Plan: | Veegplan 2019-2020 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30 |
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Goeree-Overflakkee. Het bestemmingsplan dient met name ter verbetering van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente, maar maakt ook kleinschalige ontwikkelingen mogelijk. Het doel van het voorliggende bestemmingsplan is de bestemmingsregelingen voor de hieronder te noemen locaties aan te passen aan de gewenste situatie:
Met het nieuwe bestemmingsplan ontstaat de situatie dat het bestemmingsplan een actueel en correct beeld geeft van de functies en een kader waaraan (toekomstige) aanvragen voor een omgevingsvergunning kunnen worden getoetst. Het bestemmingsplan sluit aan bij de actuele juridische en planologische situatie en voldoet aan de vormvereisten van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).
Het plangebied bestaat uit 13 op zichzelf staande locaties. In figuur 1.1 is een overzicht van de locaties weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Voor de locaties vigeren diverse (bestemmings)plannen. In de onderstaande tabel 1.1 is voor elke locatie zichtbaar welk bestemmingsplan geldt.
Tabel 1.1 Weergave vigerende bestemmingsplannen
Locatie | Vigerend(e) bestemmingsplan(nen) | Vastgesteld | ||||||
1 | Molenweg 19a, Oude-Tonge | Buitengebied Oostflakkee | 29-11-2012 | |||||
2 | Erfgoed Goedereede | Landelijk Gebied Goedereede | 04-09-2014 | |||||
3 | West Nieuwlandseweg 2 en 4, Ouddorp | Landelijk Gebied Goedereede | 04-09-2014 | |||||
4 | Westdijk 6a, Dirksland | Landelijk Gebied Dirksland | 27-06-2013 | |||||
5 | Oostdijkseweg 16, Goedereede; | Landelijk Gebied Goedereede | 04-09-2014 | |||||
6 | Zeedijk 14, Stad aan het Haringvliet | Drie kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet | 14-03-2019 | |||||
7 | Erfgoed Ooltgensplaat | Ooltgensplaat dorp Buitengebied Oostflakkee 1e herziening Windpark Piet de Wit |
04-10-2012 18-04-2018 06-09-2018 |
|||||
8 | Noordzijde Haven, Goedereede | Beschermde dorps- en stadsgebieden | 19-05-2016 | |||||
9 | Westerweg 4, Ouddorp | Oudeland en Oude Nieuwland 2013 | 12-12-2013 | |||||
10 | Prinsesselaan, Sommelsdijk | Sommelsdijk | 27-06-2013 |
|||||
11 | Hazersweg 36, Ouddorp | Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012 | 26-09-2012 | |||||
12 | Westduinweg 33, 33a en 35, Ouddorp | Landelijk Gebied Goedereede | 04-09-2014 | |||||
13 | Kabbelaarsbank ong., Ouddorp | Brouwersdam 2012 | 19-12-2012 |
Hoofdstuk 2 beschrijft de aanpassingen waarvoor dit bestemmingsplan het kader biedt. Hoofdstuk 3 brengt het beleidskader in beeld. Het ruimtelijk beleid op het niveau van zowel Rijk, provincie, regio als gemeente komt hier aan bod en het plan wordt hieraan getoetst. In hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de diverse sectorale aspecten en de wijze hoe het plan op een goede ruimtelijke manier met deze aspecten omgaat. Hoofdstuk 5 beschrijft vervolgens de juridische opzet van het plan en de mogelijkheden die daarin worden geboden. Hoofdstuk 6 en 7 tonen tot slot aan op welke wijze het plan in maatschappelijke en economische zin uitvoerbaar is.
In dit hoofdstuk wordt per locatie de inhoud van de aanpassing beschreven. Vervolgens is beschreven hoe de vertaling in het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden.
Inhoud aanpassing
De bestemmingslegging in het bestemmingsplan Buitengebied Oostflakkee is op de onderhavige locatie niet meer in overeenstemming met de feitelijke situatie. Het bestemmingsvlak voor de woonbestemming is namelijk niet groot genoeg. Een deel van de erfbebouwing is buiten het bestemmingsvlak is gelegen. Het bestemmingsvlak wordt daarom vergroot. Daarnaast wordt het bouwvlak voor het hoofdgebouw aangepast, omdat het bouwvlak in het vigerende bestemmingsplan niet op de juiste plek blijkt te liggen.
Juridische vertaling
Zowel het bestemmingsvlak als het bouwvlak worden vergroot. Er wordt een specifieke bouwaanduiding opgenomen, omdat er een groter oppervlak aan bijgebouwen aanwezig dan op basis van de standaardregeling is toegestaan. De gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' blijft gehandhaafd.
Inhoud aanpassing
Op basis van het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Goedereede heeft een deel van de gronden de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5. Uit een archeologisch rapport dat is opgesteld in 2016 is echter gebleken dat de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 een te licht beschermingsregime hebben. Daarnaast dient het gebied met een archeologische dubbelbestemming te worden uitgebreid. Dit in verband met het beschermingsbeleid ten aanzien van de Romeinse haven en nederzetting. Zie ook paragraaf 4.10.
Juridische vertaling
De gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 krijgen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2. Een aangrenzend gebied, dat nog geen archeologische dubbelbestemming heeft, krijgt ook de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2. Voor het aanwezige archeologische rijksmonument blijft de dubbelbestemming Waarde - Archeologie -1 behouden. Voor het overige blijft de bestemmingslegging ongewijzigd.
Inhoud aanpassing
In het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Goedereede is de onderhavige locatie ten onrechte bestemd tot Agrarisch met waarden - Landschapswaarden. De gronden worden dan ook weer bestemd overeenkomstig het voorheen vigerende wijzigingsplan West Nieuwlandseweg 2 en 4, zoals vastgesteld op 6 mei 2014.
Juridische vertaling
De gronden worden bestemd overeenkomstig het voorheen vigerende wijzigingsplan Nieuwlandseweg 2 en 4. De gronden krijgen de bestemming Wonen - 3 met een bouwvlak dat gelijk ligt aan het bestemmingsvlak. Het bestaande gebouw krijgt de gebiedsaanduiding 'overige zone - gemeentelijk monument'. Daarnaast wordt een maatvoeringsaanduiding voor maximaal 2 wooneenheden opgenomen.
Inhoud aanpassing
Op basis van het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Dirksland is er geen bedrijfswoning mogelijk op het perceel. Dit was echter in het hiervoor vigerende plan Landelijk Gebied Dirksland (vastgesteld op 23 augustus 2001) wel mogelijk. Deze mogelijkheid wordt weer opgenomen voor het perceel.
Juridische vertaling
De bestemming voor het perceel blijft ongewijzigd. De aanduiding voor het maximum aantal woningen (0) vervalt, zodat ter plaatse geldt dat 1 woning is toegestaan. Ter plaatse van de beoogde locatie voor de bedrijfswoning wordt de aanduiding 'bedrijfswoning' toegevoegd. Hiermee wordt voorkomen dat de woning te dichtbij de naastgelegen melkveehouderij komt te liggen (zie ook paragraaf 4.6).
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Landelijk Gebied Goedereede. Een deel van de gronden heeft de bestemming Agrarisch. Dit is niet in overeenstemming met het feitelijk gebruik. De betreffende gronden worden namelijk momenteel als tuin gebruikt. De gronden worden overeenkomstig het huidige gebruik bestemd.
Juridische vertaling
Het perceel krijgt de bestemming Wonen - 4, zonder bouwvlak (ten behoeve van het gebruik als tuin). Ook wordt de vigerende dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 overgenomen.
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Drie Kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan 't Haringvliet. Een deel van de gronden heeft momenteel de bestemming Recreatie - Dagrecreatie, dit is niet in overeenstemming met het feitelijk gebruik. De betreffende gronden worden namelijk momenteel als tuin gebruikt. De gronden worden overeenkomstig het huidige gebruik bestemd.
Juridische vertaling
Het perceel krijgt de bestemming Tuin. De beschermende regeling in verband met de waterkering wordt overgenomen.
Inhoud aanpassing
Het betreft acht locaties gelegen binnen het bestemmingsplan Ooltgensplaat dorp en een locatie binnen de bestemmingsplannen Buitengebied Oostflakkee en Windpark Piet de Wit. Zes locaties dienen naast de huidige bestemming tevens de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie te krijgen. Bij drie locaties dient de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie juist te vervallen.
Juridische vertaling
Een zestal percelen krijgt de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie. Bij een drietal locaties vervalt de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie. Voor het overige blijft de bestemmingslegging ongewijzigd.
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Beschermde dorps- en stadsgebieden. Binnen de vigerende bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is het niet mogelijk om ook terrassen te plaatsen op de desbetreffende gronden. Dit is echter wel gewenst.
Juridische vertaling
De gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied krijgen op de locatie van de terrassen de functieaanduiding 'terras'. Daarnaast worden de vigerende dubbelbestemmingen en aanduidingen overgenomen.
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Oudeland en Oude Nieuwland. Het bouwvlak is momenteel te klein, omdat het wenselijk is de woning te verplaatsen. Het bouwvlak (en bestemmingsvlak met de bestemming Wonen) wordt vergroot.
Juridische vertaling
Een groter deel van het perceel krijgt een woonbestemming met bouwvlak. Hierdoor wordt het mogelijk om de woning te bouwen op een andere locatie dan waar de huidige woning gesitueerd is. De maximale goothoogte wordt op 4 m gesteld. De gronden aan de voorzijde krijgen de bestemming Tuin.
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Sommelsdijk. De gronden hebben de bestemming Groen. Het is wenselijk hier parkeervoorzieningen te realiseren, maar dit laat de bestemming Groen niet toe. Met het oog hierop wordt de bestemmingslegging aangepast.
Juridische vertaling
De gronden met de bestemming Groen krijgen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Hiermee wordt het mogelijk om hier parkeervoorzieningen te realiseren.
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012. De gronden waarop de woning staat en de inritten die hier aan beide zijden liggen, hebben nu de bestemming Bedrijf - Gemengd gebied. Deze gronden dienen een woonbestemming te krijgen, conform het huidige gebruik.
Juridische vertaling
Om de bestemmingslegging gelijk te brengen aan de daadwerkelijke situatie krijgen de betreffende gronden de bestemmingen Wonen - 6 en Tuin. Ook de vigerende dubbelbestemming en gebiedsaanduiding worden overgenomen.
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Landelijk Gebied Goedereede. De gronden hebben nu de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden. Het is wenselijk om deze bestemming te wijzigen naar een woonbestemming, conform het huidige gebruik.
Juridische vertaling
Om de bestemmingslegging gelijk te brengen aan de daadwerkelijke situatie krijgen de betreffende gronden de bestemming Wonen - 3, met een aanduiding voor maximaal 2 woningen. Ook de vigerende dubbelbestemming wordt overgenomen (voor zover aan de orde).
Inhoud aanpassing
Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Brouwersdam 2012. De locatie is bestemd tot Verkeer met de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaats'. Gebouwen zijn op basis van dit bestemmingsplan ter plaatse niet toegestaan. Er is een sanitairgebouw vergund. In verband hiermee is het wenselijk het bestemmingsplan aan te passen. Daarnaast is gebleken dat het gebied met de functieaanduiding 'specifiek vorm van recreatie - camperstandplaats' iets kleiner is dan de feitelijk aanwezige camperstandplaats. Dit wordt gecorrigeerd.
Juridische vertaling
Om de bestemmingslegging gelijk te brengen aan de daadwerkelijke vergunde situatie krijgen de gronden waarop het sanitairgebouw wordt gerealiseerd de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sanitairgebouw'.
Het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaats' wordt vergroot, conform de feitelijke begrenzing van de camperstandplaats.
Het bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan (juridisch) mogelijk maakt, zijn kleinschalig van aard. Deze ontwikkelingen worden afgewogen ten opzichte van het vigerende beleid.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Barro
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke Rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Nationale belangen
De voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende rijksbeleidspunten zijn van toepassing op het plangebied:
Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerde versie april 2019)
In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie.
Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder.
Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio. Het is aan gemeenten zelf om te bepalen of zij ook behoefte hebben aan regionale visies ter afstemming van het beleid met betrekking tot bedrijventerreinen en detailhandel, of aan regionale ruimtelijke visies. De provincie laat die keus aan hen. Gedeputeerde Staten kunnen echter voor een bepaalde regio aangeven dat het nodig is om een regionale visie voor bedrijventerreinen te maken.
Stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied
Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Een deel van die vraag past qua kwaliteit niet daarbinnen. Daarnaast kunnen er kwantitatieve beperkingen zijn. Een randvoorwaarde bij beter benutten is namelijk dat de leefkwaliteit in de bebouwde ruimte behouden blijft en waar mogelijk wordt versterkt. Ook kan de kwaliteit van de groene ruimte aanleiding zijn om een kwaliteitsverbetering te realiseren door middel van het toevoegen van stedelijke functies.
Stedelijke ontwikkelingen die niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied gerealiseerd kunnen worden en kleinschalige stedelijke ontwikkelingen, kunnen in het landelijk gebied plaatsvinden in aansluiting op bestaand stads- en dorpsgebied of in bebouwingslinten. Gedeputeerde Staten zien toe op toepassing door gemeenten van de Ladder voor duurzame verstedelijking en het beleid voor ruimtelijke kwaliteit. Het eindoordeel over stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare buiten bestaand stads- en dorpsgebied ligt bij Provinciale Staten. Deze worden door Provinciale Staten afgewogen en opgenomen op de 3 hectare kaart.
Toetsing
De wijzigingen die het onderhavige plan mogelijk maakt, zijn alle passend binnen de Omgevingsvisie.
Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerde versie april 2019)
De Omgevingsverordening Zuid-Holland is vastgesteld in samenhang met de Omgevingsvisie en het Programma ruimte. De visie bevat de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het ruimtelijk beleid is uitgewerkt in het Programma Ruimte. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen.
De verordening bevat regels ten aanzien van een aantal belangrijke ruimtelijke onderwerpen, zoals kantoren, bedrijventerreinen, glastuinbouw- en bollenteeltgebied, archeologie en provinciale vaarwegen. Het volgende artikel uit de Omgevingsverordening is relevant voor de voorliggende ontwikkeling.
Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
Toetsing
In de onderstaande tabel worden alle locaties getoetst aan het provinciale beleid en is aangegeven of de ontwikkeling in overeenstemming is met het beleidskader.
Tabel 3.1 Toetsing aan provinciaal beleid
Locatie | Toetsing aan Omgevingsvisie en Omgevingsverordening (versie april 2019) | Toetsing aan artikel 3.1.6 lid 2 Bro; Ladder voor duurzame verstedelijking | |||
1 | Molenweg 19a te Oude-Tonge | Een vergroting van het bestemmings- en bouwvlak ten behoeve van een juiste bestemmingslegging is niet in strijd met het provinciaal beleid. | Het betreft het bestemmen conform de feitelijke situatie. Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling. | ||
2 | Meerdere locaties, Goedereede | Niet in strijd met provinciaal beleid. | Het opnemen van een dubbelbestemming ten behoeve van de bescherming van de archeologische waarden is geen stedelijke ontwikkeling gezien. | ||
3 | West Nieuwlandseweg 2 en 4 te Ouddorp | Een fout in de bestemmingslegging wordt hersteld naar een hiervoor vigerend plan. Dit is niet in strijd met het provinciale beleid. | In dit geval wordt een planologische mogelijkheid uit een eerder bestemmingsplan hersteld. Het betreft geen stedelijke ontwikkeling. | ||
4 | Westdijk 6a te Dirksland | Het herstellen van een eerdere mogelijkheid om een bedrijfswoning te realiseren is niet in strijd met het provinciale beleid. | In dit geval wordt een planologische mogelijkheid uit een eerder bestemmingsplan hersteld. Het betreft geen stedelijke ontwikkeling. | ||
5 | Oostdijkseweg 16 te Goedereede | Een deel van de gronden met de bestemming Agrarisch krijgt de bestemming Wonen-4, zodat de bestemmingslegging gelijk is aan het feitelijke gebruik. Dit is niet in strijd met provinciaal beleid. | Het betreft het bestemmen conform de feitelijke situatie. Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling. | ||
6 | Zeedijk 14 te Stad aan 't Haringvliet | Een deel van de gronden met de bestemming Recreatie - Dagrecreatie krijgt de bestemming Tuin, zodat de bestemmingslegging gelijk is aan het feitelijke gebruik. Dit is niet in strijd met provinciaal beleid. | Het betreft het bestemmen conform de feitelijke situatie. Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling. | ||
7 | Meerdere locaties te Ooltgensplaat | Niet in strijd met provinciaal beleid. | Het opnemen dan wel verwijderen van een dubbelbestemming ten behoeve van de bescherming van de cultuurhistorische waarden is geen stedelijke ontwikkeling. | ||
8 | Noordzijde Haven te Goedereede | Het mogelijk maken van terrassen binnen het bestaand stads- en dorpsgebied is niet in strijd met provinciaal beleid. | Dit betreft gelet op de schaal van de ontwikkeling geen stedelijke ontwikkeling. | ||
9 | Westerweg 4 te Ouddorp | Een vergroting van het bestemming- en bouwvlak voor de verplaatsing van een woning is niet in strijd met provinciaal beleid. | Het verplaatsen van een bouwmogelijkheid voor 1 woning is geen stedelijke ontwikkeling. | ||
10 | Prinsesselaan te Sommelsdijk | Het realiseren van 8 extra parkeerplaatsen binnen bestaand stads- en dorpsgebied mogelijk. | Deze beperkte uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen in bestaand dorpsgebied wordt niet gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling. | ||
11 | Hazersweg 36 te Ouddorp | Een deel van de gronden met de bestemming Bedrijf - Gemengd gebied krijgt een woonbestemming, zodat de bestemmingslegging gelijk is aan het feitelijke gebruik. Dit is niet in strijd met provinciaal beleid. | Het betreft het bestemmen conform de feitelijke situatie. Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling. | ||
12 | Westduinweg 33, 33a, 35 te Ouddorp | Een deel van de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden krijgt een woonbestemming, zodat de bestemmingslegging gelijk is aan het feitelijke gebruik. Dit is niet in strijd met provinciaal beleid. | Het betreft het bestemmen conform de feitelijke en legale situatie. Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling. | ||
13 | Kabbelaarsbank ong. te Ouddorp | Niet in strijd met provinciaal beleid. | Het betreft het bestemmen conform de feitelijke en legale situatie. Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling. |
Regionale Structuurvisie (2010, herziening 2017)
De Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee is door het (toenmalige) Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) opgesteld en is daarna door de gemeenteraden van de diverse (toenmalige) gemeenten op het eiland in december 2010 vastgesteld. De herziening 2017 betreft een herziening van hoofdstuk 6 (Visie op Wonen).
Centraal staat de ambitie om Goeree-Overflakkee te ontwikkelen tot een authentiek en vitaal belevingseiland in de Delta. Daarmee worden recreatie en toerisme één van de belangrijkste economische pijlers van het eiland, die uiterst kansrijk is om verder te ontwikkelen. In algemene zin wordt geconstateerd dat de huidige toeristische infrastructuur onvoldoende en deels sterk verouderd is, zowel wat betreft de verblijfsaccommodaties als de dag attracties. Eén van de voornaamste opgaven uit de visie is daarom het vernieuwen en selectief uitbreiden van de toeristische infrastructuur alsmede het verbinden van allerlei losse elementen om tot een recreatief netwerk te komen met dag- en verblijfsrecreatie. Samen met recreatieve routes moet dit zorgen voor een beter toegankelijk en beleefbaar landschap. Dit laatste sluit op haar beurt weer aan bij de opgave voor natuur, die bestaat uit het beter beleefbaar maken van bestaande natuurwaarden.
In de periode tot 2030 worden op basis van de demografie nog circa 1.500 woningen toegevoegd aan de al bestaande 20.000 woningen. Waar mogelijk worden kansen om extra mensen aan het eiland te verbinden benut. Daar waar de Woonvisie en het Woningbouwprogramma het toelaten kunnen er extra woningen worden toegevoegd. Bij herstructurering in bestaand dorpsgebied wordt gekeken hoe deze herstructurering een impuls geeft aan de opwaardering van de omgeving. Ook hier moet voorop staan welke behoefte er is, zowel ten aanzien van woningtypes als andere maatschappelijke behoeften, zoals groenstructuren, (veilige) routes, ontmoetingsplekken, werkruimten, etc.
Dit veegplan zorgt er op een aantal locaties voor dat een voormalige bedrijfswoning wordt bestemd tot burgerwoning. Hiermee sluit de nieuwe planologisch regeling aan bij het feitelijke gebruik. Het planvoornemen is niet in strijd met het beleid.
Woonvisie 2018-2024
De gemeente Goeree-Overflakkee heeft op 14 december 2017 de Woonvisie 2018-2024 vastgesteld.
De gemeente Goeree-Overflakkee biedt aantrekkelijke woonmilieus in grote en kleine kernen; met een kenmerkende hoge ruimtelijke en sociale kwaliteit. De komende jaren verandert de bevolking van Goeree-Overflakkee echter naar omvang en samenstelling. Dit heeft een belangrijke betekenis voor het woon- en leefklimaat in de kernen. De gemeente Goeree-Overflakkee wil met haar woonbeleid deze demografische ontwikkelingen begeleiden.
Per woonkern wordt er gekeken naar de grootte van een kern, het type en groei van het aantal huishoudens. Op basis van deze uitgangspunten zijn er per kern verschillende typen ambities geformuleerd. Deze ambities zijn richtinggevend. De groei van de woningvoorraad is gebaseerd op de woningbehoefteraming en betreft dus een minimum voor de lokale behoefte. Bij een kwalitatief goede invulling is extra nieuwbouw haalbaar:
Dit veegplan zorgt er op een aantal locaties voor dat een voormalige bedrijfswoning wordt bestemd tot burgerwoning. Hiermee sluit de nieuwe planologisch regeling aan bij het feitelijke gebruik. Het planvoornemen is niet in strijd met het beleid.
Woningbouwprogramma 2016-2020 en 2020-2030 (2016)
De woningbouwplanning wordt regelmatig geactualiseerd. Gelet op de actuele marktvraag zijn in de woningbouwplanning 2016-2020 en 2020-2030 meer woningen in het streekcentrum (Middelharnis/Sommelsdijk) gepland. Dit woningbouwprogramma is 10 november 2016 vastgesteld door de gemeente. De focus van het woningbouwprogramma ligt onder andere op vraag gestuurd ontwikkelen, de vraag naar de transformatie van enkele bedrijfswoningen naar burgerwoningen is aanwezig. Daarnaast staat Goeree-Overflakkee stil bij duurzaamheid, de transformatie van woningen in plaats van sloop en nieuwbouw draagt bij aan deze duurzaamheidswensen. De wijzigingen die dit veegplan mogelijk maakt zijn dan ook passend binnen dit vastgestelde programma.
Eilandvisie
Tijdens de raadsvergadering van 12 februari 2015 is de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee unaniem akkoord gegaan met de toekomstvisie voor de gemeente, de Eilandvisie. Hiermee beschikt de gemeente over een heldere langetermijnvisie waar iedereen zich op kan richten en die de kaders biedt voor de besluitvorming van de gemeente.
Met deze visie kunnen de maatschappelijke opgaven waar het eiland voor staat, samen worden opgepakt. De inwoners van Goeree-Overflakkee worden hierbij vanzelfsprekend betrokken. Dit is ook gebeurd bij de ontwikkeling van deze nieuwe visie, waar de bewoners en de stakeholders tijdens twee bijeenkomsten hebben meegedacht over de toekomst van het eiland.
Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. Nu al worden eigenheid, traditie en identiteit van het eiland succesvol gecombineerd met duurzaamheid, innovatie en het leggen van verbindingen. De Eilandvisie versterkt en concretiseert deze ontwikkelingen, waarbij wordt uitgegaan van de eigen kracht van het eiland. De focus ligt op de zelfvoorzienbaarheid van het eiland, waarbij de strategische ligging tussen Rotterdam en Antwerpen goed wordt benut.
Koploper in duurzame energie
De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen, werken en recreëren. Weg van de hectiek van de stad, dichtbij alle stedelijke voorzieningen. Innovatie in visserij, landbouw, recreatie en zorg staan centraal. Onderwijs op hoog niveau en brede zorg bieden werk en kansen op maatschappelijke participatie. Goeree-Overflakkee wil koploper zijn in duurzame energiewinning en besparing.
Zes strategische kernthema's
Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst:
Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.
Het planvoornemen is niet in strijd met een van de strategische kernthema's.
Het plan is in overeenstemming met relevant overheidsbeleid.
In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten beschreven waarop dit plan van invloed is. Ieder aspect komt in een aparte paragraaf aan bod. Hierin worden het toetsingskader, de effecten van het plan en de beoordeling hiervan beschreven. Voor elke locatie is afgewogen of een milieuaspect van toepassing is. Dit betekent dat per aspect uitsluitend is ingegaan op locaties waar het desbetreffende milieuaspect relevant voor is.
Beleid en normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek
Uitsluitend locaties waar sprake is van een functiewijziging of bodemroerende werkzaamheden zijn opgenomen in deze paragraaf, aangezien op de overige locaties de bodemkwaliteit niet opnieuw hoeft te worden afgewogen. Er zal in deze paragraaf dan ook alleen worden ingegaan op de locaties 4, 5, 9, 11, en 12.
De gemeente Goeree-Overflakkee heeft een bodemkwaliteitskaart. Dit is een milieuhygiënische verklaring in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Als algemene voorwaarde voor het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als milieuhygiënische verklaring geldt dat moet worden onderbouwd dat op de herkomstlocatie geen sprake is van een uitzonderingslocatie. Concreet betekent dit, dat altijd een historisch bodemonderzoek (vooronderzoek) moet worden uitgevoerd alvorens de bodemkwaliteitskaart zonder verdere analyses als milieuhygiënische verklaring kan dienen.
Figuur 4.1 Weergave indeling in bodemkwaliteitsklassen
Locatie 4: Westdijk 6a te Dirksland
Op de locatie aan de Westdijk 6a te Dirksland wordt een nieuwe bedrijfswoning mogelijk gemaakt op het perceel.
Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente heeft de boven- en ondergrond de bodemkwaliteitsklasse Achtergrondwaarde. Dit betekent dat er wordt verwacht dat de grond schoon is.
Figuur 4.2 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit bovengrond
Figuur 4.3 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit ondergrond
Ten behoeve van de aanvraag van de vereiste omgevingsvergunning zal minimaal een actueel historisch bodemonderzoek moeten worden overlegd.
Locatie 5: Oostdijkseweg 16 te Goedereede
Op de locatie aan de Oostdijkseweg 16 worden de gronden bestemd overeenkomstig het huidige gebruik. De gronden hebben momenteel een agrarische bestemming. Dit wordt een woonbestemming (zonder bouwvlak).
Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente heeft de boven- en ondergrond de bodemkwaliteitsklasse Achtergrondwaarde. Dit betekent dat er wordt verwacht dat de grond schoon is.
Figuur 4.4 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit bovengrond
Figuur 4.5 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit ondergrond
Locatie 9: Westerweg 4 te Ouddorp
Op de locatie aan de Westerweg 4 te Ouddorp wordt de bestaande woning gesloopt en wordt een nieuwe woning gerealiseerd op een andere locatie op het perceel. De beoogde woning zal worden gerealiseerd binnen de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden.
Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente heeft de boven- en ondergrond de bodemkwaliteitsklasse Achtergrondwaarde dit betekent dat er wordt verwacht dat de grond schoon is.
Figuur 4.6 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit bovengrond
Figuur 4.7 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit ondergrond
Ten behoeve van de aanvraag van de vereiste omgevingsvergunning zal minimaal een actueel historisch bodemonderzoek moeten worden overlegd.
Locatie 11: Hazersweg 36 te Ouddorp
Op de locatie aan de Hazersweg 36 in Ouddorp is een woning aanwezig. Aan weerszijden van de woning is een in- en uitrit aanwezig voor het achterliggende bedrijf. Deze in- en uitritten hebben momenteel de bestemming Bedrijf - Gemengd gebied. Deze gronden dienen een woonbestemming te krijgen, conform het huidige gebruik.
Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente heeft de bovengrond de bodemkwaliteitsklasse Industrie en de ondergrond de bodemkwaliteitsklasse Wonen.
Figuur 4.8 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit bovengrond
Figuur 4.9 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit ondergrond
Om aan te tonen dat de woning op deze locatie mogelijk is, is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 1. Op basis van het vooronderzoek en de terreininspectie blijkt dat geen bodemverontreinigingen worden verwacht die een milieuhygiënische belemmering kunnen vormen voor de beoogde bestemmingsplanwijziging. Het plan wordt op basis van de beschikbare informatie uitvoerbaar geacht.
Locatie 12: Westduinweg 33, 33a 35 te Ouddorp
Op deze locatie worden de gronden bestemd overeenkomstig het huidige gebruik. De gronden hebben momenteel een agrarische bestemming. Dit wordt een woonbestemming.
Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente heeft de boven- en ondergrond de bodemkwaliteitsklasse Achtergrondwaarde. Dit betekent dat er wordt verwacht dat de grond schoon is.
Figuur 4.10 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit bovengrond
Figuur 4.11 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit ondergrond
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.
Beleid en normstelling
Er is geen specifieke wetgeving met betrekking tot het aspect verkeer en vervoer. Wel wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening de aanvaarbaarheid van het effect van nieuwe ontwikkelingen op de verkeersafwikkeling, bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid in beeld gebracht. In de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, diverse regionale en provinciale verkeer- en vervoersplannen en jurisprudentie is de toepassing van een mobiliteitsscan (ook wel 'Mobiliteitstoets' genoemd) als beleid opgenomen. In het kader van de Mobiliteitsscan wordt onderbouwd dat:
Onderzoek
Er zal in deze paragraaf alleen worden ingegaan op de locaties waar wijzigingen plaatsvinden op het gebied van parkeren en verkeer. Dit zijn de locaties 4, 8, 10 en 11.
Locatie 4, Westdijk 6a te Dirksland
In het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Dirksland is er geen bedrijfswoning mogelijk op de onderhavige locatie. Een bedrijfswoning is hier echter wel wenselijk; deze was in het verleden wel mogelijk. Het perceel is zeer groot, zie ook figuur 4.14, waardoor er voldoende ruimte is om het aantal benodigde parkeerplaatsen voor de bedrijfswoning te realiseren. Door de toevoeging van een bedrijfswoning nemen de verkeersintensiteiten verder niet in betekenende mate toe. Het aspect verkeer en parkeren staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Figuur 4.14 Satellietfoto met weergave van locatie 4
Locatie 8, Noordzijde Haven te Goedereede
Op de Noordzijde Haven te Goedereede is men voornemens om het reeds aanwezige terras op de juiste manier te regelen in het bestemmingsplan. Hiermee wordt er een terras mogelijk gemaakt tegen de gevel van Noordzijde Haven 1 te Goedereede met een oppervlakte van 15 m2. Daarnaast wordt een terras mogelijk gemaakt aan de overzijde van de straat (aan de waterkant) met een oppervlakte van 26 m2. Hiermee is er juridisch-planologisch gezien sprake van een nieuw terras van 37 m2 met een potentieel verkeersaantrekkende werking.
In principe zal het toevoegen van een terras geen extra verkeersaantrekkende werking opleveren, aangezien de redenatie is dat de klanten die normaliter binnen aanwezig zijn, bij de aanwezigheid van een terras buiten zullen zitten.
Om een worst-case situatie voor de verkeersgeneratie inzichtelijk te brengen wordt ervan uitgegaan dat er bij een optimale indeling 20 zitplaatsen zullen zijn op het terras. Met een verwachte turnover van 2 levert dit een verkeersgeneratie van 80 mvt/etmaal op. De toename aan verkeer is derhalve gering dat deze zal opgaan in het huidige verkeersbeeld van de ontsluitende wegen.
Figuur 4.15 Beoogde ligging van de terrassen
Locatie 10, Prinsesselaan te Sommelsdijk
Op de locatie aan de Prinsesselaan te Sommelsdijk bestaat het voornemen om 8 parkeerplaatsen te realiseren. De parkeerplaatsen zijn beoogd aan de kant van de middenberm tussen de Hobius de Krijgerlaan en de A.J. de Graaffstraat, zie ook figuur 4.16 voor een globale ligging. Uit het parkeeronderzoek dat is uitgevoerd door de gemeente (bijlage 2) is naar voren gekomen dat in de omliggende woonwijken (met name centrum) een tekort aan parkeerplaatsen is. Aan de Prinsesselaan is er voldoende ruimte om extra parkeerplaatsen te realiseren.
Figuur 4.16 Beoogde globale ligging van de parkeerplaatsen
Locatie 11, Hazersweg 36 te Ouddorp
De woning aan de Hazersweg 36 heeft aan beide zijden inritten, deze inritten zijn momenteel bestemd als Bedrijf - Gemengd gebied. De gronden worden bestemd met een woonbestemming. Dit heeft echter geen effecten op het aspect verkeer en parkeren. De eigenaar van het achtergelegen autobedrijf kan via een recht van overpad gebruik blijven maken van in ieder geval één inrit.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
Beleid en normstelling
Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wgh geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging binnen of buiten stedelijk gebied. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woning binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging binnen of buiten stedelijk gebied. De Wgh stelt dat op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals de geprojecteerde tweede agrarische bedrijfswoning, voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde is 53 dB.
Onderzoek
Het aspect wegverkeerslawaai is bij de meeste locaties van dit Veegplan niet relevant, omdat de meeste ontwikkelingen geen nieuwe geluidsgevoelige functies of nieuwe gezoneerde wegen betreffen. Hierdoor is het op grond van de Wgh niet noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting. In deze paragraaf wordt alleen ingegaan op de locaties waar wel geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt (locatie 4 en 9).
Locatie 4, Westdijk 6a te Dirksland
Aan de Westdijk 6a is momenteel alleen een bedrijf aanwezig. De wens is om hier een bedrijfswoning te realiseren. Een bedrijfswoning is een geluidsgevoelige functie in het kader van de Wgh. De woning ligt binnen de geluidzone van de Westdijk en de Doornbosweg (60 km/uur).
Uit de door Waterschap Hollandse Delta aangeleverde verkeerstellingen blijkt dat de intensiteit op de Westdijk 892 motorvoertuigen (mvt)/etmaal bedraagt op een gemiddelde weekdag in 2018. Deze intensiteit is met een autonome groei van 1% per jaar naar het prognosejaar 2030 opgehoogd. Voor de Doornbosweg zijn geen gegevens bekend, hiervoor is een aanname gemaakt. De enige functie die van de weg gebruik maakt, is een relatief kleinschalig agrarisch bedrijf, met maximaal 10 werknemers. Deze zorgen voor een verkeersgeneratie van 25 mvt/etmaal weekdag. Om een worst-case scenario in beeld te brengen is uitgegaan van 50 mvt/etmaal (weekdag), zie tabel 4.1.
Tabel 4.1 Intensiteiten mvt/etmaal
Bron | intensiteit 2018 (weekdag) | intensiteit 2030 (weekdag) |
Westdijk | 892 | 1.005 |
Doornbosweg | 50 | 50 |
In bijlage 3 staan de resultaten die uit de SRM-I berekening naar voren zijn gekomen. Uit het onderzoek blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer op de Westdijk en de Doornbosweg de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. De berekende geluidbelasting op de gevel bedraagt maximaal 48 dB inclusief 5 dB aftrek artikel 110g Wgh ten gevolge van het wegverkeer op de Westdijk. Als gevolg van het wegverkeer op de Doornbosweg is een maximale geluidbelasting van 47 dB inclusief 5 dB artikel 110g Wgh berekend.
Locatie 9, Westerweg 4 Ouddorp
Aan de Westerweg 4 Ouddorp is momenteel reeds een woning aanwezig. De wens is om de woning te slopen en een nieuwe woning te realiseren op een andere plek op het perceel. Het betreft een nieuwe geluidgevoelige functie in het kader van de Wgh. De woning ligt binnen de geluidzone van de Dijkstelweg (60 km/uur). Aangezien de Westerweg is afgewaardeerd naar een 30 km/uur-weg, is deze niet meegenomen in het onderzoek.
Uit de door de gemeente Goeree-Overflakkee aangeleverde verkeersintensiteiten blijkt dat de intensiteit op de Dijkstelweg 2.400 motorvoertuigen (mvt)/etmaal bedraagt op een gemiddelde weekdag in 2018. Deze intensiteit is met een autonome groei van 1% per jaar naar het prognosejaar 2030 opgehoogd, zie tabel 4.2.
Tabel 4.2 Intensiteiten mvt/etmaal
Bron | intensiteit 2018 (weekdag) | intensiteit 2030 (weekdag) |
Dijkstelweg | 2.400 | 2.704 |
In bijlage 4 staan de resultaten die uit de SRM-I berekening naar voren zijn gekomen. Als gevolg van het wegverkeer op de Dijkstelweg wordt de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt 35 dB inclusief 5 dB aftrek artikel 110g wgh.
Conclusie
Voor de beoogde ontwikkelingen aan de Westdijk 6a in Dirksland en de Westerweg 4 in Ouddorp wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. De woningen kunnen worden mogelijk gemaakt in een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van de planlocaties te geven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool 2017 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit kwamen de volgende gegevens naar voren:
Tabel 4.2 Weergave gemiddelde concentraties luchtverontreinigende stoffen
Locatie | Stikstofdioxide (NO2)jaargemiddelde concentratie | Fijnstof (PM10) jaargemiddelde concentratie | Fijnstof (PM10) 24-uur gemiddelde concentratie | Fijnstof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie | |||
1 t/m 13 | <20µg/m3 | <35µg/m3 | < 35 dagen | <20µg/m3 |
Hieruit blijkt dat de concentraties luchtverontreinigende stoffen op alle locaties onder de grenswaarden liggen.
Alle ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt, dragen niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen.
Conclusie
Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse van de planlocaties. Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek
Alleen locaties waar activiteiten plaatsvinden die van invloed kunnen zijn op een goed woon- en leefmilieu of waar sprake kan zijn van belemmering van omliggende bedrijven zijn beschreven in deze paragraaf. Dit zijn de locaties 3, 4, 8, 11 en 12
Locatie 3, West Nieuwlandseweg 2 en 4 te Ouddorp
Ter plaatse van de West Nieuwlandseweg 2 en 4 in Ouddorp zijn 2 voormalig agrarische bedrijfswoningen gelegen. De agrarische bestemming wordt gewijzigd naar een woonbestemming.
Voor omliggende bedrijven gelden de woningen aan de West Nieuwlandseweg 2 en 4 als 'woningen van derden' met de bijbehorende beschermingsregeling. De aanwezigheid van deze bedrijfswoningen bepaalt dus reeds in de huidige situatie de ontwikkelruimte van het vakantiepark. Of een woning in gebruik is als agrarische bedrijfswoning of als burgerwoning is daarop niet van invloed. Voor beide categorieën gelden op basis van de wet- en regelgeving dezelfde milieunormen. Dat betekent dat de omliggende bedrijven niet worden belemmerd in hun huidige bedrijfsvoering en ook niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden als de bestemming ter plaatse van de West Nieuwlandseweg 2 en 4 wijzigt in Wonen.
Desondanks dient wel sprake te zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat. De menging van woonfuncties en recreatiefuncties in de omgeving van het plangebied is kenmerkend voor het gebied. Deze menging is ook gewenst, gelet op de het toeristisch recreatieve karakter van Ouddorp. Bij een vakantiepark mag worden aangenomen dat eventuele geluidsoverlast vooral uitgaat van voorzieningen als een keuken of een speelterrein en niet van recreatiewoningen. Ter plaatse betreft het een natuurvakantiepark zonder voorzieningen. De geluidsuitstraling van het vakantiepark zal daarom beperkt zijn. Daarnaast is sprake van een bestaande situatie die wordt gecontinueerd. Er is geen aanleiding om vanwege mogelijke milieuhinder maatregelen te nemen.
Locatie 4 Westdijk 6a te Dirksland
Op het perceel aan de Westdijk 6a is een intensieve veehouderij (nertsenhouderij) gevestigd. De beoogde ontwikkeling bestaat uit realisatie van een bedrijfswoning. De bedrijfswoning hoeft niet te voldoen aan milieunormen ten aanzien van het eigen bedrijf. Wel dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de omgeving zijn met name woningen en grondgebonden agrarische bedrijven aanwezig. Gezien het ontbreken van intensieve veehouderij en industriële bedrijven is ter plaatse sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Zoals vermeld zijn in de omgeving van het plangebied voornamelijk agrarische bedrijven en burgerwoningen gelegen. Het nabijgelegen agrarische bedrijf aan de Westdijk 1 wordt reeds beperkt door de burgerwoningen gelegen aan de Westdijk 3 en Westdijk 4. Aan de Westdijk 2 is een melkveebedrijf gelegen. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter tot gevoelige functies, zoals een woning. De beoogde woning zal op meer dan 80 meter afstand worden gerealiseerd. Hiermee is gewaarborgd dat er geen belemmering ontstaat van omliggende bedrijven.
Locatie 8 Noordzijde Haven te Goedereede
Op de locatie aan de Noordzijde Haven worden terrassen in juridisch-planologische zin mogelijk gemaakt. In de omgeving is er sprake van gemengd gebied waar tevens ook horeca bestemd is. De locatie is gelegen in een centrumgebied waar naast wonen ook andere functies voorkomen (horeca, detailhandel). Er is sprake van een gemengd gebied. Mensen die hier gaan wonen kiezen ervoor om in een gebied te wonen waar sprake is van een hogere milieubelasting dan ter plaatse van een rustige woonwijk. Daarbij maken zij gebruik van de voordelen die het leven in een centrumgebied biedt. In een gemengd gebied wordt een terras in de nabijheid van woningen aanvaardbaar geacht. Hierbij wordt opgemerkt dat onder de woningen reeds horecagelegenheden zijn gevestigd en juridisch-planologisch zijn toegestaan. Er worden geen knelpunten verwacht.
Locatie 11 Hazersweg 36, Ouddorp
Op de locatie Hazersweg 36 te Ouddorp is momenteel een woning aanwezig met de bestemming Bedrijf - Gemengd gebied. De bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning. De locatie is gelegen in een gemengd gebied. In het bestemmingsplan Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012 is het gemengde gebied aangeduid als een gebied met functiemenging. In een dergelijk gebied zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gelegen, zoals ook hier het geval is. Op het achtergelegen bedrijfsterrein zijn bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging toegestaan. Dit betekent dat behalve bedrijven uit categorie B1 ook de bedrijfsactiviteit 'handel in auto's en motorfietsen, reparatie en servicebedrijf' is toegestaan. In een gebied met functiemenging zijn dergelijke bedrijven direct naast woningen toegestaan, mits het gaat om kleinschalige bedrijvigheid, laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt en de activiteiten zich hoofdzakelijk inpandig geschieden. Daarnaast is van belang dat de functies bouwkundig van elkaar zijn gescheiden. In dit geval staat de woning op circa 38 meter van de bedrijfsgebouwen. Hierdoor is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en wordt het bedrijf niet in zijn bedrijfsvoering beperkt.
Locatie 12 Westduinweg 33, 33a en 35 te Ouddorp
Ter plaatse krijgen de huidige bedrijfswoningen een woonbestemming. Voor omliggende bedrijven gelden de woningen aan de Westduinweg 33, 33a en 35 als 'woningen van derden' met de bijbehorende beschermingsregeling. De aanwezigheid van deze bedrijfswoningen bepaalt dus reeds in de huidige situatie de ontwikkelruimte van het noordelijk gelegen agrarische bedrijf. Of een woning in gebruik is als agrarische bedrijfswoning of als burgerwoning is daarop niet van invloed. Voor beide categorieën gelden op basis van de wet- en regelgeving dezelfde milieunormen. Dat betekent dat het noordelijk gelegen bedrijf niet wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering.
Desondanks dient wel sprake te zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woonbestemmingen. Hierbij is van belang dat het agrarische bedrijf ten aanzien van de woningen gelegen aan de Westduinweg 33, 33a en 35 reeds moet voldoen aan milieuvoorschriften zoals vermeld in zijn vergunning of aan de milieuregels zoals vermeld in het Activiteitenbesluit. Ten tijde van vergunningverlening is al getoetst of aan de geldende milieunormen wordt voldaan ter plaatse van de Westduinweg 33, 33a en 35. Hiermee is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de bestaande en beoogde omliggende woningen geborgd.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het Bevt vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maken bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Onderzoek
Op Goeree-Overflakkee zijn verschillende risicobronnen gelegen, zoals de provinciale weg N57, hoofdtransportaardgasleidingen, het Volkerak en het Haringvliet en benzineservicestations (met verkoop LPG). Met de ontwikkelingen die dit veegplan mogelijk gemaakt, behalve locatie 8, is geen sprake van een significante toename van de personendichtheid. Bijna alle locaties met (beperkt) kwetsbare bestemmingen liggen de buiten de PR 10-6-contouren. Het aspect externe veiligheid is voor deze locaties dan ook niet van belang. Er zal dan ook alleen ingegaan worden op locatie 8.
Locatie 8 Noordzijde Haven Goedereede
Aan de Noordzijde Haven te Goedereede worden terrassen gerealiseerd in het invloedsgebied van de N57. De N57 is op circa 260 meter afstand gelegen en over deze weg wordt GF3 vervoerd. Voor wegen waarover GF3 wordt vervoerd is het invloedsgebied 355 meter. Omdat het plangebied op meer dan 200 meter van de weg is gelegen, worden er geen beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik. Wel dient het groepsrisico beknopt te worden verantwoord.
Verantwoording groepsrisico
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via Noordzijde Haven en de Toepad. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Goedereede. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie worden er terrassen gerealiseerd. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over de weg geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het handmatig uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.
Conclusie
Voor de planlocaties wordt voldaan aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Uit de beknopte verantwoording voor locatie 8 blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van deze locatie als voldoende worden beschouwd. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Beleid en normstelling
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek en conclusie
Op alle planlocaties en de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkelingen niet in de weg.
Beleid en normstelling
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat bestemmingsplannen, waarvoor geen milieueffectrapport wordt opgesteld, een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Onderzoek
Molenbiotoop - locatie 1, 8 en 11
De locaties 1, 8 en 11 zijn gelegen binnen een molenbiotoop. Op de locaties vinden er geen wijzigingen plaats in de bouwmogelijkheden. Daarnaast wordt in dit veegplan de beschermende regelgeving voor de molenbiotoop overgenomen uit de vigerende plannen.
Locatie 7 Erfgoed Ooltgensplaat
Dit betreft negen locaties in Ooltgensplaat. Zes locaties dienen naast de huidige bestemming tevens de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie te krijgen. Bij drie locaties dient de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie juist te vervallen. Basis hiervoor vormt h et rapport dat is opgesteld door Hazenberg Archeologie (zie bijlage 5).
Het doel van het onderzoek was om te bepalen wat de cultuurhistorische waarde en omvang is van de nog resterende verdedigingswerken, zowel bovengronds (zichtbaar) als ondergronds (niet meer zichtbaar). Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat voor een aantal locaties de cultuurhistorische waarde hoger of lager is dan verwacht.
Locatie 8 Noordzijde Haven te Goedereede
De gronden op locatie 8 hebben de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - 1. Op de locatie vinden er geen wijzigingen plaats die invloed kunnen hebben op de cultuurhistorische waarde. In dit veegplan wordt de dubbelbestemming weer opgenomen voor de onderhavige locatie.
Locatie 9 Westerweg 4 te Ouddorp
Voor het perceel Westerweg 4 in Ouddorp is het plan opgevat om de bestaande woning iets te verplaatsen in zuidelijke richting, De verouderde woning met bijgebouwen zal worden gesloopt. Om dit mogelijk te maken zal het bouwvlak moeten worden verruimd. Ter plaatse geldt de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden. De goothoogte van de nieuwe woning zal 1 m hoger worden dan de 3 m die nu in het bestemmingsplan is opgenomen. Reden hiervoor is om beter bruikbare binnenruimte te kunnen realiseren die voldoet aan de eisen van de huidige tijd.
De locatie van de nieuwe woning ligt naast het bestaande woon- en bedrijfsperceel. De grond is een kleine uitloper van het ingesloten stuk grasland tussen Westerweg en Grevelingen. Dit uitlopertje tot aan de Westerweg ligt tussen twee bouwvlakken in. Aan de overzijde van de Westerweg staat ook bebouwing. Hierdoor is het geen onderdeel van een langer doorzicht aan weerszijden van de Westerweg.
Een deel van de locatie is beplant met fruitbomen en er staan enkele kleine bouwwerken zoals schuurtjes met daarnaast hoge hagen en wat sierbeplanting. Langs de Westerweg is een deel van de rand stevig beplant. Door de beplanting en het mogelijke gebruik van de locatie voor de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven en het hobbymatig houden van dieren en/of het telen van gewassen is er momenteel geen belangrijk doorzicht aanwezig. Door het huidige gebruik is het perceel wat rommelig zonder duidelijke functie. Als agrarische grond heeft deze plek nauwelijks een functie en het kan ook niet worden gezien als onderdeel van het woonperceel.
Het lint van de Westerweg is opgebouwd uit afwisselend woon- en bedrijfspercelen en meer open agrarische percelen. Het zuidelijk deel vanaf de kruising met de Dijkstelweg tot en met het perceel Westerweg nr. 6 heeft vooral een besloten karakter met bebouwing en opgaande beplanting zoals bomen, hagen en struweel langs de weg. Verderop opent dit lint zich meer door hier en daar zicht over het landschap en minder bebouwing.
De verplaatsing van de woning nr. 4 in zuidelijke richting heeft nauwelijks invloed op het beeld van dit deel van het lint van de Westerweg. Door de sloop van oude bebouwing wordt er per saldo niet verdicht. De woning wordt naast de bestaande woning gebouwd en deels voor de bestaande schuren, zodat een duidelijk samenhangend bouwvlak blijft bestaan. Er wordt geen belangrijk bestaand doorzicht geblokkeerd en de bebouwing past qua schaal, maat en rooilijn in de structuur van de bestaande percelen. Een goothoogte van 4 m is passend in dit deel van het lint en komt meer voor in de zeer directe omgeving. Het meer landschappelijk ingerichte deel met de fruitbomen wordt niet voor de nieuwe woning gebruikt. Hierdoor blijft het agrarische/landelijke karakter van de Westerweg overeind.
Op de andere locaties zijn geen cultuurhistorische of landschappelijke waarden aanwezig.
Conclusie
Het aspect landschap en cultuurhistorie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Beleid en normstelling
Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
De gemeente Goeree-Overflakkee heeft archeologiebeleid waarin het wettelijke en beleidsmatig kader behandeld wordt. De nota geeft aan hoe in de toekomst op Goeree-Overflakkee op een efficiënte en verantwoorde wijze omgegaan wordt met het archeologisch erfgoed. Het streven is daarbij om het bodemarchief zoveel mogelijk in situ te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zoveel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingskosten uitgespaard. Om het archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden en planaanpassing te kunnen realiseren, dienen archeologische informatie en belangen zo vroeg mogelijk te worden ingebracht en worden meegewogen in het proces van ruimtelijke ordening. Indien behoud van het bodemarchief niet mogelijk is, dient het gedocumenteerd te worden ('behoud ex situ').
Bij het archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.
Onderzoek
Figuur 4.17 Gemeentelijke archeologische beleidskaart
Op de verschillende locaties zijn in vigerende plannen voor een deel van de locaties dubbelbestemmingen opgenomen ten behoeve van de bescherming van de eventuele aanwezige archeologische waarden. Voor de onderstaande locaties worden in dit veegplan de dubbelbestemmingen overgenomen. Hierdoor blijven de eventueel aanwezige archeologische waarden beschermd.
Locatie | Aanwezige archeologische waarden |
1 | n.v.t. |
3 | n.v.t. |
4 | n.v.t. |
5 | Waarde - Archeologie - 5 |
6 | n.v.t. |
7 | n.v.t. |
8 | Waarde - Archeologie - 3 |
9 | n.v.t. |
10 | n.v.t. |
11 | Waarde - Archeologie - 5 |
12 | n.v.t. |
13 | n.v.t. |
Locatie 2
Voor een gebied ten noorden van de kern Goedereede is op basis van het onderzoek van Hazenberg Archeologie d.d. 22-12-2016 (zie bijlage 6) besloten om de dubbelbestemming te wijzigen. De reden hiervoor is dat de eventuele aanwezige archeologische waarden op dit moment onvoldoende beschermd zijn door de huidige dubbelbestemming. Dit gezien de grotere omvang van de Romeinse haven/nederzetting in Goedereede. Voor het gebied vervalt de huidige dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 en wordt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 opgenomen.
Conclusie
Het aspect archeologie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Beleid en normstelling
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoelt in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
- Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Zuid-Holland
In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Ter plaatse van de meeste planlocaties worden geen fysieke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan leidt dan ook ter plaatse van deze locaties niet tot negatieve effecten op beschermde soorten. Vandaar dat alleen op de locaties 4 en 9 worden ingegaan.
Soortenbescherming
Ten behoeve van de ontwikkelingen ter plaatse van de locaties 4 en 9 zijn quickscans uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde flora- en fauna.
Locatie 4 Westdijk 6a te Dirksland
Ten behoeven van het voornemen om een bedrijfswoning toe te staan is een Quickscan beschermde planten- en diersoorten uitgevoerd die is opgenomen in bijlage 7.
Het voorkomen van en negatieve effecten op vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen kan worden uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. In verband met het mogelijk voorkomen van algemene broedvogels is het noodzakelijk om de bomen te rooien buiten het broedseizoen of op een manier dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken, vooraf rooien). Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden. Het voorkomen van overig beschermde soorten kan op deze locatie worden uitgesloten.
Locatie 9 Westerweg 4 te Ouddorp
Ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak voor de verplaatsing van de burgerwoning is een Quickscan beschermde planten- en diersoorten uitgevoerd die is opgenomen in bijlage 8.
Het voorkomen van en negatieve effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels kan worden uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten kan op deze locatie worden uitgesloten.
Gebiedsbescherming
Gezien de kleinschalige aard en omvang van de ontwikkelingen en de afstand tot natuurgebieden leiden deze niet tot negatieve gevolgen voor omliggende natuurgebieden.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkelingen leiden niet tot negatieve effecten op beschermde soorten of natuurgebieden.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerders worden vervolgens verwerkt in deze paragraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van Rijkswaterstaat, het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europees:
Nationaal:
Provinciaal:
3e Kustnota, Traditie, Trends en Toekomst, ministerie van Verkeer en Waterstaat (2000)
De 3e Kustnota borduurt verder op de 2e Kustnota, maar legt een veel sterkere relatie tussen kustveiligheid en ruimtegebruik.
De hoofddoelstellingen van het beleid in deze nota zijn gericht op:
Met het oog op de verwachte klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande zeespiegelstijging, zijn in de toekomst bredere en sterkere waterkeringen benodigd. Voorkomen moet worden dat als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen (zoals stedelijke ontwikkeling) landinwaartse verbreding van de waterkeringen geen optie meer zal zijn. Reservering van ruimte biedt hiervoor de oplossing. In de nota is aangegeven, dat in de duinzoom goede mogelijkheden aanwezig zijn voor ontwikkeling van hoge natuurwaarden. Dit komt door de aanwezigheid van de schone kwel vanuit de duinen. Daarom wordt voor de duinzoom, uitgezonderd de stedelijke zones, gestreefd naar een combinatie van landbouw en ontwikkeling of behoud van natuurwaarden. Verder is in de nota aangegeven, dat het natuurlijke watersysteem in de duinzoom goede mogelijkheden biedt voor het stedelijk water.
Beleidslijn Kust 2015
Beleidslijn Kust 2015 vervangt de ‘Beleidslijn kust’ die het rijk in 2007 uitbracht. De beleidslijn formuleert op hoofdlijnen randvoorwaarden voor initiatieven met een ruimtebeslag in het kustfundament, beredeneerd vanuit de beleidsdoelen voor waterveiligheid zoals deze zijn omschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Nationaal Waterplan 2009-2015 (NWP). Het gaat zowel om het waarborgen van de veiligheid van de primaire keringen als om het op orde houden van het zandig systeem.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
Gemeentelijk beleid
Het hoofddoel van het Waterplan Goeree-Overflakkee is het opstellen van een gezamenlijke koers van de gemeenten en het waterschap voor de realisatie van een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed beheerd watersysteem in de stedelijke kernen op Goeree-Overflakkee. In het waterplan worden de volgende drie hoofdaspecten aan de orde gesteld:
Huidige situatie
Algemeen
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Goeree-Overflakkee, zie hoofdstuk 2. Ter plaatse van de locaties komen zandgronden en/of kleigronden voor.
Waterkwantiteit
In Goeree-Overflakkee zijn diverse hoofdwatergangen, dijksloten, wegsloten en overige wateren met bijbehorende beschermingszones gelegen. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Ter plaatse van de planlocaties wordt hiermee rekening gehouden.
Veiligheid en waterkeringen
Ter plaatse van een aantal locaties zijn waterkeringen gelegen. Delen van het plangebied liggen dan ook binnen de beschermingszone van de keringen. Binnen deze zones gelden op basis van de Keur beperkingen voor bouwen en aanleggen. Op de locaties waar een fysieke ontwikkeling plaats gaat vinden of mogelijk wordt gemaakt (via bijvoorbeeld uitbreiding van het bouwvlak) zijn geen waterkeringen gelegen.
Afvalwaterketen en riolering
Het overgrote deel van de locaties in het plangebied zijn aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel.
Toekomstige situatie
Waterkwantiteit
Toename in verharding dient gecompenseerd te worden. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied en van meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water te worden gerealiseerd. Gelet op de ruimtelijke spreiding van de planlocaties kunnen de ontwikkelingen hierop afzonderlijk worden beoordeeld.
Locatie 4 Westdijk 6a te Dirksland
Op het perceel van het huidige bedrijf wordt een bedrijfswoning mogelijk gemaakt. De beoogde bedrijfswoning krijgt een maximum oppervlak van circa 125 m2, wat zorgt voor een toename van 125 m2 aan verharding. De toename zit hiermee ruim onder de drempelaarde. Watercompensatie is niet nodig.
Locatie 10 Prinsesselaan, Sommelsdijk
Aan de Prinsesselaan worden 8 nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd om in de parkeerbehoefte te voorzien van de omliggende wijk. Ieder parkeervak heeft een afmeting van 5 bij 2,5 meter. Voor de realisatie van de beoogde parkeerplaatsen zal circa 100 m2 verharding worden gerealiseerd. De toename zit ruim onder de drempelwaarde. Watercompensatie is niet nodig.
Ter plaatse van de andere planlocaties worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor watercompenserende maatregelen noodzakelijk zijn.
Veiligheid en waterkeringen
De locaties 6, 8, 12 en 13 zijn gelegen in kern- en/of beschermingszone van een waterkering. Deze gronden hebben in het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Ter bescherming van de waterkering wordt ook in dit veegplan een beschermende regeling opgenomen.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het bestaande en te handhaven oppervlaktewater binnen het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) geldt een zogenaamde dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Voor de beschermingszone wordt de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen.
Conclusie
De ontwikkelingen zijn niet van negatieve invloed op het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Het bestemmingsplan is conform SVBP2012 opgesteld, om zodoende digitaal raadpleegbaar en conform de uniforme systematiek raadpleegbaar te zijn. Ook is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Begrippen
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Agrarische bestemmingen
Binnen dit veegplan zijn drie agrarische bestemmingen opgenomen. De bestemming Agrarisch is opgenomen voor een locatie in het Erfgoed Ooltgensplaat (locatie 7). De bestemming Agrarisch - 1 is opgenomen voor de agrarische gronden op de Westdijk 6a in Dirksland (locatie 4). De bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden is opgenomen voor de locatie Erfgoed Goedereede (locatie 2). De inhoud van de bestemmingen is overeenkomstig die van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan. Ter plaatse van Westdijk 6a in Dirksland is een aanduiding 'bedrijfswoning' toegevoegd.
Groen
Binnen het veegplan is de bestemming Groen opgenomen voor delen van locatie Erfgoed Goedereede (locatie 2) en locatie Erfgoed Ooltgensplaat (locatie 7). Binnen de bestemming Groen zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Recreatieve bestemmingen
Binnen het veegplan zijn twee bestemmingen Recreatie opgenomen. De bestemming Recreatie - Dagrecreatie is opgenomen voor een deel van Erfgoed Goedereede (locatie 2). De bestemming Recreatie - Volkstuinen is opgenomen voor een deel van Erfgoed Ooltgensplaat (locatie 7). De inhoud van de bestemmingen is overeenkomstig die van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan.
Tuin
Binnen het veegplan is één bestemming Tuin opgenomen. De bestemming is opgenomen voor Erfgoed Ooltgensplaat (locatie 7), Westerweg 4 te Ouddorp (locatie 9) en Hazersweg 36 te Ouddorp (locatie 11). Binnen de bestemming Tuin zijn gebouwen niet toegestaan, andere bouwwerken zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 1 m.
Verkeersbestemmingen
Binnen het veegplan is een bestemming Verkeer en een bestemming Verkeer - Verblijfsgebied opgenomen. De bestemming Verkeer is opgenomen voor een deel van Erfgoed Ooltgensplaat (locatie 7) en voor de locatie Kabbelaarsbank, Ouddorp (locatie 13). De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is opgenomen voor de Noordzijde haven nr. 1 te Goedereede (locatie 8) en de Prinsessenlaan te Sommelsdijk (locatie 10). Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Voor de terrassen aan de Noordzijde haven nr. 1 in Goedereede is een aanduiding 'terras' opgenomen.
Water
Binnen het veegplan is één bestemming Water opgenomen. De bestemming is opgenomen voor het Erfgoed Goedereede (locatie 2) en het Erfgoed Ooltgensplaat (locatie 7). De gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding, verkeer te water, waterberging en ondergeschikt groen, bruggen en dammen. Op de gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht.
Woonbestemmingen
Binnen het veegplan zijn zes woonbestemmingen opgenomen. Deze zijn zowel inhoudelijk als qua bestemmingssystematiek overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan ter plaatse.
Leiding - Riool en Leiding - Water
Binnen het veegplan zijn twee leidingbestemming opgenomen. De bestemming Leiding - Riool is opgenomen voor Erfgoed Goedereede (locatie 2). De bestemming Leiding - Water is tevens opgenomen voor Erfgoed Goedereede (locatie 2). De aangewezen gronden zijn hierdoor - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een riool- of waterleiding.
Waarde - Archeologie 1, 2, 3 en 5
Binnen het veegplan zijn vier archeologische dubbelbestemming opgenomen. De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 1 en Waarde - Archeologie - 2 zijn opgenomen voor locatie 2. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3 is opgenomen voor locatie 8. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 is opgenomen voor locatie 11. De gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden.
Waarde - Cultuurhistorie en Waarde - Cultuurhistorie - 1
Binnen het veegplan zijn twee cultuurhistorische dubbelbestemmingen opgenomen. De dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie is opgenomen voor het Erfgoed Goedereede (locatie 2) en het Erfgoed Ooltgensplaat (locatie 7). De dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 1 is opgenomen voor Noordzijde haven nr. 1 in Goedereede (locatie 8).
Waterstaat - Waterkering
De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen voor de kernzone van de waterkering op de locatie Erfgoed Goedereede (locatie 2), de locatie Zeedijk 14 in Stad aan het Haringvliet (locatie 6), de locatie Erfgoed Oolgtensplaat (locatie 7), de locatie aan de Noordzijde haven nr. 1 te Goedereede (locatie 8), de locatie aan de Westduinweg 33, 33a en 35 in Ouddorp (locatie 12) en de locatie Kabbelaarsbank in Ouddorp (locatie 14). Deze gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is - op enkele uitzonderingen na - uitsluitend toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat enkele algemene bouwregels, waaronder een regeling voor de minimale afstand van bouwwerken tot zandwallen.
Algemene aanduidingsregels
Dit artikel bevat een regeling voor de beschermingszones van de waterkeringen, de molenbiotop, een geurzone in Ooltgensplaan en de bedrijfswoning (Grote Adriana Theodorapolder 1 te Ooltgensplaat) bij het windpark Piet de Wit.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden aan het bevoegd gezag om bij een omgevingsvergunning onder voorwaarden af te wijken van de bestemmingsregels. Het betreft afwijkingsmogelijkheden ten behoeve van kleine overschrijdingen van maatvoeringen en bouwgrenzen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een regeling opgenomen die het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid geeft de bestemmingslegging te wijzigen voor gronden waar de bestemmingslegging niet conform de werkelijke situatie is opgenomen.
Overige regels
In dit artikel is een regel opgenomen die de wettelijke regelingen waarnaar in het bestemmingsplan wordt verwezen fixeert op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.
Dit artikel bevat ook een algemene parkeerregeling in geval van wijziging of uitbreiding van functies, met een verwijzing naar de geldende normen van het CROW. Via omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, mits de parkeersituatie daardoor niet onevenredig wordt benadeeld.
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.
Overgangsrecht
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Slotregel
Deze regel bevat de titel van het plan.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoekverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.
Er is geen sprake van aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het plan is financieel uitvoerbaar.
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan ook toegestuurd aan de overlegpartners. Er zijn geen inhoudelijke overlegreacties ontvangen.
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van de gemeentelijke inspraakprocedure voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode was eenieder in de gelegenheid om een inspraakreactie in te dienen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken heeft gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen. De ontvangen zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in een Nota zienswijzen (zie bijlage 10).