direct naar inhoud van 2.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Duurzame Glastuinbouwgebieden
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.62112-4003

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Startnotitie Gemeentelijke Structuurvisie Pijnacker-Nootdorp (2008)

Met ingang van 1 juli 2008 is een structuurvisie voor elke gemeente wettelijk verplicht volgens de Wet ruimtelijke ordening. De gemeente heeft de startnotitie opgesteld waarin de totstandkoming van de gemeentelijke structuurvisie inzichtelijk wordt gemaakt. De structuurvisie is een dynamisch document. In de startnotitie wordt het Pit! structuurvisie als uitgangspunt genomen.

In de startnotitie wordt uitgegaan van één structuurvisie voor het hele grondgebied. Het streven is om de structuurvisie op termijn het nieuwe centrale document voor het gemeentelijk ruimtelijk beleid te laten zijn.

Aanbevelingen voor visie en planopzet:  
*   In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de startnotitie. Het Pit! wordt hierbij als uitgangspunt genomen.  

 

2.4.2 Pit! Structuurvisie (vastgesteld 7 juli 2009)

In het Pit! structuurvisie zet de gemeente de koers uit met ontwikkelingsrichtingen voor de komende 20 jaar. De strategische koers in het Pit! is gericht op mogelijke transformatie, met als kwantitatief eindbeeld een gemeente met circa 48.000 inwoners eind 2010 gevolgd door een verdere doorgroei naar 58.000 in 2015. De groei zal tot 2015 voornamelijk gebaseerd zijn op het opvangen van regionale vraag, na 2015 vindt eventuele verder doorgroei plaats op basis van de lokale vraag naar woningen. De (woning)bouwopgaven vereisen extra middelen om te kunnen voldoen aan moderne eisen van stedelijke ontwikkeling en inrichting. Bedoeld worden onder meer middelen voor de aanleg van voldoende infrastructuur, een voortvarende aanleg en continuïteit in beheer van het groene netwerk om de kernen, sociaal-maatschappelijke voorzieningen, kwaliteitsaspecten van de openbare ruimte. Het gaat bijvoorbeeld om financiële middelen, voldoende en geschikte inzet van instrumenten en ook om aanvullende middelen van de regionale partners daar waar het gaat om de stevige bijdrage die Pijnacker-Nootdorp levert aan ontwikkeling en kwaliteit van het leefmilieu in de regio.

Ook met de glastuinbouw wordt bijgedragen aan het regionale belang; deze is niet alleen de kurk waar de lokale economie op drijft maar is tevens van betekenis in regionaal en (inter)nationaal economisch verband. Het Pit! is op dit punt van de glastuinbouw uitgesproken en geeft voor de planperiode tot 2025 aan dat de glastuinbouw geconcentreerd in de volgende bestaande gebieden, gehandhaafd blijft: Noukoop, Balijade, Pijnacker-Oost en Pijnacker-West, Dwarskade, Rijskade, Overgauw. In het kader van de Nota Ruimte valt Pijnacker-Oost onder het FES-project. Hiervoor wordt een aparte planologische procedure doorgelopen.

De structuurvisie is gericht op het behoud en de versterking van de economische positie van de glastuinbouw in deze gebieden tot in ieder geval 2025, waarbij de ontwikkeling van aspecten als duurzaamheid eveneens aan de orde is. Locaties in de drie gebieden Dwarskade, Rijskade en Overgauw kunnen mogelijk in de periode na 2025 voor woningbouw, economische functies, groen, water of voorzieningen, in ontwikkeling worden genomen. Nadere afweging over locaties, omvang, invulling et cetera vindt op termijn plaats.

Voor de versterking van de duurzame glastuinbouwgebieden zal de markt het innovatieve en uitvoerende werk doen. De gemeente voert de ruimtelijke regie. Zij maakt bestemmingsplannen en kaderstellend beleid voor een optimale bedrijfsvoering, maar ook voor kwaliteiten op het gebied van infrastructuur, water en groen. Infrastructuur, water en groen kunnen een ruimtelijke drager vormen in deze gebieden. Recreatieve routes zullen de gebieden kunnen gaan doorsnijden. Wonen in de gebieden, zeker voor particulieren, zal zoveel mogelijk ontmoedigd worden. Bij herstructurering kunnen bedrijfswoningen naar de randen van het glas gebied worden verplaatst. Dit voorkomt toekomstige frustratie van volgende herstructureringsrondes.

De gemeente is faciliterend in plannen die herstructurering mogelijk maken. Als strategische grondaankopen daarbij noodzakelijk zijn zal de gemeente hierin haar verantwoordelijkheid nemen. Uitgangspunt blijft dat uiteindelijk de markt de herstructurering inhoud zal moeten geven.

De totale oppervlakte van de glastuinbouw in Pijnacker-Nootdorp neemt af, maar het streven is dat er voldoende omvang blijft, van ongeveer 325 ha netto om schaalvoordelen met betrekking tot toelevering, verwerking, handel en kennis te kunnen blijven benutten. De glastuinbouw heeft meer toekomst als het zich richt op innovatie: ontwikkelen van hoogwaardige technologieën en nieuwe producten. Dit kan worden versterkt door het aantrekken van bedrijven die de innovatie in de glastuinbouw ondersteunen.

Op dit moment worden niet alle glastuinbouwgebieden adequaat ontsloten op de regionale (N470)- en de landelijke (A12, A4) ontsluitingsstructuur. Het beleid van de gemeente is gericht om, samen met de bedrijven, deze ontsluitingsstructuur te verbeteren. Het realiseren van een rondweg om de kern Pijnacker, waarvan de N470 onderdeel uitmaakt, moet hieraan bijdragen. De aanleg van de oostelijke randweg en de westelijke randweg die beiden een directe aansluiting krijgen op de N470 dragen hieraan, als onderdeel van de totale rondweg, in belangrijke mate bij.

Naast het groengebied zijn de glastuinbouwgebieden beeldbepalend voor het buitengebied van Pijnacker-Nootdorp. Gestreefd wordt naar een onderling verbond tussen beide functies. Voorgesteld wordt te onderzoeken of het groengebied een rol kan spelen voor incidentele waterberging en hoe het glastuinbouwgebied kan worden doorsneden door groenblauwe aders die van recreatieve routes worden voorzien. Het toegankelijk maken van glastuinbouwgebieden en het kennis kunnen nemen van de glastuinbouw zal het imago van de glastuinbouw ten goede komen. De tuinbouwsector kan op deze ontwikkeling aansluiten door bijvoorbeeld informatie te leveren over de glastuinbouw (door open dagen, excursies, informatiepanelen of een info-centrum). Concreet wordt voorgesteld tenminste drie noord-zuid gerichte groenblauwe aders te realiseren door de duurzame glastuinbouwgebieden, onder andere door concentratie van de benodigde waterberging binnen de glastuinbouwgebieden.

De ruimtelijke kwaliteit en toegankelijkheid van de gebieden is thans veelal onvoldoende te noemen, maar wordt door de in gang gezette herstructurering op niveau gebracht. Door het meer verbinden van de gebieden met de omliggende recreatiegebieden en het zoeken naar innovatieve oplossingen voor giet- en bergingswater liggen hier kansen om kwalitatief meer hoogwaardige gebieden te creëren. Het waterprobleem dat op dit moment bestaat kan onder andere daarmee worden opgelost.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.62112-4003_0008.jpg"

Afbeelding 8: Pit! Structuurvisiekaart Pijnacker-Nootdorp anno 2009

Samengevat is de inzet van de gemeente volgens het Pit!, wat betreft de ontwikkeling van de glastuinbouw, gericht op:

  • Innovatieve glastuinbouw mede stimuleren door actievere rol gemeente;
  • Duurzame glastuinbouw(her)ontwikkeling;
  • 'Ruimte voor ruimte'-regelingsgebieden;
  • Recreatie toevoegen conform uitgangspunten recreatievisie.
     
Aanbevelingen voor visie en planopzet:  
*
*


*
*
*
*
*

*  
Inzetten op een versterking van de duurzame glastuinbouwgebieden;

Locaties in de drie gebieden Dwarskade, Rijskade en Overgauw kunnen in de periode na 2025 voor eventuele uitbreiding van stedelijke functies, gericht op de lokale vraag naar woningen, in ontwikkeling worden genomen. Nadere afweging over locaties, noodzaak, omvang, invulling et cetera vindt op termijn plaats;
Inzetten op verbetering van de ontsluiting van de gebieden;

Groenblauwe dooradering van Pijnacker-West;

Vormgeven van nieuwe ontsluitingsroutes;

Herstructurering aan de orde voor deel Pijnacker-West;

Behoud van glastuinbouwlinten (Pijnacker-West en Nootdorp), versterken van de ruimtelijke kwaliteit in deze gebieden;

Realiseren drie noord-zuid gerichte groenblauwe aders door de duurzame glastuinbouwgebieden, onder andere door het concentreren van de benodigde waterberging binnen de glastuinbouwgebieden.  

 

2.4.3 Beleidsplan Glastuinbouw Pijnacker-Nootdorp (2008)

Als logisch vervolg op het Pit! structuurvisie (2005) heeft de gemeente Pijnacker-Nootdorp het beleidsplan Glastuinbouw opgesteld, die in januari 2008 is vastgesteld door de raad. Hierin staan drie thema's centraal:

  • 1. In Pijnacker-Nootdorp zijn concentratiegebieden onderscheiden, waar de glastuinbouw tot in ieder geval 2025 wordt versterkt en ontwikkeld. De gebieden zijn: Noukoop, Balijade, Pijnacker-West, Dwarskade, Rijskade, Overgauw en Pijnacker-Oost;
  • 2. Een minimale omvang van het glasareaal, van ongeveer 325 ha netto, moet behouden blijven. Compensatie van glas dat verdwijnt, moet bij voorkeur plaats vinden in de invloedssfeer van de Greenport Westland-Oostland;
  • 3. Duurzame ontwikkeling is gericht op zowel economische aspecten van duurzaamheid als op kwaliteitsaspecten die bepalend zijn voor duurzaamheid op het vlak van ruimte, milieu en maatschappij.

Herstructurering maakt de sector in economische zin toekomstbestendig. Daarnaast maakt herstructurering het mogelijk te komen tot verbeteringen op het vlak van milieu, energie, groen, water en ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteitsaspecten zijn sterk aan elkaar gerelateerd en eveneens van invloed op maatschappelijke kwaliteiten en het imago van de sector.

Het glastuinbouwgebied van Pijnacker-Nootdorp speelt een belangrijke rol in onze nationale economie. Om dit in de toekomst te kunnen handhaven is een duurzame ontwikkeling van dit gebied van belang. De ruimtelijke aspecten die de duurzame ontwikkeling van glastuinbouw mogelijk moeten maken zijn:

  • Verbeteren noodzakelijke infrastructuur en realiseren sluitend wegennetwerk rond en naar de concentratiegebieden;
  • Uitplaatsen van andere niet-duurzame functies dan glastuinbouw. Gericht op een samenhangende ruimtelijke ontwikkeling moeten deze functies worden gebundeld en gekoppeld aan duurzame (weg-, water- en groen-) structuren;
  • Afwegen van mogelijkheden voor intensief ruimtegebruik en innovaties op het gebied van water, warmte, energie en afvalstromen op het niveau van bedrijfsontwikkelingen en bedrijfsclusters;
  • Relateren van nieuwe ontwikkelingen aan specifieke gebiedskwaliteiten. Tegelijkertijd zodanige ruimtelijke voorwaarden creëren dat een sterke economische ontwikkeling van de bedrijven of clusters van bedrijven mogelijk is;
  • Bestaande en te ontwikkelen duurzame structuren (ruimtelijke hoofdstructuur en hierop aansluitende casco's), vormen het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de concentratiegebieden en zijn richtinggevend voor de uitvoering van de herstructurering. In gebiedskaders worden per deelgebied de richtinggevende aspecten nader uitgewerkt;
  • De essentie van de ruimtelijke hoofdstructuur wordt bepaald door bestaande en te ontwikkelen structuren van wegen, water en groen en daarin passende gebieden waar stedelijke en landelijke functies zich ontwikkelen. De gebieden met concentraties van de glastuinbouwfunctie zijn onderdeel van de ruimtelijke hoofdstructuur;
  • Verbeteren van de bereikbaarheid en ontsluiting van de glastuinbouwgebieden is essentieel voor het economisch functioneren. Het wegennetwerk bepaalt in belangrijke mate de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van de glastuinbouwgebieden;
  • Bij de aanleg van wegen moeten de mogelijkheden voor combinaties met andere functies worden meegenomen. Het gaat om het koppelen van water, groen en routes aan de wegenstructuur. Bij ontwikkeling en uitvoering kan op die manier aan verschillende kwaliteitsaspecten worden gewerkt;
  • Gezien de beperkte ruimte in de concentratiegebieden moeten groenelementen zoveel mogelijk worden gekoppeld aan andere elementen van duurzame ruimtelijke structuren. Het zijn vooral de duurzame structuren en de randen van de gebieden waar zich kansen voordoen voor de ontwikkeling van groenstructuur;
  • Het gaat vooral om losse elementen in 'restruimten', 'overhoeken', op en aan randen van erven, knooppunten en zones, bermen langs wegen en waterlopen;
  • Een casco creëert flexibele ruimte voor het op rationele wijze herstructureren van glastuinbouwgebieden. Door het koppelen van functies aan het casco kunnen oplossingen gevonden worden voor problemen die de herstructurering in de weg staan en wordt invulling gegeven aan zorgvuldig ruimtegebruik;
  • In deelgebieden is op het niveau van het cluster flexibele ruimte bedoeld voor de ontwikkeling van de productiefunctie van de glastuinbouw. De ondernemers zijn verantwoordelijk voor ontwikkelingen en voor de inrichting op het niveau van het bedrijf. Dit geldt ook voor de aanleg van gemeenschappelijke voorzieningen in clusterverband;
  • Woningen in de glastuinbouwgebieden die de herstructurering belemmeren moeten worden verplaatst of uit de gebieden worden geplaatst. Bij verplaatsing moet worden gezocht naar locaties die zijn gekoppeld aan duurzame structuren of het gebied zelf;
  • De wateropgave (kwantiteit en kwaliteit) brengt met zich mee dat bij herstructurering in de glastuinbouwgebieden extra ruimte nodig is voor watervoorzieningen. Koppeling van de voorzieningen aan duurzame structuren draagt bij aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De opgave vraagt om een gezamenlijke aanpak, bijvoorbeeld in clusterverband;
  • De herstructurering van de glastuinbouwgebieden biedt kansen voor het toepassen van innovatieve concepten op het gebied van energiehuishouding.

Aanbevelingen voor visie en planopzet:  
*   De in deze paragraaf benoemde aspecten dienen de basis te vormen voor de visie op de glastuinbouwgebieden.  

 

2.4.4 Beleid voor groen en recreatie (2006)

De recreatievisie die in 2006 door de gemeente is opgesteld, is onlosmakelijk verbonden met de Pit! structuurvisie. De recreatievisie geeft richting aan de gewenste ontwikkeling van groen en recreatie en aan concreet beleid daarvoor en is zowel een onderbouwing als nadere uitwerking van de structuurvisie. De essentie van de visie is gebaseerd op het feit dat de gemeente sterker wil inzetten op groen en recreatie als bepalende factoren voor de identiteit van Pijnacker-Nootdorp in een stedelijke regio. De hoofdelementen van de recreatievisie zijn ook integraal opgenomen in Pit! De aanpak die is uitgewerkt in de visie om de nieuwe rol van de gemeente te concretiseren, is gericht op het volgen van zes hoofdlijnen. Voor de glastuinbouwgebieden zijn de volgende aspecten van die hoofdlijnen direct van belang:

  • Twee hoofdaccenten in ontwikkelingsrichtingen, die merkbaar kunnen zijn in en aan de randen van het glas. Hierbij gaat het allereerst om besloten parkbos met concentratie van intensievere recreatievoorzieningen van Delftse Hout tot Balij en als tweede het Bieslandse Bos. Open weide- en moerasgebied met zwaarder accent op natuurbeleving;
  • Realiseren netwerk van doorgaande routes voor fietsen, wandelen en van recreatieve routes voor doelgroepen van skaten tot struinen. Sommige routes moeten door de glastuinbouwgebieden en voor doorgaande routes moeten lintenstructuren de basis zijn. Wanneer het gaat om bereikbaarheid en goede aansluiting op regionale infrastructuur, ook voor autoverkeer, vraagt combinatie met ecologische verbindingen de aandacht;
  • De ontwikkeling van clusters van kleinschalige voorzieningen moet vooral langs de randen van groengebieden worden aangesloten op infrastructuur. Dit kan van betekenis zijn voor ontwikkelingen in de glastuinbouwgebieden, omdat deze vaak grenzen aan groen. Het streven is om coalities te vormen tussen belangen van recreatie en glas; als twee belangrijke peilers voor de gemeente. Voorbeelden hiervan zijn het benutten van recreatief- educatieve kanten van de glastuinbouw, het recreatief invullen van de noodzakelijke aanleg van ontsluiting en waterberging, het met aspecten van de glastuinbouw aanhaken op recreatieve programma's en evenementen.

Concreet zijn er elementen in de recreatievisie aangegeven die voor de ontwikkeling van de glastuinbouwgebieden van belang zijn. Eén daarvan is de realisatie van recreatieve verbindingen. Ook in het Pit! komt in het gebied Noordpolder een groenblauwe dooradering terug. Het traject voor het fietspad is voor nadere uitwerking.
Kanttekening bij het verkennen van de mogelijkheden voor groene verbindingen is het feit dat er in en grenzend aan de gebieden veel barrières zijn, die het realiseren van een werkelijke verbinding waar enige continuïteit in te herkennen is en die van betekenis is voor groen én recreatie, een relatief moeilijke zaak blijkt. In de provinciale ecologische hoofdstructuur is tenslotte ook een verbinding aangegeven aan de rand van Delfgauw, grenzend aan het glastuinbouwgebied. Dit gebied heeft een beperkte ecologische betekenis.
De kans op realisatie wordt groter wanneer met de verbindingen kan worden aangehaakt op ontwikkelingen in het glastuinbouwgebied, op bestaande structuren van wegen en waterlopen, op zones langs infrastructuur en op het potentieel van linten die vragen om landschappelijke kwaliteitsverbetering.
Het ontwikkelen van een combinatie van groene- en waterverbindingen of elementen met een recreatieve route door glastuinbouwgebied Pijnacker-West vraagt de aandacht. Het recreatieve medegebruik moet worden versterkt. Met betrekking tot de aanwezigheid van recreatieve voorzieningen wordt de voorkeur gegeven aan plaatsing aan randen van gebieden (met betekenis voor aangrenzende woon-, recreatiegebieden) en koppeling aan routes en infrastructuur; specifieke aandacht dient te worden gevraagd voor de in de glastuinbouwgebieden aanwezige maneges en paardenhouderijen.

Aanbevelingen voor visie en planopzet:  
*

 
In het plangebied wordt vanuit de recreatievisie ingestoken op de ontwikkelingen van een recreatieve ontsluiting van de glastuinbouwgebieden, met name Pijnacker-West. Hiermee wordt een koppeling gelegd met de (nieuwe) groene- en waterverbindingen in het plangebied.  

 

2.4.5 Mobiliteitsplan (2005)

Het Mobiliteitsplan uit 2005 beschrijft kaders en verkeersmaatregelen op hoofdlijnen om de gemeente Pijnacker-Nootdorp bereikbaar en leefbaar te maken en te houden. Het plan richt zich op bestaande en toekomstige mobiliteitsknelpunten als gevolg van een grote ontwikkelingsgroei zoals beschreven in het Pit!.

Een actualisatie van het Mobiliteitsplan heeft plaatsgevonden door middel van de nota's:

  • Mobiliteitsplan Pijnacker-Nootdorp 2005, recapitulatie van de belangrijkste uitgangspunten en prioriteiten;
  • Aanbiedingsnota Raad (meningsvormend) over ontwikkeling verkeersstructuur Pijnacker-Nootdorp d.d. 13 december 2007;
  • Aanbiedingsnota raad over visie toekomstige verkeersstructuur Pijnacker-Nootdorp d.d. 21 februari 2008.

Over het algemeen zijn de glastuinbouwgebieden in de gemeente Pijnacker-Nootdorp niet goed tot slecht ontsloten. Het regionale en landelijke hoofdwegennet is vanuit de glastuinbouwgebieden alleen indirect te bereiken via smalle, verouderde buitenwegen en door woonkernen. Dit veroorzaakt overlast voor alle verkeer en verkeersonveiligheid vooral door vrachtverkeer. Sommige wegen in de glastuinbouwgebieden worden ook gebruikt door sluipverkeer, waardoor de overlast extra groot is. (Vrijliggende) fietspaden komen in de gebieden nauwelijks voor.

De maatregelen in het Mobiliteitsplan moeten ervoor zorgen dat er geen onnodig vrachtverkeer meer door de woonkernen rijdt. Dit is mogelijk door de glastuinbouwgebieden een meer directe ontsluiting te geven op randwegen en het regionale wegennet. Sluiproutes worden onaantrekkelijk of onmogelijk gemaakt. Het buitengebied wordt aantrekkelijker gemaakt voor langzaam verkeer door de aanleg van nieuwe vrijliggende fietspaden.

Bij de actualisatie van het Mobiliteitsplan is geconcludeerd dat:

  • om ernstige verkeersproblemen te voorkomen, in de komende jaren wordt geconcentreerd op een snelle aanleg van belangrijke infrastructuur, namelijk Tuindersweg, Braslaan, Verlengde Komkommerweg tot de Hoefslag en Verlengde Oostlaan tot de Katwijkerlaan;
  • de capaciteit op het bestaande wegennet dient te worden benut, met inachtneming van de uitgangspunten van het rapport Duurzaam Veilig;
  • aanvullende maatregelen dienen te worden getroffen, in geval wordt geoordeeld dat de leefbaarheid onder druk komt te staan;
  • de bollard op de Laan der Zeven Linden dient te worden gehandhaafd, in elk geval totdat de Komkommerweg tot de Delftsestraatweg als alternatieve route voor het verkeer naar de N470 is aangelegd;
  • de blocker op de Nieuwkoopseweg dient te worden gehandhaafd om doorgaand verkeer te voorkomen;
  • geen 'knippen' (zoals Noordweg en Oostlaan) dienen te worden aangebracht, gezien de daaraan klevende neveneffecten van verschuivende verkeersstromen naar wegen die hier niet op zijn ingericht.

Vanuit het Mobiliteitsplan en de actualisatie op dit plan zijn de belangrijkste gevolgen voor het plangebied:

Pijnacker-West
De kern van de plannen voor Pijnacker-West is de aansluiting van de verlengde Komkommerweg op de N470. Deze aansluiting is provinciaal akkoord. Verder wordt ingezet op het doortrekken van de Komkommerweg. Daarbij moeten de financiële mogelijkheden nog worden onderzocht om ook het gebied Noordpolder via de verlengde Komkommerweg te ontsluiten.

Noukoop
Met de vernieuwde toe- en afritten op de A12 is de ontsluiting van dit gebied verbeterd. Op termijn wordt er een verkenning gedaan naar een nieuwe verbinding tussen Pijnacker en - de randweg van - Nootdorp.

Balijade
De ontsluitingsmogelijkheden van de gebieden Balijade en Noukoop zullen worden beperkt door sluipwerende (spits)maatregelen op de Nieuwkoopseweg. Daardoor loopt de ontsluiting van het gebied Noukoop vooral via Nootdorp en Balijade via Pijnacker.

Aanbevelingen voor visie en planopzet:  
*   De voorgestelde (nieuwe) ontsluitingsmogelijkheden uit het Mobiliteitsplan voor de diverse deelgebieden, zullen in de visie moeten worden opgenomen.  

 

2.4.6 Fietsplan Pijnacker-Nootdorp (2006)

Het Fietsplan is een uitwerking van het Mobiliteitsplan. Om het fietsgebruik te bevorderen moeten de aan te bieden fietsvoorzieningen van een dusdanige kwaliteit zijn dat ze een 'wervend' karakter hebben. Het gebruik van de fiets voor een verplaatsing wordt bepaald door het motief voor de verplaatsing en het oordeel over de gehele vervoersketen.

De doelstelling van het plan is dat in 2015 de fiets is ingeburgerd als een dagelijks vervoermiddel in de gemeente op afstanden tot 7,5 km als volwaardig alternatief voor de auto en dat de recreatieve mogelijkheden beter bekend, aantrekkelijker en uitgebreider zijn. De fiets dient te worden gezien als een gezond, vlot, veilig en aantrekkelijk vervoermiddel. Uitgangspunten, met als basis 2004, zijn:

  • het huidige fietsverkeer tot een afstand van 7,5 km minimaal behouden en werken aan groei;
  • veiligheid van fietsers verbeteren;
  • verminderen van fietsendiefstal;
  • tevredenheid van inwoners over het fietsen binnen de gemeente dient minimaal op het huidige niveau te blijven.

Maatregelen dienen te worden genomen om het bestaande fietsnetwerk van de gemeente op het gewenste ambitieniveau te krijgen. Op afbeelding 9 zijn de maatregelen op kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.62112-4003_0009.jpg"

Afbeelding 9: Maatregelenkaart Fietsplan Pijnacker-Nootdorp

Bij de maatregelen gaat het uitdrukkelijk om het aanleggen van de ontbrekende schakels in de (regionale) fietsverbindingen.

Aanbevelingen voor visie en planopzet:  
*   Het bestemmingsplan dient rekening te houden met ambities uit het Fietsplan.  

 

2.4.7 Waterplan (2006)

In beleidsontwikkeling, uitvoeringsplannen en realisatie van maatregelen die effect hebben op ruimtelijke structuren en inrichting van gebieden, is water de laatste jaren steeds meer een centraal thema geworden. Water vraagt met het oog op het voorkomen van wateroverlast meer ruimte; de waterkwaliteit moet beter en de bronnen voor het drinkwater dienen schoon te blijven. Vanuit die beleidsdoelstellingen is water ook een factor bij de herstructurering van glastuinbouw gebieden. Op dit moment is er waterbeleid in ontwikkeling op zowel Europees, landelijk als gemeentelijk niveau.

Waterplan Pijnacker-Nootdorp
De gemeente Pijnacker-Nootdorp en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben in 2006 gezamenlijk een gemeentelijk waterplan opgesteld. Het doel is er voor te zorgen dat de gemeente en het waterschap samen nieuwe ontwikkelingen in het gemeentelijke waterbeheer aanpakken. Het waterplan richt zich op het opheffen van huidige knelpunten in het watersysteem en speelt in op nieuwe ontwikkelingen. Ook voor de glastuinbouwgebieden in de gemeente geldt dat het waterbeheer moet zorgen voor droge voeten, een gezond watersysteem en een optimale beleving van het water. Het waterplan omvat een ruimtelijke weergave van ontwikkelingen die spelen in relatie tot deze waterkwantiteit en -kwaliteitaspecten, met een gebiedspecifieke invulling. Uit het waterplan zijn maatregelen voortgekomen die resulteren in ingrepen in het watersysteem en waterketens. Voor een groot deel van de maatregelen geldt dat dit nieuw beleid is, waarvoor extra geld nodig is en samenwerking met, in dit geval, de glastuinbouwsector nodig is.
Het realiseren van voldoende waterberging is één van die maatregelen. De normstelling die (nu al) wordt gehanteerd is 325 m3 waterberging per ha bebouwd gebied. Voor de glastuinbouw is het belang voor realisatie van deze norm des te groter, omdat er in de glastuinbouwgebieden nauwelijks sprake is van onverhard terrein, er geen sprake is van opvangmogelijkheden op platte daken en er nauwelijks vertraging van de afstroom van water bestaat. De glastuinbouwsector heeft zelf nadrukkelijk belang bij voldoende bergingscapaciteit omdat overlast ontstaat en bijvoorbeeld het overtollige water de kassen instroomt.
Zoals hiervoor al aangegeven brengt de waterbergingsnorm een aanvullende ruimteclaim met zich mee ten opzichte van de huidige ruimte die wordt gebruikt door voorzieningen voor waterberging. De conclusie is dat de waterhuishouding voor de glastuinbouw een belangrijke rol speelt, in die zin dat de eisen die aan waterkwaliteit en kwantiteit worden gesteld een wezenlijke ruimteclaim betekenen, die in veel gevallen ten koste zal gaan van de ruimte die voor glas beschikbaar is.

Aanbevelingen voor visie en planopzet:  
*   Bij de ruimtevraag voor waterberging dient een normstelling van 325 m³ per ha bebouwd gebied te worden gehanteerd.  

 

2.4.8 Raamplan landelijk gebied (ontwerp, 2008)

De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft het Raamplan landelijk gebied opgesteld voor de uitwerking van de wateropgaven van het landelijk gebied van de gemeente. Het doel van het raamplan is het ontwerpen van een goed functionerend en robuust watersysteem voor het landelijk gebied van de gemeente dat voldoet aan de landelijke beschermingsnormen voor waterberging.

Er zijn diverse voordelen verbonden aan het opstellen van een dergelijk raamplan:

  • Het plan biedt flexibiliteit om bestaande waterhuishoudkundige problemen op een kosteneffectieve manier op te lossen.
  • Het plan biedt de mogelijkheid om binnen het plangebied een gevarieerder aanbod aan woon- en werkmilieus te ontwikkelen, waarbij meer en minder waterrijke gebieden kunnen bestaan.
  • De procedures voor de watertoets voor de afzonderlijke deelgebieden worden vereenvoudigd.
  • Met het plan wordt de afstemming van de waterhuishouding tussen de verschillende deelgebieden gegarandeerd.

Het plangebied ligt in diverse deelgebieden, namelijk: Polder van Nootdorp, Nieuwe of drooggemaakte polder, Droogmaking in de Oude polder van Pijnacker, Oude polder van Pijnacker, Noordpolder van Delfgauw en Zuidpolder van Delfgauw. Bij de toekomstige ontwikkelingen is rekening gehouden met de verschillende ruimtelijke plannen van de gemeente.

Voor de meeste deelgebieden is de waterbergingsopgave ingevuld. Hiervoor worden geen maatregelen benoemd, maar gelden algemene regels en voorwaarden. In de deelgebieden zonder wateropgave is in principe genoeg open water of inundatiegebied aanwezig. Bij extreme neerslag kan het water worden geborgen en blijft de stijging van het waterpeil binnen de gestelde normen. Bij een significante toename van de verharding moet deze worden gecompenseerd. Voor de volgende deelgebieden zijn wel maatregelen aangewezen.

Nieuwe of drooggemaakte polder: In het deelgebied ligt een waterbergingsopgave. Aangezien een herindeling van de peilvlakken plaatsvindt, dient de opgave opnieuw te worden berekend.

Oude polder van Pijnacker: Uit onderzoek moet blijken welke mogelijkheden er zijn om het watersysteem op orde te brengen in dit deelgebied. In het gebied zijn groenblauwe dooraderingen voorzien. Hiervoor is nog geen ontwikkelingsmodel beschikbaar. Aanvullende maatregelen zijn nodig in het gebied. Daarnaast is het nog niet zeker of waterberging bij de groenblauwe dooradering effectief is voor de waterbergingsopgaven van de Hoogseweg. Een kans ligt hier wellicht in het opheffen van onderbemalingen.

Noordpolder van Delfgauw: In het deelgebied ligt een relatief grote bergingsopgave. Bij de wateropgave kan aangesloten worden bij duurzame glastuinbouw-ontwikkelingen. In het glastuinbouwgebied tussen Delfgauw en Pijnacker zijn drie groenblauwe dooraderingen voorzien. Door langs bestaande waterlopen een natuurvriendelijke oever aan te leggen, kan waterberging worden gerealiseerd. Aanvullende berging dient te worden gezocht.

Zuidpolder van Delfgauw: In het deelgebied ligt feitelijk geen waterbergingsopgave, wel wordt aanbevolen om in het glastuinbouwgebied aandacht te houden voor de locatie voor waterberging en de afvoercapaciteit richting de Bergboezem. Ook in de Zuidpolder ligt een gebied voor duurzame glastuinbouw-ontwikkelingen. In het deelgebied wordt uitgegaan van een maximale invulling van groene linten voor waterberging.

Aanbevelingen voor visie en planopzet:  
*   Bij de uitvoering van het bestemmingsplan dienen de kaders van het raamplan te worden gevolgd, waardoor een goed functionerend en veilig watersysteem wordt verkregen.  

 

2.4.9 Milieubeleidsplan (2005)

Door de gemeenteraad is in april 2005 het Milieubeleidsplan 2005-2008 vastgesteld. Dit beleidsplan richt zich op een aantal speerpunten met streefbeelden tot 2025. Voor wat betreft de glastuinbouw is aangesloten op landelijke ontwikkelingen.
Op 13 november 1997 is door vertegenwoordigers van de glastuinbouwsector en de betrokken overheden het Convenant Glastuinbouw en Milieu ondertekend. Het convenant, waaronder de energieafspraken, zijn wettelijk vastgelegd in het Besluit glastuinbouw. In het Besluit glastuinbouw is een Integrale Milieu Taakstelling (IMT) voor de sector vastgelegd. Deze IMT omvat de milieudoelstellingen die de sector in de periode tot het jaar 2010 moet realiseren op het gebied van energie, gewasbescherming, meststoffen, afval en hinder. In 2010 dient vier procent van de energievoorziening te komen uit duurzame energiebronnen. In 2020 moeten kassen onafhankelijk zijn van fossiele brandstoffen en gebruik maken van windenergie, biomassa, aardwarmte, kas als energiebron et cetera.

In 2030 zou de tuinbouwsector zelfs toe kunnen met 75 procent minder energie. De partijen vragen een eenmalige investering van het kabinet van 75 miljoen euro. Dat bedrag is nodig om tot en met 2010 de ontwikkeling van gesloten kassystemen een impuls te geven. Om de wettelijke energietaakstelling te realiseren hebben veel tuinders al geïnvesteerd in beweegbare energieschermen, rookcondensatoren, aardwarmte en warmteopslagtanks. De technieken om alternatieven te ontwikkelen zijn aanwezig. De energietaakstelling is behoorlijk fors, doch realiseerbaar. Het kunnen voldoen aan de prestatiedoelstelling (IMT) heeft ruimtelijke invloeden. Door de Stuurgroep Glastuinbouw en Milieu (GlaMi) is aan de gemeenten kenbaar gemaakt dat de tuinbouwsector de wettelijke prestatietaakstelling voor wat betreft energie alleen kan realiseren door middel van herstructurering (Plan van aanpak voor de herstructurering van de glastuinbouw, LTO, 1998). Immers, oudere kassen worden vervangen door nieuwere energiezuinigere en bedrijfseconomisch beter verkavelde kassen (hoogwaardig glas, minder gevels, meer zon afhankelijk, zuinigere stookinstallaties en dergelijke). De herstructurering van gebieden levert unieke kansen om sterker in te zetten op de milieu- en energieprestaties van de sector. De tuinbouwsector heeft met het kabinet afspraken gemaakt. In het programma 'Schoon en Zuinig' zijn doelstellingen vastgelegd over CO2-reductie van 30% in 2020, jaarlijkse energiebesparing van 2% en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020.

Aanbevelingen voor visie en planopzet:  
*   Bij de herstructurering van de glastuinbouwgebieden dient ingestoken te worden op onder andere nieuwere energiezuinigere en bedrijfseconomisch beter verkavelde kassen en minder gevels, meer zon afhankelijk, zuinigere stookinstallaties.  

 

2.4.10 Bodemnota

Als we de bodem voor langere tijd willen gebruiken moeten we de bodem op de juiste manier benutten en beschermen. Naast het beschermen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit hecht de gemeente waarde aan de overige functionele bodemkwaliteiten. Hieronder wordt verstaan de draagkwaliteit, informatiekwaliteit, regulatiekwaliteit en de productiekwaliteit. Deze kwaliteiten hebben onder andere betrekking op warmte/koude opslag, cultuurhistorische betekenis, levende bodem of geothermische energie. Hoe de gemeente met de bodem wil omgaan wordt vastgelegd in de Bodemnota.

Volgens de beleidsbrief bodem (2003) moet het bodembeleid het gebruik van de bodem zoveel mogelijk faciliteren. Daarbij moet een evenwicht worden gezocht tussen benutten en beschermen. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) introduceert de lagenbenadering, waarin bodem en ondergrond een belangrijke rol spelen.

De beleidsbrief Ruimtelijke Ordening van de Ondergrond (2003) introduceert de ruimtelijke ordening van de ondergrond. De druk op de ondergrondse ruimte wordt steeds groter, het raakt vol in de ondergrond. De herontwikkeling van gebieden loopt steeds vaker vertraging op en kan soms flink duurder worden omdat onvoldoende is gekeken naar eigenschappen van de ondergrond. Om optimaal gebruik te maken van de kansen van de ondergrond is het nodig bestemmingsplannen een derde dimensie te geven: de diepte in. Op deze manier kan bodem optimaal blijven bijdragen aan de leefomgeving en het ondernemersklimaat van de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Het gaat om een sluitende grondexploitatie van projecten (kosten bouwrijp maken, aan- en verkoop van gronden, grondbalans), gestroomlijnde vergunningverlening en een mooie leefomgeving.

Belangrijke thema's die moeten worden afgewogen zijn duurzame energie (warmte/koude opslag, winning van aardwarmte), ondergronds bouwen, waterberging, kabels en leidingen, beheer van verontreinigingen en productie van gewassen.

Ruimtelijke ordening van de ondergrond staat nog in de kinderschoenen, hoewel er landelijk gezien veel thema's spelen. Om een begin te maken met ruimtelijke ordening van de ondergrond worden een organisatiescan en een scan van relevante thema's gemaakt. De resultaten van beide stappen worden verwerkt als aanvulling op de Bodemnota. Alleen die thema's worden uitgewerkt die echt een meerwaarde hebben voor de gemeente.

Aanbevelingen voor visie en planopzet:  
*   Het bestemmingsplan moet rekening houden met ambities uit de Bodemnota alsmede de aanvulling op de Bodemnota.  

2.4.11 Besluit Bodemkwaliteit

In 2008 is het beleid voor toepassing van bouwstoffen en het hergebruik van grond en bagger gewijzigd. Het Besluit Bodemkwaliteit heeft het Bouwstoffenbesluit vervangen. Voor de toepassing van bouwstoffen betekent dit een versimpeling van de regels, maar het beleidskader voor de toepassing van grond en bagger zal ingrijpend wijzigen. Er is meer aandacht voor de link tussen bodemkwaliteit en functie van de bodem dan onder het huidige beleid. De gemeente heeft ervoor gekozen om gebruik te maken van het overgangsbeleid van het Besluit Bodemkwaliteit wat betreft gebruik van grond.

Het plangebied valt binnen het beheergebied van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart. Op basis van de beschikbare bodemkwaliteitsgegevens is per zone de diffuse milieuhygienische bodemkwaliteit vastgesteld en in de bodemkwaliteitskaart weergegeven. Uit deze gegevens kunnen per zone de achtergrondwaarden van de opgenomen parameters worden bepaald. In het bodembeheerplan, en de aanvullende beleidsnotitie gedurende de periode dat gebruik wordt gemaakt van de overgangsregeling van het Besluit Bodemkwaliteit, staat beschreven op welke wijze met grondverzet binnen en tussen zones van de bodemkwaliteitskaart omgegaan moet worden. Bij gebruik van niet-vormgegeven steenachtige bouwstoffen wordt aangesloten bij de landelijke wet- en regelgeving.

In het Besluit Bodemkwaliteit zijn eisen opgenomen die als doel hebben de kwaliteit van het bodembeheer te verhogen en de integriteit van de uitvoerders te verbeteren. Er worden regels gesteld waaraan de kwaliteit van de uitvoering dient te voldoen.

Aanbevelingen voor visie en planopzet:  
*   In het bestemmingsplan dient rekening gehouden te worden met het overgangsbeleid van het Besluit Bodemkwaliteit.  

2.4.12 Duurzaam Pijnacker-Nootdorp (2008)

De beleidsnotitie (vastgesteld door de raad op 27 november 2008) dient voor een duurzame ontwikkeling van de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Hierbij gaat het om de samenhang tussen economische, sociaal-culturele en ecologische aspecten. Dit ter voorkoming van afwenteling van ongewenste effecten naar andere beleidsvelden en/of naar de toekomst én om het integreren van het beleid voor die aspecten. De gemeente realiseert zich dat, indien de nadruk te veel ligt op één van die aspecten zonder te letten op de gevolgen voor de andere aspecten, het op den duur nadelig is voor alle aspecten. Duurzaamheid zoekt een meerwaarde door deze aspecten telkens in samenhang te bezien. De gemeente wil een klimaatbestendige en duurzame gemeente zijn waar personen, huishoudens en bedrijven zich kunnen ontplooien, zonder afwenteling op andere mensen, regio's of volgende generaties.

De gemeente wil krachtig inzetten op de volgende speerpunten:

  • 1. Duurzaam bouwen / leefomgeving: De huidige bouwopgave wordt waar mogelijk op een duurzame wijze verder afgemaakt;
  • 2. Klimaat en energie: Een verregaande energiebesparing van jaarlijks 2% per inwoner en meer toepassingen van duurzame energie. Alle energie voor warmte en koeling van nieuwe woningen wordt CO2 neutraal opgewekt in 2020. Er wordt rekening gehouden met de energietransitie van glastuinbouw. De gemeente zet zich in op het mogelijk maken van warmtelevering door tuinbouw en optimalisering van het gebruik van warmte.
  • 3. Groen en ecologie: Verstandig omgaan met de aanwezige groene natuur. Het aantal planten en diersoorten dient in 2020 te zijn toegenomen. Gestreefd wordt om de Groenblauwe Slinger in 2013 te hebben gerealiseerd.
  • 4. Water: Gestreefd wordt naar 100% natuurvriendelijke oevers, tenzij dat door omstandigheden niet mogelijk is.
  • 5. Milieu: De luchtkwaliteit in de gemeente 10% te laten voldoen aan de op dat moment geldende EU-norm.
  • 6. Duurzaam ondernemen / inkopen: Toepassen van duurzaamheidscriteria bij alle inkoop en aanbestedingen. De gemeente werkt toe naar 100% duurzaam inkopen in 2015.
  • 7. Verkeer en mobiliteit: Maximaal benutten van de mogelijkheden van fietsgebruik, openbaar vervoer en alternatieve motorbrandstoffen.

Aanbevelingen voor visie en planopzet:  
*   De toepassing van bovengenoemde speerpunten levert een positieve bijdrage aan het functioneren van duurzame glastuinbouw.  

 

2.4.13 Beleidsnotitie hoogte warmteopslagtanks in de duurzame glastuinbouwgebieden (2006)

De beleidsnotitie biedt de mogelijkheid om zo objectief mogelijk medewerking te verlenen aan verzoeken voor het bouwen van warmteopslagtanks met een hoogte van maximaal 12 m of die medewerking te weigeren. Warmteopslagtanks zijn een bedrijfseconomisch noodzakelijk onderdeel van glastuinbouwbedrijven. In de beleidsnotitie worden criteria geformuleerd waaraan verzoeken voor het bouwen van warmteopslagtanks met een hoogte tot 12 m worden getoetst, namelijk:

  • De locatie ligt binnen een duurzaam glastuinbouwgebied;
  • De locatie ligt op minimaal 100 m van de grens met het stedelijk gebied;
  • De locatie ligt op minimaal 100 m van de grens met het landelijk gebied.

Aanbevelingen voor visie en planopzet:  
*   De beleidsnotitie met genoemde criteria dienen te worden opgenomen in de visie.  

2.4.14 Beleidsnotitie inhoud (burger)woningen in het buitengebied (2006)

In de beleidsnotitie wordt de maximale inhoudsmaat van burgerwoningen (inclusief erfbebouwing) in het buitengebied vastgesteld op 750 m3. Deze inhoudsmaat voldoet aan de maatschappelijke behoefte aan grotere woningen en geeft invulling aan de beleidsvrijheid die de gemeente heeft gekregen van de provincie. De inhoudsmaat past in de verhouding met omliggende woningen. Een woning van een dergelijke omvang kan goed worden ingepast in de structuur van de bestaande lintbebouwing. Ook bij herbouw of uitbreiding van bestaande woningen blijft verdichting beperkt.

Aanbevelingen voor visie en planopzet:  
*   De beleidsnotitie met de maximale inhoudsmaat voor burgerwoningen dient te worden opgenomen in de visie.  

2.4.15 Welstandsnota Pijnacker-Nootdorp (2007)

Het welstandsbeleid van Pijnacker-Nootdorp is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van Pijnacker-Nootdorp.

Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een effectief, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten. Burgers, ondernemers en ontwerpers kunnen in de toekomst in een vroeg stadium worden geïnformeerd over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen. Voor veranderingen aan bestaande bouwwerken kunnen de criteria concreet en duidelijk zijn, voor nieuwe bouwwerken of ontwikkelingen is wat meer ruimte voor overleg en interpretatie van de criteria, waarbij de karakteristieken van de gebieden kunnen worden gebruikt voor een eigentijdse invulling.

De welstandscriteria worden gevormd door algemene criteria, gebiedsgerichte criteria, objectgerichte criteria, criteria voor veelvoorkomende kleine bouwwerken, criteria bij (her)ontwikkelingen en criteria bij excessen.

Het plangebied ligt voor het grootste gedeelte in het deelgebied Kassengebied en voor een klein gedeelte in het deelgebied Buitengebied.

De kassengebieden zijn reguliere welstandsgebieden. De kassen zelf zijn welstandsvrije objecten, indien de kassen zijn uitgevoerd in helder glas. Voor kassen die deels in andere materialen zijn uitgevoerd geldt een terughoudend kleurgebruik, duurzame materialen en eenvoudige maar zorgvuldige uitwerking en detaillering. Behoud van de oorspronkelijke structuurelementen en cultuurhistorische bebouwing is de beleidsinzet, evenals het behouden van het karakteristieke profiel van de ontsluitingswegen. De beoordeling van de overige gebouwen als bijbehorende woningen en bedrijfsgebouwen is gericht op afwisseling en individualiteit, zorgvuldige detaillering en traditioneel materiaal- en kleurgebruik.

Voor het buitengebied, met de kleinschalige, zorgvuldig ingepaste bebouwing, geldt een regulier welstandsregime. Bij de beoordeling van plannen zal met name worden gelet op een zorgvuldige detaillering en een overwegend traditioneel kleur- en materiaalgebruik. Ook de doorzichten en de transparantie naar het achterliggende landschap dienen behouden te blijven.

Aanbevelingen voor visie en planopzet:  
*   Bij toekomstige ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de welstandscriteria.