direct naar inhoud van 4.8 Water
Plan: Ottolandse Vliet
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BPOTLvliet-VG01

4.8 Water

Watertoets en waterbeheer

Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Waterschap Rivierenland. In het kader van de watertoets wordt deze waterparagraaf schriftelijk overlegd met de waterbeheerder.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationale Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan;
  • Bestemmingsplannen blauw gekleurd;
  • Nota Regels voor Ruimte;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Regionaal

  • Deelstroomgebiedsvisie Zuid-Holland Zuid.

Waterschapsbeleid

Het Waterbeheerplan 2010-2015 (2009) heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren wordt hierin vastgelegd. In de planperiode staan de volgende aspecten centraal:

  • het bieden van veiligheid tegen overstromingen;
  • het realiseren van de kwantitatieve wateropgave (NBW1);
  • het realiseren van de waterkwaliteits- en ecologische doelstellingen (KRW2);
  • het samen met de gemeenten realiseren van de kwantitatieve wateropgave in het stedelijk gebied en het verbeteren van de waterkwaliteit in stedelijke wateren;
  • het invulling geven aan de samenwerking in de afvalwaterketen.

Het Waterbeheerplan 2010-2015 borduurt voort op de verschillende beleidsplannen die in de afgelopen jaren zijn vastgesteld. Er is dus geen sprake van een breuk in het waterbeleid maar wel van een verdere intensivering. Het is het eerste volledig integrale waterbeheerplan van het waterschap. Alle beleidsaspecten van waterkeringen, watersysteem en afvalwaterketen zijn in dit plan verwoord. Ook zijn voor het eerst de nationale, de provinciale en waterschapsplannen tegelijkertijd opgesteld. Omdat deze verschillende plannen elkaar beïnvloeden is er veel geïnvesteerd in een goede afstemming tussen de verschillende overheden.

Gemeentelijk beleid

Het Stedelijk Waterplan Gemeente Liesveld en Graafstroom is tot stand gekomen door samenwerking tussen de gemeenten Liesveld en Graafstroom en Waterschap Rivierenland. Deze samenwerking is ook direct één van de nevendoelen om het hoofddoel, namelijk een veilig, robuust en duurzaam watersysteem in 2025, te bereiken. Aanleiding voor het opstellen van het waterplan is onder andere het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), waarin is afgesproken dat voor alle gemeenten in Nederland een stedelijk waterplan opgesteld wordt. In dit waterplan is aangegeven wat de opstellers willen bereiken op het gebied van stedelijk waterbeheer voor de kernen van de gemeenten Liesveld en Graafstroom en welke activiteiten daarvoor de komende jaren uitgevoerd moeten worden.

Om een veilig, robuust en duurzaam watersysteem te bereiken in 2025 moet gewerkt worden aan het optimaliseren van het huidige systeem. Hiervoor is de visie uitgewerkt in vier aspecten: afkoppelen, belevingswaarde, samenwerking en beheer en onderhoud.

Door invulling te geven aan het afkoppelen wordt meer ruimte voor water gecreëerd en worden diffuse bronnen aangepakt (duurzaam onkruid beheer, duurzaam bouwen). Het systeem is daardoor beter bestand tegen piekafvoeren en raakt minder snel vervuild. Het tweede aspect, de belevingswaarde, is in bebouwde gebieden belangrijk. Hiervoor zijn streefbeelden opgesteld voor de watergangen in de kernen, waarbij voorop staat dat deze afgestemd moeten zijn op de omgeving.

Met onder andere dit waterplan wordt invulling gegeven aan de samenwerking. De gemeenten en het Waterschap gaan de komende jaren intensief samenwerken om de gestelde doelen te bereiken. Hierbij wordt, naast het toetsen van nieuwe ontwikkelingen in de ruimtelijke inrichting, ook aandacht besteed aan de gezamenlijke uitvoering en communicatie rond de geplande ingrepen. In het laatste aspect wordt deze samenwerking doorgezet voor het beheer en onderhoud. Dit is een belangrijke peiler voor het op orde houden van het watersysteem.

Huidige situatie

Het plangebied ligt aan de noordoostzijde van het buurtschap Laag-Blokland, direct ten westen van de watergang de Ottolandse Vliet. De locatie is momenteel geheel onverhard. De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP -1,4 m en de bodem bestaat uit veen. Volgens de Bodemkaart van Nederland geldt in het plangebied grondwatertrap IV. De gemiddeld hoogste grondwaterstand ligt hier van nature meer dan 0,4 m beneden het maaiveld, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,8 m en 1,2 m beneden het maaiveld ligt.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de Polder Laag-Blokland. In het betreffende peilgebied wordt een zomerpeil van NAP -1,68 m en een winterpeil van NAP -1,78 m gehandhaafd. Ten oosten van het plangebied ligt op enige afstand de Ottolandse Vliet welke wordt aangemerkt als een A-watergang.

Toekomstige situatie

Binnen het plangebied worden 11 woningen gerealiseerd, met bijbehorende parkeerplaatsen en ontsluiting. In de watergang aan de westkant wordt, ten behoeve van de ontsluiting, een dam met duiker gerealiseerd. Als gevolg van deze ontwikkeling neemt het verhard oppervlak toe met circa 1.177 m2. Per hectare verharding dient 436 m3 aan waterberging gerealiseerd te worden, de toegestane peilstijging is 0,2 m. Aangezien het verhard oppervlak voor het totale gebied toeneemt met 1.177 m2 dient circa (1.177 - 500) x 436 m3/ha = 30 m3 waterberging gerealiseerd te worden, overeenkomend met een oppervlak aan open water van 150 m2 op het niveau van zomerpeil. Aanvullend dient 14 m2 waterdemping te worden gecompenseerd. De A-watergang kent een beschermingszone van 5 m aan weerszijden. Hiermee is rekening gehouden bij het opstellen van dit bestemmingsplan.

Vanwege de beperkte ruimte in en om het plangebied is het niet mogelijk om de benodigde waterberging te realiseren in het plangebied. Conform het beleid van het waterschap kan de watercompensatie ook elders binnen het peilgebied worden gerealiseerd. De initiatiefnemer heeft hiertoe overeenstemming bereikt met betrokken partijen. Hierdoor zal de benodigde watercompensatie worden gerealiseerd nabij de Hoogtweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BPOTLvliet-VG01_0003.png"

Figuur 4.1: Locatie watercompensatie

In figuur 4.1 is weergegeven waar de watercompensatie zal plaatsvinden. De locaties zijn gelegen in het peilgebied NDW001. De rode ster geeft globaal de ligging van de bouwlocatie aan en de blauwe ster geeft de locatie weer waar de compensatie zal worden gerealiseerd. De benodigde watercompensatie zal op twee locaties worden gerealiseerd. Het totaal te realiseren oppervlak van beide locaties bedraagt 175 m2, waarmee wordt voldaan aan de benodigde oppervlakte. De te realiseren sloot zal 5 m breed en 35 m lang worden. Hiermee komt het oppervlak aan watercompensatie op 175 m2. De te realiseren watergang krijgt de status van een B-watergang.

Waterkwaliteit

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van uitlogende materialen als zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen, zowel tijdens de bouw- als tijdens de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt volledig in de beschermingszone van de boezemkade. Bij de bouw van de woningen wordt rekening gehouden met het profiel van de vrije ruimte. Ter illustratie is figuur 4.2 opgenomen. De ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de waterveiligheid in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BPOTLvliet-VG01_0004.png"

Figuur 4.2 Bebouwing ten opzichte van profiel van de vrije ruimte

Afvalwater en riolering

Conform de Leidraad Riolering West-Nederland en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Huishoudelijk afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Schoon hemelwater kan geloosd worden op de omliggende watergangen.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.