Plan: | Duurzame Glastuinbouwgebieden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1926.62112-0002 |
Algemeen
De ontginning van het gebied trad pas op rond de 12e/13e eeuw. Vanaf de in het gebied aanwezige kreekruggen, veenstromen en gegraven vaarten werden de eerste aanzetten gegeven voor een ontginning. Om het veenpakket geschikt te maken voor agrarische doeleinden was het eerst noodzakelijk dat het ontwaterd werd. Dit gebeurde door het graven van evenwijdige sloten die afwaterden op oude veenstromen. Later (in de 15e, 16e, en 17e eeuw), bij de verdergaande ontginningen verloren de veen-stromen hun functie en werden nieuwe kanalen gegraven die het water efficiënter afvoerden (hoofdweteringen). Het verkavelingspatroon lag in deze tijd loodrecht op de hoofdweteringen. Langs deze weteringen ontstond de lintbebouwing van Pijnacker en Berkel en Rodenrijs. In de 18e eeuw traden grote veranderingen op. Er werd op een kleinere schaal veen afgegraven waardoor diverse plassen en meren ontstonden. Honderd jaar later zijn deze plassen vrijwel allemaal drooggemalen. In de droogmakerijen ontstond een nieuw en meer vierkant verkavelingspatroon. Tot begin 20e eeuw bleef de omvang van Pijnacker en Berkel en Rodenrijs beperkt tot enkele stroken lintbebouwing. Wel kwam nieuwe infrastructuur tot ontwikkeling, zoals spoorlijnen en autowegen. Na de Tweede Wereldoorlog trad een onstuimige ontwikkeling op. Pijnacker en Berkel en Rodenrijs breidden sterk uit en er ontwikkelde zich glastuinbouw, onder andere in het noordoostelijk deel van het plangebied. Belangrijk landschappelijk element op de grens van het plangebied vormen de hoge randen van het Kleihoogt en de diverse (boezem)kades. De hoge karakteristieke rand van het Kleihoogt is een oude steilrand tussen klei en veen.
Glastuinbouwgebied
Het glastuinbouwgebied concentreert zich in deelgebieden binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Het landschapsbeeld wordt hier sterk overheerst door de aanwezige kassen. Deze zorgen voor een visuele verdichting die gelijk is aan die van bebouwing. De kassen in het plangebied liggen grotendeels in een droogmakerij. In de gebieden met glastuinbouw gaan de oude verkavelingspatronen verloren en bepalen ontsluitingsmogelijkheden, de gewenste afmetingen van de kassen en de hydrologische eisen de vorm en richting van de verkaveling. Dit versterkt de visuele verdichting. Tussen de kassen liggen waterbassins waarin schoon (neerslag)water wordt opgeslagen ten behoeve van de watervoorzieningen in de kassen. Deze bassins liggen allen boven maaiveld en zijn omgeven door een 1 tot 2 m hoge, met zwart kunststofdoek afgedekte, aarden wal.
De glastuinbouwgebieden zullen worden geherstructureerd. Dit houdt onder andere in dat de schaalvergroting meer mogelijkheden krijgt, wat grotere kascomplexen tot gevolg heeft. Het landschap zal in de toekomst dus verder verdichten met glastuinbouw. Daarnaast zal door meervoudig ruimtegebruik en meerlagenteelt de bouwhoogte van de kassen toenemen. Deze ontwikkelingen zullen de oude verkavelingspatronen verder verstoren en er zal naar nieuwe ontsluitingsmogelijkheden moeten worden gezocht.
Aanbevelingen voor visie en planopzet vanuit landschap | |
* * * |
Streven naar lintbebouwing langs wegen; Bedrijfsgebouwen in linten concentreren; Glasopstallen qua goothoogte 8 m. |