Katwijkerbuurt, deelgebied Berkelse Lint

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.1926.bp00150093-4001
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Inhoud

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw

Artikel 4 Agrarisch - Weide

Artikel 5 Bedrijf

Artikel 6 Verkeer

Artikel 7 Water

Artikel 8 Wonen - 1

Artikel 9 Leiding - Gas

Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Artikel 11 Waarde - Archeologie

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 14 Algemene bouwregels

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

Artikel 19 Algemene procedureregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht bouwwerken

Artikel 21 Overgangsrecht gebruik

 

 

Bijlagen

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Nadere toelichting Staat van Bedrijfsactivititen

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

 

1.1 het plan:

het bestemmingsplan 'Katwijkerbuurt, deelgebied Berkelse Lint' met identificatienummer NL.IMRO.1926.bp00150093-4001 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels;

 

1.3 aan- of uitbouw:

een al of niet voor bewoning bestemd gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat;

 

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.6 agrarische bedrijvigheid:

bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van paardenhouderij, paardenfokkerij en manege;

 

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.9 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

 

 

 

1.10 bedrijf:

inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid, uitgezonderd inrichtingen:

  1. voor het winnen van water, grondstoffen, olie en windenergie;

  2. waarop het Besluit glastuinbouw of het Besluit landbouw milieubeheer van toepassing is;

  3. voor het zuiveren van stedelijk afvalwater, in beheer bij een waterschap of gemeente of in exploitatie bij een rechtspersoon die door het bestuur van een waterschap of een gemeente met de zuivering van stedelijk afvalwater is belast;

  4. voor afvalstort;

 

1.11 bedrijf aan huis:

het in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

  1. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving,

  2. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit, en

  3. waaronder eveneens zijn begrepen kinderopvang, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist, kapper en pedicure;

 

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf, instelling of voorziening, niet zijnde een bedrijfs- of andere woning;

 

1.13 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein, en die bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;

 

1.14 beroep aan huis:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie;

 

1.15 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat:

  1. op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, of;

  2. na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvrage voor dat tijdstip is ingediend;

 

 

 

1.16 bestaande maat:

maat, zoals die bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

 

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.19 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

 

1.20 bijgebouw:

een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien vrijstaand van de woning, niet voor bewoning is bestemd;

 

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.22 bouwlaag:

voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren of tussen een vloer en plat dak.

Een kap/schuin dakvlak, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap/schuin dakvlak, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld. Onder het 'theoretisch profiel van een kap' wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek tenminste 20 en maximaal 60 graden bedraagt;

 

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.24 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

 

 

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; in dit plan wordt niet als detailhandel aangemerkt een horecabedrijf alsmede het uitsluitend via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij ter plaatse geen uitstallings- en verkoopruimte aanwezig is voor rechtstreekse verkoop en aflevering aan consumenten;

 

1.26 erftoegangsweg:

een weg die als erftoegangsweg is aangemerkt in de Gemeentelijke standaard Essentiële Her-kenbaarheidskenmerken (december 2008);

 

1.27 erker:

een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt;

 

1.28 extensieve openluchtrecreatie:

vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch en/of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknick-plaatsen en strandjes;

 

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.30 glastuinbouw:

de teelt van tuinbouwgewassen met behulp van kassen;

 

1.31 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een veehouderij-, akkerbouw-, tuinbouw- of fruitteeltbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel, met uitzondering van paardenhouderij en manege;

 

1.32 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

1.33 manege:

bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;

 

1.34 ondergeschikt bouwonderdeel:

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een balkon, een luifel, een galerij, schoorsteen en een bloemenvenster, met uitzondering van een erker of soortgelijk uitgebouwd gedeelte van een gebouw op de begane grond;

 

1.35 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

 

1.36 paardenfokkerij:

een agrarische bedrijfsactiviteit gericht op het bedrijfsmatig fokken van paarden als hoofdactiviteit;

 

1.37 paardenhouderij:

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;

 

1.38 peil:

  1. de hoogte van de kruin van de weg:
    in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;

  2. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw:
    in andere gevallen;

 

1.39 raamprostitutiebedrijf:

een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen;

 

1.40 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;

 

1.41 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van ten minste één volwaardige arbeidskracht en waarvan de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is verzekerd;

 

1.42 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;

 

1.43 voorgevelrooilijn:

de lijn die buitenwerks loopt langs de voorgevel van een gebouw en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn;

 

1.44 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en buitenwerkse dakvlakken, met inbegrip van erkers en met inbegrip van dakkapellen; in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang is gelegen in het talud of op de kruin van een dijk, wordt de ruimte onder peil doch boven het laagst gelegen aansluitende terrein meegerekend; voor zover een kelder geheel of gedeeltelijk is gelegen onder peil doch boven het laagst gelegen aansluitende terrein, wordt de gehele kelder meegerekend bij de inhoud van een gebouw;

 

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. glastuinbouwbedrijven,

  2. erftoegangswegen,

  3. watergangen en waterpartijen,

  4. groenvoorzieningen, en

  5. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. kassen en andere bedrijfsgebouwen,

  2. bedrijfswoningen met daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tot uitsluitend het bestaande aantal bedrijfswoningen, en

  3. andere bouwwerken.

 

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. de afstand van gebouwen, uitgezonderd kassen, tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 7 m bedragen;

  2. kassen en andere bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende bedrijfswoning;

  3. bedrijfswoningen mogen uitsluitend met de voorgevel in de bestaande voorgevelrooilijn opnieuw worden gebouwd;

  4. de gezamenlijke inhoud van een bedrijfswoning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 750 m³ bedragen;

  5. aan- of uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende bedrijfswoning;

  6. de gezamenlijke oppervlakte van bij een bedrijfswoning behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² bedragen, onverminderd het bepaalde onder d;

  7. van bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer bedragen dan 2,7 m, de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m en de dakhelling niet minder dan 30°;

  8. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;

  9. de goothoogte en bouwhoogte van de hierna genoemde bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij is aangegeven:

 

 

 

 

bouwwerken

 

max. goothoogte

 

max. bouwhoogte

kassen en andere bedrijfegebouwen

6 m

-

bedrijfswoningen

6 m

10 m

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein waarop een gebouw staat

-

2 m

overige erf- of perceelafscheidingen:

-

1 m

warmteopslagtanks

-

12 m

overige andere werken

-

10 m

 

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Afwijking afstand zijdelingse perceelgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 3.2.2, onder a, ten behoeve van het bouwen op minder dan 7 m tot de zijdelingse perceelsgrens, mits daardoor:

  1. het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet wezenlijk wordt aangetast,

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing niet wezenlijk worden aangetast, en

  3. de milieusituatie op aangrenzende gronden niet verslechtert.

 

Artikel 4 Agrarisch - Weide

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Weide' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. weide,

  2. hobbymatig, niet-bedrijfsmatig grondgebonden agrarisch gebruik,

  3. extensieve openluchtrecreatie voor zover de onder a en b bedoelde functies niet evenredig worden aangetast,

  4. parkeren uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

  5. fiets- en voetpaden en ruiterpaden, en

  6. sloten en andere watergangen;

  7. ontsluitingen van percelen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontsluiting'.

 

4.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;

  2. kassen op gronden direct aansluitend aan de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' als bedoeld in artikel 4, met dien verstande dat:

  1. kassen uitsluitend bij bestaande glastuinbouwbedrijven mogen worden gebouwd;

  2. de bouwmogelijkheden van het betreffende glastuinbouwbedrijf op en in de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' volledig benut zijn;

  3. de afstand tussen kassen en gevoelige functies niet minder bedraagt dan 25 m;

  4. de totale oppervlakte aan kassen bij elk bestaand glastuinbouwbedrijf niet meer mag bedragen dan 2 ha;

  5. de goothoogte van kassen niet meer mag bedragen dan 6 m.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Afwijking gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met het oog op sanering van bestaande gebouwen, een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.2, ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals dierenverblijven en schuurtjes, mits:

  1. ingeval gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'doorzicht' worden gebouwd, ten minste 50% van het betreffende doorzicht onbebouwd blijft, en

  2. de gebouwen zoveel mogelijk worden gebouwd in de nabijheid van het woonperceel waarbij ze behoren dan wel in de nabijheid van de weg.

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen worden gebouwd dan wel herbouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50% van de bestaande gebouwen op een perceel, tot een maximum van 50 m², mits vooraf vaststaat dat de overige bestaande gebouwen op het perceel worden gesloopt;

  2. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de woning waarbij ze horen.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Algemeen

Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval het gebruik van gronden als bedoeld in lid 4.1, als paardenbak.

 

4.4.2 Parkeren

Parkeren is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' en uitsluitend ten behoeve van het nabijgelegen tuincentrum, met dien verstande dat de gronden maximaal 24 x per jaar ten behoeve van parkeren mogen worden gebruikt.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1 Afwijking paardenbak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.4, ten behoeve van het gebruiken van gronden als paardenbak en het aldaar bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste daarvan, mits:

  1. het ten hoogste één paardenbak betreft bij eenzelfde agrarisch bedrijf of woning,

  2. de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast,

  3. de paardenbak in de directe nabijheid van een bestemmingsvlak 'Agrarisch - Glastuinbouw' respectievelijk bestemmingsvlak 'Wonen - 1' wordt gesitueerd, waarbij eisen kunnen worden gesteld aan de inpassing in het landschap,

  4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt, tenzij het betreft stapmolens, en

  5. de paardenbak niet van verlichting wordt voorzien.

 

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 4.6.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

  3. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;

  4. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;

  6. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;

  7. werken en werkzaamheden, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten, die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben;

  8. definitief omzetten van grasland in bouwland, anders dan ten behoeve van herinzaai.

 

4.6.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 4.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. werken en werkzaamheden, waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning;

  1. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 4.6.1, onder d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;

  2. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 4.6.1, onder f, voor zover de APV daarop van toepassing is;

  3. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.

 

4.6.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

  1. De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 4.6.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

  2. In afwijking van hetgeen is bepaald in sub a, is het aanleggen en verharden van wegen en paden ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'parkeerterrein' toelaatbaar, indien de parkeervakken een groene uitstraling behouden.

 

Artikel 5 Bedrijf

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de bedrijven die hierna zijn aangegeven, ter plaatse van de daarbij aangegeven aanduiding:

 

ter plaatse van de aanduiding

bedrijf

max. aantal bedrijfs-

woningen

max. oppervlakte bedrijfs-

gebouwen

max. goothoogte bedrijfs-

gebouwen

max. bouwhoogte bedrijfs-

gebouwen

toegestane categorie 1)

'specifieke vorm van bedrijf - 1'

transformator- huisje

0

-

3 m

6 m

1

1) categorie als bedoeld in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

 

  1. parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen,

 

een en ander met uitzondering van:

  1. detailhandelsbedrijven;

  2. bedrijfsverzamelgebouwen, behoudens het onder a bedoelde;

  3. bedrijven die krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;

  4. bedrijven die een Bevi-inrichting zijn of een Bevi-inrichting omvatten;

  5. bedrijven die inrichtingen zijn, genoemd in de onderdelen C of D van de Bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bedrijfsgebouwen,

  2. andere bouwwerken, waaronder begrepen palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, technische installaties, bruggen, duikers en erf- of perceelafscheidingen.

 

5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 5.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. de oppervlakte, de goothoogte en de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen binnen elk bestemmingsvlak niet meer bedragen dan voor dat vlak in de tabel in lid 5.1, onder a, is aangegeven;

  2. aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende bedrijfswoning;

  3. van bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer bedragen dan 2,7 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m;

  4. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;

  5. de bouwhoogte van andere bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij is aangegeven:

 

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

licht- en andere masten:

10 m

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw

2 m

overige erf- of perceelafscheidingen:

1 m

overige andere bouwwerken

5 m

 

 

Artikel 6 Verkeer

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, met ten hoogste twee rijstroken,

  2. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen,

  3. parkeerstroken en -voorzieningen,

  4. fiets- en voetpaden en ruiterpaden,

  5. bermen en andere groenvoorzieningen,

  6. watergangen, bruggen en duikers, en

  7. nutsvoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen, en

  2. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties en straatmeubilair, waartoe mede gerekend worden onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen en fietsenstallingen en -rekken.

 

6.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 6.2, gelden de volgende bepalingen:

  1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m.

 

Artikel 7 Water

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. watergangen, waterpartijen, met daarbij behorende taluds, kades en oevers,

  2. waterhuishouding, en

  3. instandhouding en ontwikkeling van natuurwaarden.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, een en ander uitgezonderd steigers en andere aanlegplaatsen, en

  2. bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken zoals bruggen en duikers ten behoeve van in- en uitritten en paden.

 

7.2.2 Bouwen

De bouwhoogte van bouwwerken als bedoeld in sublid 7.2.1, mag niet meer dan 5 m bedragen.

 

Artikel 8 Wonen - 1

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met inbegrip van beroep aan huis.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.

 

8.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 8.2.1, gelden de volgende bepalingen:

 

woningen

  1. binnen elk bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer dan één bedragen of niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;

  2. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. binnen het bouwvlak, indien dat binnen het betreffende bestemmingsvlak is aangeduid, dan wel

  2. met de voorgevel in de gevellijn ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' indien dat binnen het betreffende bestemmingsvlak is aangeduid, dan wel

  3. overal binnen het bestemmingsvlak, indien geen bouwvlak of gevellijn is aangegeven, onverminderd het bepaalde onder e;

  1. in afwijking van het bepaalde onder b, mogen bestaande woningen uitsluitend met de voorgevel in de bestaande voorgevelrooilijn opnieuw worden gebouwd;

  2. op geen van de gevels van een nieuw te bouwen woning, niet zijnde een opnieuw te bouwen bestaande woning, mag bij voltooiing de geluidbelasting vanwege het wegverkeer de ter plaatse ten hoogste toegelaten grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;

  3. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 m bedragen;

  4. de inhoud van een woning inclusief de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 750 m³ bedragen. Voor zover een kelder geheel of gedeeltelijk is gelegen onder peil doch boven het laagstgelegen aansluitend terrein, wordt de gehele kelder meegerekend bij de inhoud van de woning;

  5. de goothoogte en bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan 6 m respectievelijk 10 m;

 

aan- of uitbouwen en bijgebouwen

  1. aan- of uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd, op ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de betreffende woning;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag bij elke woning, onverminderd het bepaalde onder f, niet meer bedragen dan:

  1. 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de bij die woning behorende gronden, buiten de oorspronkelijke woning,

  2. doch niet meer dan 50 m²;

  1. van aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag de goothoogte niet meer bedragen dan 2,7 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m;

  2. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;

 

andere bouwwerken

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

pergola's

3 m

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw

2 m

overige erf- of perceelafscheidingen:

1 m

overige andere bouwwerken

3 m

 

brutovloeroppervlakte beroep aan huis

  1. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis als bedoeld in sublid 8.6.1, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m².

 

8.3 Nadere eisen

 

8.3.1 Nadere eisen situering en maatvoering van woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 19 (Algemene procedureregels), nadere eisen te stellen aan de situering en maatvoering van woningen ter voorkoming van onevenredige aantasting van de bedrijfsvoering en milieuruimte van aangrenzende en nabijgelegen glastuinbouwbedrijven en agrarische bedrijven.

 

8.4 Afwijken van de bouwregels

 

8.4.1 Afwijking situering woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 8.2.2, onder b, sub 2, en c voor zover betreft de situering van woningen, ten behoeve van het bouwen van een woning op een andere plaats op de bij die woning behorende gronden, mits het stedenbouwkundig beeld van lintbebouwing langs de openbare weg niet wezenlijk wordt aangetast.

 

 

8.4.2 Afwijking aaneengesloten woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 8.2.2, onder e, voor zover betreft de situering van woningen, ten behoeve van het bouwen van aaneengesloten woningen, mits het stedenbouwkundig beeld van lintbebouwing langs de openbare weg niet wezenlijk wordt aangetast.

 

8.5 Specifieke gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de bestemming is ieder geval het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.

 

8.6 Afwijking van de gebruiksregels

 

8.6.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 8.1, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  1. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in sublid 8.2.2, onder m, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m²;

  2. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt,

  3. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden,

  4. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, en

  5. de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten.

 

 

Artikel 9 Leiding - Gas

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor gastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.

 

9.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding.

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 9.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  1. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en

  2. ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.

 

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 9.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

  3. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere tijen;

  4. uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  5. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  6. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;

  7. het indrijven van voorwerpen in de grond.

 

9.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden:

  1. werken of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. werken of werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

  1. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 9.4.1, onder e, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist.

 

9.4.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 9.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  1. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en

  2. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

 

 

Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een bovengrondse 380 KV hoogspanningsverbinding.

 

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, gelden de volgende regels:

  1. ten behoeve van de hoogspanningsverbinding mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten mag niet meer dan 60 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen;

  1. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen mag, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 10.2, onder b, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  1. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en

  2. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen, waartoe deze gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld.

 

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 10.4.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het plaatsen van onroerende objecten, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  6. het permanent opslaan van goederen.

 

 

 

10.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 10.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. die verband houden met de aanleg van de betreffende bovengrondse hoogspanningsleiding;

  2. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemmingen betreffen;

  3. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

10.4.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 10.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  1. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en

  2. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen, waartoe deze gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld.

 

 

Artikel 11 Waarde - Archeologie

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

11.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  3. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;

  4. een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m², mits:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en

  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

11.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 11.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 11.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 50 m² of meer:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

11.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 11.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in sublid 11.2.2;

  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  4. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan.

 

11.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in sublid 11.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

 

 

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Bouwbepalingen 'Waterstaat - Waterkering'

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 19.1, toegestaan andere bouwwerken, zoals keermuren, bakens en lichten, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.

 

12.2.2 Bouwbepalingen samenvallende bestemmingen

Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 12.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

 

12.3 Specifieke gebruiksregels

 

12.3.1 Gebruiksbepalingen 'Waterstaat - Waterkering'

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het gebruik krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 12.1, toegestaan voorzieningen, geen bouwwerk zijnde, en gebruiksvormen ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.

 

12.3.2 Gebruiksbepalingen samenvallende bestemmingen

Het gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 12.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 13 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 14 Algemene bouwregels

 

14.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte of inhoud van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels als maximum is toegestaan, geldt die bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte of inhoud, in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

14.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels als minimum is voorgeschreven, geldt die bestaande afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

 

 

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

 

15.1 Strijdig gebruik

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik van:

  1. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;

  2. onbebouwde gronden:

  1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

  2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

 

16.1 Doorzichten

 

16.1.1 Aanduiding 'doorzicht'

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - doorzicht' wordt gestreefd naar het behoud van doorzicht op het achterliggende gebied.

 

16.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde onder b, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders ter plaatse van de aanduiding 'doorzicht' de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

  2. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;

  3. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;

  4. definitief omzetten van grasland in bouwland, anders dan ten behoeve van herinzaai.

 

  1. Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. werken en werkzaamheden, waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  • is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;

  • is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning;

  1. werken en werkzaamheden als bedoeld onder a, sub 4, voor zover de APV daarop van toepassing is.

 

  1. Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld onder a, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de doorzichten niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die doorzichten niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;

  2. voor zover burgemeester en wethouders dat nodig achten, advies is ingewonnen van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

 

 

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning in afwijking van het plan te verlenen:

  1. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;

  2. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.

 

 

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

 

18.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

 

18.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied

Binnen de gronden die zijn aangeduid als 'wetgevingzone - wijizgingsbevoegdheid' mag de bestaande woning verplaatst worden, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. de wijziging leidt tot een landschappelijke verbetering;

  2. er is geen sprake van onevenredige aantasting van de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven;

  3. de verplaatsing is stedenbouwkundig aanvaardbaar;

  4. er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen;

  5. er is geen sprake van onevenredige verkeershinder.

 

Artikel 19 Algemene procedureregels

In de gevallen dat in deze regels toepassing van deze procedurebepalingen is voorgeschreven, gelden de volgende bepalingen:

  1. het ontwerp-besluit omtrent nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;

  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;

  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerp-besluit naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders;

  4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 20 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

Artikel 21 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Katwijkerbuurt, deelgebied Berkelse Lint.

 

 

 

Vastgesteld: 29 oktober 2015