direct naar inhoud van 3.11 Milieu
Plan: Duurzame Glastuinbouwgebieden
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.62112-4003

3.11 Milieu

3.11.1 Huidige situatie

Milieuhygienische bodemkwaliteit

Binnen het plangebied zijn (mogelijk) locaties aanwezig, waarvoor in het kader van de Wet bodembescherming op dit moment bekend is dan wel in de toekomst wordt vastgesteld, dat het een (mogelijk) geval van ernstige bodemverontreiniging betreft. Ook zijn er locaties, waar in het verleden is gesaneerd middels een isolatievariant of waar een restverontreiniging achtergebleven is.

Voorafgaand aan de (her)inrichting of bestemmingswijziging van een locatie en/of bij grondverzet, inclusief het verwijderen van grondgebonden objecten, dient altijd een historisch bodemonderzoek conform de vastgestelde norm uitgevoerd te worden. De vereiste maakt onderdeel uit van de omgevingsvergunningsprocedure dan wel de procedure tot bestemmingswijziging. In het kader van dit bestemmingsplan is zo'n onderzoek derhalve niet benodigd. De (mogelijke) aanwezigheid van locaties, waar sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging of een restverontreiniging, betekent in ieder geval wel dat de aanpak bij sloop, (her)inrichting, wijziging in het gebruik en/of bij grondverzet extra aandacht vragen.

Externe veiligheid

De externe veiligheid wordt bepaald door risico's, veroorzaakt door de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in en rond het plangebied. Er wordt gekeken naar risicovolle (bedrijfs) activiteiten, naar transport van gevaarlijke stoffen en naar buisleidingen.

De risico's worden vertaald in een plaatsgebonden risico en een groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt en komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van één ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van de kans op een ongeval, het effect van het ongeval en het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied (de afstand waarop nog doden vallen als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen). Het groepsrisico laat zich niet in de vorm van een risicocontour op een kaart weergeven, maar kan wel worden vertaald in een grafiek met daarin het aantal mogelijke slachtoffers uitgezet tegen de cumulatieve kans op het ongeval.

Veiligheidsafstanden tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten, zoals woningen, moeten ervoor zorgen dat bij een eventuele calamiteit het aantal dodelijke slachtoffers beperkt blijft. Die veiligheidsafstanden bestaan meestal uit een bebouwingsvrije zone (plaatsgebonden risico) en een zone waarin de bevolkingsdichtheid rond de risicovolle activiteit moet worden onderzocht (groepsrisico). Door deze afstandseisen vast te leggen in het bestemmingsplan kunnen nieuwe risicovolle ontwikkelingen worden voorkomen.

De nota Regels voor ruimte, welke onderdeel uitmaakt van het provinciaal beleid, vereist dat het bestemmingsplan inzicht geeft in de externe veiligheid. Daarom dient er een paragraaf over externe veiligheid te worden opgenomen in het bestemmingsplan.

Risicovolle (bedrijfs)activiteiten en kwetsbare objecten
Er bevindt zich binnen of nabij de deelgebieden Noukoop, Balijade, Dwarskade en Overgauw geen bedrijf met externe veiligheid relevante activiteiten.

Binnen het deelgebied Pijnacker-West ligt de inrichting 'Intratuin' (Rijskade 1). Deze inrichting kent vanwege de opslag van vuurwerk een veiligheidsafstand van 8 m vanaf de locatie van opslag. Vanwege de opslag van gevaarlijke stoffen geldt vanaf de locatie van opslag een PR 10-6 contour van 30 meter.

In c.q. aan de rand van het deelgebied Rijskade is sprake van gasdrukregel- en meetstation (Noordweg 63). Het plangebied ligt deels binnen de bijbehorende veiligheidsafstand. Kwetsbare objecten zijn binnen de veiligheidsafstand van 15 meter niet toegestaan.

Transport gevaarlijke stoffen
De spoorbaan Den Haag-Rotterdam wordt niet gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen. Rondom deze spoorbaan bevindt zich daarom geen risicocontour in het kader van externe veiligheid.

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg geldt dat de gemeente Pijnacker-Nootdorp sinds februari 2009 beschikt over een aangewezen wegennet voor routeplichtige stoffen op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Deze route voor gevaarlijk transport ligt op een dergelijk grote afstand van de deelgebieden dat deze niet binnen de veiligheidszone van de route vallen.

Deelgebied Noukoop ligt langs de A12. De PR 10-6 contour ligt op het hart van de weg. Bij nieuwe ontwikkelingen, die zijn voorzien binnen een zone van 150 m vanaf het hart van de weg, moet het groepsrisico worden berekend (en eventueel worden verantwoord).

Buisleidingen
In het plangebied liggen diverse leidingen.

Aardgas

Binnen of nabij de deelgebieden liggen een drietal hogedruk aardgasleidingen, waarmee rekening moet worden gehouden. Op grond van door de Gasunie opgegeven leidingeigenschappen (druk en diameter) gelden de veiligheidsafstanden, die zijn vermeld in onderstaande figuur.

Type leiding   Druk,
diame- ter
 
Toetsings-afstand (m)   Bebouwings-afstand
(m)  
Bebouwings-afstand
(m)
 
PR 10-6 contour(m)   1% Letaal (m)   100%
Letaal (m)  
Zakelijkrecht-
strook
 
      Woonwijk, flatgebouw, bijzondere objecten categorie I   Incidentele bebouwing, bijzondere objecten categorie II          
W-539-05-KR-007   40 bar, 6,6 inch   20   5   5   0   70   50   4  
W-539-01
 
40 bar, 12 inch   30   14   4   0   140   70   4  
W-539-09
 
40 bar, 16 inch   30   14   4   0   170   80   4  

Figuur 3: Veiligheidsafstanden rond hoge druk aardgasleidingen (Bron: Gasunie)

Voor wat betreft de bebouwingscategorieën geldt dat het gaat om de categorieën, zoals genoemd in de circulaire 'Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen' (1984). Deze is verouderd maar nog steeds geldig. Tot Categorie I behoren objecten met hoge infrastructurele waarde of verhoogd risico (telefooncentrale, ondergrondse opslagtank) en objecten voor meer dan 50 personen (kantoren) of verminderd zelfredzamen (verpleeginrichting). Categorie II betreft hotels, kantoren en industriegebouwen die niet onder categorie I vallen, sporthallen en zwembaden.

Binnen de zakelijk rechtstrook is in beginsel geen bebouwing toegestaan. De bebouwingsafstand ziet toe op de kleinste afstand tussen het hart van de leiding en de buitenzijde van een gebouw. Binnen deze bebouwingsafstand is de bouw van een woonwijk, flatgebouw en/of bijzondere objecten categorie I niet toegestaan. De toetsingsafstand is een zone waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan. Bij een calamiteit wordt het aantal dodelijke slachtoffers binnen deze afstand bepaald door het aantal mensen dat aanwezig is, ofwel de bevolkingsdichtheid. De afstanden, die in de tabel zijn vermeld, volgen uit de circulaire 'Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen'.

De overige afstanden uit de tabel omvatten afstanden zoals ze waarschijnlijk in de nieuwe AMvB Buisleidingen worden opgenomen. Deze AMvB is nog niet vastgesteld, maar zal naar verwachting in 2010 in werking treden. Met deze nieuwe regeling worden de deterministische afstanden uit de circulaire vervangen door een risicobeleid. Om toekomstige saneringsgevallen uit te sluiten, dient er nu reeds op geanticipeerd te worden.

  • De 1%-letaliteitsgrens - ook wel invloedszone - is de afstand waarbuiten de kans om door het aanwezige effect nog te overlijden (vrijwel) nul is. Binnen deze afstand is beïnvloeding van het groepsrisico mogelijk, zodat het groepsrisico berekend en eventueel verantwoord dient te worden;
  • De 100%-letaliteitsgrens is de afstand waarbinnen alle aanwezigen komen te overlijden bij een incident aan de buisleiding. De invloed van de leiding is hier zodanig groot dat dus geen overleving mogelijk is. Toename van bebouwing en bewoning binnen deze afstand draagt zeer sterk bij aan een verhoging van het groepsrisico;
  • De PR 10-6 contour is de risicocontour waarbinnen de kans per jaar dat iemand komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen 1 op een miljoen is, wat de maximaal toelaatbare overlijdenskans is. Binnen deze contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden gebouwd. Voor beperkt kwetsbare objecten (bedrijven, kleine kantoren e.d.) geldt de contour als richtlijn. Dit betekent dat bij voorkeur geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour opgericht worden, maar dat een gemeente hiervan gemotiveerd af mag wijken.

Onder kwetsbaar object vallen woningen (niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten), gebouwen bestemd voor het verblijf van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten (al dan niet gedurende een gedeelte van de dag), gebouwen waarin doorgaans gedurende een groot gedeelte van de dag grote aantallen personen aanwezig zijn - bijvoorbeeld kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object - en kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

Tot de beperkt kwetsbare objecten behoren verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen, zwembaden en speeltuinen, kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden (voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten). Ook objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, zijn beperkt kwetsbare objecten, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

Gelet op de tabel moet het volgende geconcludeerd worden:

  • De zakelijke rechtstrook (4 m) dient volledig vrij te blijven van bebouwing;
  • Vooralsnog is binnen de bebouwingsafstand (5 m) is de bouw van een woonwijk, flatgebouw en/of bijzondere objecten categorie I niet toegestaan;
  • Liefst geen kwetsbare objecten oprichten binnen het 100%-letaliteitsgebied;
  • Binnen het 1%-letaliteitsgebied (daar valt ook de toetsingsafstand van 20 m binnen) is het benodigd om bij een toename van de bevolkingsdichtheid het groepsrisico te berekenen en eventueel te verantwoorden.

CO2-leiding

Door de gemeente en ook in de nabijheid van het plangebied loopt een CO2-leiding. Uit een brief van VROM van 20 september 2007 (kenmerk EV/2007088834) volgt dat uit onderzoek van het RIVM blijkt dat de effecten van de leiding, en daarmee ook de PR 10-6 contour, binnen de 4 m vanaf deze buisleiding blijven. Er zijn dus geen letale gevolgen buiten de belemmerende strook. De CO2-leiding ligt op dermate grote afstand van het plangebied dat deze geen belemmering vormt.

DPO-leiding

Door het deelgebied Noukoop loopt een gedeelte van een buiten gebruik gestelde DPO-leiding (4 inch). Hierop zijn geen veiligheidsafstanden van toepassing. Wel moet er voor eventuele werkzaamheden aan beide zijden een strook van 5 meter vrij van bebouwing worden gehouden.

Milieuzonering
De belangrijkste milieueffecten van de glastuinbouw zijn mogelijke lichthinder, geluidhinder en de opslag en het gebruik van bestrijdingsmiddelen. De VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering geeft afstanden aan die moeten worden aangehouden tot gevoelige bestemmingen. Voor kassen met gasverwarming geldt een indicatieve afstand van 30 m ten opzichte van gevoelige bestemmingen gelegen in een rustige woonwijk. Ten opzichte van een gemengd gebied mag de richtafstand met een stap worden verlaagd, dan geldt 10 m. Op grond van de milieuwetgeving is in het algemeen voor glastuinbouw het Besluit glastuinbouw van toepassing.

Lichtuitstraling
Vooral in gebieden waar het in de nachtelijke uren nog relatief donker is en assimilatiebelichting nog niet eerder werd toegepast, levert lichtuitstraling uit kassen in toenemende mate maatschappelijke weerstand op. In het vigerende Besluit glastuinbouw zijn regels opgenomen met betrekking tot lichtuitstraling die inhouden dat van zonsondergang tot zonsopgang de uitstraling via de zijgevels van de kassen op 10 m met ten minste 95% moet zijn gereduceerd en dat met betrekking tot de lichtuitstraling via de bovenzijde van de kassen van 1 september tot 1 mei assimilatiebelichting tussen 20 en 24 uur verboden is. Tenzij in die periode de lichtuitstoot via de bovenzijde van de kas met tenminste 95% is afgeschermd. Na 24 uur geldt geen beperking voor de bovenzijde van de kas.

Gemeenten zijn aangewezen als toezichthouder m.b.t. de naleving van deze regels. Op basis van het convenant tussen LTO en Stichting Natuur en Milieu is het Besluit glastuinbouw in 2008 aangescherpt. Met de aanscherping wordt de donkerperiode van 4 tot 6 uur verlengd en moet in de nanacht zoveel als teelttechnisch mogelijk worden afgeschermd.

Naast de bevoegdheden in het Besluit glastuinbouw Wet milieubeheer hebben gemeenten ook de mogelijkheid lichtuitstraling uit kassen via bestemmingsplannen in te beperken. Dit kan voor gebieden relevant zijn omdat het huidige Besluit glastuinbouw lichtuitstraling via de bovenzijde van de kassen toestaat tussen 24:00 en zonsopgang in de periode 1 mei tot 1 september en tussen zonsondergang en zonsopgang in de overige periode. Daarnaast kan in gebieden waar natuur- of landschapswaarden in het geding zijn (bijv. in Habitatgebieden) een hogere afscherming gewenst zijn dan de 95% die in het Besluit glastuinbouw en het convenant zijn opgenomen. De gemeente Pijnacker-Nootdorp is van mening met de aanscherping van het Besluit glastuinbouw de lichtuitstraling van kassen voldoende is beperkt.

Afstand glastuinbouw-burgerwoningen
Op 17 december 2005 heeft de stuurgroep Glastuinbouw en Milieu advies uitgebracht over deze problematiek. In haar advies overweegt het GLAMI onder meer dat via de milieuwetgeving de risico's voor de volksgezondheid als gevolg van het gebruik van bestrijdingsmiddelen voldoende te beperken zijn. Het opnemen van aanvullende regelgeving in het ruimtelijk toetsingskader is derhalve volgens het GLAMI niet nodig. Gelet op de overwegingen is geen afstandsmaat opgenomen in de nota Regels voor ruimte van de provincie Zuid-Holland en de afweging omtrent de afstandsmaat dient plaats te laten vinden in het milieuspoor. De provincie acht het een gemeentelijke verantwoordelijkheid om, met in acht name van de milieuwetgeving, tot een zorgvuldige belangenafweging en handhaving van de milieurichtlijnen te komen. Waarbij een goede zonering tussen glastuinbouwbedrijven en burgerwoningen mede een rol kan spelen.

Op grond van deze milieuwetgeving zijn de volgende afstanden waaraan moet worden voldaan van belang:

Besluit glastuinbouw

Met de bouw van de woningen wordt onafhankelijk van de oprichting van het glastuinbouwbedrijf rekening gehouden met de volgende afstanden:

Bestaande glastuinbouwbedrijven opgericht voor 1 mei 1996, met inbegrip van eventuele uitbreidingen na dat tijdstip:

  • 10 m tot woningen van derden;
  • 25 m tot aaneengesloten woningbouw.

Glastuinbouwbedrijven opgericht na 30 april 1996:

  • 25 m tot woningen van derden;
  • 50 m tot aaneengesloten woningbouw.

De afstand wordt gemeten vanaf het onderdeel van het glastuinbouwbedrijf dat het dichtst bij de woningen is gelegen, waarbij een waterbassin, watersilo en het open erf niet worden beschouwd.

Geluid
In de gemeente Pijnacker-Nootdorp geldt gemeentelijk beleid ten aanzien van de voorkeursgrenswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Dit is geformuleerd in de Wet geluidhinder beleidsregel gemeente Pijnacker-Nootdorp (vastgesteld d.d. 25 februari 2008).

Op grond van het Besluit tuinbouwbedrijven met bedekte teelt milieubeheer gelden de volgende geluidsgrenswaarden op de gevel van woningen van derden voor nieuwe situaties.

Voor bestaande glastuinbouwbedrijven opgericht voor 1 mei 2002:

  06:00-19:00 uur   19:00-23:00 uur   23:00-06:00 uur  
Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau   50 dB (A)   45 dB (A)   40 dB (A)  
Piekniveaus   70 dB (A)   65 dB (A)   60 dB (A)  

In de periode tussen 06:00 en 19:00 uur gelden de piekniveaus niet voor het laden en lossen en voor het in- en uitrijden van landbouwvoertuigen. In de periode tussen 19:00 en 06:00 gelden de piekniveaus niet voor het laden en lossen ten behoeve van de afvoer van tuinbouwproducten door middel van groepsvervoer, voor maximaal 1 keer gedurende de periode. 

Voor nieuwe glastuinbouwbedrijven opgericht na 1 mei 2002:

  06:00-19:00 uur   19:00-22:00 uur   22:00-06:00 uur  
Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau   50 dB (A)   45 dB (A)   40 dB (A)  
Piekniveaus   70dB (A)   65 dB (A)   60 dB (A)  

In de periode tussen 06:00 en 19:00 gelden de piekniveaus niet voor het laden en lossen en voor het in- en uitrijden van landbouwvoertuigen.

Of glastuinbouwbedrijven aan de geluidsvoorschriften kunnen voldoen hangt af van de ligging van de installaties (stookinstallatie, WKK) en de bedrijfsruimte ten opzichte van woningen. Tevens hangt het af van de bedrijfsactiviteiten zoals transportbewegingen buiten de dagperiode.

Op grond van de onderzoeksresultaten en de daaruit volgende conclusies zal gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure een hogere grenswaarde procedure Wet geluidhinder moeten worden opgestart. Deze procedure is bedoeld om de benodigde geluidruimte voor de wegen en woningen vast te leggen in een besluit. Indien de hogere grenswaarde niet wordt vastgesteld, moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt weliswaar een goed streven, maar in de praktijk zal blijken dat vanwege stedenbouwkundige, financiële en verkeerstechnische redenen dit tot belemmeringen zal leiden en de aanleg van de weg niet mogelijk is vanwege een te beperkte geluidsruimte voor de weg.

In het MER ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn, naast de huidige situatie, vier verschillende toekomstige situaties voor het jaar 2020 doorgerekend. De verschillen liggen in de aanleg van een gedeeltelijke (Verlengde Komkommerweg/Oostelijke Randweg) of gehele rondweg en het wel of niet realiseren van 150 ha aan extra glastuinbouw. Voor het bestemmingplan is de variant met de gedeeltelijke rondweg en het extra glas van belang.

In het milieuonderzoek zijn voor de huidige situatie, gezien de beperkte verkeerstoename door toedoen van de voorgenomen activiteit en de hieruit voortkomende geluidsbelasting, de wegen buiten het plangebied buiten beschouwing gelaten. In de huidige situatie geldt dat vanwege de weg(en) de voorkeursgrenswaarde weliswaar overschreden wordt, maar dat de geluidsbelastingen onder de ten hoogste vast te stellen hogere grenswaarde blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.62112-4003_0021.jpg"

Afbeelding 22: Geluidscontouren Delftsestraatweg

Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek is gebleken dat ondanks het te realiseren “stille” asfalt op de toekomstige Komkommerweg ter plaatse van een vijftal bestaande woningen overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder te verwachten zijn. Het plaatsen van aanvullende schermen is niet effectief en vanwege stedenbouwkundige, verkeerstechnische redenen niet gewenst. De maximale toelaatbare grenswaarde wordt nergens in het plan overschreden.

Op basis van de Wet geluidhinder heeft het college besloten om onder voorwaarden voor de betreffende woningen een hogere grenswaarde vast te stellen. Voordat de Komkommerweg in gebruik wordt genomen zal onderzoek plaatsvinden naar de aanwezige geluidwering van de buitengevels van de betreffende woningen. Zonodig zal, met het oog op een te garanderen binnenwaarde van 33 dB, een pakket van maatregelen worden aangeboden ter verbetering van de aanwezige geluidsisolatie.

Bestrijdingsmiddelen
De beleidsdoelstellingen van de Rijksoverheid, met betrekking tot het gebruik van bestrijdingsmiddelen, zijn vastgelegd in het Meerjarenplan Gewasbescherming (MJP-G). De hoofddoelstellingen van dit plan zijn het verminderen van de omvang, het gebruik en de emissie van bestrijdingsmiddelen.

De uitwerking van dit beleid is vastgelegd in het Bestuursakkoord Uitvoering MJP-G tussen de Staat, het landbouwbedrijfsleven en de producenten van bestrijdingsmiddelen. Twee hoofdlijnen kunnen worden onderscheiden:

  • a. de toepassing van minder milieu belastende middelen;
  • b. het terugdringen van de hoeveelheden die worden gebruikt.

Door het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de kas kan een emissie naar de lucht optreden. Naar deze mogelijkheid is onderzoek gedaan door TNO. De uitkomsten van het onderzoek zijn gepubliceerd in het rapport 'Emissies van gewasbeschermingsmiddelen uit kassen naar de buitenlucht'. Omdat geen antwoord kon worden gegeven op de vraag of de berekende concentraties gevaarlijk of schadelijk voor de volksgezondheid waren werd in 2001, in opdracht van het ministerie van VROM vervolgonderzoek uitgevoerd door Research Instituut voor de Groene Ruimte 'Alterra' en gepubliceerd onder de naam 'Bestrijdingsmiddelen in de lucht rond tuinbouwkassen'. Het Alterra-onderzoek richtte zich op alle bestrijdingsmiddelen die op dat moment in de sector glastuinbouw werden gebruikt. Van alle middelen is, op eenzelfde wijze als dat door TNO in 1992 is gedaan, uitgaande van een 'worst-case' situatie, de concentratie bepaald van geëmitteerd middel. Gebleken is dat alleen middelen geëmitteerd worden bij toepassing van ruimtebehandelingstechnieken. De uitkomsten van het Alterra-onderzoek zijn door het ministerie van VROM onderschreven en leiden niet tot een wijziging van het beleid ter zake van het stellen van specifieke afstandsnormen voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen in het Besluit glastuinbouw.

Mestopslag
In het Besluit glastuinbouw is ook een afstand opgenomen voor mestopslagen of gebruikt substraatmateriaal. Deze zijn gelegen:

  • 1. op tenminste 100 m van aaneengesloten woningbouw;
  • 2. op tenminste 50 m van woningen van derden.

Luchtkwaliteit
In het MER ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn, naast de huidige situatie, vier verschillende toekomstige situaties voor het jaar 2020 doorgerekend. De verschillen liggen in de aanleg van een gedeeltelijke (Verlengde Komkommerweg/Oostelijke Randweg) of gehele rondweg en het wel of niet realiseren van 150 ha aan extra glastuinbouw. Zoals gezegd is voor het bestemmingplan de variant met de gedeeltelijke rondweg en het extra glas van belang.

Het luchtkwaliteitonderzoek richt zich alleen op het wegverkeer als emissiebron. De WKK-installaties zijn niet meegenomen in het onderzoek aangezien er veel onduidelijkheden zijn ten aanzien van de uitvoering van de installaties. Zo zijn er onduidelijkheden wat het thermisch vermogen van de installaties zal zijn, wat de hoogte van de schoorsteen zal worden, hoeveel er gerealiseerd zullen worden en wat de locatie zal zijn. Bij de realisatie van de WKK-installaties zal nader onderzoek verricht moeten worden naar het effect van de installaties.

Om een beeld te krijgen van de huidige situatie van de luchtkwaliteit is gekeken naar het jaar 2010, aangezien in dit jaar immers nog geen planontwikkeling plaatsvindt. De resultaten voor de huidige situatie staan in onderstaande figuur.

Wegvak   Jaargemiddelde concentratie NO2 [µg/m3]   Jaargemiddelde concentratie PM10 [µg/m3]  
3 Westlaan   33.1   20.4  
4 Oostlaan   34.7   20.4  
6 Vlielandseweg   32.3   19.7  
9a Klapwijkseweg (Pijnacker)   32.4   19.9  
9b Klapwijkseweg (Berkel)   32.8   20.6  
10 Oostweg   38.2   21.8  
12 Rijswijkseweg Waterweg (Den Haag)   34.2   20.7  
18a N470 tw Komkommerweg   35.5   20.5  

Figuur 4: De jaargemiddelde concentratie NO2 voor diverse wegvakken (Bron: MER)

Uit de rekenresultaten volgt dat in de huidige situatie op geen van de beoordeelde wegvakken een overschrijding van de grenswaarde (= 40 µg/m3) optreedt voor de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10. Hieruit valt af te leiden dat ook de uurgemiddelde grenswaarde voor NO2 (> 18 maal per jaar 200 µg/m3) en de daggemiddelde grenswaarde voor PM10 (> 35 maal per jaar 50 µg/m3) op geen van de beoordeelde wegvakken worden overschreden.

3.11.2 M.e.r.

In het kader van het bestemmingsplan is een milieueffectrapportage (m.e.r) uitgevoerd. In het MER zijn de zes deelgebieden onderzocht op verschillende relevante milieuaspecten. Vervolgens is beoordeeld in hoeverre het initiatief effecten heeft op deze milieuaspecten. Hiervoor is per milieuaspect een MMA (meest milieuvriendelijk alternatief) en een planalternatief ontwikkeld. Het MMA gaat uit van de beste bestaande mogelijkheden ter bescherming en/of verbetering van het milieu; voldoet aan de doelstelling van de initiatiefnemer (in dit geval de gemeente) en ligt binnen de competentie van de initiatiefnemer. Het MMA dient een alternatief te zijn dat enerzijds de beste mogelijkheden biedt voor een duurzame ontwikkeling van de glastuinbouw en anderzijds maximaal inspeelt op landschapskwaliteit, (het behoud van) cultuurhistorie en archeologie, water en groen (ook voor recreatieve doelen), een veilige ontsluiting en een aangenaam woonmilieu. Nadat het MMA is samengesteld is nagegaan in hoeverre de gemeente voorwaardenstellend (via het bestemmingsplan en/of vergunningen) en actief wil en kan bijdragen aan de realisatie van dit MMA. Indien dit onzekerheden opleverde voor de haalbaarheid van het MMA, is hier een planalternatief uit afgeleid.

Overzicht effectbeoordeling
Het MMA en het planalternatief zijn per milieuthema getoetst op milieueffecten. Hierbij worden verschillende deelgebieden apart beschreven. Waarbij gescoord wordt in een zeven puntsschaal. Van zeer negatief tot zeer positief. Hierbij is onderscheid gemaakt in twee varianten voor de autonome ontwikkeling. De aanleg van de gedeeltelijke rondweg (Oostelijke randweg en de Verlengde Komkommerweg) en de aanleg van de gehele rondweg.

In onderstaande figuur is de effectbeoordeling uit de milieuthema's in één tabel weergegeven.

Milieuaspect   MMA gedeeltelij-ke rondweg   MMA
gehele rondweg  
Planalternatief gedeeltelijke rondweg   Planalternatief gehele rondweg  
Bodem en water          
Bodemkwaliteit   0/+   0   0/-   0/-  
Waterkwaliteit   0/+   0/+   0/-   0/-  
Waterkwantiteit   0/+   0/+   0   0  
Woon – en leefmilieu          
Luchtkwaliteit   0   0   nvt   nvt  
Geluid   0   0   nvt   nvt  
Externe veiligheid   0   0   nvt   nvt  
Ecologie          
Beschermde gebieden   +   0/+   0/+   0  
Beschermde soorten   +   0/+   0/+   0  
Landschap en cultuurhistorie          
Archeologie   -   -   nvt   nvt  
Historische geografie en bouwkunde   0   0   nvt   nvt  
Landschappelijke structuren   0/+   0/+   0   0  
Landschappelijke identiteit   0/-   0/-   -   -  
Klimaat en duurzaamheid          
Bijdrage aan de adaptatieopgave   ++   ++   0/+   0/+  
Effecten op kwetsbaarheid voor klimaatverandering   ++   ++   0   0  
Uitstoot van broeikasgassen   ++   ++   0   0  
Energie-efficiency   ++   ++   0   0  
Realiseren beleidsdoelstellingen klimaatmitigatie   +   +   0   0  
Realiseren van de balans tussen people, planet en prosperity   ++   ++   +   +  
Verkeer en vervoer          
Bereikbaarheid en verkeersafwikkeling   0   0   nvt   nvt  
Verkeersveiligheid   0   0   nvt   nvt  

Figuur 5: Overzicht effectbeoordeling (Bron: m.e.r.)

Vergelijking van de alternatieven
Naar aanleiding van de tabel met de effectbeoordeling van de milieuaspecten is gekeken naar welke criteria onderscheidend zijn voor de verschillende varianten en waarbij bovendien een (potentieel) negatief milieueffect van toepassing is. Dit om uiteindelijk tot bepaling van een voorkeursalternatief te komen. Ten opzichte van de huidige situatie is het MMA voor alle criteria neutraal dan wel positief beoordeeld. Het planalternatief is over het geheel genomen neutraal beoordeeld. Met uitzondering van de aspecten bodem- en waterkwaliteit en landschap. Hierdoor is het oordeel van het planalternatief minder positief dan het MMA. De belangrijkste aspecten worden hieronder nader toegelicht.

Ecologie
Het MMA scoort ten opzichte van het thema ecologie positief tot licht positief. Het planalternatief scoort licht positief tot neutraal. In het MMA wordt voorgesteld om de geplande verbindingszone van 30 meter langs de Nieuwe Komkommerweg te verbreden tot een zone van 70 - 100 meter. Hierdoor wordt de zone verder geoptimaliseerd en scoort daarom positiever.

Archeologie
De herstructurering van het glastuinbouwgebied heeft een negatief effect ten aanzien van archeologie. De verschillende deelgebieden kennen een redelijke tot grote archeologische trefkans.

Voor deze gebieden, zowel in het MMA als in het planalternatief, is in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Deze gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. Ondanks deze opname in het bestemmingsplan zal de Nieuwe Komkommerweg een negatief effect op de archeologische waarden in het gebied hebben. Dit komt door de noodzakelijke ontgravingen die hier plaats moeten vinden. De realisatie van extra glastuinbouw zal een geringe verstoring teweeg brengen. Dit komt doordat de mate van verstoring die optreedt bij de bouw van moderne kassen zeer gering is. Alleen zullen de glastuinbouwcomplexen niet alleen uit kassen bestaan, maar ook uit bedrijfsgebouwen, agrarische woningen, waterbassins, et cetera. Deze ontwikkelingen zorgen voor een aaneengesloten bodemverstoring waarbij eventuele aanwezige archeologische waarden mogelijk verstoord worden.

Landschap
Ten opzichte van de huidige situatie scoort het MMA ligt negatief op landschappelijke identiteit. Deze beoordeling komt voort uit de realisatie van het extra glas. Door het extra glas zal de identiteit van de omliggende open gebieden (vooral rond Pijnacker-West) beïnvloed worden. Het grootschalige karakter zal in contrast staan met het meer kleinschalige karakter van het omliggende gebied. Door de zachtere overgang van groen wordt het effect echter beperkt. In het planalternatief is dit verzachtende effect niet meegenomen en scoort daarom negatiever.

Bodem- en waterkwaliteit
Voor wat betreft bodem- en waterkwaliteit scoort het MMA licht positief en het planalternatief licht negatief. Het verschil zit vooral in het effect van het gebruik van extra bestrijdingsmiddelen. In het MMA is het uitgangspunt dat dit gezamenlijk door de ondernemers in het gebied wordt opgepakt. In het planalternatief voor dit thema is het uitgangspunt dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen niet wordt teruggedrongen en dat door de toename van extra glas het gebruik zal toenemen. Dit scoort licht negatief.

Klimaat en duurzaamheid
Het MMA en het planalternatief voor dit thema scoort neutraal tot zeer positief. Vooral het MMA levert een bijdrage aan de verschillende duurzaamheidprincipes. Het initiatief tot het toepassen van duurzame maatregelen ligt echter grotendeels bij de ondernemers. Hierdoor is het onzeker in hoeverre deze effecten daadwerkelijk optreden. Het planalternatief scoort daarom overwegend neutraal.

Voorkeursalternatief
In het bestemmingsplan zijn verschillende milieueffecten onzeker. Het bestemmingsplan schetst het kader voor de toekomstige ontwikkeling. Fysiek gebeurt dit in het benoemen van een groen/blauwe hoofdstructuur, het bieden van goede ontsluitingswegen, et cetera. Daarnaast probeert de gemeente door middel van regelgeving sturing te geven aan de herstructurering. Onzeker blijft echter hoe de ondernemers invulling geven aan de ruimte die geboden wordt. Vooral het toepassen van verschillende duurzaamheidmaatregelen waardoor milieueffecten gereduceerd kunnen worden is grotendeels afhankelijk van de ondernemer en de glastuinbouwsector.

Om meer zekerheid te bieden zal de gemeente in 2010 een uitvoeringsprogramma glastuinbouw opstellen. In het uitvoeringsprogramma geeft de gemeente invulling aan de acties die moeten worden ondernomen. De gemeente vervult de regierol bij de ruimtelijke ontwikkeling en het faciliteren en coördineren van acties en initiatieven en vertaalt deze in het uitvoeringsprogramma.

Het voorkeursalternatief wordt in dit kader gedefinieerd als het MMA - minus de verschillende maatregelen die niet in het bestemmingsplan gewaarborgd zijn (het planalternatief). Waarbij deze laatste een plek krijgen in het nog op te stellen uitvoeringsprogramma.

Toetsing ProjectMER
Het MER heeft vanaf 18 maart 2010 gedurende 6 weken ter inzage gelegen en is gelijktijdig ter advisering verzonden aan de Commissie voor de Milieueffectrapportage. Tijdens de toetsing van het ProjectMER heeft de Commissie aan de gemeente kenbaar gemaakt dat het MER naar haar oordeel op een aantal onderdelen onvolledig is of geen juist beeld geeft. Naar aanleiding hiervan heeft de gemeente een aanvulling op het MER gemaakt (zie aparte bijlage). De Commissie is in haar uiteindelijke toetsingsadvies van mening dat met deze aanvulling de essentiële informatie aanwezig is. De Commissie heeft daarnaast een aantal aanbevelingen gedaan, waarmee zij hoopt een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de verdere besluitvorming in het bijzonder ten aanzien van de realisatie van de milieuambities. De aanbevelingen laten zich als volgt samenvatten:

  • De Commissie adviseert om - in overleg met betrokken partijen - nader uit te werken hoe de herstructering wordt gerealiseerd;
  • De Commissie adviseert om vanuit het oogpunt van een landschappelijke beleving en cultuurhistorie nader vast te leggen waar groen langs wegen en watergangen wordt aangelegd, met welke omvang en welke bijdrage de glastuinbouwsector en grondeigenaren daaraan leveren;
  • De Commissie adviseert om duidelijk te maken hoe uitvoering gegeven kan worden aan de wensbeelden per deelgebied ten aanzien van ontsluiting en verkeersveiligheid;
  • De Commissie adviseert de gemeente om bij nader invulling van haar stimulerende rol ten aanzien van de realisatie van milieuambities specifiek aandacht te besteden aan landschappelijke kwaliteit en aan initiatieven rond gezamenlijke gietwatervoorzieningen en afvalwaterbehandeling.

De gemeenteraad heeft besloten deze aanbevelingen over te nemen.

Tot slot wordt opgemerkt dat wettelijk de verplichting bestaat om in het kader van de uitgevoerde MER evaluatieonderzoek te verrichten. Hierin dient nagegaan te worden in hoeverre de in het MER voorspelde effecten daadwerkelijk optreden. Belangrijk onderdeel van de evaluatie vormt het verkrijgen van gegevens die als gevolg van leemten in kennis - als beschreven in het ProjectMER - niet in het MER kunnen worden beschreven om zodoende ook over deze milieueffecten voldoende inzicht te kunnen verkrijgen. In ieder geval voor de start van de uitvoering en aanleg van de Nieuwe Komkommerweg, zal een monitorings- en evaluatieprogramma worden opgesteld

3.11.3 Ontwikkelingen

Geluid
Het bestemmingsplan maakt de aanleg van nieuwe wegen mogelijk (deels met een wijzigingsbevoegdheid). Op grond van de Wet geluidhinder dient de te verwachten geluidsbelasting vanwege de toekomstige wegen ter plaatse van bestaande en nieuwe woningen in beeld gebracht te worden. Daarnaast dienen de gevolgen voor het onderliggende wegennet in beeld te worden gebracht. In het geval van een te verwachten overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder moet een voorstel opgesteld worden voor vaststelling van hogere grenswaarden ter plaatse van bestaande en nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, zoals bedrijfswoningen of scholen.

In de MER, uitgevoerd ten behoeve van dit bestemmingsplan, zijn voor de situatie in 2020 de effecten vanwege de realisatie van de gedeeltelijke en de gehele rondweg berekend. Voor alle wegen in de 6 deelgebieden geldt dat als gevolg daarvan weliswaar de voorkeursgrenswaarde overschreden wordt, maar dat de te verwachten geluidsbelastingen onder de ten hoogste vast te stellen hogere grenswaarde blijven. Dit geldt voor beide varianten.

Daarnaast zullen door de realisatie van extra glas in 2020 de geluidscontouren veranderen. De gevolgen voor de deelgebieden zijn zowel beoordeeld op basis van de effecten van de gedeeltelijke rondweg met glas (plan 1) als de effecten van de gehele rondweg met glas (plan 2). Voor beide varianten geldt dat vanwege de weg(en) de voorkeursgrenswaarde dan wel wordt overschreden, maar dat de te verwachten geluidsbelastingen onder de ten hoogste vast te stellen hogere grenswaarde blijven. Alleen voor deelgebied 4, Pijnacker-West, geldt dat bij de variant met de gehele rondweg en met extra glas - welke bekeken is in het MER - vanwege de weg(en) behalve de voorkeursgrenswaarde ook de ten hoogste vast te stellen hogere grenswaarde overschreden wordt. De maximale toename ten opzichte van autonoom en het effect van het plan is maximaal 0,5 dB. De aanpassingen aan de Komkommerweg worden als een aanleg van een nieuwe weg zoals bedoeld in de Wet geluidhinder gezien. Aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk.

Vanuit het MER zijn aanbevelingen geformuleerd voor aanvullende maatregelen. De eerste aanbeveling is het gebruik van stil asfalt. Door het gebruik van dit type asfalt zal de geluidshinder afnemen. Het positieve effect van het gebruik van stil asfalt is dat niet alleen de woningen met een te hoge geluidsbelasting minder hinder zullen ondervinden, maar ook de geluidsbelastingen op de overige woningen omlaag zullen gaan. Ten tweede is vanuit het MER de aanbeveling gekomen dat de woningen in de gevoelige zone met een dove gevel gerealiseerd worden. Een dove gevel is een bouwkundige constructie zonder te openen delen met een voorgeschreven geluidwering. Door deze maatregel neemt de geluidsoverlast binnenshuis af.

Luchtkwaliteit
De gevolgen van beoogde ontwikkelingen (inclusief de ontwikkelingen die te zijner tijd moeten worden uitgewerkt met de wijzigingsbevoegdheid) op de luchtkwaliteit, moeten op grond van de Wet milieubeheer (Wm hoofdstuk 5) worden getoetst.

Relevante ontwikkelingen in dit kader zijn onder andere:

  • 1. nieuwe (bedrijfs)woningen;
  • 2. nieuwe en gewijzigde (glastuinbouw)bedrijven;
  • 3. nieuwe wegen (inclusief wegen op grond van de wijzigingsbevoegdheid).

Onderzoek ten behoeve van de nieuwe wegen strekt verder dan het onderzoek van wegen zelf. Totdat door Brussel derogatie wordt verleend, wordt de omvang van het onderzoeksgebied bepaald door het 1% criterium.

Uit de MER, uitgevoerd ten behoeve van dit bestemmingsplan, blijkt dat bij de ontwikkeling van de gedeeltelijke en de gehele rondweg op geen van de beoordeelde wegvakken een overschrijding van de grenswaarde (= 40 µg/m3) optreedt voor de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10. Hieruit valt af te leiden dat ook de uurgemiddelde grenswaarde voor NO2 (> 18 maal per jaar 200 µg/m3) en de daggemiddelde grenswaarde voor PM10 (> 35 maal per jaar 50 µg/m3) op geen van de beoordeelde wegvakken overschreden worden.

Ongeacht of het areaal aan extra glastuinbouw wel of niet gerealiseerd wordt, blijkt dat het effect van planontwikkeling maximaal 0,2 µg/m3 is. Dit betekent dat het effect minder is dan 1,2 µg/m3. Derhalve draagt planontwikkeling 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.

De ontwikkeling van de variant met extra glas en met de gedeeltelijke rondweg, de variant voor dit bestemmingsplan, zal dus geen overschrijding van de grenswaarden veroorzaken.

Aanbevelingen voor visie en planopzet vanuit milieu:  
*   Op de plankaart dienen risicovolle inrichtingen, de tracés van de A12, de aardgasleiding en de CO2-leiding te worden weergegeven.