direct naar inhoud van Regels
Plan: Ruyven-Zuidpolder 2020
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.bp200200116-4002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Ruyven-Zuidpolder 2020 met identificatienummer NL.IMRO.1926.bp200200116-4002 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 additionele horeca

horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan met dien verstande dat:

  • d. de tijdperiode waarin de horeca-activiteiten uitgeoefend worden, valt binnen de openingstijden waarin de hoofdfunctie uitgeoefend wordt;
  • e. de ruimte waarin de horeca-activiteiten uitgeoefend worden niet mag worden verhuurd of anderszins in gebruik mag worden gegeven aan derden;
  • f. de horeca-activiteiten ten hoogste 10% van de bebouwde vloeroppervlakte van de hoofdfunctie mogen beslaan, zulks met een maximum van 100 m2; en
  • g. de horeca-activiteiten niet zelfstandig mogen worden uitgeoefend of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.
1.6 afhankelijke woonruimte

het niet tot het hoofdgebouw behorende bebouwing laten bewonen door één of meer personen die ondersteuning of verzorging kunnen krijgen van het in het bijbehorende hoofdgebouw woonachtige huishouden;

1.7 agrarisch bedrijf

een volwaardig bedrijf, geheel of overwegend gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder een paardenfokkerij, met uitzondering van paardenhouderijen, paardenopfokkerijen en/of maneges.

1.8 agrarisch hulp- en nevenbedrijf

een volwaardig bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van agrarische werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van agrarische werktuigen of apparatuur.

1.9 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

een met een maatvoeringsaanduiding in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat het gedeelte van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat mag worden bebouwd;

1.12 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen, opslaan, distribueren en verhandelen van goederen, waarbij de eventuele kantoorfunctie en/of detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt, niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de ter plaatse uitgeoefende hoofdactiviteiten;

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor een persoon of gezin, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.

1.14 belemmeringenstrook

een in het Besluit externe veiligheid buisleidingen vastgelegde strook die uit het oogpunt van externe veiligheid en de leveringszekerheid gereserveerd is voor werkzaamheden van de leidingexploitant;

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf, instelling of voorziening, niet zijnde een bedrijfs-of andere woning.

1.16 belhuis

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het ter plaatse gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en/of ontvangen van faxen;

1.17 beroep en/of bedrijf aan huis

het in de woning en bijbehorende bouwwerken uitsluitend door de bewoners van de betreffende woning uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 zoals genoemd in de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten en die geen horeca of detailhandel zijn, en/of het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied alsmede zakelijke dienstverlening en een bed-and-breakfastvoorziening. De bedrijfsactiviteiten dienen plaats te vinden met behoud van de woonfunctie en daaraan qua oppervlakte ondergeschikt te zijn;

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf, instelling of voorziening, niet zijnde een bedrijfs- of andere woning;

1.19 bedrijfsvloeroppervlakte

de brutovloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen;

1.20 bestaand bouwwerk

bebouwing, situatie, maat, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.21 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 Bevi-inrichting

een in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde inrichting die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken doordat risicobronnen op de betreffende bedrijfslocatie buiten de perceelsgrenzen een plaatsgebonden risico veroorzaken van meer dan 10-6 per jaar;

1.24 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.25 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.26 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.27 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.31 brutovloeroppervlakte

de vloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. In dit plan worden een horecabedrijf alsmede het uitsluitend via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop aanwezig is en aflevering ter plaatse aan consumenten plaatsvindt, niet als detailhandel aangemerkt;

1.33 extensieve openluchtrecreatie

vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur-en landschapsbeleving door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter-en fietspaden, vis en picknickplaatsen en strandjes.

1.34 glastuinbouw

de teelt van tuinbouwgewassen met behulp van kassen.

1.35 glastuinbouwbedrijf

een volwaardig bedrijf dat tuinbouwgewassen teelt met behulp van kassen.

1.36 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarische bedrijf, functioneel geheel of overwegend afhankelijk van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel, met uitzondering van glastuinbouw.

1.38 groothandel

een bedrijf, dat goederen van verschillende producenten of leveranciers inkoopt en welke deze goederen verdeelt naar de detailhandel. Groothandels verkopen niet rechtstreeks aan consumenten.

1.39 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.40 hooibarg

agrarisch bouwwerk en dient als opslagplaats van graan, stro of hooi.

1.41 intensieve veehouderij

een volwaardig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.

1.42 horeca

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, niet zijnde een bed-and-breakfastvoorziening, en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. Onder de genoemde categorieën worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten alsmede mengvormen van ter plaatse toegestane categorieën:

categorie 1

daghoreca en winkelondersteunende horeca:

een bedrijf, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het verstrekken van voedsel en dranken voor consumptie ter plaatse en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied;

categorie 2

restaurant/snackbar: een bedrijf, dat bestaat uit het verstrekken van hoofdzakelijk maaltijden en daaraan ondergeschikt dranken al dan niet voor consumptie ter plaatse, al dan niet met bezorgservice en/of afhaalgelegenheid;

categorie 3

hotel/pension: een bedrijf, dat bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie (daaraan) ondergeschikt is;

categorie 4

bar/(eet)café: een bedrijf, dat bestaat uit het verstrekken van hoofdzakelijk dranken en daaraan ondergeschikt etenswaren voor consumptie ter plaatse;

categorie 5

partycentrum/danscafé/feestcafé: een bedrijf, waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het gelegenheid geven tot (besloten) feesten, bruiloften en partijen en andere daarmee vergelijkbare evenementen, met een horecavloeroppervlakte van ten hoogste 500 m2;

categorie 6

discotheek/dancing;

bedrijven als bedoeld in categorie 5 met een horecavloeroppervlakte groter dan 500 m2;

1.43 huishouden

een persoon of groep van personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.44 kassen

glasopstanden die worden gebruikt voor het kweken van planten in een beschermde omgeving.

1.45 kantoor

een gebouw of een deel van een gebouw waarin overwegend kantoorwerkzaamheden plaatsvinden;

1.46 maaiveld

de bovenkant van de gronden van het terrein;

1.47 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de distributie van gas, water, warmte, elektra en de telecommunicatie;

1.48 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.49 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.50 paardenfokkerij

een grondgebonden agrarisch bedrijf, geheel of overwegend gericht op het fokken van paarden en/of pony's met de inzet van meerdere merries, waaronder begrepen het huisvesten, trainen en berijden van de ter plaatse gefokte paarden en/of pony's tot en met het vierde levensjaar.

1.51 paardenhouderij

een volwaardig, niet-agrarisch bedrijf, geheel of overwegend gericht op het houden en/of stallen van paarden en/of pony's met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken en/of opfokken van paarden en/of pony's tot en met het vierde levensjaar.

1.52 paardenopfokkerij

een volwaardig, niet agrarisch bedrijf, geheel of overwegend gericht op het opfokken van paarden en/of pony's, zijnde het huisvesten, berijden en trainen van jonge paarden en/of pony's tot en met het vierde levensjaar.

1.53 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.54 peil

het punt waarvan uit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:

  • a. de hoogte van de kruin van de weg:
    in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
  • b. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
1.55 productiegebonden detailhandel

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen produceert, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.56 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;

1.57 straatmeubilair

alle bij het openbaar gebied behorende en ten dienste van dat gebied en aangrenzende bestemmingen staande bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeers-, verwijs- en informatieborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken, abri's, beeldende kunstwerken, speeltoestellen en -objecten, draagconstructies voor reclame, kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen (waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen), onder en bovengrondse afvalinzamelingsvoorzieningen, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, regelinstallaties, geluidwerende voorzieningen en fietsenstallingen en -rekken.

1.58 verblijfsrecreatie

een vorm van recreatie waarbij een recreant (of meerdere recreanten) voor een bepaalde tijd, maar ten minste een nacht in het recreatiegebied verblijft.

1.59 volwaardig (agrarisch) bedrijf

een volwaardig agrarisch bedrijf is een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of - omvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieutechnisch verantwoorde wijze.

1.60 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een hoofdgebouw gelegen gevel.

1.61 voorgevelrooilijn

een lijn die buitenwerks loopt langs de bestaande voorgevel en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn.

1.62 weidevogelkerngebied

een duurzaam weidevogelgebied waar specifiek beheer plaatsvindt gericht op een hoge weidevogelstand.

1.63 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.64 wonen

gehuisvest zijn in een woning.

1.65 zorgboerderij

de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', ten hoogste één bedrijfswoning met inbegrip van een beroep en/of aan huis;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', tevens een paardenhouderij;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij', tevens een zorgboerderij;
  • e. productiegebonden detailhandel;
  • f. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen en duikers;
  • g. bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen;
  • h. parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ten hoogste één bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' tevens bebouwing ten behoeve van een zorgboerderij;
  • d. andere bouwwerken, waaronder begrepen (voeder)silo's, erf- of perceelafscheidingen.

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1 gelden de volgende bepalingen:

Algemeen

  • a. voor het bouwen van bouwwerken geldt in het algemeen dat de minimale afstand van gebouwen tot aan de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 7 m mag bedragen, of niet minder dan de bestaande afstand, indien die minder dan 7 m is;

Bedrijfsgebouwen

  • b. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend op de bestaande plaats en in ten hoogste de bestaande omvang opnieuw worden gebouwd;
  • c. de goot-en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot-en bouwhoogte (m)' is aangegeven;

Bedrijfswoningen

  • d. bedrijfswoningen mogen uitsluitend met de voorgevel in de voorgevelrooilijn opnieuw worden gebouwd;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning, inclusief bijhorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 750 m3. Indien de inhoud van een bestaande bedrijfswoning meer bedraagt dan 750 m3 mag de bestaande inhoud worden aangehouden;
  • f. de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • g. de breedte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • h. niet inpandige bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd met een kap, waarvan de hellingshoek niet minder mag bedragen dan 30°;

Andere bouwwerken

  • i. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte  
Erf- en perceelafscheidingen achter de voorgevellijn, op en rond een terrein waarop een gebouw staat   2 m  
Overige perceel erf- en perceelafscheidingen   1 m  
Overige andere bouwwerken   10 m  

3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. De gezamenlijk bruto oppervlakte van productiegebonden detailhandel mag maximaal 75 m2 bedragen, waarbij voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid en de bedrijfsbeoefenaar ook de detailhandel uit dient te oefenen;
  • b. De gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep en of bedrijf aan huis dient zowel naar aard als naar oppervlakte ondergeschikt te zijn aan het gebruik voor bewoning, waarbij voorts de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig mogen aantasten;
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' gelden de volgende gebruiksregels:
    • 1. de zorgboerderij mag door maximaal 16 zorgbehoevenden worden bewoond;
    • 2. additionele daghoreca is uitsluitend binnen de bestaande bebouwing toegestaan. De oppervlakte van een terras mag niet meer bedragen dan 50 m2.
  • d. Het gebruik van de gronden voor de uitoefening van nevenfuncties is niet toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.3 onder d, ten behoeve van nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende randvoorwaarden:

  • a. Er moet sprake zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf, niet zijnde glastuinbouw.
  • b. De nieuwe functie mag geen belemmering opleveren voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven, en dient in elk geval beperkt te worden tot milieucategorie 1 en 2.
  • c. De nieuwe functie mag de verkeersafwikkeling niet onevenredig belasten.
  • d. Bebouwing ten behoeve van de nieuwe functie moet binnen het bestaande bestemmingsvlak worden gerealiseerd.
  • e. De nieuwe functie sluit aan bij de bestaande of in ontwikkeling zijnde ruimtelijke kenmerken van het gebied.
  • f. Eventuele parkeerplaatsen voor de nieuwe functie dienen op eigen terrein te worden ingepast in het groen c.q. de omgeving.
  • g. De nieuwe functie draagt aantoonbaar bij aan de versterking van het agrarische bedrijf en de instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle weidelandschap als onderdeel van het agrarisch bedrijf.
  • h. De nieuwe functie dient nevengeschikt te zijn aan de agrarische hoofdfunctie.
  • i. De nevenactiviteiten zijn toegestaan tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 200 m².

Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. glastuinbouwbedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', ten hoogste één bedrijfswoning, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met inbegrip van een beroep en/of aan huis;
  • c. productiegebonden detailhandel;
  • d. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen en duikers;
  • e. bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen;
  • f. installaties en/of voorzieningen ten behoeve van het opwekken van energie door middel van aardwarmte (geothermie) en/of door middel van warmte-koude opslag in de bodem (WKO), waarvan de energie geheel of gedeeltelijk wordt aangewend ten behoeve van glastuinbouw, met dien verstande dat andere installaties en/of voorzieningen ten behoeve van het opwekken van energie niet zijn toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. installaties en/of voorzieningen ten behoeve van het opwekken van energie voor normaal huishoudelijk gebruik,
    • 2. reeds legaal aanwezige, alsook de nog niet aanwezige maar al wel vergunde, installaties en/of voorzieningen voor het opwekken van energie,
    • 3. installaties en/of voorzieningen voor het opwekken van energie uitsluitend ten behoeve van de glastuinbouw die dienen ter vervanging van legale/vergunde bestaande installaties en/of voorzieningen, mits sprake is van soortgelijke installaties en/of voorzieningen op dezelfde plek of op grotere afstand van woningen en waarbij de (milieu)gevolgen voor het werk-, woon- en leefklimaat gelijk blijven of afnemen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder kassen, warmtekrachtkoppelingsinstallaties en transformatoren;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ten hoogste één bedrijfswoning;
  • c. andere bouwwerken, waaronder begrepen warmteopslagtanks, watersilo's, waterbassins, perceelafscheidingen, bruggen en duikers.

4.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 4.2.1 gelden de volgende bepalingen:

Bedrijfsgebouwen

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 meter, dan mag de bestaande afstand worden aangehouden;
  • c. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 7 m. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 7 m, mag de bestaande afstand worden aangehouden;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • f. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfsgebouw wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Nota parkeernormen;

Bedrijfswoningen

  • g. bedrijfswoningen mogen uitsluitend met de voorgevel in de voorgevelrooilijn opnieuw worden gebouwd;
  • h. de inhoud van een bedrijfswoning, inclusief bijhorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 750 m3. Indien de inhoud van een bestaande bedrijfswoning meer bedraagt dan 750 m3 mag de bestaande inhoud worden aangehouden;
  • i. de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder i geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' een maximale bouwhoogte van 9 meter;
  • k. de breedte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • l. niet inpandige bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd met een kap, waarvan de hellingshoek niet minder mag bedragen dan 30°;
  • m. herbouw van bedrijfswoningen mag uitsluitend op dezelfde locatie als de bestaande bedrijfswoning plaatsvinden;
  • n. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfswoning wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Nota parkeernormen.

Andere bouwwerken

  • o. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte  
Erf- en perceelafscheidingen achter de voorgevellijn, op en rond een terrein waarop een gebouw staat   2 m  
Overige perceel erf- en perceelafscheidingen   1 m  
Waterbassins voor de voorgevelrooilijn   1 m  
Waterbassins achter de voorgevelrooilijn   2 m  
Warmteopslagtanks   12 m  
Overige andere bouwwerken   10 m  

4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. De gezamenlijk bruto oppervlakte van productiegebonden detailhandel mag maximaal 75 m2 bedragen, waarbij voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid en de bedrijfsbeoefenaar ook de detailhandel uit dient te oefenen;
  • b. De gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep en of bedrijf aan huis dient zowel naar aard als naar oppervlakte ondergeschikt te zijn aan het gebruik voor bewoning, waarbij voorts de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig mogen aantasten.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.1 f, ten behoeve van het bouwen en gebruik van gronden en/ of bouwwerken voor een installatie en/of voorziening ten behoeve van het opwekken van energie, mits:

  • a. de installatie en/of voorziening uitsluitend dient ten behoeve van glastuinbouw;
  • b. voldaan wordt aan de voor deze bestemming geldende bouwregels;
  • c. geen sprake is van een onevenredige aantasting van het werk-, woon- en leefklimaat, gelet op in ieder geval de aspecten omgevingsveiligheid, luchtkwaliteit, geur en geluid;
  • d. uit een deugdelijk akoestisch rapport blijkt dat, al dan niet na het treffen en in stand houden van maatregelen, wordt voldaan aan het gecumuleerde geluidsniveau, zijnde:
    • 1. niet hoger dan 50 dB(A) ten gevolge van een installatie en/of voorziening op 65 meter of minder van een bestaande installatie en/of voorziening.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
    • 1. landschappelijk open gebied;
    • 2. weidevogels;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van een weidevogelkerngebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - weidevogelkerngebied';
  • d. een veldschuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur';
  • e. een wandelpad ter plaatse van de aanduiding 'pad';
  • f. een waterbassin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin';
  • g. extensieve openluchtrecreatie voor zover de onder a en b bedoelde functies en waarden niet onevenredig worden aangetast, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - weidevogelkerngebied';
  • h. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen en duikers;
  • i. perceelsontsluitingen van agrarische bedrijfspercelen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in gronden als bedoeld in lid 5.1 mogen ander bouwwerken worden gebouwd.

5.2.2 Bouwen

De bouwhoogte van de hierna genoemde andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte  
Erf- of perceelafscheidingen   1,5 m  
Overige andere bouwwerken (o.a. informatieborden) met dien verstande dat langs fietspaden geen verlichting is toegestaan.   2 m  

5.2.3 Veldschuur

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur’ is een veldschuur toegestaan, waarbij de maatvoering niet meer mag bedragen dan de bestaande maatvoering, ook in geval van herbouw.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin' een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het plaatsen van zonnepanelen op een waterbassin, mits:

  • a. het dak van de aanwezige bedrijfsbebouwing:
    • 1. al wordt gebruikt voor zonnepanelen maar onvoldoende electricitiet oplevert voor de eigen bedrijfsvoering of;
    • 2. aantoonbaar ongeschikt is voor de plaatsing van zonnepanelen;
  • b. het totaal van de ter plaatse door de zonnepanelen opgewekte elektriciteit alleen wordt gebruikt voor de eigen  bedrijfsvoering;
  • c. er sprake is van een landschappelijke inpassing.
5.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het gebruik van de gronden als paardenbak is niet toegestaan.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' is een ontsluiting toegestaan van maximaal 6 m breed.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 5.5.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en het aanleggen van drainage;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van watergangen en andere waterpartijen;
  • e. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • g. het vellen en rooien van bomen , hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • h. het definitief omzetten van grasland in bouwland, anders dan ten behoeve van herinzaai.
5.5.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 5.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • c. werken en werkzaamheden als bedoeld onder 5.5.1 f, voorzover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
  • d. werken en werkzaamheden als bedoeld onder 5.5.1 g, voorzover daarop de APV van toepassing is;
  • e. het vellen, rooien en beschadigen van fruitbomen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - weidevogelkerngebied' werken en werkzaamheden die in het kader van de aanleg van het weidevogelkerngebied zijn voorzien in een inrichtingsplan.
5.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 5.5.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen een of meer waarden of functies van de in lid 5.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. voorzover burgemeester en wethouders dat nodig achten advies is ingewonnen van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijziging naar 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - weidevogelkerngebied' te wijzigen in de bestemming ‘Natuur’, met dien verstande dat het wijzigen uitsluitend mag geschieden ten aanzien van gronden waarvan vaststaat dat:

  • a. de gronden deel uitmaken van een natuurnetwerk;
  • b. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd;
  • c. de natuurontwikkeling zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden;
  • d. de wijziging pas plaatsvindt nadat de aankoop door of overdracht aan een terreinbeherende organisatie in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

5.6.2 Wijziging naar 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden, ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’ te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch Bedrijf’, met dien verstande dat het wijzigen uitsluitend mag geschieden ten aanzien van gronden waarvan vaststaat dat:

  • a. er sprake is van een volwaardig aan de grond gebonden agrarisch bedrijf waarbij burgemeester en wethouders advies inwinnen van een agrarisch deskundige;
  • b. de bebouwing noodzakelijk is voor een duurzame en doelmatige bedrijfsvoering waarbij burgemeester en wethouders advies inwinnen van een agrarisch deskundige;
  • c. er maximaal één bedrijfswoning wordt gebouwd;
  • d. de bedrijfswoning mag worden gebouwd gelijktijdig of nadat de bedrijfsgebouwen op hetzelfde bouwperceel worden gebouwd;
  • e. de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens tot de bestemmingsgrens met de bestemming Wonen minimaal 25 meter bedraagt;
  • f. er geen onevenredige beperkingen ontstaan voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. de wijziging aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van een milieuhygiënisch woon- en leefklimaat van nabijgelegen woningen;
  • h. er geen sprake mag zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die hierna in de tabel zijn aangegeven, ter plaatse van de daarbij aangegeven aanduiding:
    Ter plaatse van de aanduiding:   Bedrijfsactiviteit   Milieucategorie   Oppervlakte bedrijfsbebouwing (m2)  
    Specifieke vorm van bedrijf - 1   Groothandel   2   2.750  
    Specifieke vorm van bedrijf - 2   Verkooppunt motorbrandstoffen   4.1   1.300 (inclusief luifel)  
    Specifieke vorm van bedrijf - 3   Winning en/of verwerking van delfstoffen met bijbehorende voorzieningen   4.2   max. 90% van de gronden bebouwen  
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', ten hoogste één bedrijfswoning met inbegrip van een beroep en/of bedrijf aan huis;
  • c. bij een bedrijf behorende onzelfstandige en daaraan ondergeschikte kantoorruimte;
  • d. bij een bedrijf behorend en daaraan ondergeschikte detailhandel, waarbij de totale verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met een maximum van 15 m2;
  • e. verkoop via internet van diensten en producten, waarbij ter plaatse geen uitstallings- en verkoopruimte aanwezig is voor rechtstreekse verkoop van aflevering aan consumenten;
  • f. groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals wegen en nutsvoorzieningen behorende bij een bedrijf;
  • g. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen en duikers.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 6.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ten hoogste één bedrijfswoning;
  • c. bergingen en fietsenstallingen;
  • d. andere bouwwerken.

6.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 6.2.1 gelden de volgende bepalingen:

Bedrijfsgebouwen, niet-zijnde bedrijfs-of andere woningen

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan in de Tabel onder 6.1 a is opgenomen
  • c. de goot-en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen als bedoeld onder artikel 6.2.1 a mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' en 'maximum goot-en bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. een omgevingsvergunning voor het bouwen van bedrijfsgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Nota parkeernormen.

Bedrijfswoningen

  • e. bedrijfswoningen mogen uitsluitend met de voorgevel in de bestaande voorgevelrooilijn opnieuw worden gebouwd;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning, inclusief bijhorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 750 m3. Indien de inhoud van een bestaande bedrijfswoning meer bedraagt dan 750 m3 mag de bestaande inhoud worden aangehouden;
  • g. de goothoogte van bedrijfswoningen als bedoeld onder artikel 6.2.1 b mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • h. de breedte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • i. niet inpandige bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd met een kap, waarvan de hellingshoek niet minder mag bedragen dan 30°;
  • j. herbouw van bedrijfswoningen mag uitsluitend op dezelfde locatie als de bestaande bedrijfswoning plaatsvinden;
  • k. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfswoning wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Nota parkeernormen.

Andere bouwwerken

  • l. De bouwhoogte van de hierna genoemde andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte  
binnen de bestemmingsvlakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': luifels, reclametekens en lichtmasten en andere masten   10 m  
Erf- en perceelafscheidingen achter de voorgevellijn, op en rond een terrein waarop een gebouw staat   2 m  
Overige perceel erf- en perceelafscheidingen   1 m  
Overige andere bouwwerken   3 m  

6.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. het uitoefenen van detailhandel anders dan 6.1 onder d;
    • 2. het gebruik van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken en bedrijfsgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
  • b. De gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep en of bedrijf aan huis dient zowel naar aard als naar oppervlakte ondergeschikt te zijn aan het gebruik voor bewoning, waarbij voorts de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig mogen aantasten.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid .6.1, onder a, ten behoeve van andere bedrijven, mits per geval is aangetoond dat het betreffende andere bedrijf, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de desbetreffende plaats zijn toegestaan krachtens lid 6.1,onder a.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een gemaal ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  • b. waterhuishouding;
  • c. watergangen, waterpartijen, oevers, taluds en kades;
  • d. verhardingen, ontsluitingen en andere voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 7.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gemaalgebouwen;
  • b. andere bouwwerken.
7.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 7.2.1 gelden de volgende bepalingen:

Gebouwen

  • a. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de bouwhoogte van gemaalgebouwen niet meer mag bedragen dan 8 m;

Andere bouwwerken

  • b. Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals inlaatconstructies, duikers en bruggen niet meer mag bedragen dan 5 m.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen- en speelvoorzieningen;
  • b. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. straatmeubilair
  • e. bij deze bestemming behorende overige voorzieningen zoals watergangen en -partijen, bruggen en duikers.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 8.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd.

8.2.2 Bouwen

De bouwhoogte van de hierna genoemde andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte  
luifels, vlaggen- en andere masten   8 m  
Erf- en perceelafscheidingen achter de voorgevellijn, op en rond een terrein waarop een gebouw staat   2 m  
Overige perceel erf- en perceelafscheidingen   1 m  
Geluidwerende voorzieningen   6 m  
Speeltoestellen   6 m  
Overige andere bouwwerken   3 m  

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cafés, restaurants;
  • b. terrassen, erven en terreinen;
  • c. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. één bedrijfswoning;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 9.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen;
  • b. bebouwing ten behoeve van niet meer dan twee horecabedrijven;
  • c. andere bouwwerken.
9.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 9.2.1 gelden de volgende bepalingen:

Bedrijfsgebouwen, niet-zijnde bedrijfs-of andere woningen

  • a. de goot-en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen als bedoeld onder artikel 9.2.1 a mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot-en bouwhoogte' is aangegeven;

Bedrijfswoningen

  • b. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 750 m³, met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud meer dan 750 m³ bedraagt, de inhoud niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud.
  • c. de breedte van niet-inpandige bedrijfswoningen mag niet meer dan 12 m bedragen, de goothoogte niet meer dan 5 m bedragen en de hellingshoek van de kap niet minder dan 30°bedragen.
  • d. herbouw van bedrijfswoningen mag uitsluitend op dezelfde locatie als de bestaande bedrijfswoning plaatsvinden.

Andere bouwwerken

  • e. De bouwhoogte van de hierna genoemde andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte  
Pergola   3 m  
luifels, reclametekens, lichtmasten en andere masten   10 m  
overige andere bouwwerken   2 m  

9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte van cafés en restaurants, inclusief serre, mag niet meer bedragen dan 738 m2.

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (de bescherming van) een gebied met landschaps- en/of natuurwaarden;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van een weidevogelkerngebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - weidevogelkerngebied';
  • c. een bezoekerscentrum met bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – bezoekerscentrum’;
  • d. vogelkijkhutten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - vogelkijkhutten’;
  • e. fiets-, voet- en ruiterpaden;
  • f. watergangen, waterpartijen en waterwaterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen en duikers;
  • g. overige voorzieningen, zoals faunapassages;
  • h. de bescherming van watergangen, sloten en andere waterpartijen en kades.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 10.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. een bezoekerscentrum, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – bezoekerscentrum’;
  • b. een bij het bezoekerscentrum behorende bedrijfswoning;
  • c. vogelkijkhutten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - vogelkijkhutten’;
  • d. andere bouwwerken.
10.2.2 Bouwen

Gebouwen, niet-zijnde bedrijfs-of andere woningen

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - bezoekerscentrum gelden de volgende bouwregels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 545 m2;
    • 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m respectievelijk 7 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - vogelkijkhutten' gelden de volgende bouwregels:
    • 1. de oppervlakte per vogelkijkhut mag niet meer bedragen dan 10 m2;
    • 2. de bouwhoogte per vogelkijkhut niet meer mag bedragen dan 3 m.

Bedrijfswoningen

  • c. de inhoud van een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 750 m3. Indien de inhoud van een bestaande bedrijfswoning meer bedraagt dan 750 m3 mag de bestaande inhoud worden aangehouden;
  • d. de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. de bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd met een kap, waarvan de hellingshoek niet minder mag bedragen dan 30°;
  • f. de breedte van een niet-inpandige bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • g. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfswoning wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Nota parkeernormen.

Andere bouwwerken

  • h. De bouwhoogte van de hierna genoemde andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte  
Windmolens ten behoeve van waterbeheer   10 m  
Uitkijktoren   4 m  
Andere bouwwerken ten behoeve van waterbeheer   3 m  
Overige andere bouwwerken (o.a. informatieborden)   2 m  
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van de bouw van gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, schuilgelegenheden, vogelobservatiehut, mits sprake is van een landschappelijke inpassing waaruit blijkt dat natuur- en landschapswaarden niet worden aangetast,

waarbij:

  • a. de oppervlakte van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 45 m² tot een gezamenlijke oppervlakte van 150 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de gronden als bedoeld in lid 10.1 wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van horeca;
  • b. het gebruik van gronden en gebouwen voor wonen;
  • c. het gebruiken van gronden voor verblijfsrecreatie.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 10.5.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
  • b. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.40 m onder maaiveld;
  • c. het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
  • e. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
  • f. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  • g. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  • h. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,40 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
  • i. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;
  • j. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden;
  • k. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
  • l. het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
10.5.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 10.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • c. werken en werkzaamheden als bedoeld onder 10.5.1 onder f, voorzover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
  • d. werken en werkzaamheden als bedoeld onder 10.5.1 onder g, voorzover daarop de APV van toepassing is;
  • e. het vellen, rooien en beschadigen van fruitbomen;
  • f. werken en werkzaamheden die in het kader van de aanleg van het natuur- en recreatiegebied zijn voorzien in een inrichtingsplan.
10.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 10.5.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen een of meer waarden of functies van de in lid .1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. voorzover burgemeester en wethouders dat nodig achten advies is ingewonnen van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Natuur' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' indien deze gronden geen deel uitmaken van een natuurnetwerk, met dien verstande dat de gronden, die wel deel uitmaken van het weidevogelkerngebied, tevens de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - weidevogelkerngebied' verkrijgen.

Artikel 11 Recreatie - Natuurgebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Natuurgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. extensieve openluchtrecreatie;
  • b. instandhouding en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van watergangen, sloten en andere waterpartijen, en kades;
  • d. parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en faunapassages;
  • e. fiets-, voet- en ruiterpaden.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 11.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd.

11.2.2 Bouwen

De bouwhoogte van de hierna genoemde andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte  
Windmolens ten behoeve van waterbeheer   10 m  
Lichtmasten, verkeerstekens en wegwijzers, met dien verstande dat langs fietspaden geen verlichting is toegestaan   6 m  
Overige andere bouwwerken (o.a. informatieborden)   2 m  

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 ten behoeve van de bouw van gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, vogelobservatiehut, schuilgelegenheden, mits:

  • a. de noodzaak daarvan is aangetoond en
  • b. sprake is van een landschappelijke inpassing waaruit blijkt dat natuur- en landschapswaarden niet worden aangetast,

waarbij:

  • c. de oppervlakte van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 30 m² tot een gezamenlijke oppervlakte van 150 m².
  • d. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de gronden als bedoeld in lid 11.1 wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van horeca;
  • b. het gebruik van gronden en gebouwen voor wonen;
  • c. het gebruiken van gronden voor verblijfsrecreatie.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 11.5.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd;
  • b. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0.50 m onder maaiveld;
  • c. het aanleggen, dempen of wijzigen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
  • e. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
  • f. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  • g. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  • h. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,40 m onder maaiveld wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
  • i. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;
  • j. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden;
  • k. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
  • l. het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
11.5.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 11.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • c. werken en werkzaamheden als bedoeld onder 11.5.1 onder f, voorzover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
  • d. werken en werkzaamheden als bedoeld onder 11.5.1 onder g, voorzover daarop de APV van toepassing is;
  • e. het vellen, rooien en beschadigen van fruitbomen;
  • f. werken en werkzaamheden die in het kader van de aanleg van het natuur- en recreatiegebied zijn voorzien in een inrichtingsplan.

11.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 11.5.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen een of meer waarden of functies van de in lid 11.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. voorzover burgemeester en wethouders dat nodig achten advies is ingewonnen van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste twee rijstroken, met bijbehorende voorzieningen;
  • b. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • c. parkeerstroken en - voorzieningen;
  • d. fiets- en voetpaden en bijbehorende voorzieningen;
  • e. bermen en andere groenvoorzieningen;
  • f. watergangen en duikers, en;
  • g. nutsvoorzieningen,

een en ander met inachtneming van het aangegeven dwarsprofiel.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 12.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes;
  • b. andere bouwwerken.
12.2.2 Bouwen

Gebouwen

  • a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m2 per gebouw;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;

Andere bouwwerken

  • c. De bouwhoogte van de hierna genoemde andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte  
licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en regelinstallaties   10 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

Artikel 13 Verkeer - Fietspad

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Fietspad’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. fiets- en voetpaden;
  • b. bermen;
  • c. groenvoorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 13.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd.

13.2.2 Bouwen

Andere bouwwerken

  • a. De bouwhoogte van de hierna genoemde andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte  
bruggen en duikers   3 m  
masten, verkeerstekens en verkeersregelinstallaties en straatmeubilair   6 m  

13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Straatverlichting

Het aanbrengen van straatverlichting is niet toegestaan.

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid .13.1 om het fietspad tot maximaal 25 m te verschuiven, mist dit noodzakelijk is in verband met de realisatie van de 380 kV hoogspanningsverbinding.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water met bijbehorende oevers en beschoeiingen alsmede waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen, kademuren, met uitzondering van steigers en andere aanlegplaatsen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. wegen en overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten en paden;
  • d. extensief recreatief medegebruik.
14.2 Bouwregels

14.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 14.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd.

14.2.2 Bouwen

Andere bouwwerken

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de oppervlakte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 25 m2;

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met inbegrip van beroep en/of bedrijf aan huis;
  • b. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • c. water.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 15.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen in de vorm van woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten' geen bebouwing is toegestaan;
  • b. andere bouwwerken;

15.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 15.2.1 gelden de volgende bepalingen:

Hoofdgebouwen

  • a. in elk bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan één, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. woningen mogen uitsluitend met de voorgevel in de bestaande voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • c. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, of niet minder dan de bestaande afstand indien deze minder dan 3 m bedraagt;
  • d. de inhoud van een woning inclusief bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 750 m3. Indien de bestaande inhoud meer bedraagt dan 750 m3 mag de bestaande inhoud worden aangehouden.
  • e. de goot-en bouwhoogte van woningen als bedoeld onder artikel 15.2.1 mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot-en bouwhoogte (m)' is aangegeven. Indien de bestaande goothoogte meer bedraagt dan 5 m mag de bestaande goothoogte worden aangehouden.
  • f. de breedte van een woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 12 m; Indien de bestaande breedte meer bedraagt dan 12 m mag de bestaande breedte worden aangehouden.
  • g. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd met een kap, waarvan de hellingshoek niet minder mag bedragen dan 30°. Indien de bestaande hellingshoek minder bedraagt dan 30° mag de bestaande hellingshoek worden aangehouden.
  • h. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Nota parkeernormen.

Andere bouwwerken

  • i. De bouwhoogte van de hierna genoemde andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte  
Pergola   3 m  
Vlaggenmasten   8 m  
Erf- en perceelafscheidingen achter de voorgevellijn   2 m  
Overige perceel erf- en perceelafscheidingen   1 m  
Overige andere bouwwerken   3 m
 

15.2.3 Vrijkomende agrarische bebouwing
  • a. In afwijking van het bepaalde in lid 15.2.2 gelden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vrijkomende agrarische bebouwing 1’ de volgende bepalingen voor het bouwen van woningen:
    • 1. De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 900 m3.
    • 2. De goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 3,25 m.
    • 3. De bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 6,6 m.
  • b. In afwijking van het bepaalde in lid 15.2.2 gelden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vrijkomende agrarische bebouwing 1’ de volgende bepalingen voor het bouwen van aan- of uitbouwen en bijgebouwen:
    • 1. De oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 500 m².
    • 2. De goothoogte van het bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.
    • 3. De bouwhoogte van het bijgebouw mag niet meer bedragen dan 7,4 m.
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid 15.2.2 gelden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vrijkomende agrarische bebouwing 2’ de volgende bepalingen voor aan- of uitbouwen en bijgebouwen:
    • 1. De oppervlakte van het bijgebouw mag niet meer bedragen dan 800 m².
    • 2. De goothoogte van het bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,2 m.
    • 3. De bouwhoogte van het bijgebouw mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • d. In afwijking van het bepaalde in lid 15.2.2 gelden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vrijkomende agrarische bebouwing 3’ de volgende bepalingen voor het bouwen van woningen:
    • 1. De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 890 m3.
    • 2. De goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 2,9 m.
    • 3. De bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • e. In afwijking van het bepaalde in lid 15.2.2 gelden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vrijkomende agrarische bebouwing 3’ de volgende bepalingen voor het bouwen van aan- of uitbouwen en bijgebouwen:
    • 1. De gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 132 m2, waarvan de oppervlakte van de afzonderlijke bijgebouwen niet meer mag bedragen dan respectievelijk 92 m2 en 40 m2.
    • 2. De goothoogte van het bijgebouw mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
    • 3. De bouwhoogte van het bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
    • 4. De oppervlakte van de hooibarg mag niet meer bedragen dan 31 m².
    • 5. De goothoogte van de hooibarg mag niet meer bedragen dan 1,8 m.
    • 6. De bouwhoogte van de hooibarg mag niet meer bedragen dan 3,6 m.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ zijn, in afwijking van het bepaalde onder 15.2.2, bijgebouwen voor het verlengde van de voorgevel van de woning toegestaan.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 13.2.2 ten behoeve van het bouwen van aaneengesloten woningen, mits het stedenbouwkundig beeld van lintbebouwing langs de openbare weg niet wezenlijk wordt aangetast.

15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik van de gronden als bedoeld in lid 15.1 wordt in ieder geval verstaan:

  • a. Het gebruik van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte;
  • b. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep en/of aan huis dient zowel naar aard als naar oppervlakte ondergeschikt te zijn aan het gebruik voor bewoning, waarbij voorts de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig mogen aantasten.

15.4.2 Gebruik vrijkomende agrarische bebouwing

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vrijkomende agrarische bebouwing 2’ mag het bijgebouw ten behoeve van hobbymatige agrarische activiteiten worden gebruikt.

15.4.3 Brutovloeroppervlakte kantoorruimten

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte aan kantoorruimten ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’ mag niet meer bedragen dan 300 m².

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 15.4.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De omvang van de activiteit, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis, mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 75 m².
  • b. Op de bij de betreffende woning behorende gronden mag geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvinden.
  • c. In de omgeving van de betreffende woning mag geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreden, met dien verstande dat behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden.
  • d. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • e. De bedrijfsactiviteiten mogen door hun aard, omvang en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten.

Artikel 16 Leiding - Brandstof

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een brandstofleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - Brandstof' en aan weerszijden van de leiding een belemmeringenstrook van 15 meter.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Bouwwerken ten behoeve van de bestemming

Op of in de gronden als bedoeld in lid 16.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding en de belemmeringenstrook uit het oogpunt van externe veiligheid en de leveringszekerheid worden gebouwd.

16.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
  • b. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen; en
  • c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 16.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en het aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere waterpartijen.
16.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 16.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning;
    • 3. werken en werkzaamheden voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist.
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
16.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 16.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding; en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 17 Leiding - CO2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - CO2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een CO2-transportleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - CO2' en aan weerszijden van de leiding een belemmeringenstrook van 5 meter.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op of in de gronden als bedoeld in lid 17.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding en de belemmeringenstrook uit het oogpunt van externe veiligheid en de leveringszekerheid worden gebouwd.

17.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
  • b. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen; en
  • c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 17.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en het aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere waterpartijen.
17.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 17.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning;
    • 3. werken en werkzaamheden voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist.
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
17.5 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 17.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding; en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 18 Leiding - Hoogspanningsverbinding

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor ondergrondse hoogspanningsleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de hoogspanningsverbinding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' en aan weerszijden van de leiding een belemmeringenstrook van 5 meter.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op of in de gronden als bedoeld in lid 18.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding en de belemmeringenstrook uit het oogpunt van externe veiligheid en de leveringszekerheid worden gebouwd.

18.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
  • b. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen; en
  • c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
18.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in lid 18.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en het aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere waterpartijen.
18.4.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 18.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning;
    • 3. werken en werkzaamheden voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist.
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
18.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 18.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding; en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 19 Leiding - Leidingstrook

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een leidingenstrook en groenvoorzieningen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op of in de gronden als bedoeld in lid 19.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding en de belemmeringenstrook uit het oogpunt van externe veiligheid en de leveringszekerheid worden gebouwd.

19.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
  • b. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen; en
  • c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 19.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en het aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere waterpartijen.
19.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 19.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning;
    • 3. werken en werkzaamheden voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist.
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
19.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 19.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding; en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 20 Leiding - Riool

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse afvalwatertransportleidingen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - Riool' en aan weerszijden van de leiding een belemmeringenstrook van 15 meter.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op of in de gronden als bedoeld in lid 20.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding en de belemmeringenstrook worden gebouwd.

20.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
  • b. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen; en
  • c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 20.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en het aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere waterpartijen.

20.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 20.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning;
    • 3. werken en werkzaamheden voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist.
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

20.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 20.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding; en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 1, 2 3 en 4

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde – Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere voorkomende bestemming(en) gelden de volgende bouwregels:

  • a. Alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, dient de aanvrager een archeologisch onderzoek te overleggen waaruit blijkt of en zo ja, in hoeverre, het bouwplan zal leiden tot de verstoring van archeologische waarden.
  • b. Indien uit het in lid 21.2 a genoemde archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen conform artikel 1.1 en Artikel 5.1, eerste lid van de Erfgoedwet, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag.
  • c. De verplichting als bedoeld in lid 21.2 a geldt niet indien de vergunningaanvraag betrekking heeft op:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan en/of die niet dieper gaan dan:

Bestemming:   Maximaal toegestane oppervlakte en diepte:  
Waarde - Archeologie 1   0 m2 en/of 0 m –maaiveld  
Waarde - Archeologie 2   50 m2 en/of 0,3 m –maaiveld  
Waarde - Archeologie 3   200 m2 en/of 0,3 m –maaiveld  
Waarde - Archeologie 4   500 m2 en/of 1,5 m –maaiveld  

    • 1. het plaatsen van een bouwwerk dat uitsluitend benodigd is voor de uitvoering van archeologisch onderzoek, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
  • d. Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 21.2 a., is afgegeven, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in 21.2. b, zijn 21.2. c.1, en 21.2. c.2 niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een dergelijk geval bepalen dat nieuw archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd om te toetsen of de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord. 21.2 b is overeenkomstig van toepassing.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om op of in de gronden die op de plankaart zijn aangewezen als Waarde – Archeologie zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken, uit te voeren:
    • 1. bodemverstorende werkzaamheden, waartoe wordt gerekend saneren, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage, met een oppervlakte groter dan en/of een diepte dieper dan:

Bestemming:   Maximaal toegestane oppervlakte en diepte:  
Waarde - Archeologie 1   0 m2 en/of 0 m –maaiveld  
Waarde - Archeologie 2   50 m2 en/of 0,3 m –maaiveld  
Waarde - Archeologie 3   200 m2 en/of 0,3 m –maaiveld  
Waarde - Archeologie 4   500 m2 en/of 1,5 m –maaiveld  

    • 1. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 2. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 3. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. Het verbod als bedoeld in 21.3 a is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
    • 1. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 21.2 van toepassing is;
    • 2. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning;
    • 5. betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan en/of een diepte van maximaal:

Bestemming:   Maximaal toegestane oppervlakte en diepte:  
Waarde - Archeologie 1   0 m2 en/of 0 m –maaiveld  
Waarde - Archeologie 2   50 m2 en/of 0,3 m –maaiveld  
Waarde - Archeologie 3   200 m2 en/of 0,3 m –maaiveld  
Waarde - Archeologie 4   500 m2 en/of 1,5 m –maaiveld  

    • 1. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  • c. Alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden wordt verleend, dient de aanvrager een archeologisch rapport te overleggen, waaruit blijkt of en zo ja, in hoeverre, het bouwplan zal leiden tot de verstoring van archeologische waarden.
  • d. Indien uit het in lid 21.3 c. genoemde archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen conform artikel 1.1 en Artikel 5.1, eerste lid van de Erfgoedwet, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag.
  • e. Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 21.3 c., is afgegeven, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in 21.3 d., zijn 21.3 b4. en 21.3 b5. niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een dergelijk geval bepalen dat nieuw archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd om te toetsen of de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord. 21.3 d. is overeenkomstig van toepassing.
21.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de plankaart als Waarde – Archeologie aangewezen gronden te wijzigen of (gedeeltelijk) te verwijderen, indien:

  • a. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het niet langer noodzakelijk is dat het bestemmingsplan ter plaatse voorziet in behoud en bescherming van archeologische waarden.

Artikel 22 Waterstaat - Waterberging

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterberging aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd als bergingsgebied, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit.

22.2 Bouwregels

Op de in lid 22.1 aangewezen gronden Waterstaat - Waterberging mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 m.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in lid 22.1 genoemde bestemmingen, mits:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de belangen van het waterbergingsgebied;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van het waterbergingsgebied.
22.4 Specifieke gebruiksregels
22.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 23 'Algemene gebruiksregels' lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor opslag.

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of boven de in lid 22.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.

22.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 22.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende en bovenliggende bestemming(en);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 22.2 of 22.3.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Bouwbepalingen 'Waterkering'

In afwijking van het overige in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 23.1, toegestaan andere bouwwerken, zoals keermuren, bakens en lichten, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.

23.2.2 Bouwbepalingen samenvallende bestemmingen

Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 23.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

23.3 Specifieke gebruiksregels

De inrichting en het gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 23.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 24 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene bouwregels

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de ter zake geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden, gebouwen , bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en het uitoefenen van prostitutie;
  • b. het gebruik van gebouwen, bouwwerken en onderkomens als belhuis;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
  • d. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten,
  • e. het gebruik van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

27.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
27.1.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ gelden met betrekking tot de bouw van bouwwerken de volgende voorwaarden:

  • a. Binnen 100 m tot de betreffende molen mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de betreffende molen.
  • b. Tussen 100 en 400 m tot de betreffende molen mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan:
    • 1. 1/100 van de afstand tussen het betreffende bouwwerk en de betreffende molen, plus:
    • 2. De hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de betreffende molen.
27.1.2 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning in afwijking van het bepaalde in lid 27.1.1 ten behoeve van het bouwen van hogere bouwwerken, een en ander met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, mits hierdoor geen onevenredige vermindering plaatsvindt van de windvang van de bij de molenbiotoop behorende molen.
  • b. Alvorens ontheffing te verlenen wordt vooraf door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de provincie Zuid-Holland.
27.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 27.1.1 is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.

b Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid a gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

c Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid a, zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

28.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning in afwijking van het plan verlenen:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, gemalen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;
  • b. de bouw van geluidwerende voorzieningen, met een maximale hoogte van 6 m, indien zulks in het kader van de uitvoering van de Wet geluidhinder noodzakelijk is;
  • c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.

28.2 Aanleg van paden

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten behoeve van de aanleg van wandel- en fietspaden, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;
  • b. de paden geen onevenredige belemmering vormen voor de bedrijfsuitoefening van agrarische bedrijven;
  • c. bij aanleg van paden in de Zuidpolder geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het weidevogelkerngebied;
  • d. bij fietspaden geen verlichting wordt aangebracht.

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

29.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

29.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt wijzigen:
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

29.3 Wijziging MFR fietsroute

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer - Fietspad', met dien verstande dat:

  • a. het wijzigen uitsluitend mag geschieden ten aanzien van de gronden waarvan vaststaat dat deze deel gaan uitmaken van de Metropolitane Fietsroute in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag;
  • b. de breedte van het fietspad, exclusief berm en talud, niet meer mag bedragen dan 6 m.

Artikel 30 Algemene procedureregels

In de gevallen dat in deze regels toepassing van deze procedurebepalingen is voorgeschreven, gelden de volgende bepalingen:

  • a. het ontwerpbesluit omtrent nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;
  • b. het bevoegd gezag maakt de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit naar voren te brengen bij het bevoegd gezag;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht bestaande bouwwerken

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 32 Overgangsrecht bestaand gebruik

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Ruyven-Zuidpolder 2020' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.