direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Dijkverzwaren Liesveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BPdijkverzwarenLSV-VG02

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een bedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'; uitsluitend een nutsvoorziening;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-staalstraalbedrijf'; een straalbedrijf voor staal;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-scheepswerf'; een scheepswerf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-betonmortelcentrale en betonwarenfabriek'; een betonmortelcentrale en betonwarenfabriek;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-betonmortelcentrale'; een betonmortelcentrale;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-zand- en grindhandel'; een zand- en grindhandel;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': het behoud en de bescherming van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • i. wegen, paden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en verhardingen;
  • j. tuinen en erven;
  • k. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat:

  • l. er geen bedrijfswoningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen, daaronder begrepen overkappingen;
  • b. bedrijfsgebonden kantoren;
  • c. paardenbakken;
  • d. bedrijfswoningen met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • e. grondstofbunkers en silo's ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf-betonmortelcentrale en betonwarenfabriek' en 'specifieke vorm van bedrijf-betonmortelcentrale';
  • f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming;

met dien verstande dat:

  • g. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan.
4.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven hoeveel procent van de gronden binnen het bouwvlak bebouwd mogen worden;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 4 m, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goothoogte' anders is aangegeven;
  • c. bedrijfsgebouwen dienen in dan wel op een afstand van 3 m uit de zijerfgrens worden gebouwd, met dien verstande dat ten hoogste 1 zijerfgrens mag worden bebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-betonmortelcentrale en betonwarenfabriek' mag de bouwhoogte van de gebouwen over een oppervlakte van 10% van het bouwvlak ten hoogste 15 m bedragen;
  • e. per bedrijf mag het kantooroppervlak niet meer bedragen dan 50 % van het totale bedrijfsvloeroppervlak en met een maximum van 2.000 m2.
4.2.2 Bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) en bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bouwvlak mag één bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) gebouwd worden, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' of met de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' anders is weergegeven;
  • b. indien in de bestaande situatie al meerdere wooneenheden aanwezig zijn binnen een hoofdgebouw, geldt in het geval dat:
    • 1. het aantal woningen binnen het hoofdgebouw is of wordt verminderd dan wel;
    • 2. het hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk is of wordt gesloopt of anderszins teniet gaat.

het niet is toegestaan om afzonderlijke woningen te bouwen overeenkomstig het aantal wooneenheden binnen het hoofdgebouw en bij herbouw van het hoofdgebouw dient overigens het gebouw door één aaneengesloten dak te worden afgedekt;

  • c. het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 50 m2 met een goothoogte van maximaal 3 m.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van grondstofbunkers enerzijds en grondstofsilo's en -menginstallaties anderzijds mag ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf-zand en grindhandel', 'specifieke vorm van bedrijf-betonmortelcentrale en betonwarenfabriek' en 'specifieke vorm van bedrijf-betonmortelcentrale' ten hoogste 15 respectievelijk 30 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders mag maximaal 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen.

4.3 Afwijken van de gebruiksregels
4.3.1 Ten behoeve van uitbreiding bebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.2.1 onder a ten behoeve van de uitbreiding van het toegestaan percentage aan bedrijfsbebouwing, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfseconomische noodzaak van de uitbreiding dient aangetoond te worden;
  • b. verplaatsing van bedrijf naar een gemeentelijk bedrijventerrein is niet mogelijk;
  • c. de uitbreiding mag ten hoogste 30% van het toegestane bebouwingspercentage bedragen;
4.3.2 Ten behoeve van de bouw in 2 zijerfgrenzen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.2.1 onder c ten behoeve van het bouwen in beide zijerfgrenzen, met inachtneming dat de bereikbaarheid van het perceel en de directe omgeving in geval van calamiteiten voldoende verzekerd dient te zijn.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan met uitzondering van bestaande, vergunde Wgh-inrichtingen;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • f. ter plaatse van de bedrijfswoning mag het vloeroppervlak ten behoeve van kleinschalige beroepen en bedrijven-aan-huis maximaal 60 m2 bedragen en uitsluitend in de bestaande bebouwing plaatsvinden; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen – indien sprake is van een algehele beëindiging van een bedrijf – de bestemming Bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen, Tuin, Verkeer, Groen en/of Water, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen optreden ten aanzien van zowel de bestaande situatie als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • b. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  • c. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen niet geschikt zijn voor de vervolgfunctie, de huidige bebouwing gesloopt mag worden, waarbij geldt dat maximaal 50 % van het gesloopte bebouwingsoppervlak mag worden teruggebouwd tot een maximum van 500 m²;
  • e. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden in de directe omgeving zoals beschreven in lid 3.1 dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • f. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur aan te tonen dat aan het gestelde onder g wordt voldaan.