17.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
-
a. hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
-
b. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte;
-
c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen als hoofdgebouwen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
-
d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen als hoofdgebouwen uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen of vrijstaande woningen worden gebouwd;
-
e. indien in een bouwvlak geen nadere aanduiding voor een woningtype is opgenomen, mogen als hoofdgebouwen worden gebouwd:
-
1. vrijstaande woningen;
-
2. twee-aaneengebouwde woningen;
-
3. aaneengebouwde woningen, waarbij in één aaneengesloten rij maximaal 6 woningen aaneengebouwd mogen worden.
-
f. per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een tweede woning is niet toegestaan. Hier geldt de situatie zoals aangegeven in de eerste omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen als uitgangspunt;
-
g. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 3 m achter de voorgevellijn;
-
h. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
-
1. bij vrijstaande woningen maximaal 3 m aan beide zijden;
-
2. bij twee aaneengebouwde woningen minimaal 3 m aan één zijde;
-
3. bij rijenwoningen minimaal 1,5 m aan één zijde waar het een hoekwoning betreft.
-
i. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) van het hoofdgebouw gebouwd;
-
j. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
-
k. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 6,5 m;
-
l. de diepte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, gebouwd tegen of aan het hoofdgebouw, mag gemeten vanaf de achtergevellijn van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan:
-
1. 4 m bij vrijstaande woningen;
-
2. 3 m bij twee-aaneengebouwde woningen;
-
3. 3 m bij aaneengebouwde woningen.
-
m. het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 70 m².
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.3 sub a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
b. een afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende richtafstanden voor geluid, geur en veiligheid en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de bestaande bijgebouwen of er vindt herbouw plaats met de bestaande situering, met een maximale gebruiksoppervlakte van 60 m²;
-
d. het bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van de woning.