Gezien de
uitspraak wordt het stedenbouwkundig ontwerp op de volgende punten
aangepast binnen het plangebied van deze herziening. De aanpassingen
betreffen de volgende punten:
- het
bouwvlak ten behoeve van de geprojecteerde woningen wordt
verplaatst richting het noorden met als doel voldoende afstand (>
10m) te houden tussen de nieuwe woningen en de bedrijfsmatige
bestemming van het zuidelijk gelegen perceel met een
bedrijfsbestemming en het hobbymatig houden van paarden aldaar.
- Binnen de
bestemming 'Groen', ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein',
worden de parkeervoorzieningen als 'langsparkeren' ingevuld. Hiermee
wordt ruimte gecreëerd om de nieuwe woningen in het
plangebied meer richting het noorden te kunnen projecteren. De
parkeerplaatsen welke in deze zone komen te vervallen worden
langs de Schoonhovenseweg teruggebracht. Per saldo blijft voldaan
worden aan de geldende parkeernormen.
- Binnen de
bestemming 'Groen', ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke
verplichting', de voorwaardelijke verplichting opnemen voor
het realiseren van een houtwal. Dit met als doel dat er geen
directe lichtinschijning plaats vindt vanaf de lichtmasten richting de
nieuw te bouwen woningen en overlast van vliegen en
stof wordt verminderd.
- In het vigerende
bestemmingsplan hebben gronden per omissie een bedrijfsbestemming
toegekend gekregen welke niet bedrijfsmatig worden gebruikt. In deze
herziening hebben de betreffende gronden de bestemming 'Wonen'
(zonder bouwvlak) gekregen.
Bovenstaande
heeft geleid tot een aanvulling in de regels. Bij de bestemming 'Groen'
is een voorwaardelijke verplichting toegevoegd voor het realiseren van
een houtwal tussen de voorzieningen voor het houden van paarden, de
bedrijfsmatige activiteiten op het zuiderlijk gelegen perceel en de
nieuw te bouwen woningen. In artikel 1 van de regels is nader
gedefinieerd wat verstaan wordt onder een houtwal.De overige wijzingen
ten opzichte van het vastgestelde bestemmingsplan 'Poort van Stolwijk'
betreffen de verbeelding.
De correcties worden als volgt beargumenteerd:
Maximale invulling planologische mogelijkheden bedrijfsperceel
Door de Raad van
State is erop gewezen dat rekening gehouden dient te worden met de
maximale invulling van de bedrijfsbestemming. Bij een maximale
invulling dient beschouwd te worden of er ook dan sprake is van een
aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij de
beschouwing van de maximale planologische mogelijkheden moet
meegewogen worden dat er reeds nu woningen in de directe omgeving
van het bedrijf aanwezig zijn. Wanneer naar de huidige planologische
situatie gekeken wordt ligt de maatgevende woning van een derde nu
op 0 meter afstand van bestaande bedrijfsbebouwing. De nieuw te
realiseren woningen liggen op een grotere afstand. In de nieuwe
situatie is de afstand tussen de bestemmingsgrens van de
bedrijfsbestemming en het bouwvlak ten behoeve van de woning 10
meter.
Het vigerende
bestemmingsplan laat bedrijvigheid toe in, maximaal, de
bedrijfscategorieën 1 en 2. Bij bedrijfsvoeringen in de
categorieën 1 en 2 blijkt in de praktijk dat veelal het
bedrijfsverkeer het meeste hinder geeft. In casu gaat het
bedrijfsverkeer direct langs een woning van een derde (nummer 26). Voor
bedrijfsverkeer is deze woning daarmee maatgevend voor de maximale
invulling van de planologische mogelijkheden.
Nu blijkt dat
reeds bestaande woningen maatgevend zijn voor de maximale invulling van
de planologische mogelijkheden kan gesteld worden dat er bij de nieuw
te realiseren woningen in alle gevallen sprake is van een goed woon- en
leefklimaat.
Wanneer de nieuwe
woningen op zichzelf worden beschouwd moet er voldaan worden aan de
richtafstanden vanuit de VNG-uitgave bedrijven en milieuzonering. Deze
uitgave hanteert de raad om te bepalen of conflicterende functies
voldoende van elkaar gescheiden zijn. Het onderhavige naastgelegen
bedrijf kent een richtafstand van 10 meter (categorie 2 bedrijvigheid
in gemengd gebied). Door het opschuiven van de woningen wordt voldaan
aan de minimale afstand van 10 meter. De naastgelegen bedrijvigheid
doet dan ook geen afbreuk aan een goed woon- en leefklimaat. De
bebouwing is gelegen binnen de invloedsfeer van de provinciale weg.
Daarmee kan er, conform de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'
uitgegaan worden van een omgevingtype Gemengd gebied. Dit uitgangspunt
is door de Raad van State in de uitspraak van 24 december 2014 getoetst
en akkoord bevonden. Deze wijze van bestemmen is daarmee in
overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.
Nadere afweging ten behoeve van het houden van paarden
Algemeen
Ten aanzien van
het houden van paarden bestaat de kans op hinder als gevolg van stof,
licht, geluid en geur. Voor het bedrijfsmatig houden van paarden (tot
max. 100 paarden) wordt voor een goed woon- en leefklimaat en
afstand van 25 meter aangehouden. In casu worden hobbymatig
paarden (maximaal 5 paarden) gehouden.
Het bedrijfsmatig
houden van paarden is niet in overeenstemming met de geldende
bestemming en wordt aangemerkt als strijdig gebruik. Het bedrijfsmatig
houden van dieren en een paardenfokkerij is opgenomen in de Staat van
bedrijfsactiviteiten, maar die activiteiten behoren tot categorie 3.1,
3.2 of 4. Op de betreffende bedrijfslocatie zijn maximaal categorie 2
activiteiten toegestaan.
Een
paardenhouderij valt onder het Activiteitenbesluit tot 100 paarden
(artikel 8.3 Bor)). Het houden van 5 paarden is, blijkens de
jurisprudentie, niet aan te merken als een inrichting. Daarmee is het
Activiteitenbesluit niet van toepassing. Wel kan gesteld worden dat
volgens de wetgever binnen een afstand van 25 meter of respectievelijk
50 meter tot een paardenstal er sprake is van een goed woon- en
leefklimaat bij het houden van 100 paarden. Deze afstand kan
logischerwijs aanzienlijk verminderd worden indien er slechts 5 paarden
gehouden worden. Doordat paarden geen zogenaamde geurfactor kennen
is dit niet met een geurmodel aan te tonen. Wel kan men stellen dat
wanneer het aantal paarden met een factor 20 verkleind wordt de aan te
houden afstand ook fors naar beneden bijgesteld kan worden.
Lichthinder
Er bestaan nog
geen specifieke wetten rond lichthinder. Wel zijn er algemene wetten,
zoals de Wet Milieubeheer. Maar in deze wet zijn geen concrete eisen
opgenomen voor lichthinder. Wel kan gerefereerd worden naar het oude
Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer 1998.
Dit Besluit bevat allerlei voorschriften, onder meer op het gebied van
geluid, licht, afvalstoffen en veiligheid. Op grond van het Besluit
moet de lichtinstallatie tussen 23.00 uur en 7.00 uur uit zijn
én tijdens het gebruik van de lichtinstallatie moet worden
voorkomen dat er direct licht in de woningen schijnt. Op basis van het
Besluit moet hinder door directe lichtinstraling in alle gevallen
worden voorkomen.
Op grond van het
geldende planologische regime zijn bouwwerken geen gebouwen tot
maximaal 5 meter toegestaan. Lichtmasten mogen daarmee niet hoger zijn
dan 5 meter, bij een dergelijke hoogte is de mate van
‘verstrooing’beperkt. Gezien deze bouwhoogte en de afstand
tot de woningen is directe ‘inschijning’ niet mogelijk.
Aanvullend kan dit beperkt worden door een verplicht aan te leggen
houtwal. Middels een voorwaardelijke verplichting zal dit worden
geborgd.
Stof
Een paardenbak
kan bij droog weer stofoverlast geven. Stofoverlast
kan beperkt worden door zogenaamde overdrachtsmaatregelen. Hierbij
kan een groenblijvende haag voldoende overlast wegnemen. Dat
overdachtsmaatregelen afdoende kunnen zijn blijkt uit de uitspraak van
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 juli 2003.
Geluid
De richtafstand
voor geluid bedraagt bij een paardenhouderij 30 meter. Bij een gemengd
gebied is dit terug te brengen tot 10 meter. De afstand van de
paardenbak tot de nieuw te realiseren woningen is ruim 10 meter
(afstand bouwvlak woningen tot plangrens is 10,7 meter). Daarmee wordt
voldaan aan de geldende richtafstanden. Waarbij ook hier opgemerkt moet
worden dat deze richtafstanden gerelateerd zijn aan het bedrijfsmatig
houden van paarden. In casu worden op het achterliggende erf hobbymatig
paarden gehouden. Geluidsoverlast in die mate dat er geen
goed woon- en leefklimaat ontstaat is niet aan de orde.
Geur
De gemeente
Krimpenerwaard (voormalige gemeente
Vlist) heeft specifiek geurbeleid. Met dit beleid zijn de
afstanden van paarden en rundvee uit de Wet geurhinder en
veehouderijen gehalveerd van 100 m, respectievelijk 50 m naar 50 m
en respectievelijk 25 m. Deze afstanden zijn echter niet van toepassing
op hobbymatige activiteiten. In het kader van de
milieuvergunningverlening dient rekening te worden gehouden met
geurafstanden uit landelijke wetgeving. Daarnaast is geur
één van de toetsingscriteria bij het wel of niet toelaten
van nieuwe activiteiten in de nabijheid van veehouderijen. Nieuwbouw
van geurgevoelige objecten moet in principe voldoen aan deze
normafstanden.
Veehouderijen die
onder het Activiteitenbesluit vallen, moeten voldoen aan de in dat
besluit genoemde minimaal aan te houden afstand tot geurgevoelige
objecten, tenzij er sprake is van een reeds bestaande situatie. Ten
overvloede moet opgemerkt worden dat in casu het Activiteitenbesluit
niet van toepassing is op het hobbymatig houden van dieren.
In het
Activiteitenbesluit is de tekst van de Wet Geurhinder en Veehouderij
vrijwel integraal opgenomen. De handreiking bij de WVG is van
toepassing, met name paragraaf 3.4 (beoordeling ruimtelijke
ordeningsplannen) en bijlagen 6 en 7. In paragraaf 3.4 staat het
volgende vermeld over bouwen binnen geurcontouren: “Als de
veehouderij niet in zijn belangen wordt geschaad en tevens een goed
woon- en verblijfklimaat kan worden gegarandeerd, is het toelaatbaar om
binnen de contour van de geldende norm geurgevoelige objecten te bouwen”. Er wordt daarbij verwezen naar jurisprudentie.
Voor
paardenhouderijen gelden vaste afstanden, waarvan zoals hierboven
aangegeven gemotiveerd afgeweken kan worden. De wet maakt daarbij
onderscheid tussen bedrijven gelegen binnen de bebouwde kom en
bedrijven gelegen buiten de bebouwde kom. De afstand vanuit het
dierenverblijf tot aan een geurgevoelig object dient minimaal 100 meter
te zijn. Als het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom ligt,
geldt een afstand van minimaal 50 meter. Deze afstand wordt gemeten
vanuit het emissiepunt van het dierenverblijf. Een buitenbaan of
paddock maar ook de weide, zijn niet aan te merken als een
dierenverblijf. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken
van 15 augustus 2007, nr. 200701237/1, 19 november 2008, nr.
200804781/1 en 29 september 2011, nr. 200907569/1/R2 dient een
paardenbak niet als dierenverblijf te worden aangemerkt.
Aanvullend op de
afstandseis voor het emissiepunt bepaalt het Activiteitenbesluit verder
dat de afstand van de buitenzijde van het dierenverblijf tot de
buitenzijde van het geurgevoelig object ten minste 50 meter bedraagt
als het geurgevoelig object binnen de bebouwde kom ligt. Ligt het
bedrijf buiten de bebouwde kom, dan bedraagt de afstand 25 meter.
Ten aanzien van
geur dient opgemerkt te worden dat afgeweken kan worden van de geldende
afstanden indien een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.
Blijkens de onderstaande afbeelding zijn er nu 9 gehinderde woningen,
excl. de woning van de eigenaar van de paarden. Als gevolg van de
planwijziging worden er 8 woningen toegevoegd. Van de 9 bestaande
woningen, waarvan enkele op een kleinere afstand gelegen zijn tot de
paardenstal dan de nieuw op te richten woningen, zijn tot op heden
nimmer klachten ontvangen bij de gemeente of de milieudienst. Indien
overlast ontstaat kan door de gemeente op grond van de APV worden
opgetreden. In de praktijk blijkt dat er geen overlast ervaren wordt
van het hobbymatig houden van dieren. Voor de gemeenteraad bestaat er
geen aanleiding aan te nemen dat dit in de nieuwe situatie anders zal
zijn. Op basis van de voorgaande onderbouwing kan dan ook gesteld
worden dat er ook in de nieuwe situatie sprake zal zijn van een goed
woon- en leefklimaat.

ligging 25 meter en 50 meter contour
Ten aanzien van
mestopslag dient opgemerkt te worden dat dit inpandig moet
plaatsvinden. Zowel artikel 31 van het vigerende bestemmingsplan als
het bepaalde in de APV verzet zich tegen mestopslag in de open
lucht.
Enige mate van overlast
De Afdeling
bestuursrechtspraak (uitspraak van 27 november 2013
ECLI:NL:2013:2169) acht het acceptabel dat er in enige mate overlast
wordt ondervonden van een paardenbak. In casu acht de gemeenteraad het
acceptabel dat de nieuwe bewoners in beperkte mate overlast
ondervinden, temeer nu de bewoners bij de aankoop van de woning dit mee
kunnen wegen in hun aankoopbeslissing.