Plan: | Dorpskernen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1927.BPdorpskernen-VG01 |
De planmatig ontworpen naoorlogse woonbuurten worden bestemd als 'Woongebied'. Hier is instandhouding gewenst van het planmatige wegenpatroon en de bijbehorende halfopen, grotendeels complexmatig gerealiseerde woonbebouwing. De oude dorpskern bij de kerk met burgerwoningen, maatschappelijke voorzieningen en winkels kan worden bestemd als 'centrum' of 'gemengd'. Voor minder goed in het dorpsbeeld passende bedrijven wordt eventueel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
De karakteristieke dorpsopbouw, groene uitstraling en de cultuurhistorisch waardevolle objecten worden veiliggesteld door het opnemen van onder meer strak begrensde bouwvlakken en een groene of blauwe bestemming (Groen, Tuin of Water) tussen de bebouwing en de weg of bebouwing onderling. Bij agrarische bedrijven en overige bedrijven gebeurd dat door de bestemming 'Agrarisch' dan wel 'Bedrijf' zonder bebouwingsmogelijkheden toe te kennen.
Het groene karakter van het dorp wordt sterk bepaald door de veelal in diepte variërende voortuinen en de vele doorzichten tussen de panden naar het polderlandschap. Vooral bij de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen worden ook de zijerven voorzien van de bestemming 'Tuin' of onttrokken aan het bouwvlak. Waar bij naastgelegen panden de voorgevels verspringen, wordt de rooilijn gelegd in de naar de straat toegekeerde gevels van de hoofdgebouwen. Bij bijgebouwen en bedrijfsgebouwen wordt de rooilijn gelegd op deze bebouwing of op 3 m achter de rooilijn van de hoofdgebouwen.
Bij onbebouwde percelen die in aanmerking komen voor incidentele woningbouw dient de rooilijn gelegd te worden tussen de doorgetrokken rooilijnen van de belendende percelen. Bij nieuwbouw op percelen, in de directe nabijheid van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, wordt de rooilijn tenminste teruggelegd tot in de rooilijn van de overige bebouwing.
De Goudriaan, Alblas, Graafstroom en andere direct binnen en bij de dorpskernen en linten gelegen natuurlijke of gegraven watergangen zoals weteringen, bermsloten en insteken worden bestemd als 'Water'. Ook het natuurlijk karakter van de aanliggende eilandjes en vegetatie moet behouden blijven. Het oprichten van nieuwe bouwwerken en gebouwen op korte afstand van het water wordt beperkt. Daar waar de ruimtelijke continuïteit van het water is onderbroken, kunnen gedempte delen zo mogelijk eveneens als water worden bestemd. Bij de insteken vanaf de weteringen dienen zijerven waar mogelijk gedeeltelijk of geheel te worden bestemd als 'Tuin' of te worden onttrokken aan het bebouwingsvlak.
Overschrijding van de aan de dorpslinten grenzende weteringen moet worden voorkomen, met name bij mogelijk zicht vanaf de dorpswegen en bij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Bij bedrijfsvergrotingen kan uitplaatsing of - onder het stellen van nadere eisen met betrekking tot de landschappelijke inpassing - uitbreiding naar aanliggende percelen worden overwogen (op basis van een separate planologische procedure).
Hierbij zijn aspecten van belang zoals de transparantie van het buiten de kern gelegen dorpslint en de plaatselijk aanwezige ruimtelijke relatie tussen de aan weerszijden van het dorpslint gelegen polders (in elkaar overlopende open zones). Voor het behoud van de ruimtelijke samenhang van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing met de dorps- en landschappelijke omgeving, dienen de monumenten en andere cultuurhistorisch waardevolle gebouwen voorzien te worden van een strakke bebouwingsgrens (bouwvlak). Om op deze specifieke plaatsen de ruimtelijke relatie met het aangrenzende landschap te behouden of te versterken, kan hier toename van bebouwing ongewenst zijn. Tussen woningen en boerderijen gelegen erven en onbebouwde agrarische percelen zijn daartoe te voorzien van de bestemming 'Tuin' of 'Agrarisch', zonder bebouwing.
Binnen de veelal bij de kerken gelegen dorpsharten is behoud, versterking en zo nodig modernisering van de geconcentreerde kleinschalige centrumfunctie gewenst. Dit kan door de bebouwing en bijbehorende terreinen te bestemmen als 'Centrum' of 'Gemengd' (met functies als wonen, horeca, dienstverlening en detailhandel). Het individuele karakter van de bebouwing behoort daarbij op een bij de kleinschalige omgeving passende wijze te worden behouden. Voor de resterende agrarische en minder goed in de omgeving passende niet-agrarische bedrijven kan de bestemming 'Agrarisch' respectievelijk 'Bedrijf' worden opgenomen met een wijzigingsbevoegdheid naar 'Gemengd' evenals een nadere eisenregeling met betrekking tot parkeren, bevoorrading en ruimtelijke inpassing binnen de bebouwingskarakteristiek.