plan:
het bestemmingsplan Benedenberg 76-78 van de gemeente Krimpenerwaard.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1931.BP1430Mmt-VG01 met de bijbehorende regels.
aanduiding:
een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
ondergeschikte bebouwing zoals kassen en bijenkasten.
agrarisch aanverwant bedrijf:
een bedrijf dat
uitsluitend of overwegend is gericht op het leveren van diensten aan
agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het
buitengebied zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het
verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen
of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken
en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk, alsmede
het agrarisch afzetbedrijf en het handels- en exportbedrijf.
archeologische waarde:
de
aan een gebied toegerekende waarden in verband met de kennis en de
studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke
aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
bedrijfswoning:
een woning in of bij een bedrijfsgebouw die behoort bij en ten dienste staat van het ter plaatse gevestigde bedrijf.
bestaand (bebouwing en gebruik):
bebouwing,
zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan, of in uitvering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een verleende bouwvergunning en/of omgevingsvergunning;
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding
van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde
perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen
aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak,
met uitzondering van overkappingen;
bouwen:
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
gebouw:
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder begrepen
kassen;
hoofdgebouw:
een
gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan
wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te
merken;
insteek (van een watergang):
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang;
landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
loonbedrijf:
een agrarisch
hulp- of nevenbedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het
leveren van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van agrarische
werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot
onderhoud of reparatie van agrarische werktuigen of apparatuur;
ondergeschikte nevenactiviteit:
een
ondergeschikt bestanddeel dat minder dan 50% van de totale activiteiten
van een bedrijf in omvang van bedrijfsgebouwen (in m³), in
oppervlak van het bouwvlak (in m²) en in omzet bedraagt;
paardenbak:
een omheind stuk grond ten behoeve van het trainen van paarden;
peil:
- voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een gebouw,
waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van
het door de gemeente vastgestelde peil ter plaatse van de te realiseren
hoofdtoegang van het gebouw;
- voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde: de hoogte van het maaiveld ter plaatse bij voltooiing van de bouw;
permanente bewoning:
gebruik
als woonadres als bedoeld in de Wet Gemeentelijke Basisadministratie
Persoonsgegevens (Wet GBA), waaronder wordt verstaan:
- het gebruik van
het woonadres als hoofdverblijf, dat wil zeggen dat het adres het
centrum vormt van de sociale en maatschappelijke activiteiten van de
bewoner;
- het in de
periode van 180 dagen ten minste de helft van die tijd ter plaatse
nachtverblijf houdt, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over
een woonadres beschikt;