direct naar inhoud van 4.1 Watertoets
Plan: Dorpskernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BPDorpskernenLSV-VG04

4.1 Watertoets

Watertoets en waterbeheer

In Liesveld is het Waterschap Rivierenland verantwoordelijk voor het kwalitatief en kwantitatief waterbeheer. Tevens beheert zij de waterkeringen en in het Zuid-Hollandse deel van haar beheergebied de wegen buiten de bebouwde kom, niet zijnde rijks- en provinciale wegen.

Beleid duurzaam waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van de gemeente en het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

Het Waterbeheerplan 2010-2015 (2009) heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren wordt hierin vastgelegd. In de planperiode staan de volgende aspecten centraal:

  • het bieden van veiligheid tegen overstromingen;
  • het realiseren van de kwantitatieve wateropgave (NBW1);
  • het realiseren van de waterkwaliteits- en ecologische doelstellingen (KRW2);
  • het samen met de gemeenten realiseren van de kwantitatieve wateropgave in het stedelijk gebied en het verbeteren van de waterkwaliteit in stedelijke wateren;
  • het invulling geven aan de samenwerking in de afvalwaterketen.

Het Waterbeheerplan 2010-2015 borduurt voort op de verschillende beleidsplannen die in de afgelopen jaren zijn vastgesteld. Er is dus geen sprake van een breuk in het waterbeleid maar wel van een verdere intensivering. Het is het eerste volledig integrale waterbeheerplan van het waterschap. Alle beleidsaspecten van waterkeringen, watersysteem en afvalwaterketen zijn in dit plan verwoord. Ook zijn voor het eerst de nationale, de provinciale en waterschapsplannen tegelijkertijd opgesteld. Omdat deze verschillende plannen elkaar beïnvloeden is er veel geïnvesteerd in een goede afstemming tussen de verschillende overheden.

In de Keur heeft het Waterschap een vuistregel opgenomen voor de compensatie van toename aan verhard oppervlak. Deze vuistregel houdt in dat voor elke hectare nieuw verhard oppervlak er 436 m³ waterberging gerealiseerd moet worden (gebaseerd op de T=10+10% bui). Daarbij mag het waterpeil niet meer dan 20 cm stijgen in de Alblasserwaard. In het stedelijk gebied is de toename voor de eerste 500 m² verhard oppervlak vrijgesteld van watercompensatie en voor het landelijk gebied is dit 1.500 m².

Gemeentelijk beleid

Het Stedelijk Waterplan Gemeente Liesveld en Graafstroom is tot stand gekomen door samenwerking tussen de gemeenten Liesveld en Graafstroom en Waterschap Rivierenland. Deze samenwerking is ook direct één van de nevendoelen om het hoofddoel, namelijk een veilig, robuust en duurzaam watersysteem in 2025, te bereiken. Aanleiding voor het opstellen van het waterplan is onder andere het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), waarin is afgesproken dat voor alle gemeenten in Nederland een stedelijk waterplan opgesteld wordt. In dit waterplan is aangegeven wat de opstellers willen bereiken op het gebied van stedelijk waterbeheer voor de kernen van de gemeenten Liesveld en Graafstroom en welke activiteiten daarvoor de komende jaren uitgevoerd moeten worden.

Om een veilig, robuust en duurzaam watersysteem te bereiken in 2025, moet gewerkt worden aan het optimaliseren van het huidige systeem. Hiervoor is de visie uitgewerkt in vier aspecten: afkoppelen, belevingswaarde, samenwerking en beheer en onderhoud.

Door invulling te geven aan het afkoppelen wordt meer ruimte voor water gecreëerd en worden diffuse bronnen aangepakt (duurzaam onkruid beheer, duurzaam bouwen). Het systeem is daardoor beter bestand tegen piekafvoeren en raakt minder snel vervuild. Het tweede aspect, de belevingswaarde, is in bebouwde gebieden belangrijk. Hiervoor zijn streefbeelden opgesteld voor de watergangen in de kernen, waarbij voorop staat dat deze afgestemd moeten zijn op de omgeving.

Met onder andere dit waterplan wordt invulling gegeven aan de samenwerking. De gemeenten en het Waterschap gaan de komende jaren intensief samenwerken om de gestelde doelen te bereiken. Hierbij wordt, naast het toetsen van nieuwe ontwikkelingen in de ruimtelijke inrichting, ook aandacht besteed aan de gezamenlijke uitvoering en communicatie rond de geplande ingrepen. In het laatste aspect wordt deze samenwerking doorgezet voor het beheer en onderhoud. Dit is een belangrijke peiler voor het op orde houden van het watersysteem.

De maatregelen zijn budgettair en planmatig uitgelegd tot 2015. Met deze maatregelen is voorzien dat de waterhuishouding tot 2025 veilig, robuust en duurzaam is ingericht.  Per gemeentekern zijn op basis van de inventarisatie en analyse maatregelen voorgesteld. Deze variëren van het creëren van extra waterberging en afkoppelen, tot het plaatsen van een terugslagklep in een overstort.

Voor de gemeente Liesveld is baggeren van het stedelijk gebied een van de belangrijkste maatregelen. Daarnaast zijn algemene maatregelen gepland, zoals het opstellen van goede beheer- en onderhoudsplannen en het nader uitwerken van de overdracht van stedelijk water. Het Waterschap gaat de komende jaren intensief monitoren welke effecten de geplande maatregelen hebben en zo nodig kan op basis hiervan bijgestuurd worden.

Huidige situatie waterhuishouding

Algemeen

De maaiveldhoogte in de deelplangebieden bedraagt gemiddeld NAP -0,8 m. In de buitendijks gelegen gebieden ligt het maaiveld boven NAP. De bodem in de deelplangebieden bestaat uit klei.

Langs de Lek ligt een primaire waterkering. Deze primaire waterkering heeft een keurzone waarin restricties gelden vanuit de Keur van het Waterschap. De keurzone bestaat uit een kernzone en een beschermingszone. De keurzone krijgt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

De weteringen Ammersche Boezem en De Vliet, die deels door en langs de dorpskernen lopen, zijn A-watergangen. De bij de watergangen behorende beschermingszones zijn in onderstaande tabel weergegeven. Langs de boezemwatergang Ammersche Boezem geldt een beschermingsregime voor het hele gebied tussen de watergang, Kerkstraat en Sluis/Voorstraat. Deze beschermingszone krijgt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied'. In het plangebied bevinden zich tevens rioolpersleidingen. Deze zijn als zodanig bestemd.

Tabel 4.1 Classificatie watergangen en bijbehorende beschermingszones

status   omvang beschermingszones  
A-water   5 m breed  
B-water   1 m breed  
C-water   geen  

Het plangebied valt onder het peilbesluit Alblasserwaard. Het Waterschap stelt de peilen vast en beheert deze. Actuele informatie over de peilstanden is op de website van het Waterschap te vinden.

Toekomstige situatie

Dit bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Ontwikkelingen en uitbreidingen maken geen onderdeel uit van dit plan.

Voor nieuwe ontwikkelingen is het een voorwaarde dat (verbeterd) gescheiden rioolsystemen worden toegepast en ingeval dat de verharding toeneemt, dient de initiatiefnemer compenserende waterberging te realiseren. Het Waterschap hanteert hierbij de vuistregel dat voor elke hectare nieuwe verharding 436 m³ waterberging gerealiseerd moet worden. Deze waterberging dient te worden aangelegd in open water en daarbij mag de maximale peilstijging niet meer dan 20 cm bedragen. Als de toename aan verhard oppervlak voor het stedelijk gebied kleiner is als 500 m² en de ontwikkeling op zichzelf staat (dus geen cumulatief effect), is geen watercompensatie nodig. Bij nieuwe ontwikkelingen adviseert het Waterschap om (schone) verharde oppervlakken niet aan te koppelen op het rioolstelsel, maar af te koppelen op de watergang, en daar waar nodig een filterende voorziening toe te passen. Voor alle bouwplannen geldt dat duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toegepast moeten worden (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.

In algemene zin geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Waterschap een vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor graaf- en bouwwerkzaamheden in de beschermingszone van watergangen, de aanleg van overstorten van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater en het graven van nieuwe watergangen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan (gezien het consoliderende karakter) geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie.