direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Pijnacker-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.bp100057-4001

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale structuurvisie; Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte

Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Het uitgangspunt is “lokaal wat kan, provinciaal wat moet”. In de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen. De ontwerp structuurvisie is op 3 november 2009 door GS vastgesteld. Provinciale Staten hebben het stuk 2 juli 2010 vastgesteld.

De provinciale structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit.

Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen. Van belang voor het plan is de bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid). Verder dient kansrijke en innovatieve binnenstedelijke verdichting plaats te vinden, vooral rond openbaar vervoerknooppunten. Ook is de opvang van de bevolkingsgroei in het Groene Hart en de Delta in regionale, goed ontsloten kernen en daartoe aangewezen relatief verstedelijkte zones belangrijk.

3.2.2 Provinciale verordening

Om het provinciale ruimtelijke belang, zoals beschreven in de provinciale structuurvisie, te kunnen uitvoeren is, onder meer, de provinciale verordening opgesteld. In de provinciale verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang. Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen.

In de verordening zijn regels opgesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Het betreft onder meer aspecten als: bebouwingscontouren, EHS, bedrijventerreinen et cetera.

Conform de provinciale verordening dient nieuwbouw van stedelijke functies plaats te vinden binnen de bebouwingscontour. Daarnaast zijn de onderwerpen archeologie en waterkeringen relevant. De bescherming van verwachte archeologische waarden dienen op basis van het bestemmingsplan gewaarborgd te zijn. Hetzelfde geldt voor het vastleggen van de waterkerende functie in het bestemmingsplan. Voor het overige worden er vanuit de provinciale verordening geen randvoorwaarden gesteld aan de voorgenomen ontwikkelingen.

3.2.3 Woonvisie Zuid-Holland 2011-2020

Op 12 oktober 2011 hebben Provinciale Staten de Woonvisie Zuid-Holland 2011-2020 vastgesteld. In de provinciale woonvisie komen de provinciale ambities, sturingsmogelijkheden, taken en verantwoordelijkheden en het Uitvoeringsprogramma Wonen aan bod. De provincie wil dat woningen passend zijn voor de bewoners. Passend betekent dat woningen en woonmilieus aansluiten bij de situatie en wensen van bewoners, duurzaam zijn en passen in de ruimtelijke visie. Met dit uitgangspunt heeft de provincie vijf ambities geformuleerd:

  • Passend woningaanbod voor iedereen.
  • Niet meer woningen plannen dan nodig.
  • Toevoegingen en impulsen dragen bij aan een verbetering van de leefbaarheid.
  • Provincie stelt kaders voor de lange termijn, waardoor innovatie mogelijk wordt.
  • Regionale verscheidenheid wordt behouden en benut.

Een goede doorstroming is essentieel om vraag en aanbod beter in balans te krijgen. In concreto betekent dat voor de huishoudens met een inkomen tussen modaal en circa €43.000,- meer woningen beschikbaar moeten komen die passend zijn bij de economische situatie van deze groep. Marktpartijen geven aan dat bouwen voor dit segment echter nog weinig renderend is. Het vinden van een oplossing/product dat wel rendeert zou prioriteit moeten hebben bij alle woonpartners. Het niet meer overal van toepassing verklaren van de verplichting tot 30 procent sociale nieuwbouw en het bieden van een platform voor overleg/vernieuwing voor de inkomensgroep modaal €43.000,- (indien daar vraag naar is) draagt bij aan de oplossing.

Het percentage te bouwen sociale woningbouw is afhankelijk van het percentage sociale woningbouw in de bestaande voorraad. Doelstelling is om doelgroep en voorraad in balans te hebben. Per regio kunnen afspraken worden gemaakt over het percentage te bouwen sociale woningen. De gemaakte afspraken vormen onderdeel van de regionale woonvisie en moeten een antwoord kunnen bieden op de vragen:

  • Op welke wijze de regio stuurt op de voorraad in relatie tot de doelgroepen en hoe monitoring plaatsvindt;
  • Of er voldoende spreiding is van de voorraad binnen de regio;
  • Indien de gemeenten binnen een regio niet tot gezamenlijke afspraken kunnen komen is het uitgangspunt dat per regio 30 procent van de woningproductie sociale woningbouw is.

In dit bestemmingsplan vindt op verschillende locaties woningbouw plaats. Het betreft allemaal inbreidingslocaties. De geplande woningbouwprogramma's voor de locaties zijn met name toegespitst op seniorenwoningen en woningen voor jongeren. Daarnaast bestaat het programma uit huur- en koopwoningen in meerdere segmenten. Geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan aansluit bij de uitgangspunten uit de Woonvisie Zuid-Holland.