direct naar inhoud van Regels
Plan: Centrum Nootdorp, verwerking uitspraak ABRvS
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.bp00014009-4001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Centrum Nootdorp, verwerking uitspraak ABRvS met identificatienummer NL.IMRO.1926.bp00014009-4001 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken, installeren en of herstellen van goederen.

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.9 bedrijf

Inrichting waar de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of

nijverheid, plaats vindt.

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf, instelling of voorziening, niet zijnde een bedrijfs- of andere woning;

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen;

1.12 bestaand bouwwerk:

bebouwing, situatie, maat, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

Voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak).

Een kap/schuin dakvlak, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap/schuin dakvlak, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.

NB: onder het “theoretisch profiel van een kap” wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek tenminste 20 en maximaal 60 graden bedraagt.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.22 Centrum - 2;

binnen de bestemmingen Centrum - 2 is uitwisseling van de functies detailhandel (beperkt), publiekgerichte dienstverlening, horeca (beperkt), praktijkruimten, kantoren en wonen goed mogelijk. De bestemming draagt daarom bij aan een grote mate van flexibiliteit;

1.23 dakkapel;

een dakkapel is een uitspringend dakvenster, aangebracht op het hellende dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak;

1.24 dakopbouw;

een uitbreiding van een bestaande laag van een woning;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; in dit plan wordt een horecabedrijf of een winkel op internet waarbij diensten en producten kunnen worden aangeschaft via internet, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop en aflevering ter plaatse aan consumenten plaats vindt, niet als detailhandel aangemerkt;

1.26 dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van diensten waarbij een onderscheid gemaakt kan worden in:

  • a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening:
    het verrichten van administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
  • b. publieksgerichte dienstverlening:
    dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus. Hieronder worden niet verstaan belhuizen. Het geven van kleinschalige cursussen behoort hierbij wel tot de mogelijkheden.
1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.29 horecabedrijf:

een bedrijf, dat vermeld is in de bij dit plan behorende Staat van Horeca-activiteiten, waarvan de hoofdactiviteit één of meer van de volgende activiteiten is:

  • 1. het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken,
  • 2. het exploiteren van zaalaccommodatie,
  • 3. het verstrekken van nachtverblijf;
1.30 huishouden:

Een persoon of groep van personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.31 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, informatieve, levensbeschouwelijke, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

1.32 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.33 peil:

het punt waarvanuit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:

  • 1. de hoogte van de kruin van de weg:
    in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
  • 2. in andere gevallen
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw:
1.34 parkeernormen

vanwege de wijziging in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), waarbij parkeernormen per 1 juli 2013 niet meer in de bouwverordening mogen worden opgenomen, worden in nieuwe bestemmingsplannen en herzieningen van bestemmingsplannen parkeernormen op genomen, middels een (uit de op dat moment vigerende) Nota Parkeernormen. Deze normen zijn als bijlage 2 opgenomen;

1.35 raamprostitutiebedrijf:

een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen;

1.36 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;

1.37 Staat van Horeca-bedrijven:

de Staat van Horeca-bedrijven die als bijlage 1 van deze regels deel uitmaakt;

1.38 verbeelding:

de visuele weergave van de bestemmingen van een bestemmingsplan. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

1.39 verkoopvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;

1.40 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;

1.41 voorgevelrooilijn:

de lijn die buitenwerks loopt langs de voorgevel van een gebouw en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn;

1.42 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen en naar de aard en/of omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de hierna aangegeven doeleinden, op de daarbij aangegeven plaatsen:

Doeleinden   In de eerste bouwlaag   Boven de eerste bouwlaag  
Bedrijven   Nee   Nee  
Detailhandel   Ja¹   Nee  
Publiekgerichte dienstverlening   Ja   Nee  
Horeca   Ja2   Nee  
Praktijkruimten   Ja   Nee  
Kantoren   Ja   Nee  
Ambachtelijke bedrijven   Ja   Nee  
Sportschool   Nee   Nee  
Bij ter plaatse toegestane functies behorende werkplaatsen en atelier-, praktijk-, kantoor-, en opslagruimten   Nee   Nee  
Wonen, inclusief toegangen en bergingen   Ja   Ja  
parkeervoorzieningen   Ja3   Nee  

    • 1. maximaal 32% van het totaal op de eerste bouwlaag te realiseren aantal m2 brutovloeroppervlakte;
    • 2. horecabedrijven tot en met categorie 2 zoals deze in de Staat van horeca-activiteiten zijn opgenomen, met uitzondering van Mc Drives, zulks tot een gezamenlijk maximum van 22% van het brutovloeropperlak van het bouwvlak;
    • 3. dan wel onder de eerste bouwlaag
  • b. bij een en ander behorende binnenplaatsen, tuinen en groenvoorzieningen;
  • c. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen;
  • d. gebouwde parkeervoorzieningen.
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens een halfverdiepte parkeergarage toegestaan;
  • f. wegen, waaronder begrepen wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende bestemmingen, alsmede evenemententerreinen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op deze gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals pergola's, vlaggenmasten en erf- of perceelafscheidingen.

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte  
luifels, vlaggen- en ander masten:   8 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw   2 m  
erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter voorgevelrooilijn grenzend aan openbaar toegankelijk gebied mits redelijke eisen van welstand zoals zijn opgenomen in Welstandsnota   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen:   1 m  
overige andere bouwwerken   3 m  
  • f. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 Parkeernormen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • c. grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 om horecabedrijven toe te laten, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorie 1 van de in bijlage 1 van dit plan behorende Staat van Horecabedrijven. Dit mits voldaan wordt aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 Parkeernormen.

3.4.2 Afwijken van het percentage detailhandel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 om meer dan 32% brutovloeroppervlak aan detailhandel op de eerste bouwlaag toe te staan, mits:

  • a. de totale oppervlakte aan detailhandel niet meer bedraagt dan 87% van de totale brutovloeroppervlakte op de eerste bouwlaag;
  • b. brutovloeroppervlak aan detailhandel niet meer bedraagt dan 560 m2 per vestiging;
  • c. aangetoond is dat er voldoende parkeerruimte aanwezig is conform de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 Parkeernormen;
  • d. advies is gevraagd aan de werkgroep detailhandel van het stadsgewest Haaglanden.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder maaiveld niet wordt vergroot;
  • b. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder maaiveld;
  • c. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
  • d. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 200 m², mits:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
    • 2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 4.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 200 m²:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.

4.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 4.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 4.2.2;
  • c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • e. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

4.3.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in sublid 4.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de ter zake geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden, gebouwen , bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • b. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
  • c. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten;
  • d. het gebruik van aan- en bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning in afwijking van het plan verlenen:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, gemalen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;
  • b. de bouw van geluidwerende voorzieningen, met een maximale hoogte van 6.00 meter, indien zulks in het kader van de uitvoering van de Wet geluidhinder noodzakelijk is.
  • c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

Artikel 10 Algemene procedureregels

In de gevallen dat in deze regels toepassing van deze procedurebepalingen is voorgeschreven, gelden de volgende bepalingen:

  • a. het ontwerp-besluit omtrent nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;
  • b. het bevoegd gezag maakt de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit naar voren te brengen bij het bevoegd gezag;
  • d. Burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan "Centrum Nootdorp, verwerking uitspraak ABRvS" van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.