direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Keijzershof 2020
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.wp010190110-4001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het bestemmingsplan ‘Keijzershof 2018’ is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (in artikel 15.4) die het mogelijk maakt om voor gerealiseerde of te realiseren woningen waarvoor inmiddels omgevingsvergunningen verleend zijn in de nieuwbouwwijk Keijzershof de globale bestemming ‘Woongebied’ te wijzigen in gedetailleerdere bestemmingen, ten behoeve van de beheerssituatie. Daaraan geeft de gemeente periodiek invulling voor de woningen die in de achterliggende periode zijn vergund of op korte termijn vergund zullen worden.

Onderhavig wijzigingsplan heeft tot doel om voor een gedeelte van de nieuwbouwwijk, waarvoor inmiddels omgevingsvergunningen voor het bouwen zijn verleend binnen de wijk Keijzershof in Pijnacker, deze wijzigingsbevoegdheid te effectueren, als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in het zuiden van Pijnacker en ligt nabij de zuidoostelijke gemeentegrens van Pijnacker-Nootdorp. Het plangebied wordt globaal begrensd door:

  • De wijk Koningshof en het toekomstig te ontwikkelen Tuindersgebied-zuid (Tuindershof) aan de noord- en noordoostzijde;
  • De Zilverreigerdreef aan de Zuidzijde
  • De N470 en de Zuidweg aan de westzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 - Ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan is 'Keijzershof 2018', vastgesteld op 28 juni 2018 door de gemeenteraad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Voor het plangebied geldt de bestemming 'Woongebied'. In deze bestemming is in artikel 15.4 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen in een gedetailleerde bestemming ten behoeve van het beheer, waarbij nadere bepalingen worden opgenomen over de ligging en omvang van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden als bepaald in 15.1 niet mogen worden vergroot;
  • b. de bouwmogelijkheden als bepaald in 15.2 niet mogen worden verruimd;
  • c. de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet mogen worden ingeperkt ten opzichte van omgevingsvergunningen die zijn verleend.

Onderhavig wijzigingsplan is opgesteld met inachtneming van de voorwaarden. Dit wordt in de volgende hoofdstukken nader onderbouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0002.jpg"

Afbeelding 1.2 - Bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' (plangebied in rood)

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het plan, waarin de huidige situatie, de ontwikkelingsvisie, het vigerende bestemmingsplan en de systematiek van het bestemmingsplan aan bod komen. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader beschreven en in hoofdstuk 4 de omgevingsaspecten. De juridische planbeschrijving is in hoofdstuk 5 weergegeven. In hoofdstuk 6 komt de haalbaarheid van het plan aan bod.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Voorliggend wijzigingsplan voorziet in een beheersregeling voor woningen waarvoor inmiddels een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend. In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de huidige situatie en de ontwikkeling van het gebied. Vervolgens wordt ingegaan op het vigerende bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' op basis waarvan de omgevingsvergunningen zijn verleend en het hoofdstuk sluit af met een beschrijving van het wijzigingsplan.

2.1 Huidige situatie

Keijzershof is een onderdeel van de uitbreiding ten zuiden van Pijnacker. Het landelijk gebied in de omgeving bestaat uit de Zuidpolder van Delfgauw aan de westzijde en de toekomstige Groenzone, onderdeel van de Groenblauwe Slinger, aan de zuidzijde. De Zuidpolder van Delfgauw is een open weidelandschap. Plaatselijk heeft het gebied grote natuurwaarden. De Groenblauwe Slinger maakt deel uit van de ecologische hoofdstructuur Zuid-Holland. De Groenblauwe Slinger krijgt een functie als recreatief uitloopgebied van de aangrenzende verstedelijkte gebieden en is een onderdeel van een recreatief netwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0003.jpg"

Afbeelding 2.1 - Keijzershof

Keijzershof

Keijzershof (zie afbeelding 2.1) is nog volop in ontwikkeling. Grote delen van de wijk zijn reeds gebouwd. Hierdoor is een belangrijk deel van de ruimtelijk-functionele structuur van Keijzershof reeds bepaald.

Er zijn structurerende noord-zuid-lijnen en oost-west-lijnen, dwars door Keijzershof, herkenbaar. Dit zijn de plekken waar de nieuwe structuur zich aan zal moeten conformeren, waar de nieuwe structuur de bestaande ontmoet.

Deelgebied Park Van Buijsen is het laatste gebied van Keijzershof dat ontwikkeld wordt. Park Van Buijsen wordt in het noorden begrensd door de Floralaan die grenst aan Koningshof. Aan de westkant ligt het Park Van Buijsen aan de Plas van Van Buijsen, een bestaande plas met een grote landschappelijke waarde voor het gebied. Aan de zuidrand grenst het gebied aan het wijkpark Het Groene Vizier en aan de oostzijde aan de Zuidweg.

De uitstraling van het gebied wordt vooral een groene uitstraling. Smalle straatjes en grote open groene ruimtes geven het gebied een landschappelijk karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0004.jpg"

Afbeelding 2.2 Plangebied in rood

2.2 Ontwikkelingsvisie

Ten behoeve van de herontwikkeling van Keijzershof is in 2005 een masterplan opgesteld. Vanwege een gewijzigde marktsituatie en tegenvallende verkopen is dit masterplan in 2016 herijkt. Belangrijke pijlers voor het masterplan zijn de bestaande elementen in het plangebied, met name groen en water. Deze fungeren als structurerende elementen voor de gehele ontwikkeling. De randvoorwaarden die hieruit voortkomen, hebben de basis gevormd voor de bestemmingsregeling in het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018'. De verleende omgevingsvergunningen die in voorliggend plan zijn opgenomen zijn getoetst aan de uitgangspunten van de herijkte visie.

Keijzershof wordt een veelzijdige wijk, met een diversiteit aan woningen. Er is variatie in woningtypes en woonmilieu's waardoor diverse doelgroepen een woning kunnen vinden.

Ten opzichte van het masterplan uit 2005 vindt er in Park Van Buijsen een verschuiving plaats naar dure en middeldure woningen.

Het woningbouwprogramma is de vertaling vanuit de behoefte uit de woningbouwprogrammering in Pijnacker-Nootdorp tot 2025.

2.2.1 Park Van Buijsen

Visie, structuur, woonmilieu en beeldkwaliteit

In het deelgebied Park Van Buijsen staat het wonen in en om de Plas van Van Buijsen centraal. Dit gebied biedt in totaal plaats aan 400 tot 450 woningen. Voor dit gebied is een beeldkwaliteitplan opgesteld, dat is toegevoegd als Bijlage 1.

Het eerste deel van Keijzershof - De Erven en Centrum - is als buurt grotendeels ook opgeleverd en de Boszoom en Vogelwijk zijn afgerond. De nog te realiseren delen van Keijzershof zijn Park Van Buijsen (400-450 woningen) en het Groene Vizier (100-120 woningen). In totaal zijn er nog 840 tot 920 woningen voorzien in Keijzershof.

Het aantal woningen binnen Park Van Buijsen is inclusief het Tuindersgebied (ca. 145 woningen). Dit vormt nu het zuidelijke deel van Tuindershof. Aan de zijde van Keijzershof worden rond de plas ca. 290 woningen gerealiseerd.

De Plas van Van Buijsen is het meest bepalende beeld en karaktervolle element dat dit gebied te bieden heeft. De ontstaanswijze al zo veel jaren geleden (sinds 1885), maakt dat de plas ook niet weg te denken is. Park Van Buijsen 'is' de Plas van Van Buijsen.

In het gebied ten oosten van de Plas van Van Buijsen is een meer compact woongebied voorzien (Plaszoom). Hier komt een mix van twee-onder-een-kapwoningen en rijwoningen voor. Daarbij wordt de stedenbouwkundige opzet mede bepaald door De Erven, waarin een drietal lange oost-west gerichte structuurlijnen zijn aangebracht. Dit zijn de Floralaan en Weegbree als wegverbindingen en het Boterbloemerf/Ridderzuringerf als watergang en groenstructuur. Voor de lijnen geldt dat de profielopbouw en inrichting in het deelgebied Park Van Buijsen wordt voortgezet. Voor de stedenbouwkundige opzet van de twee meer aaneengesloten gebieden die hierdoor ontstaan, geldt dat er bijzondere aandacht gegeven wordt aan de relatie met de Plas van Van Buijsen.

Deze relatie krijgt vorm door het realiseren van een groenblauwe verbinding, bestaande uit een watergang met natuurvriendelijke oevers. Zo kan in de woongebieden een prettige informele en natuurlijke opzet en inrichting van de woonomgeving ontstaan (vergelijkbaar met de opzet van het gebied Boszoom).

Groen en water
De groen- en waterstructuur is bepalend voor de stedenbouwkundige opzet van dit deelgebied. De plas is beeldbepalend en functioneert daarbij natuurlijk ook als buffer en bergingsvijver. Gebiedseigen water wordt vanuit de woonbuurten naar de watergangen langs de Zuidweg en de verlengde Floralaan geleid en in de plas opgevangen.

In het woongebied zijn groen- en waterelementen voorzien. Een slim ontwerp van deze voorzieningen kan er tevens in voorzien dat deze een functie hebben voor het vasthouden en bergen van hemelwater. Daarnaast is het mogelijk om regenwater van de achterkant van woningen zoveel mogelijk in de tuinen of binnenterreinen vast te houden in groene, niet-verharde tuinen en/of met behulp van bijvoorbeeld regentonnen, grindkoffers te bergen.

Een belangrijk onderdeel van het vasthouden en bergen van water binnen het plangebied is opgelost door het toevoegen van wad'is in de groene ruimte. Deze zijn ook in de regels mogelijk gemaakt.

Verkeer en parkeren
Het deelgebied Park Van Buijsen sluit aan de oostzijde direct aan op het woongebied van De Erven. Dat betekent dat langs de noord- en zuidzijde wordt aangesloten op de hoofdwegenstructuur van de Floralaan en Weegbree. Voor de Weegbree/Zilverreigerdreef geldt dat hieraan ook de multifunctionele accommodatie Het Nest is gelegen, en dat een doorkoppeling van deze weg middels een fietsverbinding tussen de Plas van Van Buijsen en de Plaszoom richting de Europalaan/Floralaan de bereikbaarheid van de multifunctionele accommodatie sterk verbetert. Auto's gaan rijden via de Pijlstraat.

De woonbuurten zijn autoluw ingericht, waarbij zo min mogelijk doorgaand verkeer mogelijk wordt gemaakt.

Langzaam verkeer
Het gebied Park Van Buijsen is goed bereikbaar voor langzaam verkeer. De fietsstraat (Aalscholver) is als verblijfsgebied ingericht en dat betekent dat de auto te gast is en dat de inrichting van de buitenruimte is ingericht is op het verblijf en het verplaatsen van voetgangers en fietsers.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0005.png"

Afbeelding 2.3 - Visie Park Van Buijsen

2.3 Bestemmingsplan Keijzershof 2018

In het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' is voor het plangebied de bestemming 'Woongebied' opgenomen. Deze bestemming is opgenomen voor het hele gebied waar nieuwe woningen zijn voorzien.

Gekozen is voor een globale bestemming, waarbij geen onderscheid is gemaakt naar de verschillende woonmilieus.

De volgende regels met betrekking tot het bouwen van woningen zijn opgenomen in 'Keijzershof 2018':

Artikel 11.2.3 Bouwen woningen

  • a. woningen worden gestapeld, vrijstaand, half-vrijstaand of aaneengebouwd gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 920;
  • c. de bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c. bedraagt de bouwhoogte van niet-gestapelde woningen in ieder geval ten hoogste 13 m;
  • e. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 4 Nota parkeernormen.

Voor andere bouwwerken zijn algemene bouwregels opgesteld. Deze sluiten aan bij de regels die in zijn algemeenheid gelden binnen de gemeente.

Artikel 15.2.5 Bouwen andere bouwwerken

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vlonders' is per bouwperceel één vlonder toegestaan met een breedte van ten hoogste 4 m;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte  
pergola's   3 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

Op basis van deze regels uit het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' zijn omgevingsvergunningen voor het bouwen verleend.

Om ervoor te zorgen dat het bestemmingsplan ook in beheersituatie een adequaat instrument is, is ervoor gekozen om gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid waarmee de gerealiseerde of de te realiseren situatie gedetailleerd wordt vastgelegd. De wijzigingsregels worden in paragraaf 2.4 weergegeven.

2.4 Systematiek wijzigingsplan

In artikel 15.4 van het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarin de mogelijkheid wordt geboden om het bestemmingsplan te wijzigen tot een gedetailleerdere regeling. Op deze manier kan het ontwikkelingsgerichte bestemmingsplan worden gewijzigd in een wijzigingsplan dat gericht is op het beheer. De bouw- en gebruiksmogelijkheden mogen niet worden verruimd. Er mogen dus geen nieuwe functies worden toegestaan en de bouwwerken mogen niet groter worden of op een kleinere afstand tot bijvoorbeeld perceelsgrenzen worden gebouwd. De wijzigingsplannen mogen niet beperkend werken ten opzichte van de verschillende omgevingsvergunningen die zijn verleend. Het ligt overigens in de rede om extra bestemmingen toe te voegen (zoals Wonen en Tuin) om zo een beheersbestemmingsplan te maken dat is opgesteld conform de algemene systematiek binnen de gemeente.

De wijzigingsbevoegdheid in artikel 15.4 van het moederplan is als volgt geformuleerd:

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming Woongebied te wijzigen in gedetailleerdere bestemmingen ten behoeve van het beheer, waarbij nadere bepalingen worden opgenomen over de ligging en omvang van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden als bepaald in 15.1 niet mogen worden vergroot;
  • b. de bouwmogelijkheden als bepaald in 15.2 niet mogen worden verruimd;
  • c. de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet mogen worden ingeperkt ten opzichte van omgevingsvergunningen die zijn verleend.

In onderhavig wijzigingsplan is ter plaatse van de vergunde woningen de bestemming 'Wonen' opgenomen. Ter plaatse van het hoofdgebouw is op de verbeelding een bouwvlak opgenomen met een gevellijn, en de vergunde goot- een bouwhoogte. Aan de voorzijde van de woningen is de bestemming 'Tuin' opgenomen, hier mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Binnen de bestemming 'Tuin' zijn ter plaatse van de nadere aanduidingen wel overkappingen toegestaan. Verkeersvoorzieningen zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied' en de structurele groenvoorzieningen als 'Groen'. Voor parkeren is een aparte regeling opgenomen. Parkeerplaatsen op eigen terrein zijn niet mogelijk behalve ter plaatse van een nadere aanduiding.

Toetsing

  • a. In onderhavig wijzigingsplan zijn uitsluitend woningen, al dan niet met inbegrip van beroep en/of bedrijf aan huis, mogelijk gemaakt. Hiermee zijn de gebruiksmogelijkheden ten opzichte van het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' niet vergroot;
  • b. De nieuwe woningen in het plangebied zijn vergund op basis van de regels in onder andere artikel 15.2 van het moederplan. Aan de hand van de omgevingsvergunningen zijn op de verbeelding bouwvlakken en maximale goot- en bouwhoogtes weergegeven. De hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gerealiseerd. De bouwmogelijkheden zoals opgenomen in artikel 15.2 van het moederplan zijn niet verruimd.
  • c. Op basis van de verleende omgevingsvergunningen zijn bouwvlakken op de verbeelding opgenomen. De vergunde goot- en bouwhoogten zijn naar boven afgerond op hele meters en als maximale maten op de verbeelding opgenomen. Er zijn uitsluitend omgevingsvergunningen voor de realisering van woningen verleend. Dit gebruik wordt niet beperkt. De bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn niet ingeperkt ten opzichte van omgevingsvergunningen die zijn verleend.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' te Pijnacker. Het plangebied is voorzien van een te wijzigen bestemming. Onderhavig wijzigingsplan voorziet in een beheersregeling voor woningen waarvoor inmiddels een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend. De beleidsmatige afweging is gemaakt in het kader van het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018'. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de relevante beleidsstukken.

3.1 Nationaal beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (maart 2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie verving de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. Vanaf 2020 neemt de beroepsbevolking niet meer toe. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking.

Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet. Verder wordt genoemd het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) ecologische hoofdstructuur, inclusief de Natura 2000-gebieden.

Aangezien een structuurvisie geen bindende werking heeft voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld, zijn de nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen geborgd in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte. Deze AMvB wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en richt zich op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Daarnaast zorgt de AMvB voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

3.1.2 Conclusie ten aanzien van het wijzigingsplan

Onderhavige ontwikkeling heeft geen directe relevantie op rijksniveau. Het plan past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en binnen de bepalingen van het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De omgevingsvisie, vastgesteld door Provinciale Staten op 20 februari 2019, (geconsolideerd in werking per 20 april 2019) geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de omgevingsvisie is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

In de omgevingsvisie zijn 4 thema's te onderscheiden:

  • 1. Beter benutten en opwaarderen.
  • 2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht).
  • 3. Versterken ruimtelijke kwaliteit.
  • 4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving.

Het plangebied ligt binnen stads- of dorpsgebied. De Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 lid 2 Bro) is verankerd in de omgevingsvisie.

In het kader van het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' heeft een uitgebreide toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking plaatsgevonden. Keijzershof wordt gerealiseerd, omdat in de regio binnenstedelijk structureel niet voldoende aan de vraag naar eengezinswoningen in rustige woonmilieus kan worden voldaan op deze schaal.

Het gebied Keijzershof is aangemerkt als woningbouwlocatie. De Zuidvleugel staat voor een grote woningbouwopgave. Intensiveren van het bestaande gebruik of herstructurering is binnen de gemeente niet op grote schaal mogelijk. De uitbreiding van Keijzershof past daarom binnen het provinciaal beleid.

3.2.2 Conclusie ten aanzien van het wijzigingsplan

De ontwikkelingen die op basis van onderhavig plan mogelijk worden gemaakt zijn in lijn met het provinciaal beleid. Er wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking en de vereisten ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie 2040 (2012)

In de Toekomstvisie 'Visie op de toekomst van Pijnacker-Nootdorp', vastgesteld door de gemeenteraad op 26 juni 2012, wordt een eenduidige en consistente koers voor Pijnacker-Nootdorp uitgezet met oog voor de omgeving en de rol van de gemeente. De toekomstvisie laat zien wat voor gemeente Pijnacker-Nootdorp wil zijn, waar zij met haar ontwikkeling heen wil en welke rol zij daarbij pakt.

Pijnacker-Nootdorp wil, conform haar visie, een herkenbare gemeente zijn in een landelijke omgeving waar de stad nooit ver weg is. Zij ziet het als haar missie in de regio een uniek woonmilieu te bieden, met het groene buitengebied meerwaarde te geven en met duurzame en innovatieve de economie versterken.

3.3.2 Ruimtelijke structuurvisie Pijnacker-Nootdorp 2040 (2014)

In de Structuurvisie 'Ruimte maken….. ruimte laten', vastgesteld door de gemeenteraad op 20 februari 2014, schetst de gemeente het ruimtelijk beeld van Pijnacker-Nootdorp in 2040. Niet in de vorm van een blauwdruk voor de toekomst, maar in de vorm van contouren en kaders van een streefbeeld dat gezamenlijk met bewoners en ondernemers ingekleurd dient te worden. Er wordt ruimte geboden en uitgenodigd om te ondernemen, te recreëren, de woonomgeving te verbeteren of sport te beoefenen. De Ruimtelijke structuurvisie kan gelezen worden als een uitnodiging om samen invulling te geven aan de ruimte van Pijnacker-Nootdorp in 2040.

Contouren vormen het uitgangspunt van de structuurvisie. Dit zijn contouren van groen- en recreatiegebieden, bebouwing, glastuinbouw en bedrijventerreinen. Binnen deze contouren zijn er verschillende functies en mogelijkheden. Hierover doet de structuurvisie voor 2040 op hoofdlijnen kaderstellende uitspraken. Daarnaast geeft de structuurvisie antwoord op verschillende ruimtelijke vraagstukken.

Bij gebiedsontwikkeling in de periode tot 2040, is de Woonvisie Woningmarktregio Haaglanden 2017-2021 gericht op het zo veel mogelijk binnenstedelijk oplossen van woningbouwopgaven. Indien mogelijk wordt zelfs gezocht naar ontwikkeling binnen bestaande gebouwen. Deze visie wordt in het algemeen erkend als een duurzame strategie voor ruimtelijke kwaliteit (SER ladder voor duurzame verstedelijking). Door Ackerswoude, Keijzershof en Tuindershof als laatste uitbreidingen te benoemen omarmt Pijnacker-Nootdorp diezelfde visie. Het blijkt nog niet haalbaar de behoefte in Haaglanden binnenstedelijk te realiseren. Bovengenoemde uitbreidingen in Pijnacker bieden, gegeven het ontbreken van voldoende adequate woningbouwplannen in Haaglanden, mogelijkheden om de gevraagde combinatie van woningkwaliteit en woonmilieukwaliteit te realiseren. De ontwikkelingen sluiten aan op de verstedelijkingsstrategie van de Zuidvleugel die is gericht op hoogfrequente interregionale OV-structuren (Randstadrail of Stedenbaanplus). Het Stadsgewest Haaglanden bevestigde mede daarom in 2013 de wenselijkheid van de plannen. Om gelijktijdig overaanbod te vermijden worden plannen gefaseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0006.png"

Afbeelding 3.1 - Uitsnede contourenschets 2040 Pijnacker-Nootdorp

De structuurvisie geeft aan dat er na de realisatie van de huidige woningbouwopgave, geen grootschalige uitbreidingslocaties meer worden gebouwd. Wel staan er nog drie grote uitbreidingslocaties gepland met in totaal bijna 4000 woningen. Eén van deze uitbreidingslocaties betreft Keijzershof. In Keijzershof worden in totaal zo'n 2.300 woningen gebouwd voor starters, doorstromers, jongeren en ouderen, in allerlei prijsklassen. Het merendeel is al gerealiseerd.

Keijzershof is via de halte Pijnacker Zuid van Metrolijn E goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Keijzershof is voor de auto direct ontsloten vanaf de provinciale weg N470. Ook is er bij Pijnacker Zuid een aftakking naar Rotterdam (N471). Vanuit Pijnacker is Keijzershof ontsloten via de Europalaan/ Tuindersweg en de Klapwijkseweg. Met de bouw van de woningen is eind 2007 gestart. Inmiddels zijn bijna 800 woningen en een woonzorgcentrum, het nieuwe winkelcentrum nabij de halte van RandstadRail en een multifunctionele accommodatie gerealiseerd. In de multifunctionele accommodatie zijn drie basisscholen, een kindercentrum, een sporthal en handbalvereniging gerealiseerd. In het winkelcentrum is ruimte voor ± 3.000m² winkeloppervlak en 300m² horeca. Het Masterplan Keijzershof is en wordt getoetst aan de regionale behoefte aan woonmilieus. In lijn met de regionale afspraken kan dit er toe leiden dat een nieuwe woonmilieustrategie wordt ontwikkeld.

3.3.3 Nota 'Natuur op de kaart'

In 2018 is de nota ‘Natuur op de kaart’ vastgesteld met bijbehorend uitvoeringsprogramma. Dit uitvoeringsprogramma bestaat uit maatregelen die we uitvoeren bij de aanleg van nieuwe woon- en werkgebieden en nieuwe infrastructuur. Verder bevat het maatregelen en doelen voor het beheer van het groen, en is er aandacht voor onderzoek en monitoring.

Om de kernen ligt ruim 2.200 hectare buitengebied. Dat is ruim meer dan de helft van het totale gemeentelijk grondgebied. Daarvan is ongeveer 1.030 hectare natuur- en recreatiegebied. Dat is ruim 26% van het grondgebied van onze gemeente (bron: CBS).

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0007.png"

Onze gemeente is verantwoordelijk voor het beheer van de Dobbeplas, recreatiegebied Ruyven en natuurgebied de Groene Keijzer. Samen met de gemeente Lansingerland zijn we verantwoordelijk voor het beheer van de Groenzoom.

De verstedelijkingsopgave en de energietransitie leveren zowel kansen als bedreigingen op voor het groene buitengebied. Er is altijd de druk van de omliggende stad en de dreiging dat bouwen ten koste gaat van groen.

Het plangebied binnen het wijzigingsplan 'Keijzershof 2020' maakt formeel geen onderdeel uit van de grotere groengebieden die aan de basis liggen van de nota 'Natuur op de kaart'. Wel is er bij de inrichting van het gebied rekening gehouden met de ligging in de buurt van de belangrijke groenelementen. Voor de stedenbouwkundige opzet van de twee meer aaneengesloten gebieden, geldt dat er bijzondere aandacht gegeven wordt aan de relatie met de Plas van Van Buijsen.

Deze relatie krijgt vorm door het realiseren van een groenblauwe verbinding, bestaande uit een watergang met natuurvriendelijke oevers. Zo kan in de woongebieden een prettige informele en natuurlijke opzet en inrichting van de woonomgeving ontstaan (vergelijkbaar met de opzet van het gebied Boszoom). Zie ook 2.2 Ontwikkelingsvisie.

3.3.4 Conclusie ten aanzien van het wijzigingsplan

De woningbouw die mogelijk wordt gemaakt is opgenomen in de structuurvisie van de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Derhalve past het plan binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Er is tijdens de planvorming van het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' onderzoek uitgevoerd naar de aspecten verkeer en parkeren, verkeerslawaai, water, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bedrijven en milieuzonering, ecologie en archeologie. Op basis van deze onderzoeken is de bestemming 'Woongebied' toegekend aan het plangebied. Er kan derhalve voor deze aspecten worden volstaan met een verwijzing naar het moederplan 'Keijzershof 2018'. Hierna worden de aspecten kort toegelicht.

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Op basis van de gegevens uit het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' is geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering de uitvoering van de beoogde herontwikkeling van Keijzershof niet in de weg staat.

4.2 Externe veiligheid

In deze paragraaf wordt aangegeven op welke wijze de externe veiligheid in beschouwing is genomen bij het bestemmingsplan. De externe veiligheid gaat over de beoordeling van de risico’s die verband houden met het gebruik van gevaarlijke stoffen. Tijdens de productie, de opslag, het gebruik en het transport kunnen er zich calamiteiten voordoen, waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Dit houdt daarom een risico in voor de omgeving van dergelijke activiteiten. Externe veiligheid heeft geen betrekking op mogelijke gezondheidsschade door langdurige blootstelling aan gevaarlijke of schadelijke stoffen. Het gaat om plotseling optredende schadelijke effecten en de directe gevolgen van die effecten.

4.2.1 Normstelling en beleid

Twee sleutelbegrippen: plaatsgebonden risico en groepsrisico

De risico's bij de externe veiligheid worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Waarom worden er twee begrippen gebruikt? Het rijksoverheidsbeleid maakt onderscheid tussen het risico waaraan het individu is blootgesteld en het risico waaraan een groep mensen is blootgesteld. Het gaat om het risico op overlijden. Voor de beoordeling van het risico waaraan het individu is blootgesteld gebruikt men het plaatsgebonden risico. Dit is de maatstaf voor de persoonlijke veiligheid. De maatstaf voor de kans dat een groep van mensen in een keer overlijdt, is het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) is de overlijdenskans per jaar die op een bepaalde afstand aanwezig is door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij wordt voor de berekening uitgegaan van een fictieve burger. Deze burger is 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op de plaats aanwezig waarvoor het plaatsgebonden risico wordt berekend. Verder zal de burger geen aanstalten maken zich in veiligheid te brengen (vlucht- of schuilgedrag) gedurende de maximaal 30 minuten blootstelling aan het optredende effect. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (de zogeheten risicocontour).

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is de kans op het overlijden in één keer van een groep mensen (juridisch is de minimum omvang gesteld op 10 doden om van een groepsrisico te kunnen spreken) als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting, transportroute gevaarlijke stoffen of buisleiding en als gevolg van een ongewoon voorval in dit invloedsgebied waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het invloedsgebied is het gebied waarin personen nog worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt.

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het groepsrisico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een ongeval bij een risicolocatie 10, 100 of 1.000 slachtoffers tegelijk vallen. Bij transportrisico's geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op 10 slachtoffers gelijk aan één op de tienduizend (10-4). De kans op 100 slachtoffers gelijk aan één op de miljoen (10-6) enzovoorts. Bij stationaire risicobronnen geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico een factor 10 kleiner ligt. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is geen wettelijke norm, het is bedoeld als een ijkpunt. Er kunnen redenen zijn dat een gemeente meer of juist minder risico's accepteert. De gemeente is verplicht om voor iedere situatie een belangenafweging te maken (verantwoording groepsrisico). Daarbij spelen onder anderen de zelfredzaamheid van bewoners, vluchtwegen, economische en maatschappelijke belangen een rol.

Beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten en zeer kwetsbare objecten

Beperkt Kwetsbare objecten
Onder beperkt kwetsbare objecten worden onder andere verstaan woningen, hotels, restaurants, kantoren, winkels en sport- en kampeerterreinen, voor zover deze objecten niet tot de kwetsbare objecten behoren. In artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is een definitie opgenomen van een beperkt kwetsbaar object.

Kwetsbare objecten
Kwetsbare objecten zijn onder andere woningen (met uitzondering van verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee per hectare en dienst- of bedrijfswoningen), kantoren met meer dan 1.500 m² bruto vloeroppervlak en andere objecten waar zich gedurende een groot deel van de dag grote groepen mensen bevinden of (een deel van de dag) kwetsbare groepen mensen. De kwetsbare objecten staan gedefinieerd in Bevi artikel 1 sub l. Na inwerkingtreding van het Bevi is de definitie van kwetsbare objecten nog verduidelijkt.

Zeer Kwetsbare objecten
Zeer kwetsbare objecten zijn objecten waarin mensen verblijven die zichzelf niet goed in veiligheid kunnen brengen, bijvoorbeeld door een geestelijke of lichamelijke beperking. Voorbeelden hiervan zijn: verzorgingstehuizen, ziekenhuizen en kinderdagverblijven.

Waarom onderscheid?
Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is van belang om te bepalen of de PR 10-6 een grenswaarde is of een richtwaarde. Met het in werking treden van de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations het begrip “ zeer kwetsbaar object” geïntroduceerd. Hiermee wordt vooruitgelopen op de Omgevingswet. In één van de vier AMvB's die invulling geven aan de Omgevingswet, het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is dit begrip opgenomen om de bescherming van verminderd zelfredzame personen te versterken.

Besluit externe veiligheid inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit moet individuele en groepen burgers een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een inrichting. De Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) geeft uitvoering aan het Bevi.

Plaatsgebonden risico
Het Bevi gaat bij het plaatsgebonden risico uit van:

  • Het in acht nemen van een grenswaarde van 10-6 voor kwetsbare objecten. Dit betekent dat altijd moet worden voldaan aan deze grenswaarde.
  • Rekening houden met een richtwaarde van 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat om gewichtige redenen mag worden afgeweken van de richtwaarde.

Groepsrisico
Bij inrichtingen geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-7 per jaar en met de kans op een ongeval met 1.000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-9 per jaar.

Verantwoording groepsrisico
Alleen bij een toename van het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit is van toepassing op:

  • De vaststelling van een bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro)
  • Inpassingsplan van een project met een provinciaal belang (artikel 3.26, lid 1 Wro)
  • Inpassingsplan van een project met een landelijk belang (artikel 3.28, lid 1 Wro)
  • Ontheffing van een voorschrift uit de bouwverordening (artikel 11 Woningwet)
  • Omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, lid, onder c, Wabo, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 of 3, of tweede lid, van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheerverordening wordt afgeweken.

Basisnet
Voorheen werd het beoordelingskader gevormd door de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Dit is veranderd met het van kracht worden van het Basisnet, op 1 april 2015. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten). Aangezien er in Pijnacker-Nootdorp geen sprake is van transport van gevaarlijke stoffen via hoofdwaterwegen en hoofdspoorwegen zal alleen aandacht worden besteed aan transport van gevaarlijke stoffen via de hoofdwegen.

Het Basisnet heeft als doel een evenwicht voor de lange termijn te creëren tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de bebouwde omgeving en de veiligheid van mensen die wonen of verblijven dicht in de buurt van de infrastructuur waar dit vervoer plaatsvindt. Het Basisnet stelt verder regels aan het vaststellen en beheersen van de risico's voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (vervoerskant).
Gevaarlijke stoffen vervoeren is risicovol en zorgt dus voor beperkingen aan de ruimtelijke ordeningskant. Er zijn namelijk regels om mensen die dicht bij deze hoofdwegen wonen of verblijven minimaal een bepaald beschermingsniveau te bieden. Aan dit beschermingsniveau wordt voldaan als het risico vanuit het vervoer niet hoger ligt dan wat maatschappelijk acceptabel is.

Het Basisnet is een heel stelsel van wetten en regels dat op verschillende gebieden haar oorsprong heeft liggen. Vanuit de vervoerskant is er de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Wvgs). De Wvgs is in de afgelopen tijd al aangepast aan het Basisnet. De gewijzigde Wvgs (Stb. 2013, nr. 307) is per 1 april 2015 in werking getreden.

Vanuit de ruimtelijke ordeningskant is er het Besluit Externe Veiligheid Transportroutes ontstaan. Dit besluit vervangt de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en vindt haar grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet milieubeheer. Voor vervoersassen wordt een risicoplafond vastgesteld. Het risico dat wordt veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen zal in de toekomst niet meer ongelimiteerd zijn. Ook zijn PR 10-6 contouren vastgelegd in de vorm van een gestandaardiseerde risicocontour, een veiligheidszone genoemd. Het Bevt is per 1 april 2015 in werking getreden. In de Regeling Basisnet (Stcrt. 2014, nr. 8242, sinds 1 april 2015 in werking) wordt aangegeven waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling.

Het gewijzigde bouwbesluit (Stcrt. 2014, nr. 4057, sinds 1 april 2015 in werking) bevat regels rondom bouwen binnen Plasbrandaandachtsgebieden (PAG). Een PAG is een gebied tot 30 meter vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook (excl. vluchtstrook) waarin, bij realisatie van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Het PAG is een extra verantwoording bij het bouwen van kwetsbare objecten binnen dit gebied en wordt uitgevoerd naar analogie van de verantwoording van het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico
Het Bevt gaat bij het plaatsgebonden risico uit van:

  • Het in acht nemen van een grenswaarde van 10-6 voor kwetsbare objecten. Dit betekent dat altijd moet worden voldaan aan deze grenswaarde.
  • Rekening houden met een richtwaarde van 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat om gewichtige redenen mag worden afgeweken van de richtwaarde.

Groepsrisico
Bij transportroutes geldt vanuit het Bevt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–4 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–6 per jaar en met de kans op een ongeval met 1.000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–8 per jaar.

Verantwoording groepsrisico?
Het Bevt schrijft voor dat voor alle ruimtelijke plannen binnen de invloedssfeer van een transportroute aandacht moet worden geschonken aan:

  • Mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
  • Zelfredzaamheid ten aanzien van nog niet gerealiseerde (beperkt) kwetsbare objecten.

Wanneer het ruimtelijk plan binnen 200 meter van een transportroute gelegen is dient ook aandacht te worden geschonken aan de volgende aspecten:

  • Dichtheid van personen en de verwachte veranderingen;
  • Hoogte van het groepsrisico;
  • Maatregelen ter beperking van het groepsrisico (waaronder stedenbouwkundige opzet, bouwkundige voorzieningen en voorzieningen met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte);
  • Mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan.

Er is echter sprake van een uitzondering wanneer:

  • Het groepsrisico, niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde;
  • Het groepsrisico, niet meer dan tien procent toeneemt en de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. In dat geval hoeft alleen te worden gekeken naar de eerst genoemde aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Besluit externe veiligheid buisleidingen
Sinds 1984 wordt er getoetst aan circulaire Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen (1984) en vanaf 1991 ook aan de circulaire Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie. Sinds 1 januari 2011 zijn beide circulaires vervangen door het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende regeling. Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de buisleidingexploitant en de gemeenten. Het Bevb is gebaseerd op de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Milieukwaliteitseisen & maatregelen en hoofdstuk 9 Stoffen & producten) en de Wet ruimtelijke ordening (hoofdstuk 3 Bestemmings- en inpassingsplannen, hoofdstuk 4 Algemene regels & specifieke aanwijzingen). De normstellingen zijn in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Vanaf juli 2014 is het Bevb (onder andere) ook van toepassing op de CO2-leiding die door de gemeente Pijnacker-Nootdorp loopt.

Plaatsgebonden risico

  • Het in acht nemen van een grenswaarde van 10-6 voor kwetsbare objecten.
    Dit betekent dat altijd moet worden voldaan aan deze grenswaarde.
  • Rekening houden met een richtwaarde van 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat om gewichtige redenen mag worden afgeweken van de richtwaarde.

Groepsrisico
Bij buisleidingen geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–4 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–6 per jaar en met de kans op een ongeval met 1.000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–8 per jaar.

Wanneer verantwoording groepsrisico?
De verantwoordingsplicht van het groepsrisico is van toepassing bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten.

Vuurwerk
Ingevolge het in 2002 in werking getreden Vuurwerkbesluit (bij besluit van 15 maart 2012 gewijzigd, wijzigingen per 1 juli 2012 in werking getreden) dient ook via het spoor van de ruimtelijke ordening expliciet aandacht te worden besteed aan de veiligheidsafstanden die gelden voor vuurwerkopslag. Aan situaties waarin niet meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk wordt opgeslagen, wordt in het kader van dit wijzigingsplan niet expliciet aandacht besteed. De hiervoor geldende veiligheidsafstand is dusdanig klein (8 m), dat hieraan in de meeste gevallen kan worden voldaan door de opslagplaats en de deuropening op een juiste wijze op het perceel te projecteren. In het wijzigingsplan worden daarom geen afstandseisen opgenomen. Nadere regulering kan via het milieuspoor (vergunning of melding) plaatsvinden. Vanzelfsprekend is handel in en opslag van consumentenvuurwerk uitsluitend toegestaan, wanneer dit past binnen de bestemming die aan de betreffende gronden is gegeven. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen is niet van toepassing op vuurwerkopslagplaatsen.

4.2.2 Onderzoek

Risicovolle bedrijven binnen/nabij het plangebied

Binnen/nabij het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven met een PR 10-6 risicocontour die buiten de inrichting valt. Het plangebied valt wel binnen het invloedsgebied van MPM Oil te Delft. Dit bedrijf is een groothandel in smeermiddelen, koelvloeistoffen, ruiten-sproeierantivries en vergelijkbare producten voor transportmiddelen. In een viertal opslagvoorzieningen volgens PGS 15 worden gevaarlijke stoffen opgeslagen. In geval van brand kunnen toxische verbrandingsproducten vrijkomen. Volgens de QRA van 11/07/16, kenmerk 0242778.02, bedraagt het groepsrisico 0,38 maal de oriëntatiewaarde. Het plangebied ligt echter buiten de PR 10-8 risicocontour zodat de bijdrage van de ontwikkelingen in het plangebied aan het groepsrisico verwaarloosbaar klein is. Een berekening of verantwoording van het groepsrisico is niet aan de orde.

Transport gevaarlijke stoffen binnen/nabij het plangebied

Transport gevaarlijke stoffen over rijkswegen

Uit de risicokaart blijkt dat de A4 een PR 10-6 risicocontour heeft van 23 meter. De A4 heeft een plasbrandaandachtsgebied. Uit de risicokaart blijkt dat de A12 een PR 10-6 risicocontour heeft van 0 meter. De A12 heeft geen plasbrandaandachtsgebied. Uit de risicokaart blijkt dat de A13 een PR 10-6 risicocontour heeft van 17 meter. De A13 heeft ook een plasbrandaandachtsgebied. Het plangebied ligt niet binnen deze contouren.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van de A4 en de A12 maar wel binnen het invloedsgebied van de A13. Het plangebied ligt op ruim meer dan 200 meter van de A13. Een berekening en een (volledige) verantwoording van het groepsrisico zijn dan ook niet aan de orde. Wel moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Als op grond van het ruimtelijk plan de bouw, vestiging of aanleg van nog niet gerealiseerde (beperkt) kwetsbare objecten wordt toegestaan moet ook worden ingegaan op zelfredzaamheid. Dit is hier het geval.


afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0008.jpg"

Tabel - Invloedsgebieden en afstanden rijkswegen

Transport gevaarlijke stoffen over provinciale wegen

Een klein deel van de N470 is aangewezen als gemeentelijke route voor het transport van gevaarlijke stoffen. Over dit gedeelte wordt voornamelijk LNG vervoerd, naar een locatie op het bedrijvenpark Ruyven. Op basis van de vergunde jaarlijkse doorzet zijn er 260 transportbewegingen te verwachten. Het overige deel van de N470 is niet aangewezen als route transport gevaarlijke stoffen. Er kan incidenteel wel transport van gevaarlijke stoffen plaats vinden, via een ontheffing. Dit zal met name de bevoorrading van (kleine) propaantanks in het buitengebied betreffen. De tankstations binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp verkopen geen LPG, ook ESSO aan de rijksweg A13 niet.

In de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) is vastgelegd hoe de risico's van transport van gevaarlijke stoffen conform het vigerende beleid geanalyseerd moeten worden. In HART zijn vuistregels opgenomen ten aanzien van de noodzaak om te rekenen aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het gebruik van deze handleiding is verplicht.

De vuistregels uit de HART geven aan dat voor een weg buiten de bebouwde kom (zoals de N470) geldt dat er geen PR-10-6 contour aanwezig is als het aantal tankauto's van de stofcategorie GF3 (propaan, LPG, LNG) lager is dan 500. Voor de N470 binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp zijn geen tellingen beschikbaar, wel voor het deel in Delft (GF3: 75) en in Zoetermeer (GF3: 73). Gezien het feit dat in Pijnacker-Nootdorp geen LPG geleverd wordt maar alleen propaan zal het aantal transporten GF3 op het niet aangewezen deel van de N470 vergelijkbaar of lager zijn. Op het aangewezen deel van de N470 komen daar de transporten LNG bij (260). Opgeteld zal het totaal aantal transporten GF3 beduidend lager zijn dan 500. Daarmee wordt voldaan aan de vuistregels voor het plaatsgebonden risico.

Er is ook gekeken of er voor de N470 sprake is van overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Om dit te bepalen is getoetst of het aantal GF3 transporten onder de drempelwaarden in tabel 1-6 (overschrijding 10% van de oriëntatiewaarde voor wegen buiten de bebouwde kom, eenzijdige bebouwing) en tabel 1-7 (overschrijding 10% van de oriëntatiewaarde voor wegen buiten de bebouwde kom, tweezijdige bebouwing) zit en of met dit plan ook onder deze drempelwaarde wordt gebleven.

Van belang is de afstand tussen de bebouwing en de N470, het aantal personen per hectare en het aantal transporten GF3 over de N470. Ter hoogte van dichte en tweezijdige bebouwing (Emerald en Ruyven) is de afstand tussen de as van de weg en de bebouwing minimaal 30 meter. Hier is ook het aantal transporten het hoogst, vanwege het bevoorraden van het LNG-tankstation op Ruyven: 260. Tabel 1-7 laat zien dat de drempelwaarde voor de 10% van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt pas overschreden bij een bevolkingsdichtheid van 90 personen per hectare. Dat is daar niet aan de orde. Elders (zoals ter hoogte van het plangebied) langs de N470 ligt de bebouwing wel dichterbij (mimimaal 15 meter) maar daar is sprake van eenzijdige bebouwing. Hiervoor wordt gekeken naar tabel 1-6. Over dit deel van de N470 wordt alleen sporadisch propaan vervoerd. In combinatie met de lagere bevolkingsdichtheid zal ook hier de 10% van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet worden overschreden. Voor een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico mogen de drempelwaarden uit de tabellen 1.6 en 1.7 met 10 vermenigvuldigd worden. Deze aantallen worden niet gehaald, er zal geen sprake zijn van overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.
Slechts een klein deel van het plangebied ligt binnen de 200 meter van de N470. Het gaat hierdoor om een te geringe toevoeging van personen om het groepsrisico met 10% te doen toenemen. Een berekening van de toename van het groepsrisico is daarom niet aan de orde. Een (beperkte) verantwoording van het groepsrisico is aan de orde indien een plangebied zich bevindt binnen het invloedsgebied van een risicobron. Het invloedsgebied wordt bepaald door de 1% letaliteitsafstand van de stofcategorieën die getransporteerd worden. Voor GF3 geldt een invloedsgebied van 355 meter. Vanwege de hoogte van het groepsrisico (<0,1OW) en de verwaarloosbare mogelijke toename van het groepsrisico (<10%) door de voorgenomen ontwikkeling hoeft alleen worden ingegaan op bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid.

Gemeentelijke route voor transport gevaarlijke stoffen

Het transport van alle gevaarlijke stoffen rust op een belangrijk basisprincipe: diegene die met een voertuig via de weg gevaarlijke stoffen vervoert is, op grond van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (WVGS), verplicht als zodanig de bebouwde kommen van gemeenten te vermijden. Als het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is ten behoeve van het laden en lossen of omdat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is, mag de chauffeur van dit basisprincipe afwijken. Op deze manier wordt het transport van gevaarlijke stoffen door de bebouwde kom geminimaliseerd.

De gemeente Pijnacker-Nootdorp beschikt over een aangewezen wegennet voor routeplichtige stoffen op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De route voor gevaarlijk transport is gelegen op bedrijventerrein Ruijven en ligt op ruime afstand van het plangebied.

Transport gevaarlijke stoffen over spoor en water

Het spoor (NS Den Haag - Gouda; Randstadrail Den Haag - Rotterdam) wordt niet gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen. Rondom deze spoorbanen bevindt zich daarom geen risicocontour in het kader van externe veiligheid. Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen over water plaats.

Buisleidingen binnen/nabij het plangebied
afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0009.jpg"

Tabel - Invloedsgebieden en afstanden buisleidingen

Aardgas

Nabij het plangebied ligt een hoge druk aardgastransportleiding (W-539-09). Deze buisleiding heeft een diameter van 16 inch en druk van 40 bar. De buisleiding kent een invloedsgebied van 170 meter. Bij een ruimtelijk plan binnen het invloedsgebied van een buisleiding is een berekening en verantwoording van het groepsrisico verplicht. Het plangebied ligt op ongeveer 200 meter van de buisleiding en ligt dus niet binnen het invloedsgebied. Een berekening en een verantwoording van het groepsrisico zijn daarom niet aan de orde. De aardgastransportleiding vormt geen belemmering.

Brandbare vloeistoffen
Er loopt een brandstofleiding (K2) van Defensie Pijpleidingorganisatie (DPO) door de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Deze buisleiding ligt op zo'n 410 meter afstand van het plangebied. De brandstofleiding vormt daarom geen belemmering.

CO2
Er loopt een ondergrondse CO2-leiding ten zuiden van het plangebied. Naar aanleiding van ontwikkelingen nabij dezelfde CO2-leiding in Zoetermeer is in 2007 door RIVM en TNO uitgebreid onderzoek gedaan naar de risico's en effecten van vrijkomend CO2 bij leidingbreuk. Hierbij is door het RIVM geconcludeerd dat de risico's en letale effecten zich niet voordoen buiten een afstand van 4 meter van de buisleiding. VROM onderschrijft dit onderzoek en deze conclusie (brief VROM, datum 24-08-2007, kenmerk DGM/EV2007082989). Ook recent onderzoek aan de leiding De CO2-leiding (Tebodin, document-nummer 3413682, 7 april 2014) bevestigt dit. De rapportage van Arcadis “QRA Vervoersknoop Bleizo (01-02-2016, kenmerk D04011.000122) stelt “De ondergrondse leidingdelen leiden niet tot externe veiligheidsrisico.” De buisleiding ligt op ongeveer 400 meter van het plangebied en is daarom geen belemmering.

4.2.3 Advies Veiligheidsregio Haaglanden (VRH)

Bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Bij de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) is advies gevraagd. De VRH heeft in haar reactie (per e-mail, kenmerk 2020080737625, datum 3 september 2020) aangegeven dat zij geen aanvullend advies zal uitbrengen. Er is in deze paragraaf gebruik gemaakt van de notitie “ADVISERING EV - VEILIGHEIDSREGIO HAAGLANDEN invulling van de adviesrol bij ruimtelijke plannen”. Hierin staan per risicobron maatregelen opgenomen. Voor de volledigheid worden in deze paragraaf ook de belangrijkste scenario's die kunnen optreden bij transport van gevaarlijke stoffen over de weg benoemd.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied (1% letaliteit) van de A13 maar ligt op meer dan 200 meter. Het plangebied ligt ook (deels) binnen het invloedsgebied van de N470 en ligt deels ook op minder dan 200 meter. Er vindt over de A13 en over de N470 transport van gevaarlijke stoffen plaats. Daarom moet aandacht worden besteed aan het bestrijden en het beperken van de omvang van een ramp of een zwaar ongeval. Als op grond van het bestemmingsplan de bouw, vestiging of aanleg van nog niet gerealiseerde (beperkt) kwetsbare objecten wordt toegestaan moet ook worden ingegaan op zelfredzaamheid. Dit is hier het geval.

Maatgevende Scenario's

Wat betreft de A13 is meest waarschijnlijke scenario is een lekkage van een tankwagen met gevaarlijke stoffen. Hierbij komt een kleine hoeveelheid van de vervoerde stof vrij. Hoe groot de effecten naar de omgeving zullen zijn, is afhankelijk van de stof (mate van giftigheid) en de hoeveelheid die is vrijgekomen. Bij de meeste stoffen zal de omgeving uit voorzorg worden ontruimd, maar zullen er, buiten irritatie aan luchtwegen en ogen en/of stankoverlast, weinig problemen zijn. Het ergst denkbare scenario is een lekkage of het ineens vrijkomen van de totale hoeveelheid gevaarlijke stoffen van een (tank)wagen met een giftige vloeistof of giftig gas. Hoe groot de effecten naar de omgeving zullen zijn, is onder andere afhankelijk van de soort stof en de hoeveelheid die is vrijgekomen. Daarbij hebben ook de weersomstandigheden een grote invloed op de verspreiding. In het ergste geval kan dit leiden tot een invloedsgebied van meer dan 4.000 meter. De kans op dit scenario is zeer klein.

Voor de N470, waarover in principe alleen brandbare gassen (propaan, LNG) worden vervoerd, zijn een warme BLEVE en een wolkbrand de ergst denkbare scenario's. Een ander scenario is de koude BLEVE. Door het instantaan falen, bijvoorbeeld als gevolg van een ongeluk, komt de inhoud spontaan en explosief vrij. Er ontstaat overdruk en warmtestraling. Bij een warme BLEVE wordt een tank door een externe brand opgewarmd, waardoor deze door oplopende interne druk faalt. Hierdoor komt de inhoud onder zeer grote druk explosief vrij en ontbrandt direct. De warmtestraling en overdruk in de omgeving is direct dodelijk zowel binnen als buiten gebouwen. Op grotere afstand zullen aanwezigen (brand)wonden oplopen. Daarnaast ontstaat schade aan gebouwen als gevolg van de druk.

Tijdens het transport kan een wolkbrand kan ontstaan doordat na een botsing de losslang van de LNG-tank afbreekt. Hierdoor stroomt het LNG er uit. Er vormt zich dan een brandbare wolk die zich in eerste instantie over de grond verspreidt en eenvoudig kan worden ontstoken. Dit ontsteken leidt tot een kortdurende vlammenzee en mogelijk een drukgolf, een gaswolkexplosie, ontstaan (als de brandbare wolk is ingesloten en dan ontstoken raakt).De kans op een wolkbrand als gevolg van een ongeval met een LNG-tankwagen is klein.

Aangezien met het voorliggende ruimtelijke plan geen maatregelen aan de risicobron kunnen worden getroffen, zijn genoemde maatregelen gericht op de beheersing en vermindering van de effecten van een incident.

Mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Bij een toxische vloeistof is bronbestrijding mogelijk door de vloeistofplas af te dekken met een schuimvormend blusmiddel. Hierdoor wordt de verdamping verminderd. Dit is ook een mogelijkheid voor effectbestrijding. Voor toxische gassen kan alleen aan bronbestrijding worden gedaan indien de oorzaak een lekkage is. De brandweer kan dan proberen om het gat te dichten. Effectbestrijding is mogelijk door de concentratie proberen te verdunnen, bijvoorbeeld met behulp van een waterscherm. Dit is alleen mogelijk als de brandweer tijdig aanwezig is, zodat de toxische vloeistof nog niet volledig is uitgestroomd en verdampt. Als de oorzaak het ineens vrijkomen van de gehele inhoud is zal effectbestrijding zeer lastig zijn. Bij een toxisch incident is het belangrijk dat de bestrijding plaatsvindt vanaf bovenwinds gebied (daar waar de wind vandaan komt). Het is daarom belangrijk dat de bron tweezijdig bereikbaar is.
De koude BLEVE treedt plots op als gevolg van bijvoorbeeld een mechanische beschadiging van de tankauto en heeft een snelle ontwikkeltijd. Hierdoor zijn er eigenlijk geen mogelijkheden voor bronbestrijding en primaire effectbestrijding. De effectbestrijding zal daarom gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Voor de wolkbrand geldt hetzelfde als voor de koude BLEVE, ondanks de iets langere ontwikkeltijd. Ook hier zal de effectbestrijding gericht zijn op het bestrijden van eventuele secundaire branden.
Bij een warme BLEVE is bronbestrijding mogelijk mits de koeling van de tankwagen snel genoeg gestart wordt. Zolang de tankwagen niet faalt is er tijd om het gebied te ontruimen. Voorwaarde hierbij is dat de brandweer voldoende snel ter plaatse kan zijn en dat er bluswatervoorzieningen beschikbaar zijn. Indien de warme BLEVE optreedt zijn er geen mogelijkheden om het primaire effect te beperken. De inzet van de brandweer zal dan vooral gericht zijn op de bestrijding van secundaire branden.

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende zijn.
Voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid is door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) is de 'Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019' (januari 2020) ontwikkeld. Deze wordt door gemeente Pijnacker-Nootdorp gehanteerd en nageleefd. De veiligheidsregio Haaglanden heeft eisen geformuleerd ten aanzien van de bereikbaarheid en de bluswatervoorziening. In het algemeen geldt dat een woonhuis tot op 40 meter bereikbaar moet zijn voor een brandweervoertuig. De wegen en bruggen er naar toe moeten ook een bepaalde belasting aankunnen, een bepaalde doorgangshoogte en rijbaanbreedte hebben en een zekere binnenbocht- en buitenbochtstraal hebben. Wat betreft de bluswatervoorziening geldt dat er binnen een straal van 100 meter van het object een bluswatervoorziening aanwezig moet zijn. Een bluswatervoorziening kan zijn: open water, ondergrondse brandkraan (opbrengst minimaal 30 m3 / uur) of geboorde put. De ontwikkellocaties binnen het plangebied zijn aan deze eisen getoetst. Voor wat betreft de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van bluswatervoorzieningen geldt dat deze in de huidige situatie en onder normale omstandigheden voldoende is.


Maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid
Voor de aanwezigen in of nabij de vuurbal (warme BLEVE) zijn de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid beperkt tot geen, vanwege de snelle ontwikkeltijd van het scenario en de hoge hittestraling. Voor de aanwezigen op grotere afstand wordt geadviseerd om het gebied te ontvluchten.

Bij een toxisch scenario geldt dat, als in objecten een ventilatievoorziening aanwezig is of wordt gerealiseerd, deze ventilatie met een eenvoudige (handmatige) handeling uit te schakelen moet zijn. Hiermee kunnen de gevolgen bij het vrijkomen van giftige stoffen in het object worden beperkt. Dit geldt bij verbouw en (vervangende) nieuwbouw van alle objecten, bestemd voor het verblijf van personen. Het is daarbij van belang dat ook eventuele ramen en ventilatieopeningen kunnen worden gesloten.

Risicocommunicatie
Het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden geeft aan dat om ervoor te zorgen dat mensen goed voorbereid zijn en weten hoe ze moeten, het van belang is dat zij hier vooraf over worden geïnformeerd. De gemeente deelt het advies dat informatie verstrekken aan personen van belang is. Het betreft de handelingsperspectieven om de veiligheid te verhogen. Op de website van de gemeente www.pijnacker-nootdorp.nl kunnen burgers hierover veel informatie vinden bij het thema “veiligheid”. Ook op de landelijke website www.crisis.nl en op de regionale site https://www.haaglandenveilig.nl kan men veel informatie vinden.

Daarnaast vindt, indien zich een ongeval voordoet dat effect op de omgeving heeft of nog kan hebben, afhankelijk van de aard en omvang van deze effecten, crisiscommunicatie plaats naar de in het effectgebied liggende bedrijven en bewoners. Bij een eenvoudig incident met geringe effecten zal de communicatie voor zover nodig op reguliere wijze en dus routinematig plaatsvinden door de ter plaatse aanwezige functionarissen van de hulpverleningsdiensten. Indien een incident zich ontwikkelt tot een groot incident of ramp zal binnen de regio Haaglanden, en dus ook binnen de gemeente, zogeheten opschaling plaatsvinden. Van een routinematige aanpak zal overgegaan worden naar een meer gecoördineerde aanpak. Deze gecoördineerde aanpak is beschreven in het crisisbeheersingsplan (rampenplan) van de gemeente. Er is ook een regionaal crisisplan. Het rampenplan en het regionaal crisisplan voorzien onder meer in:

  • het waarschuwen van bewoners en de naastgelegen bedrijven (het attenderen van de bevolking op een gevaar of dreigend gevaar en het daarbij geven van een eerste gedragsadvies);
  • voorlichting: het verzamelen, het verwerken en verstrekken van informatie, met als doel het beperken of voorkomen van de directe gezondheidsgevolgen voor de betrokkenen door een ongeval.

4.2.4 Verantwoording groepsrisico

Inleiding
Het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente) is verplicht bij de vaststelling van een wijzigingsplan waarbij binnen het invloedsgebied van een buisleiding (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig (kunnen) zijn, in de toelichting een verantwoording van het groepsrisico op te nemen waarin een aantal aspecten beschouwd moeten worden (Bevb art. 12). Afhankelijk van de hoogte en de toename van het groepsrisico moet een volledige verantwoording worden opgesteld of volstaat een beperkte verantwoording (GR=<0,1xOW of Toename GR = <10% mits GR=<1xOW). In dit geval is vanwege zowel de hoogte als vanwege de mate van toename een beperkte verantwoording voldoende.
In de tabel in afbeelding 5.7 staat aangegeven welke aspecten op grond van de wet- en regelgeving vermeld moeten worden in de ruimtelijke onderbouwing bij een volledige verantwoording en bij een beperkte verantwoording.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0010.png"

Afbeelding 4.7 - te behandelen aspecten bij de verantwoording van het groepsrisico bij buisleidingen

De in deze verantwoording vermelde gegevens en resultaten zijn afkomstig uit de technische rapportage zoals opgesteld door Adviesgroep AVIV BV ('Externe veiligheid / bestemmingsplan Keijzershof 2018', d.d. 22-12-2017').

Situatie
Buiten het plangebied ligt een hogedruk aardgasleiding, W-539-09. In de tabel in afbeelding 4.8 zijn een aantal eigenschappen van de aardgasleiding samengevat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0011.png"

Afbeelding 4.8 – Gegevens hogedruk aardgasleiding

De ligging van de aardgasleiding is te zien in afbeelding 4.9. Tot slot is in afbeelding 4.10 de bestaande en toekomstige bebouwing binnen het invloedsgebied van de aardgasleiding afgebeeld.


afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0012.png"
Afbeelding 4.9 – Ligging van de buisleiding W-539-09

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0013.png"
Afbeelding 4.10 - Nieuwe en bestaande bebouwing van het plangebied binnen het invloedsgebied van de buisleiding


1) Te beschouwen aspecten bij een beperkte verantwoording
Huidige en toekomstige dichtheid van personen in het invloedsgebied
De personenaantallen in de onderstaande tabel zijn afgeleid uit bijlage 1 van de technische rapportage.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0014.png"
Afbeelding 4.11 - Huidige en toekomstige personenaantallen in het invloedsgebied

2) Hoogte van het huidige en het toekomstige groepsrisico
Het groepsrisico voor de huidige en de toekomstige situatie is berekend met de meest recente versie van het voorgeschreven rekenpakket Carola. In zowel de bestaande situatie als in de nieuwe situatie is het groepsrisico 0,54 en blijft het groepsrisico dus onder de oriëntatiewaarde.


afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0015.png"
Afbeelding 4.12 - Huidig en toekomstig groepsrisico

3) Toename van het groepsrisico
Het groepsrisico neemt niet toe door de geplande woningbouw. De hoogte van het groepsrisico wordt bepaald door de reeds aanwezige bebouwing verderop oostwaarts langs de buisleiding.

4.2.5 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

Alle aspecten van externe veiligheid zijn beschreven en beoordeeld. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van MPM Oil maar op een dermate grote afstand dat een bijdrage aan het groepsrisico verwaarloosbaar klein zal zijn. Er is daarom geen berekening uitgevoerd en geen verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Het plangebied ligt ook binnen het invloedsgebied van de A13 en de N470. Gezien de afstand van het plangebied tot de A13 (3.300 meter) is geen volledige verantwoording van het groepsrisico opgesteld maar is wel aandacht besteed aan bereikbarheid en bestrijdbaarheid, aan zelfredzaamheid en aan risicocommunicatie. Er is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio. Zij via e-mail gereageerd (kenmerk: 2020080737625, datum 3 september 2020). Hierin geeft de VRH dat het plangebied weliswaar binnen het invloedsgebied van de A13 ligt maar dat gezien de grote afstand tussen de A13 en het plangebied er geen significante toe- of afname van het groepsrisico te verwachten is. De VRH adviseert, er van uit gaande dat de reeds genoemde maatregelen (afschakelbare ventilatie, bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen, risicocommunicatie) worden uitgevoerd, geen aanvullende maatregelen.


Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.

4.3 Geluid

4.3.1 Wegverkeerslawaai

Ten behoeve van de bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. De geluidsbelasting binnen het gebied van het wijzigingsplan overschrijdt nergens de voorkeursgrenswaarde.

Er is sprake van een goed akoestisch woon- en leefklimaat.

4.3.2 Omgevingslawaai

Er is een akoestisch onderzoek omgevingslawaai (zie Bijlage 2) uitgevoerd ten behoeve van het wijzigingsplan Keijzershof 2020 in Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp. Een strookje grond gaat bestemd worden als 'Groen' en heeft nu nog de bestemming woongebied. De strook is thans in gebruik als speeldorpje. Het betreft speeltoestellen die in de openbare ruimte zijn gelegen. Het speeldorpje grenst ten westen en noorden aan twee basisscholen. De schoolpleinen van deze basisscholen bevinden zich elders. Het meest noordelijke deel van de te herbestemmen strook grond is in gebruik als fietsenstalling. De fietsenstalling wordt door scholieren van de naastgelegen basisschool gebruikt.

Het akoestisch onderzoek heeft uitsluitend betrekking op de geluiduitstraling ten gevolge van het stemgeluid van scholieren ter plaatse van het speeldorpje. Er wordt namelijk van uitgegaan dat de geluiduitstraling ten gevolge van inpandige activiteiten in de scholen en eventuele dakinstallaties niet relevant is. Voor verkeers- en parkeerbewegingen geldt dat deze in het openbare gebied plaatsvinden zodat dit als indirecte hinder dient te worden gezien. Aangezien de beoogde herbestemming van een strookje grond echter geen gevolgen heeft voor deze voertuigbewegingen, is het aspect indirecte hinder niet nader beschouwd.

Conform de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009 (verder: VNG-uitgave) geldt er een richtafstand van 30 meter voor scholen. Deze afstand heeft betrekking op het aspect geluid en het omgevingstype rustige woonwijk. De schoolgebouwen en schoolpleinen voldoen aan deze richtafstand. Het speeldorpje en aangrenzende fietsenstalling voldoet niet. Derhalve is uit het oogpunt van zorgvuldigheid een akoestisch onderzoek omgevingslawaai uitgevoerd om aan te tonen dat ter plaatse van de omliggende geluidgevoelige objecten c.q. woningen een akoestisch goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.

Uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • Met betrekking tot het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) kan worden gesteld dat wordt voldaan aan de geluideis van 50 dB(A) etmaalwaarde, behorende bij stap 3 van het stappenplan uit de VNG-uitgave.
  • Aangezien er niet wordt voldaan aan de 5 dB strengere geluideisen behorende bij stap 2 van het stappenplan dient het bevoegd gezag te motiveren waarom deze geluidbelasting in deze concrete situatie acceptabel wordt geacht. Hierbij dient tevens de cumulatie met eventueel reeds aanwezige geluidbelasting te worden betrokken. In onderhavige situatie zijn echter zowel drukke wegen zoals de N470 als het spoor op ruime afstand van de beschouwde woningen gelegen. Van een cumulatief effect met betrekking tot verkeerslawaai is derhalve geen sprake. Hetzelfde geldt voor industrie- of horecalawaai. In de directe omgeving van voornoemde woningen komen dit soort inrichtingen namelijk niet voor. Voor de schoolpleinen geldt dat deze op voldoende afstand zijn gelegen van de woningen met een overschrijding van de geluideisen van stap 2 zodat er ook hier geen sprake is van een cumulatief effect. Het beschouwde geluid kan bovendien als een gebiedseigen geluid worden beschouwd, waardoor deze minder snel als hinderlijk zal worden ervaren. Een gebiedsvreemd geluid wordt sneller als hinderlijk ervaren, waardoor sneller (dus bij lagere geluidniveaus) een minder goed woon- en leefklimaat ontstaat.
  • Met betrekking tot de maximale geluidniveaus (LAmax) kan worden gesteld dat ruimschoots wordt voldaan aan de geluideis van 65 dB(A) etmaalwaarde, behorende bij stap 2 van het stappenplan uit de VNG-uitgave.

Op basis van de resultaten kan worden gesteld dat ter plaatse van de omliggende geluidgevoelige objecten c.q. woningen een akoestisch goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is. Voor wat betreft het aspect omgevingslawaai zijn er derhalve geen bezwaren de beoogde bestemmingswijziging door te voeren.

4.4 Luchtkwaliteit

In het kader van het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat het deelgebied Park Van Buijsen mogelijk in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Hiervoor is nader onderzoek uitgevoerd. Zie voor een uitvoerige beschrijving ook de toelichting van het bestemmingsplan Keijzershof 2018.

Ten aanzien van het deelgebied kan worden gesteld dat deze (samen met de gehele ontwikkeling van Keijzershof) ‘in betekenende mate’ bijdrage aan de luchtkwaliteit. Dit blijkt uit de worst-case berekening met behulp van de NIBM-tool. Uit nader onderzoek met behulp van de NSL-rekentool kan worden gesteld dat de jaargemiddelde grenswaarden voor de jaren 2020 en 2030 nergens op de omliggende (ontsluitings)wegen worden overschreden. Er wordt derhalve voldaan aan de normen ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Aangezien er geen (dreigende) overschrijding is van de grenswaarden zijn er ook geen beperkingen ten aanzien van realisatie van eventuele specifieke woonvormen die vallen onder het Besluit gevoelige bestemmingen. Een goed woon- en leefklimaat met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit is hiermee gewaarborgd.

4.5 Archeologie

In het kader van het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' is er reeds een archeologisch inventariserend veldonderzoek door Transect uitgevoerd. De conclusie van het onderzoek is dat geen aantoonbare archeologische vindplaatsen in het plangebied aanwezig zijn. Daarom hoeft er verder geen rekening te worden gehouden met archeologische vindplaatsen. Dit onderzoek is ter toetsing voorgelegd aan het vakteam Archeologie van de gemeente Delft en heeft de gevraagde instemming gekregen.

Gelet op het uitgevoerde onderzoek is het niet noodzakelijk om op de verbeelding en in de regels een beschermende regeling op te nemen.

Mochten tijdens toekomstige werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan hebben de initiatiefnemer en de uitvoerder van de werkzaamheden de wettelijke plicht deze archeologische waarden meteen te melden bij het bevoegd gezag, de gemeente Pijnacker-Nootdorp (Erfgoedwet 2016, artikel 5.10).

4.6 Bodem

Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem onderzocht.

Uit de onderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit in het plangebied geen belemmering vormt voor de herontwikkeling naar wonen en tuin.

Algemeen

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en aantasting van de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteitmee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming, Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Tevens is bij de realisatie van ruimtelijke plannen vaak grondverzet noodzakelijk. Het tijdelijke opslaan en toepassen van grond en/of baggerspecie en het toepassen van steenachtige bouwstoffen is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden.

Opgemerkt wordt dat op dit moment de wet- en regelgeving in ontwikkeling zijn en hoogstwaarschijnlijk binnen de toekomstige Omgevingswet zullen worden vormgegeven. De pijlers hierbij zullen gericht zijn op de zorgplicht en het omgevingsplan. Het omgevingsplan heeft betrekking op twee soorten regels: algemene regels die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving (bouwwerken, infrastructuur, bodem, lucht en dergelijke) en regels die: 'evenwichtige toedeling van functies aan locaties' inhouden. In het kader van de Omgevingswet is de gemeente bevoegd gezag bodem.

Om het gebruik van de ruimte beneden maaiveld duurzaam en optimaal te benutten zal bij ontwikkelingen of activiteiten in de onder- en/of bovengrond rekening moeten worden gehouden met de ruimtelijk ordening van de ondergrond in relatie tot de bovengrond, en vice versa.

(Bodem)onderzoek bij toekomstige (her)inrichting of bestemmingswijziging: 

Bij de (her)inrichting of bestemmingswijziging van een locatie en/of bij grondverzet inclusief het verwijderen van grondgebonden objecten, dient een historisch (bodem)onderzoek conform de vastgestelde norm te worden uitgevoerd om mogelijk bodembedreigende activiteiten te achterhalen (huidige norm: NEN-5725). In het kader van het historisch onderzoek zal minimaal een terreininspectie moeten worden uitgevoerd, een gesprek met de (voormalige) eigenaar/beheerder van de locatie moet plaatsvinden, het raadplegen van historische kaarten, luchtfoto's en landelijk bodemloket, en een bezoek aan het gemeentearchief moet worden gebracht (tenzij geen relevante informatie van de onderzoekslocatie bij de gemeente aanwezig is).

Op basis van de beschikbare historische en/of milieuhygiënische (bodemkwaliteits)gegevens wordt bepaald of asbest-, water- en/of bodemonderzoek dient te worden uitgevoerd conform de geldende vastgestelde onderzoeknormen.

Herbruikbare grond, baggerspecie en/of bouwstof:

Indien tijdens graafwerkzaamheden herbruikbare grond, baggerspecie en/of bouwstof vrijkomt en hergebruikt of afgevoerd gaat worden, is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. In het kader van het Besluit bodemkwaliteit kan het noodzakelijk zijn om aanvullend op het bodemonderzoek een partijkeuring (AP04) uit te laten voeren om van de vrijkomende partij de verwerkings- en/of gebruiksmogelijkheden te kunnen classificeren.'

4.7 Ecologie

Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' is een onderzoek naar flora en fauna uitgevoerd. In of nabij het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden gelegen. Rondom het gebied is sprake van een ecologische verbindingsroute; hiermee is in het plan rekening gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.wp010190110-4001_0016.jpg"

Voor de ontwikkelingen die nu vastgelegd worden in dit wijzigingsplan zijn reeds omgevingsvergunningen verleend. Voor het verlenen van de vergunningen is gekeken naar de mogelijke invloed op ecologische gebied.

Natura 2000-gebieden en stikstofemissie

Gezien de afstand van circa 8,5 kilometer tot de dichtstbijzijnde Natura2000-gebieden (Meijendel en Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein) zal er niet snel effect optreden op deze beschermde gebieden als gevolg van activiteiten in de gemeente. Effecten dienen onderzocht te worden bij:

  • grote toename stikstofemissie;
  • verstoring/vernietiging leefgebied kwalificerende soorten. Alleen effecten op de in de directe omgeving van het projectgebied aanwezige kwalificerende soorten kleine zwaan en smient dienen te worden berekend.
  • In de bijlage van het moederplan is de effectenindicator van Natura2000 van Meijendel & Berkheide en Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein weergegeven. Hieruit blijkt dat de beschermde habitattypen geen negatief effect ondervinden van stikstofemissie. Enkel de kwalificerende soorten (kleine zwaan en smient) kunnen de omgeving van Pijnacker gebruiken als foerageergebied. Het projectgebied zelf is echter ongeschikt door de ligging in de bebouwde kom (rust) en begroeiing van het projectgebied (geen geschikt foerageergebied).

Voor de Wet natuurbeheer geldt dat er, bij de sloop van gebouwen en/of het kappen van bomen en/of werkzaamheden aan watergangen, eerst nader onderzoek dient te worden verricht naar beschermde soorten. Tevens dienen sloop- en bouwwerkzaamheden in de voor vogels minst ongunstige periode (broedseizoen is globaal van 15 maart t/m 15 juli) uitgevoerd te worden.

4.8 Water

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Om te waarborgen dat er sprake zal zijn van voldoende waterberging, zijn er bepalingen opgenomen in de regels van het geldende bestemmingsplan 'Keijzershof 2018'. Er dient minimaal 0,95 ha oppervlaktewater te worden gerealiseerd. Er is ook vastgelegd dat er sprake moet zijn van 0,35 ha waterberging.

Het watersysteem en de waterberging van Keijzershof is geregeld in het moederplan 'Keijzershof 2018' middels een voorwaardelijke verplichting. Dit dient bezien te worden in combinatie met de wijzigingsplannen voor het gebied. Tijdens het periodieke overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland wordt de gehele waterhuishouding van het gebied besproken en gemonitord.

Stand van zaken waterbalans
Conform de waterbalans tekening Keijzershof zuid "KEH-45-4025" (zie Bijlage 3) wordt er in de eindsituatie 85.114 m2 water gegraven.

Momenteel is geheel Boszoom gereed en Park van Buijsen bouwrijp. Op dit moment wordt Park van Buijsen gefaseerd woonrijp gemaakt.

De gehele hoofdwaterstructuur is conform tekening KEH-45-4025 gegraven behoudens twee te verbreden watergangen. In 2021 worden deze laatste 2 watergangen verbreed in de woonrijpfase.

Het betreft het verbreden van de oostelijke watergang langs de eilanden (inclusief verwijderen dam). Totaal wateroppervlak ca. 850 m2. Verder worden de wateroevers aan de noordzijde van de plas begin 2021 in definitieve vorm aangelegd waarbij het water rondom het eiland in de noord-west hoek wordt rond gegraven. Totaal ca. 150 m2.

Per saldo betekend dit dat van de 85.114 m2 water er momenteel ca. 84.114 m2 is gegraven.


Stand van zaken wadies
De wadie zones in de erven en Boszoom zijn aangelegd met een totaal oppervlak van ca. 6849 m2. De twee wadies in het Park van Buijsen met een oppervlakte van ca. 1000 m2 worden in 2021 in de woonrijpfase aangelegd.


Stand van zaken waterpasseerende verharding
In Boszoom is gebruik gemaakt van water passerende gebakken dikformaten met afstand houders. Deze zijn gestraat op een water passerend zandbed met een drainage systeem. De wegen zijn smaller aangelegd en verbreed met groenstenen. Veel inritten en container opstelplaatsen zijn verhard met groenstenen en of grasplaten. De genoemde water passerende verhardingen "Boszoom" zijn uitgevoerd en aangebracht :

  • Water passerende gebakken dikformaten 21.500 m2
  • Groensteen en grasplaten 900 m2
  • Half verharding schelpen paden 252 m2


In Park van Buijsen zijn het Groene vizier, de 1e fase en de 2e fase deels aangelegd. In de inmiddels uitgevoerde fasen zijn de volgende water passerende verhardingen aangebracht :

  • Groensteen en grasplaten 2.352 m2


Voor de nog uit te voeren overige fase worden de onderstaande water passerende verhardingen in 2021 aangelegd :

  • Groensteen en grasplaten 5.862 m2
  • Half verharding wandelpaden 1.278 m2

Stand van zaken open groenvoorzieningen en natuurvriendelijke oevers
De groenvoorzieningen en natuurvriendelijke oevers zijn in Park van Buijsen voor ca. 75% uitgevoerd en aangelegd :

  • Uitgevoerde groenvoorzieningen 95.178 m2
  • Nog uit te voeren groenvoorzieningen 31.726 m2


Resume
Na afronding van de nieuwbouwlocatie "Keijzershof Zuid" zullen wij de volgende water - en vasthoud maatregelen hebben gerealiseerd :

  • Open water 85.114 m2
  • Wadie zones 7.849 m2
  • Water passerende verharding 32.144 m2
  • Groenvoorzieningen en nvo,s 126.904 m2

Om de wadi/waterbergende voorziening in het plangebied te handhaven is er een aanlegvergunningstelsel opgenomen en een specifieke gebruiksregel voor de wadi.

4.9 Verkeer en parkeren

In het kader van het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' is geconcludeerd dat de verkeersafwikkeling van en naar de nieuwe ontwikkeling goed is. Het verkeer kan goed en verkeersveilig afgewikkeld worden via het bestaande wegennet van gebiedsontsluitingswegen. Wijzigingen in de wegenstructuur binnen Pijnacker zijn niet noodzakelijk voor een goede verkeersafwikkeling van Keijzershof. Ook voor fietsverkeer is een goede ontsluiting via een solitaire fietsstructuur gewaarborgd. De ontsluiting per openbaar vervoer is goed, gezien de aanwezigheid van de RandstadRailhalte. Ten aanzien van parkeren dient altijd voldaan te worden aan de Nota Parkeernormen van de gemeente. Binnen dit plan wordt voldaan aan de Nota Parkeernormen. Met de ontwikkelaar zijn afspraken gemaakt over het aantal te realiseren parkeerplaatsen op basis van de Nota Parkeernormen.

4.10 Duurzaamheid

In de eerdere plannen voor Pijnacker-Zuid speelde duurzaamheid een andere rol. De afgelopen jaren is de focus in Nederland en in de gemeente Pijnacker- Nootdorp op duurzaamheid vergroot. De gemeente heeft bijvoorbeeld de doelstelling aangenomen om in 2050 energieneutraal te zijn. Toepassing van duurzame warmte of all electric energie oplossingen is daarom de gemeentelijke ambitie, tenzij dit technisch, financieel of organisatorisch niet mogelijk is.

Binnen de sector wonen stimuleert de gemeente vooral het gebruik van groene stroom en faciliteren ze zoveel als nodig energiebesparingsmaatregelen door inwoners via diverse media en een fysiek loket structureel en langlopend te informeren.

De gemeente zal zich inspannen om met de projectontwikkelaars van Keijzershof af te spreken dat deze op hun meerwerklijst een ruime hoeveelheid duurzaamheidsopties opnemen. Aan de kopers worden deze duurzaamheidsopties aangeboden, die daarin een beslissing kunnen nemen. De woningen worden in ieder geval gasloos.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

Het wijzigingsplan 'Keijzershof 2020' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te bieden voor de bebouwing en het gebruik binnen het plangebied. Bij het opstellen van onderhavig wijzigingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en planregels. In het kader van de landelijke uniformering en standaardisering voldoet het plan aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De landelijke regelgeving is grotendeels, met uitzondering van enkele begrippen, vertaald in de 'Standaardregels stedelijk gebied, gemeente Pijnacker-Nootdorp' versie 2012. Deze standaardregels en de regels van het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018' vormen de basis voor onderhavige regels. Daarnaast is er een '1e partiële herziening Keijzershof 2018' in de maak waarbij een aantal regels is toegevoegd of herzien. Deze wijzigingen zijn uiteraard ook in dit plan meegenomen. Zo is er een maatwerkregeling opgenomen voor het bouwen van erkers evenwijdig aan de zijgevel van een woning. Ook zijn de volgende begrippen toegevoegd:

  • erf;
  • hoeksituatie;
  • openbaar toegankelijk gebied;
  • wonen.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan. Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels.

5.1 Inleidende regels

Begrippen

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen.

Aan de begrippen van het moederplan 'Keijzershof 2018' zijn een aantal begrippen toegevoegd om specifieke regelingen mogelijk te maken.

Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven hoe gemeten dient te worden.

5.2 Bestemmingsregels

Groen

Binnen het plangebied is de groenhoofdstructuur bestemd tot 'Groen'. Behalve voor beplantingen zijn de gronden ook bestemd voor groen- en speelvoorzieningen, watergangen en -partijen, fiets- en voetpaden, parkeerplaatsen, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen.

Extra ten opzichte van het moederplan is de toevoeging en het mogelijk maken van wadi's binnen de bestemming 'Groen'.

Het terrein naast de school is ook bestemd als groen. Het betreft hier alleen de speelvoorziening en fietsenstallingen en er worden geen verdere ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. Op of in deze gronden mogen aan een hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zoals erkers en ingangspartijen, worden gebouwd. Voor erkers geldt dat de diepte in dit wijzigingsplan ten hoogste 2 m mag bedragen en het oppervlak niet meer dan 5 m2. Dit in verband met de mogelijkheden die de ontwikkelaar voor de toekomstige bewoners biedt. Ook andere bouwwerken en erf- of perceelsafscheidingen mogen worden gebouwd, met in achtneming van de bouwregels.

Binnen de bestemming zijn de bijzondere ontwerpelementen binnen de architectuur opgenomen middels een specifieke aanduiding. Deze aanduiding maakt overkappingen mogelijk. Bij een aantal woningen zijn vlonders mogelijk gemaakt.

Verkeer - Verblijfsgebied

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor verhardingen voor woonstraten, pleinen, parkeerstroken en -voorzieningen, fiets- en voetpaden, bermen, groen- en speelvoorzieningen, watergangen en duikers en bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

Op de gronden mogen ondergeschikte gebouwen, andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen en bij de bestemming behorende andere bouwwerken gebouwd worden. Hiervoor zijn regels opgenomen.

In een klein gedeelte van het plangebied is een verkeersbestemming opgenomen onder de veiligheidszone rondmg de hoogspaningskabel. Om in het geval van storing de kabel te kunnen repareren is het onwenselijk om dit gebied van asfalt of andere niet-opneembare bestrating te voorzien. Binnen dit gebied zijn parkeervakken gerealiseerd. Deze parkeervakken zijn uitgevoerd in zogeheten doorgroeistenen, die er gemakkelijk uit te halen zijn in geval van een calamiteit. Derhalve zal in de verbeelding middels een aanduiding worden aangegeven dat er ter plaatse van de strook 'Verkeer - Verblijfsgebied', waarop tevens de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' rust worden geregeld dat enkel opneembare bestrating, zoals doorgroeistenen mogelijk zijn. Daarmee wordt beoogd asfaltering of andere soortgelijke niet-opneembare bestrating daar uit te sluiten.

Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep en/of bedrijf aan huis, parkeren en water. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken. De maximale goot- en bouwhoogte zijn opgenomen op de verbeelding. Aanvullende regelingen ten aanzien van erkers zijn aanvullend op het moederplan opgenomen. Deze regeling wordt voor de rest van de wijk ook mogelijk gemaakt middels de 1e partiële herziening van het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018'. Voor de overige percelen wordt aangesloten bij de regelingen van het vergunningsvrij bouwen.

Dubbelbestemming

De bestemming “Leiding - Hoogspanning" betreft een dubbelbestemming waarin de bescherming van de aanwezige leiding, wordt geregeld. Op deze bestemming mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd. Er mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering (7.2). Op deze manier is de aanwezige leiding voldoende beschermd.

5.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meegeteld mogen worden bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is een bepaling opgenomen om bestaande, legaal gerealiseerde bebouwing die bijvoorbeeld qua afmetingen buiten de bepalingen van dit bestemmingsplan valt, planologisch-juridisch te borgen.

Algemene afwijkingsregels

In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten.

Algemene wijzigingsregels

In deze bepalingen wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven de in het plan opgenomen bestemmingen in geringe mate te wijzigen, indien dit van belang is voor een betere realisering of in verband met een afwijkende toestand van het terrein.

Algemene procedureregels

Indien er sprake is van toepassing van een omgevingsvergunning die onderdeel uitmaakt van het plan, is er een procedure vastgesteld. Deze is opgenomen in dit artikel.

5.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels

In deze bepalingen wordt inhoud gegeven aan het overgangsrecht betreffende bouwwerken en het gebruik, met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

6.1 Financieel

Onderhavig wijzigingsplan heeft betrekking op het vastleggen van verleende omgevingsvergunningen voor woningen. De vergunningen zijn verleend op basis van regels van het bestemmingsplan 'Keijzershof 2018'. Onderhavig wijzigingsplan maakt geen nieuwe woningen mogelijk. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve niet aan de orde.

6.2 Maatschappelijk

Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan heeft conform wettelijke vereisten op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging werd gelegenheid geboden om zienswijzen naar voren te brengen.

De resultaten daarvan zijn gebundeld in de Nota van beantwoording zienswijzen en vooroverlegreacties en zijn als bijlage bij dit wijzigingsplan bijgevoegd (zie Bijlage 4). Conform deze nota is het wijzigingsplan aangepast. Parallel aan deze inspraakprocedure is ook het vooroverleg op grond van art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gevoerd.