Ypenburg - Nieuwe Veen 2020

Status: ontwerp
Identificatie: NL.IMRO.1926.bp000200122-3002
Plantype: bestemmingsplan

Inhoud

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Artikel 4 Gemengd

Artikel 5 Groen

Artikel 6 Horeca

Artikel 7 Maatschappelijk

Artikel 8 Sport

Artikel 9 Tuin

Artikel 10 Verkeer - Railverkeer

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

Artikel 12 Verkeer - Wegverkeer

Artikel 13 Water

Artikel 14 Wonen

Artikel 15 Leiding - Gas

Artikel 16 Leiding - Riool

Artikel 17 Waarde - Archeologie 2

Artikel 18 Waarde - Archeologie 3

Artikel 19 Waterstaat - Beschermingszone

Artikel 20 Waterstaat - Waterstaatswerk

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Artikel 22 Algemene bouwregels

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

Artikel 26 Algemene procedureregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

Artikel 28 Slotregel

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1: Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2: Nota Parkeernormen

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Ypenburg - Nieuwe Veen 2020' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.bp000200122-3002 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 additionele horeca:

horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan met dien verstande dat:

  • de tijdperiode waarin de horeca-activiteiten uitgeoefend worden, valt binnen de openingstijden waarin de hoofdfunctie uitgeoefend wordt;

  • de ruimte waarin de horeca-activiteiten uitgeoefend worden niet mag worden verhuurd of anderszins in gebruik mag worden gegeven aan derden;

  • de horeca-activiteiten ten hoogste 10% van de bebouwde vloeroppervlakte van de hoofdfunctie mogen beslaan, zulks met een maximum van 100 m2; en

  • de horeca-activiteiten niet zelfstandig mogen worden uitgeoefend of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie;

 

1.6 afhankelijke woonruimte:

het niet tot het hoofdgebouw behorende bebouwing laten bewonen door één of meer personen die ondersteuning of verzorging kunnen krijgen van het in het bijbehorende hoofdgebouw woonachtige huishouden;

 

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

 

 

 

 

1.9 bebouwingspercentage:

een met een maatvoeringsaanduiding in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat het gedeelte van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat mag worden bebouwd;

 

1.10 bed-and-breakfastvoorziening:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de woonfunctie. Onder een bed-and-breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of seizoensgebonden arbeid;

 

1.11 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen, opslaan, distribueren en verhandelen van goederen, waarbij de eventuele kantoorfunctie en/of detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt, niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de ter plaatse uitgeoefende hoofdactiviteiten;

 

1.12 belemmeringenstrook:

een in het Besluit externe veiligheid buisleidingen vastgelegde strook die uit het oogpunt van externe veiligheid en de leveringszekerheid gereserveerd is voor werkzaamheden van de leidingexploitant;

 

1.13 belhuis:

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het ter plaatse gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en/of ontvangen van faxen;

 

1.14 beroep en/of bedrijf aan huis:

het in de woning en bijbehorende bouwwerken uitsluitend door de bewoners van de betreffende woning uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 zoals genoemd in de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten en die geen horeca of detailhandel zijn, en/of het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied alsmede zakelijke dienstverlening en een bed-and-breakfastvoorziening. De bedrijfsactiviteiten dienen plaats te vinden met behoud van de woonfunctie en daaraan qua oppervlakte ondergeschikt te zijn;

 

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf, instelling of voorziening, niet zijnde een bedrijfs- of andere woning;

 

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen;

 

1.17 bestaand bouwwerk:

bebouwing, situatie, maat, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

 

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.20 bijbehorend bouwwerk:

een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

 

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

1.23 bouwlaag:

een voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en dak);

 

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

 

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.26 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

 

1.27 dakkapel:

een uitspringend dakvenster, aangebracht op het hellende dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak;

 

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. In dit plan worden een horecabedrijf alsmede het uitsluitend via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop aanwezig is en aflevering ter plaatse aan consumenten plaatsvindt, niet als detailhandel aangemerkt;

 

1.29 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

 

1.30 erker:

een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel of gevellijn van het gebouw uitsteekt;

 

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.32 hobbykas:

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten;

 

1.33 hoeksituatie:

situatie waarbij het erf minimaal aan twee zijden naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd is én waarvan de grenzen met dat openbaar toegankelijk gebied elkaar snijden;

 

1.34 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

1.35 horeca:

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, niet zijnde een bed-and-breakfastvoorziening, en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. Onder de genoemde categorieën worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten alsmede mengvormen van ter plaatse toegestane categorieën:

 

categorie 1

  1. daghoreca en winkelondersteunende horeca: een bedrijf, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het verstrekken van voedsel en dranken voor consumptie ter plaatse en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied;

 

categorie 2

  1. restaurant/snackbar: een bedrijf, dat bestaat uit het verstrekken van hoofdzakelijk maaltijden en daaraan ondergeschikt dranken al dan niet voor consumptie ter plaatse, al dan niet met bezorgservice en/of afhaalgelegenheid;

 

categorie 3

  1. hotel/pension: een bedrijf, dat bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie (daaraan) ondergeschikt is;

 

categorie 4

  1. bar/(eet)café: een bedrijf, dat bestaat uit het verstrekken van hoofdzakelijk dranken en daaraan ondergeschikt etenswaren voor consumptie ter plaatse;

 

categorie 5

  1. partycentrum/danscafé/feestcafé: een bedrijf, waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het gelegenheid geven tot (besloten) feesten, bruiloften en partijen en andere daarmee vergelijkbare evenementen, met een horecavloeroppervlakte van ten hoogste 500 m2;

 

categorie 6

  1. discotheek/dancing; bedrijven als bedoeld in categorie 5 met een horecavloeroppervlakte groter dan 500 m2;

 

1.36 horecavloeroppervlakte:

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die voor publiek toegankelijk is;

 

1.37 huishouden:

een persoon of groep van personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;

 

1.38 kantoor:

een gebouw of een deel van een gebouw waarin overwegend kantoorwerkzaamheden plaatsvinden;

 

1.39 kantine:

een gebouw of ruimte in een gebouw ten dienste van de op het perceel gelegen bestemming voor het nuttigen van maaltijden en overige consumpties door de gebruikers van de bestemming;

 

1.40 kinderopvang

het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen, zoals gastouderopvang, een kindercentrum, buitenschoolse opvang (BSO) en een peuterspeelzaal;

 

1.41 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, informatieve, levensbeschouwelijke, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;

 

1.42 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de distributie van gas, water, warmte, elektra en de telecommunicatie;

 

1.43 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

 

1.44 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

 

1.45 peil:

het punt waar vanuit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:

  1. de hoogte van de kruin van de weg:
    in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;

  2. in andere gevallen
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw:

 

1.46 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

 

1.47 publieksgerichte dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde een belhuis, detailhandel, horeca of seksinrichting;

 

1.48 raamprostitutiebedrijf:

een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen;

 

1.49 scootsafe:

bouwwerk voor de stalling van een scootmobiel of daarmee vergelijkbaar hulpmiddel voor mensen met een beperking;

 

1.50 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;

 

1.51 straatmeubilair:

alle bij het openbaar gebied behorende en ten dienste van dat gebied en aangrenzende bestemmingen staande bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeers-, verwijs- en informatieborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken, abri's, beeldende kunstwerken, speeltoestellen en -objecten, draagconstructies voor reclame, kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen (waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen), onder en bovengrondse afvalinzamelingsvoorzieningen, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, regelinstallaties, geluidwerende voorzieningen en fietsenstallingen en -rekken;

 

1.52 verbeelding:

de visuele weergave van een bestemmingsplan. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge als de digitale wijze verstaan;

 

1.53 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een hoofdgebouw gelegen gevel en/of daar waar deze op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding 'gevellijn';

 

1.54 voorgevelrooilijn:

De op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn die buitenwerks loopt waar de voorgevel van een gebouw zich bevindt of dient te bevinden en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn;

 

1.55 wonen:

gehuisvest zijn in een woning;

 

1.56 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

1.57 zakelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten, al dan niet met baliefunctie en al dan niet in een kantoorgebouw, op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen, dakkapellen en naar de aard en/of omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen;

 

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitende een nutsvoorziening;

  2. water.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen, niet zijnde bedrijfs- of andere woningen;

  2. andere bouwwerken.

 

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2.1, gelden de volgende

bepalingen:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage bedraagt 100%;

  3. de bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in sublid 3.2.1, onder a, mag niet meer bedragen dan 3 m;

  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

luifels, vlaggen- en andere masten

 

8 meter

 

erf- of perceelafscheidingen op of rond een terrein met

daarop een gebouw

 

2 meter

 

overige andere bouwwerken

 

3 meter

 

 

Artikel 4 Gemengd

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlening;

  2. maatschappelijke voorzieningen;

  3. wonen;

  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op deze gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen;

  2. andere bouwwerken.

 

4.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 4.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

  2. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  3. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt 100% van het bouwperceel;

  4. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrenzen bedraagt minimaal 3 m;

  5. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

luifels, vlaggen- en andere masten

 

6 meter

 

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw

 

2 meter

 

overige erf- of perceelafscheidingen

 

1 meter

 

overige andere bouwwerken

 

3 meter

 

 

Artikel 5 Groen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen- en speelvoorzieningen;

  2. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen,

  3. nutsvoorzieningen;

  4. straatmeubilair;

  5. bij deze bestemming behorende overige voorzieningen zoals watergangen en -partijen, bruggen en duikers.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming;

  2. andere bouwwerken;

  3. scootsafes;

  4. straatmeubilair.

 

 

5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 5.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m;

  3. scootsafes mogen uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. de inhoud niet meer bedraagt dan 3 m3, en

  2. plaatsing van de scootsafes binnen de woonbestemming al dan niet inpandig niet mogelijk is.

 

Artikel 6 Horeca

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven als bedoeld in artikel 1 lid 1.35 uit ten hoogste categorie 3;

  2. bij deze bestemming behorende werkplaatsen, bergingen, toegangs-, verkeers-, atelier-, praktijk-, kantoor-, en opslagruimten alsmede andere bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water en ingeval van wonen ook erven, tuinen, (dak)terrassen en binnenplaatsen;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een parkeergarage;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang': een onderdoorgang.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. andere bouwwerken.

 

6.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 6.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

 

Bouwwerken

 

maximale hoogte

 

reclametekens, licht-, vlaggen- en andere masten

 

8 meter

 

luifels

 

4 meter

 

erf- of perceelafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel

 

2 meter

 

overige erf- of perceelafscheidingen

 

1 meter

 

overige andere bouwwerken

 

3 meter

 

  1. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 'Nota parkeernormen' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vastgesteld op 29 januari 2015, of later te volgen versies.

 

 

 

Artikel 7 Maatschappelijk

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'religie': uitsluitend een kerk

  3. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs': een onderwijsinstelling;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'sporthal': uitsluitend een sporthal;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': uitsluitend aan de sporthal gerelateerde en ondergeschikte horecagelegenheid;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': een bouwwerk met een monumentale waarde;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': een woning;

  9. water.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bergingen en fietsenstallingen;

  3. andere bouwwerken.

 

7.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 7.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage mag op bij eenzelfde voorziening behorende gronden ten hoogste zoveel bedragen als op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;

  3. de bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in sublid 7.2.1, onder a, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  4. Indien de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'religie' meer bedraagt dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven, gelden de bestaande bouwhoogten zoals deze aanwezig waren ten tijde van het ontwerpbestemmingsplan.

  5. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

 

Bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

luifels, vlaggen- en andere masten

 

8 m

 

erf- of perceelafscheidingen op of rond een terrein met daarop een gebouw

 

2 m

 

erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter de voorgevelrooilijn grenzend aan openbaar toegankelijk gebied, mits voldaan wordt aan redelijke eisen van welstand zoals zijn opgenomen in Welstandsnota

 

 

2 m

 

overige erf- of perceelafscheidingen

 

1 m

 

overige andere bouwwerken

 

3 m

 

  1. bergingen en fietsenstallingen mogen buiten bouwvlakken worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van 100 m² en tot een maximale bouwhoogte van 3 m;

  2. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 'Nota parkeernormen' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vastgesteld op 29 januari 2015, of later te volgen versies.

 

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

7.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – waardevol groen’ zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;

  2. het vellen of rooien van bomen of andere houtgewassen;

  3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen

  4. het aanleggen van wegen, paden en parkeerplaatsen;

  5. graven of vergraven en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen.

 

7.3.2 Uitzonderingen

Het onder 7.3 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale onderhoud en/of gebruik;

  2. die mogen beginnen krachtens een verleende vergunning.

 

7.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken en werkzaamheden als bedoel in 7.3.1zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. geen sprake is van een onevenredige aantasting van het groene karakter van het gebied rondom de kerk;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarde;

  3. geen sprake is van een onevenredige aantasting van het naastgelegen monument;

  4. in geval van demping van watergang, vooraf advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

 

Artikel 8 Sport

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sportaangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van sportactiviteiten;

  2. bij deze bestemming behorende overige voorzieningen, zoals kantines, kleedruimten, kantoorruimten, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, groen en water.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bergingen en fietsenstallingen;

  2. andere bouwwerken.

 

8.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 8.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. buiten het bouwvlak mogen ballonhallen worden gebouwd tot een oppervlakte van ten hoogste 3.500 m2 per bestemmingsvlak, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 10 m;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is sprake van een gekoppeld bestemmingsvlak, waarbij de regels voor een enkel bestemmingsvlak van toepassing zijn;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

 

Bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

luifels, vlaggen- en andere masten en ballenvangers

 

12 m

 

lichtmasten

 

20 m

 

tribunes

 

12 m

 

erf- of perceelafscheidingen

 

3 m

 

overige andere bouwwerken

 

8 m

 

  1. bergingen en fietsenstallingen mogen buiten bouwvlakken worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van 100 m² en tot een maximale bouwhoogte van 3 m;

 

 

 

Artikel 9 Tuin

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. tuinen en water;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een ondergrondse parkeergarage.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. aan een hoofdgebouw aangebouwde erkers en ingangspartijen;

  2. andere bouwwerken;

  3. scootsafes;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een parkeergarage onder de gezamelijke tuin, met een maximale bouwdiepte van 1 bouwlaag.

 

9.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 9.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken, behorende bij de aan de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. tot een diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 m;

  2. tot een oppervlakte van 4 m², en

  3. tot een bouwhoogte van 0,4 m boven de bouwvloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw mits, in geval van bouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw, de diepte van de voortuin tot de voorste perceelsgrens ten minste 4 m bedraagt;

  1. scootsafes mogen uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. de inhoud niet meer bedraagt dan 3 m3, en

  2. plaatsing van de scootsafes binnen de woonbestemming al dan niet inpandig niet mogelijk is;

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn

 

2 m

 

overige erf- of perceelafscheidingen

 

1 m

 

overige andere bouwwerken

 

3 m

  1. de maximale bouwdiepte van de ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' bedraagt 1 bouwlaag.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden als bedoeld in lid 9.1 is het parkeren van auto's uitsluitend toegestaan ter

plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin – parkeren’ dan wel waar een in- of

uitritvergunning is verleend.

 

 

Artikel 10 Verkeer - Railverkeer

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. spoorwegen en daarbij behorende voorzieningen, [waaronder begrepen een station of halte,];

  2. bermen, groen, watergangen, paden en stallings- en nutsvoorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bruggen, viaducten, duikers en bijbehorende voorzieningen;

  2. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals bovenleiding-, sein- en andere masten, technische installaties en geluidwerende voorzieningen;

  3. bergingen en fietsenstallingen;

  4. parkeer- en nutsvoorzieningen.

 

10.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 10.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

Bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

bovenleiding-, sein- en andere masten, technische installaties

 

10 m

 

viaducten (excl. bovenleidingen e.d.)

 

15 m

 

geluidwerende voorzieningen, luifels en andere overkappingen

 

8 m

 

erf- of perceelafscheidingen

 

2 m

 

overige andere bouwwerken

 

3 m

 

  1. bergingen en fietsenstallingen buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 m;

 

 

 

 

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, met de daarbij behorende in- en uitvoegstroken, in- en uitritten, voetpaden, fietsstroken en -paden, parkeerstroken en -voorzieningen, opstelstroken, bushaltes en andere verhardingen;

  2. bermen en groenvoorzieningen;

  3. bij binnen aangrenzende bestemmingen toegestane horecabedrijven behorende terrassen;

  4. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'garagebox' (gb);

  5. nutsvoorzieningen;

  6. straatmeubilair;

  7. bij deze bestemming behorende overige voorzieningen zoals watergangen, bruggen en duikers, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend de aanleg van een onbebouwd parkeerterrein op maaiveldniveau.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 11.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming of aangrenzende bestemmingen; en

  2. andere bouwwerken;

  3. scootsafes;

  4. straatmeubilair;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gevelconstructie': een gevelconstructie behorende bij de naastgelegen aanwezige bebouwing.

 

11.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 11.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. van garageboxen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;

  2. van overige gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m;

  4. scootsafes mogen uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. de inhoud niet meer bedraagt dan 3 m3, en

  2. plaatsing van de scootsafes binnen de woonbestemming al dan niet inpandig niet mogelijk is.

 

11.3 Specifieke gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval het gebruik van gronden als bedoeld in lid 11.1, voor bedrijfsmatige activiteiten en bedrijfsmatige opslag.

 

 

Artikel 12 Verkeer - Wegverkeer

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, met de daarbij behorende in- en uitvoegstroken, in- en uitritten, voetpaden, fietsstroken en -paden, parkeerstroken en -voorzieningen, opstelstroken, bushaltes en andere verhardingen;

  2. bermen en andere groenvoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. straatmeubilair;

  5. bij deze bestemming behorende overige voorzieningen zoals watergangen, bruggen en duikers, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 12.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming of aangrenzende bestemmingen;

  2. andere bouwwerken;

  3. straatmeubilair.

 

12.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 12.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer dan 15 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m;

 

 

 

 

Artikel 13 Water

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. water met daarbij behorende taluds, bruggen en oevers;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': een bouwwerk met een monumentale waarde;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - object van beeldende kunst': een object van beeldende kunst.

 

13.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 13.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, een en ander uitgezonderd steigers en andere aanlegplaatsen;

  2. bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken, zoals overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten en paden;

  3. de bouwhoogte van bouwwerken als bedoeld in sublid a en b, mag niet meer dan 3 m bedragen;

  4. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'culturhistorische waarden' mag niet meer dan 4 m bedragen.

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - object van beeldende kunst' is een object van beeldende kunst toegestaan met een maximale bouwhoogte van 5 m gemeten vanaf het waterpeil.

 

 

 

 

Artikel 14 Wonen

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met inbegrip van beroep en/of bedrijf aan huis en water;

  2. groenvoorzieningen;

  3. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens het behoud van cultuurhistorische waarden;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren onder bebouwing': tevens parkeren onder de aanwezige bebouwing;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een ondergrondse parkeergarage;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'kas': tevens een hobbykas ten behoeve van hobbymatig gebruik.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen in de vorm van woningen;

  2. andere bouwwerken; en

  3. scootsafes;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang': tevens een onderdoorgang;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping': een overkapping;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'kas': een kas;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeerdek': tevens een parkeerdek;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een ondergrondse parkeergarage';

  9. bijbehorende bouwwerken in hoeksituaties;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'erf': tevens aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen.

 

14.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 14.2.1, gelden de volgende bepalingen:

 
woningen

  1. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met de voorgevel in de voorgevelrooilijn;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  3. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de hierna aangegeven wijze:

 

 

bouwwijze:

 

ter plaatse van de aanduiding:

 

alle woningen aaneen, in niet-gestapelde vorm

 

'aaneengebouwd'

 

in gestapelde vorm

 

'gestapeld'

 

half-vrijstaand of vrijstaand

 

'twee-aaneen'

 

vrijstaand

 

'vrijstaand'

 

  1. binnen een bouwvlak mag tussen twee niet aaneengebouwde woningen de afstand van elk van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  3. de goothoogte en de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  4. de bouwhoogte van woningen mag niet minder bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  5. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage bijlage 2 'Nota parkeernormen' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vastgesteld op 29 januari 2015, of later te volgen versies; en

  6. in afwijking van voorgaande regels, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' de totale oppervlakte ten behoeve van een praktijkruimte niet meer bedragen dan 100 m2;

  7. ter plaatsen van de aanduiding 'erf' mag het gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen bij elke woning niet meer bedragen dan 50% van het gezamenlijke oppervlakte van de bij die woning bijbehorende gronden, met een maximum van 110 m2 per woning;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag de maximale bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,5 m. De maximale bouwhoogte van een aan- of uitbouw mag hier niet meer bedragen dan die van het hoofdgebouw waaraan deze wordt gerealiseerd;

 

andere bouwwerken

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ is er geen sprake van hoeksituaties zoals bedoeld in dit bestemmingsplan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een parkeergarage onder de gestapelde woningen;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'kas' zijn de bestaande oppervlaktes en bouw- en goothoogten van gebouwen toegestaan, zoals aanwezig ten tijde van de ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan.

  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

pergola’s

 

3 m

 

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn

 

2 m

 

overige erf- of perceelafscheidingen

 

1 m

 

overige andere bouwwerken

 

3 m

bijbehorende bouwwerken in hoeksituaties

  1. bijbehorende bouwwerken zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak uitsluitend toegestaan bij grondgebonden woningen in hoeksituaties op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn, dan wel ten minste 1 achter de aanduiding 'gevellijn';

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, buiten het bouwvlak, mag bij elke woning in hoeksituaties niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de bij die woning behorende gronden in het achtererfgebied, buiten het bouwvlak maar niet meer dan 50 m²;

  3. de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3,5 m bedragen;

  4. in afwijking van het hiervoor bepaalde, mogen de bestaande bijbehorende bouwwerken, zoals bestaande erkers en ingangspartijen aan woningen en bergingen uitsluitend op dezelfde plaats en in ten hoogste dezelfde omvang opnieuw worden gebouwd;

  5. van aan- of uitbouwen mag de diepte gemeten uit de gevels van de oorspronkelijke woning en de verlengden daarvan, niet meer dan 4 m bedragen.

 

14.3 Specifieke gebruiksregels

 

14.3.1 Beroep en/of bedrijf aan huis

de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep en/of aan huis dient zowel naar aard als naar oppervlakte ondergeschikt te zijn aan het gebruik voor bewoning, waarbij voorts de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig mogen aantasten.

 

14.4 Specifieke bouwregels

Scootsafes mogen uitsluitend worden gebouwd, indien de inhoud niet meer bedraagt dan 3 m3.

 

 

Artikel 15 Leiding - Gas

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse hoge druk gastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - Gas' en aan weerszijden van de leiding een belemmeringenstrook van 4 meter.

 

15.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

 

15.3 Bouwregels

 

15.3.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op of in de gronden als bedoeld in lid 15.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding en de belemmeringenstrook uit het oogpunt van externe veiligheid en de leveringszekerheid worden gebouwd.

 

15.3.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

15.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  1. hierdoor geen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;

  2. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen; en

  3. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in lid 15.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en het aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere waterpartijen.

 

15.5.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 15.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning;

  3. werken en werkzaamheden voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist.

  1. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

 

15.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 15.5.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  1. geen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding; en

  2. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

 

 

 

 

 

Artikel 16 Leiding - Riool

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van de rioolleiding.

 

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Riool' als bedoeld in artikel 16.1 gelden de volgende regels:

  1. ten dienste van de bedoelde leiding(en) mogen op - of in - de in het eerste lid bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  2. ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. artikel 16.2 onder b voor het bouwen overeenkomstig de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

 

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Riool' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag afgegeven omgevingsvergunning de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;

  2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;

  5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;

  6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;

  7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;

  8. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;

  9. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  10. het aanleggen van drainage.

 

 

16.4.2 Uitzonderingen

De in artikel 16.4.1 genoemde verboden gelden niet:

  1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer of onderhoud van de gronden;

  2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;

  3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  4. voor graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

 

16.4.3 Beperkingen

De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld in artikel 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:

  1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;

  2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;

  3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

 

 

 

Artikel 17 Waarde - Archeologie 2

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 17.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

17.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 17.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  3. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;

  4. of een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 100 m², mits:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en

  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;  

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in artikel 5.1 eerste lid van de Erfgoedwet; of

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 17.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 17.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 100 m²:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

17.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 17.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in sublid 17.2.2;

  3. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;

  4. in het kader van opgravingen zoals bedoeld in artikel 5.1 eerste lid van de Erfgoedwet, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

17.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 17.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

 

 

 

Artikel 18 Waarde - Archeologie 3

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 18.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

18.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 18.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  3. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;

  4. of een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 200 m², mits:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en

  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;  

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in artikel 5.1 eerste lidvan de Erfgoedwet; of

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 18.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 18.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 200 m²:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,5 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

18.3.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 18.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in sublid 18.2.2;

  3. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;

  4. in het kader van opgravingen zoals bedoeld in artikel 5.1 eerste lid van de Erfgoedwet, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

18.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 18.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

 

Artikel 19 Waterstaat - Beschermingszone

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Bouwbepaling 'Waterkering'

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 19.1, toegestaan andere bouwwerken, zoals keermuren, bruggen, duikers, bakens en lichten, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.

 

19.2.2 Bouwbepalingen samenvallende bestemmingen

Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 19.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

 

19.3 Specieke gebruiksregels

 

19.3.1 Gebruiksbepalingen samenvallendende bestemmingen

De inrichting en het gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 19.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

 

 

Artikel 20 Waterstaat - Waterstaatswerk

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatswerk’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Bouwbepaling 'Waterkering'

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens

de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 20.1,

toegestaan andere bouwwerken, zoals keermuren, bruggen, duikers, bakens en lichten, ten

dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.

 

20.2.2 Bouwbepalingen samenvallende bestemmingen

Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 20.1, mag

uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

 

20.3 Specifieke gebruiksregels

 

20.3.1 Gebruiksbepalingen samenvallende bestemmingen

De inrichting en het gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld

in lid 20.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de

waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 22 Algemene bouwregels

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de ter zake geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van gronden, gebouwen , bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en het uitoefenen van prostitutie;

  2. het gebruik van gebouwen, bouwwerken en onderkomens als belhuis;

  3. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;

  4. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten,

  5. het gebruik van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

 

24.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning in afwijking van het plan verlenen:

  1. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, gemalen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;

  2. de bouw van geluidwerende voorzieningen, met een maximale hoogte van 6 m, indien zulks in het kader van de uitvoering van de Wet geluidhinder noodzakelijk is;

  3. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedrage.

 

24.2 Afwijking wonen

  1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het huisvesten van een persoon of groep van personen in een woning, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid, mits parkeren op eigen terrein plaatsvindt, tenzij aangetoond is dat in de nabijheid reeds voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.

  2. alvorens ontheffing als bedoeld in lid a wordt verleend, dient ten behoeve daarvan een splitsings- en/of onttrekkingsvergunning als bedoeld in de geldende Huisvestingsverordening van de gemeente Pijnacker-Nootdorp verleend te zijn.

  3. bij verbouw dient te worden voldaan aan de bestaande bouwregels van de ter plekke geldende bestemming(en) behorende bij de vigerende bestemmingsplannen en aan de bepalingen ten aanzien van woningen/logiesgebouwen ingevolge het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de Algemene Plaatselijke Verordening.

 

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

 

25.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

 

25.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt wijzigen:

het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

 

25.3 Wijziging bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder

Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uitmakende bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder wijzigen, ter verwerking van wijzigingen van het Besluit algemene bepalingen omgevingsrecht (Bor).

 

25.4 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen en aanduidingen (waaronder bouwvlakken) van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' (W), 'Tuin' (T) en 'Waarde - Archeologie 3' (WR-A3) met inachtneming van de volgende regels:

  1. er is maximaal 1 woning met bijbehorende erfbebouwing toegestaan;

  2. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk 6 m en 9 m;

  3. de aanwezige kas dient verwijderd te worden

  4. er dienen minimaal 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein te worden gerealiseerd.

 

Artikel 26 Algemene procedureregels

In de gevallen dat in deze regels toepassing van deze procedurebepalingen is voorgeschreven, gelden de volgende bepalingen:

  1. het ontwerpbesluit omtrent nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;

  2. het bevoegd gezag maakt de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;

  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit naar voren te brengen bij het bevoegd gezag;

  4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 27 Overgangsrecht

 

27.1 Overgangsrecht bestaande bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

27.2 Overgangsrecht bestaand gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Ypenburg - Nieuwe Veen 2020' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

 

25 februari 2021