrichting van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand bijbehorend bouwwerk weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Detailhandel' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 13 van toepassing zijn;
    • 2. een uitbreiding van het aantal woningen in overeenstemming is met een actueel Woonplan waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd.

Artikel 7 Dienstverlening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. dienstverlening;
    • 2. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    • 3. bedrijfswoningen,al dan niet in combinatie met ruimte voor een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1 en mantelzorg;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zullen ten hoogste de in de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • e. een gebouw zal zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 70° zal bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' in welk geval de dakhelling minder dan 30° mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de betreffende bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sublid c mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden vergroot ten behoeve van een serre, mits:
    • 1. ten hoogste één serre per bedrijfswoning zal worden gebouwd;
    • 2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een serre ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
  • e. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • g. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
7.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.1 sub b in die zin dat de gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 7.2.1 sub d in die zin dat de goothoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 7,00 m;
  • c. het bepaalde in lid 7.2.2 sub c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de bedrijfswoning, zal bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 7.2.2 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij bedrijfswoningen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 7.2.2 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven anders dan genoemd in 7.1;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
      • 50 m²;
    • 2. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 3. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    • 4. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 5. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 6. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & brochje, zodanig dat:
    • 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    • 2. het aantal kamers ten behoeve van bed & brochje meer bedraagt dan 3;
    • 3. de oppervlakte per bed & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    • 4. de bed & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van horeca.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 7.4 sub b in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
    • 2. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. de inrichting van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand bijbehorend bouwwerk weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Dienstverlening' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 13 van toepassing zijn;
    • 2. een uitbreiding van het aantal woningen in overeenstemming is met een actueel Woonplan waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. horecabedrijven categorie 1;
    • 2. horecabedrijven categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
    • 3. horecabedrijven categorie 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';
    • 4. horecabedrijven categorie 4, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4';
    • 5. horecabedrijven categorie 5, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5';
    • 6. horecabedrijven categorie 6, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 6';
    • 7. recreatieappartementen, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
    • 8. opslag uitsluitend ten behoeve van het aangrenzende horecabedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
    • 9. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1 en mantelzorg;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zullen ten hoogste de in de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • e. een gebouw zal zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 70° zal bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' in welk geval de dakhelling minder dan 30° mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de betreffende bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sublid c mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden vergroot ten behoeve van een serre, mits:
    • 1. ten hoogste één serre per bedrijfswoning zal worden gebouwd;
    • 2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een serre ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
  • e. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • g. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
8.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.2.1 sub b in die zin dat de gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 8.2.1 sub d in die zin dat de goothoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 7,00 m;
  • c. het bepaalde in lid 8.2.2 sub c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de bedrijfswoning, zal bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 8.2.2 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij bedrijfswoningen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 8.2.2 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven anders dan genoemd in 8.1;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
      • 50 m²;
    • 2. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 3. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    • 4. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 5. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 6. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & brochje, zodanig dat:
    • 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    • 2. het aantal kamers ten behoeve van bed & brochje meer bedraagt dan 3;
    • 3. de oppervlakte per bed & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    • 4. de bed & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een supermarkt.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 8.4 sub b in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
    • 2. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. de inrichting van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand bijbehorend bouwwerk weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Horeca' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 13 van toepassing zijn;
    • 2. een uitbreiding van het aantal woningen in overeenstemming is met een actueel Woonplan waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. maatschappelijke voorzieningen;
    • 2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1 en mantelzorg, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 3. zorgwonen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgwonen';
  • b. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zullen ten hoogste de in de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • e. een gebouw zal zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 70° zal bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' in welk geval de dakhelling meer dan 70° mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de betreffende bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sublid c mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden vergroot ten behoeve van een serre, mits:
    • 1. ten hoogste één serre per bedrijfswoning zal worden gebouwd;
    • 2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een serre ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
  • e. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • g. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
9.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.2.1 sub b in die zin dat de gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 9.2.1 sub d in die zin dat de goothoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 7,00 m;
  • c. het bepaalde in lid 9.2.2 sub c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de bedrijfswoning, zal bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 9.2.2 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij bedrijfswoningen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 9.2.2 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van voorzieningen anders dan genoemd in 9.1;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
      • 50 m²;
    • 2. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 3. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    • 4. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 5. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 6. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & brochje, zodanig dat:
    • 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    • 2. het aantal kamers ten behoeve van bed & brochje meer bedraagt dan 3;
    • 3. de oppervlakte per bed & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    • 4. de bed & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van zelfstandige detailhandel;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horecabedrijven.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 9.4 sub b in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
    • 2. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. de inrichting van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand bijbehorend bouwwerk weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Maatschappelijk' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 13 van toepassing zijn;
    • 2. een uitbreiding van het aantal woningen in overeenstemming is met een actueel Woonplan waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd.

Artikel 10 Recreatie - Watersportcentrum

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Watersportcentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een vaarschool al dan niet in combinatie met:
    • 1. botenverhuur;
    • 2. groepsaccommodaties;
    • 3. ondergeschikte horeca;
    • 4. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1 en mantelzorg;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zullen ten hoogste de in de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • d. een gebouw zal zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 70° zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de betreffende bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sublid c mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden vergroot ten behoeve van een serre, mits:
    • 1. ten hoogste één serre per bedrijfswoning zal worden gebouwd;
    • 2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een serre ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
  • e. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • g. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
10.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 10.2.1 sub b in die zin dat de gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 10.2.1 sub d in die zin dat de goothoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 7,00 m;
  • c. het bepaalde in lid 10.2.2 sub c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de bedrijfswoning, zal bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 10.2.2 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij bedrijfswoningen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 10.2.2 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven anders dan genoemd in 10.1;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
      • 50 m²;
    • 2. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 3. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    • 4. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 5. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 6. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & brochje, zodanig dat:
    • 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    • 2. het aantal kamers ten behoeve van bed & brochje meer bedraagt dan 3;
    • 3. de oppervlakte per bed & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    • 4. de bed & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van zelfstandige detailhandel;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horecabedrijven.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 10.4 sub b in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
    • 2. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. de inrichting van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand bijbehorend bouwwerk weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 11 Verkeer - Verblijf

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten en paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. sloten en bermen;
  • g. waterkering;
  • h. andere bouwwerken.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

11.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • c. aanleggelegenheid;
  • d. kaden en oevers;
  • e. andere bouwwerken, waaronder bruggen en bestaande steigers.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

12.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er mogen, behoudens bestaand, geen steigers, vlonders en plankieren en daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bestaande steigers, vlonders en plankieren en daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken zal ten hoogste de bestaande bouwhoogte bedragen;
  • c. de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen en/of damwanden zal ten hoogste 0,40 m bedragen, gemeten vanaf het gemiddelde waterpeil;
  • d. de bouwhoogte van kaden zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van bruggen zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1 en mantelzorg;
    • 2. opslagdoeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
    • 3. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterkering;

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. een hoofdgebouw zal vrijstaand dan wel individueel aaneen worden gebouwd;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • e. een hoofdgebouw zal zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 70° zal bedragen.
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de perceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sublid c mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw worden vergroot ten behoeve van een serre, mits:
    • 1. ten hoogste één serre per hoofdgebouw zal worden gebouwd;
    • 2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een serre ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • e. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,00 m zal bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • g. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
13.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er zal ten hoogste 1 vlaggenmast per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. het aantal hoofdgebouwen niet toeneemt;
    • 2. de oppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, niet meer dan 150 m² bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 13.2.1 sub d in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt verhoogd, mits:
    • 1. dit niet leidt tot het realiseren van een extra bouwlaag;
  • c. het bepaalde in lid 13.2.1 sub e in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
  • d. het bepaalde in lid 13.2.2 sub b in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de perceelgrens wordt verkleind;
  • e. het bepaalde in lid 13.2.2 sub c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
  • f. het bepaalde in lid 13.2.2 sub c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot:
    • 1. ten hoogste 100 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
    • 2. ten hoogste 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
    • 3. ten hoogste 200 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;

mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, dan wel hobbymatige activiteiten;

  • g. het bepaalde in lid 13.2.2 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast bij hoofdgebouwen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt; en
    • 2. de bouwhoogte van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten minste 0,50 lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
  • h. het bepaalde in lid 13.2.2 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van hoofdgebouwen voor meer woningen dan het bestaande aantal;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
      • 50 m²;
    • 2. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    • 3. het uiterlijk van de betreffende woning met reclame-uitingen wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    • 4. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 5. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    • 6. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 7. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 8. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & brochje, zodanig dat:
    • 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
    • 2. het aantal kamers ten behoeve van bed & brochje meer bedraagt dan 3;
    • 3. de oppervlakte per bed & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
    • 4. de bed & brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 13.4 onder b in die zin dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor bewoning ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. de bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
    • 2. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
    • 3. de inrichting van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand bijbehorend bouwwerk weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 14 Wonen - Woongebouw

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woongebouwen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1, met uitzondering van bed & brochje, en mantelzorg;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. straten en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterkering;

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Woongebouwen

Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een woongebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een woongebouw zal ten hoogste de in de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen.
14.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woongebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er zal ten hoogste 1 vlaggenmast per bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 5,00 m bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2.1 onder a in die zin dat een woongebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het woongebouw ten hoogste 20% van de oppervlakte van het woongebouw zal bedragen.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer woningen dan het bestaande aantal;
  • b. het gebruik van de gronden voor bedrijfsmatige opslagdoeleinden;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bijbehorende woning;
      • 50 m²;
    • 2. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
    • 3. het uiterlijk van de betreffende woning met reclame-uitingen wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
    • 4. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
    • 5. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
    • 6. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
    • 7. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 8. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
  • f. het gebruik van woningen ten behoeve van recreatieve bewoning.

Artikel 15 Leiding - Riool

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding;

met de daarbijbehorende:

  • b. andere bouwwerken.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) worden op of in deze gronden geen bouwwerken gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming. Deze bepaling geldt niet voor bestaande bouwwerken.

15.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

15.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen, overkappingen of andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  • b. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere manier ingraven of indrijven van voorwerpen;
  • c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen.
15.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke:

  • a. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de leiding of die nodig zijn voor het instandhouden van de leiding;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
15.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend indien:

  • a. geen schade ontstaat aan de leiding en/of het doelmatig functioneren van de leiding niet in gevaar wordt gebracht;
  • b. de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. hierover advies is gevraagd van de leidingbeheerder.

Artikel 16 Waarde - Archeologie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Bouwwerken

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m², moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
16.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 16.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grond bewerkingen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
16.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 16.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 50 m² beslaan.
16.3.3 Beoordelingscriteria

De in lid 16.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

16.3.4 Onderzoeksplicht

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
16.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 16.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kan één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 17 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht 'aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in Beschermd dorpsgezicht toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden, in aanvulling van de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' zal ten minste één gevel van een gebouw in de gevellijn worden gebouwd;
  • b. de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' gebouwde gebouwen zullen vrijstaand dan wel individueel aaneen gebouwd worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' gebouwd gebouw zal ten minste 2,50 m bedragen;
  • d. de gevelbreedte van een ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' gebouwd gebouw zal ten minste 5,00 m bedragen en ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • e. de hoogte van de gevelopeningen van een ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' gebouwde gevel zal groter zijn dan de breedte van de gevelopening;
  • f. een ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' gebouwd gebouw zal over een diepte van ten minste 15,00 m worden voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 40° en ten hoogste 70° zal bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' of daarachter gebouwde gevel(s) van een gebouw zal (zullen) worden voorzien van een topgevel dan wel een dakschild.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in hoofdstuk 2 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 17.2 sub d in die zin dat de gevelbreedte van een ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' gebouwd gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m;
  • b. het bepaalde in lid 17.2 sub e in die zin dat wordt afgeweken van de gevelindeling van een ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' gebouwd gebouw;
  • c. het bepaalde in lid 17.2 sub f in die zin dat de maximale dakhelling van een ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' gebouwd gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80°.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verven en/of pleisteren van de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' gebouwde gevels;
  • b. het kappen van bomen.
17.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 17.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
17.4.3 Voorwaarden

De in lid 17.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in hoofdstuk 2 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht.

17.5 Omgevingsvergunning voor het verwijderen van stoepen, stoeppalen en de tussen de stoeppalen aanwezige kettingen en stangen
17.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende sloopwerkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het verwijderen van stoepen, stoeppalen en de tussen de stoeppalen aanwezige kettingen en stangen.
17.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 17.5.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
17.5.3 Voorwaarden

De in lid 17.5.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in hoofdstuk 2 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene bouwregels

19.1 Bestaande maatvoeringen

Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge de bouwregels is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.


In die gevallen dat bestaande percentages, dakhellingen, kapvormen, hoogten, bestaande inhoud en/of bestaande oppervlakten afwijken van de bouwregels, worden de bestaande maatvoeringen als toelaatbaar aangehouden.

19.2 Overschrijding bouwgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, alsmede erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:

de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

19.3 Plaatselijke verhogingen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte van gebouwen worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:

de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 20 m² bedraagt;

de verhoging leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximum bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

20.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. het storten van puin en/of afvalstoffen;
  • c. de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
20.2 Uitzondering op het strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden voor evenementen binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijf';
  • b. kleinschalige duurzame energiewinning.

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' geldt voor het bouwen van bouwwerken de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar bouwwerk, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de bouwhoogte van de betreffende bouwwerken niet meer bedraagt dan 18,00 m.

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van reclamemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m.

Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

23.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologisch en ecologische waarden en de waterhuishouding, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. bestemmingen, met uitzondering van 'Recreatie - Watersportcentrum', worden gewijzigd ten behoeve van een bedrijfs-, sport-, maatschappelijke of woonfunctie, voorzover dit niet valt onder de afwijkingsmogelijkheden van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 Wabo juncto artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, mits:
    • 1. een uitbreiding van het aantal woningen in overeenstemming is met een actueel Woonplan waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd;
    • 2. het bedrijven en/of voorzieningen betreft die passen binnen de bedrijfscategorieën 1 en 2, zoals vermeld in de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering;
  • b. bestemmingen worden gewijzigd ten behoeve van een kantoorfunctie, mits:
    • 1. het bruto vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 1200 m² per kantoor;
  • c. bestemmingen worden gewijzigd ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur, mits:
    • 1. deze activiteiten niet samenhangen met nieuwe planmatige stad- of dorspuitbreidingen waarover nog geen overeenstemming bestaat met Rijk, provincie en waterschap;
  • d. het beloop of profiel van straten of de aansluiting van straten onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft en voorzover bestemmingsgrenzen daarmee worden overschreden;
  • e. bestemmingsgrenzen worden aangepast, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
23.2 Toetsingscriteria

De in lid 23.1 onder a en b genoemde wijziging is primair bedoeld voor hergebruik van de bestaande gebouwen. Indien een woonfunctie in de bestaande bebouwing redelijkerwijs niet mogelijk is, mag onder strikte stedenbouwkundige randvoorwaarden (gedeeltelijke) nieuwbouw plaatsvinden.

Artikel 24 Overige regels

24.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a met maximaal 10%.
  • c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van de grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de titel:

Regels van het

bestemmingsplan Balk - Centrum

van de gemeente De Fryske Marren

Behorende bij besluit van 26 april 2016