direct naar inhoud van Regels
Plan: Veegplan 2019-2020
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Veegplan 2019-2020 met identificatienummer NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt en bosbouw; onder akker- en vollegrondstuinbouw wordt mede witlofteelt verstaan;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  • f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • g. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie.
  • h. bollenteelt: de teelt van bloembollen;
  • i. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • j. een paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waaraan het africhten van en de handel agrarisch hulp- en nevenbedrijf in paarden ondergeschikt is; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling, paardrijschool en manege.
1.6 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.7 archeologisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.11 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke woning slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 bijbehorend bouwwerk

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.21 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.22 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of het gebied heeft gemaakt.

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 gemeentelijk monument

onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van de Monumentenverordening Goedereede 2008 als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen.

1.25 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.26 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.27 opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.28 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.29 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.30 permanente bewoning

onder permanente bewoning wordt verstaan een recreatiewoning, kampeermiddel of recreatieappartement te gebruiken als hoofdverblijf.

1.31 permanente standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel of recreatief nachtverblijf gedurende het gehele jaar, inclusief bij dat kampeermiddel of nachtverblijf behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.32 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.33 recreatief nachtverblijf

een bouwwerk dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt, zoals een recreatiewoning, chalet, stacaravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.34 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.35 schurveling

ingezaaide of beplante zandwal met een hoogte variërend van 2 m tot 3 m, veelal met een toegevoegde waarde op natuurlijk, landschappelijk en/of cultuurhistorisch gebied.

1.36 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.37 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.38 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.39 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven als bedoeld in artikel 1 lid 1.5 sub a, b, c en h, met dien verstande dat voor bollenteelt geldt dat uitsluitend bestaande bollenteelt is toegestaan;
  • b. een landbouwschuur;
  • c. bedrijfswoningen met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.

met daarbij behorende:

  • d. erftoegangswegen en parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van kassen mag maximaal 6 m bedragen;
    • 3. de oppervlakte van kassen mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
    • 4. de goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag respectievelijk maximaal 6 m en 10 m bedragen;
    • 5. de goot- en bouwhoogte van mestsilo's mag respectievelijk maximaal 5,5 m en 7 m bedragen;
    • 6. de inhoud van mestsilo's mag niet meer dan 2.500 m3 bedragen, met een maximum van 40 m3 per hectare bedrijfsbestemming;
    • 7. de van silo's mag maximaal 10 m bedragen;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het aangeduide bebouwingspercentage niet overschreden worden;
  • b. de boog- en gaaskassen en sleufsilo's hoeven niet aan de gestelde regels onder 3.2.1 a te voldoen;
  • c. ten aanzien van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    • 1. bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
    • 2. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan één per agrarisch bedrijf tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
    • 3. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 6 m en 10 m bedragen;
  • 4. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • 5. voor een uitbouw mag de goot- en bouwhoogte respectievelijk maximaal 3 m en 6 m bedragen;
  • 6. de dakhelling bedraagt minimaal 20 graden;
  • 7. de oppervlakte van alle bijgebouwen mag maximaal 50 m2 bedragen;
  • 8. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3 m en 6 m bedragen;
  • 9. bijgebouwen dienen minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn te worden opgericht;
  • 10. de bouwhoogte van overkappingen mag maximaal 2,7 m bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de gestelde regels onder 3.2.1 sub a gelden niet voor terreinafscheidingen en kuilvoerplaten;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
  • 1. maximaal 7 m voor palen en masten;
  • 2. maximaal 2 m voor terreinafscheidingen;
  • 3. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.2 met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het vergroten van het bouwvlak is toegestaan mits:
    • 1. dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
    • 2. het bouwvlak grenst aan het huidige bouwvlak;
    • 3. de totale maximale oppervlakte 2 ha wordt;
    • 4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de vorm van het bouwvlak mag worden gewijzigd mits:
  • 1. de totale toegestane maximale oppervlakte ongewijzigd blijft;
  • 2. dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • 3. de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het realiseren van voorzieningen voor de opslag van mest, mits:
  • 1. de opslag van mest plaatsvindt in aansluiting op het bouwvlak;
  • 2. ruimtegebrek in fysiek of milieuhygiënisch opzicht hiertoe noodzaken;
  • 3. de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving niet onevenredig wordt of kan worden aangetast;
  • 4. een afwijking van de gebruiksregels als bedoeld in lid 3.5 tevens is toegestaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden is het verboden de gronden buiten de bouwvlakken te gebruiken voor mestopslag.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Mestopslag

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.4 ten behoeve van het opslaan van mest buiten het bouwvlak, mits:

  • a. de opslag van mest plaatsvindt in aansluiting op het bouwvlak;
  • b. ruimtegebruik in fysiek of milieuhygiënisch opzicht hiertoe noodzaken;
  • c. de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

3.5.2 Nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het uitoefenen van ondergeschikte nevenactiviteiten in de bestaande bedrijfsgebouwen naast de agrarische bedrijfsfunctie, waarbij de volgende functies zijn toegestaan:

  • a. loonbedrijf;
  • b. foeragehandel;
  • c. viskwekerij;
  • d. dierenartsenpraktijk;
  • e. opslag;
  • f. bed & breakfast, in een ander bedrijfsgebouw dan de woning;
  • g. extensieve poldersport en boerengolf op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied;
  • h. overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen, tentoonstellingsruimte, museum en sauna;
  • i. educatie en voorlichting;
  • j. zorgboerderij met dagverblijf;
  • k. (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;
  • l. overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • m. paardenhouderij met uitzondering van rijscholen en maneges;
  • n. kleinschalige camping met een standplaats voor ten hoogste 25 seizoenstandplaatsen met de daarbij behorende voorzieningen;
  • o. andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder a tot en met n en beperkt worden tot de categorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

3.5.3 Voorwaarde

De onder lid 3.5.2 genoemde vergunning kan slechts worden verleend onder de voorwaarde dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten niet meer mag bedragen dan 500 m2 per bouwvlak tenzij anders is aangeduid;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte van een kleinschalige horecagelegenheid niet meer mag bedragen dan 40 m2;
  • c. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet mag worden belemmerd;
  • d. in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
  • e. het parkeren op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaatsvindt;
  • f. geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de openlucht plaatsvindt;
  • g. het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten;
  • h. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten is toegestaan;
  • i. voor een kleinschalige camping, zoals bedoeld onder n, geldt dat:
  • 1. de seizoenstandplaatsen uitsluitend binnen het bouwvlak of buiten het bouwvlak tot een afstand van maximaal 50 m van de bestaande bebouwing mag worden gesitueerd;
  • 2. het bouwen van sanitaire ruimtes uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan;
  • 3. de openheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • 4. de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • 5. uitsluitend sprake is van recreatief nachtverblijf.

3.5.4 Huisvesting buitenlandse werknemers

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van wonen ten behoeve van de huisvesting van buitenlandse werknemers met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er is een door de eigenaar bewoonde bedrijfswoning aanwezig;
  • b. de semipermanente bebouwing mag maximaal 150 m² bedragen, exclusief een gemeenschappelijke woonkamer en keuken;
  • c. de bebouwing mag niet langer staan dan 5 jaar en niet bestaan uit (sta)caravans;
  • d. er mogen per bedrijf niet meer dan 15 personen worden gehuisvest;
  • e. er dient een gemeenschappelijke woonkamer en keuken aanwezig te zijn;
  • f. er is op het eigen terrein voldoende parkeergelegenheid;
  • g. de semipermanente bebouwing past in het agrarisch bouwperceel en het landschap om verrommeling tegen te gaan;
  • h. er moet een nachtregister aanwezig zijn met de gegevens van de personen die ter plaatse verblijven.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van (kavel)wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • b. het ontgronden, bodemverlagen, afgraven of ophogen van de bodem;
  • c. het wijzigen van het profiel van sloten, dan wel het graven of dempen hiervan;
  • d. het aanleggen van transport-, energie- of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

3.6.2 Uitzondering

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;
  • c. die uit een oogpunt van ruimtelijke ordening van niet-ingrijpende betekenis zijn;
  • d. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

3.6.3 Voorwaarden
  • a. een vergunning als bedoeld in lid 3.6.1 wordt uitsluitend verleend indien de agrarische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen leidt tot de conclusie dat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden in redelijkheid niet kan worden geweigerd.
  • b. burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 3.6.1 advies ter zake deskundigen.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Ruimte voor ruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van een agrarisch bedrijf te wijzigen ten behoeve van de bouw van één of meer burgerwoningen onder de voorwaarde dat:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen mede moet blijken uit een daaromtrent uit te brengen advies door een onafhankelijke agrarisch deskundige;
  • c. de opstallen van het betreffende agrarisch bedrijf volledig worden gesloopt, eventueel met uitzondering van een behoudenswaardige, aan de woning gebouwde schuur;
  • d. aangegeven karakteristieke bebouwing of monumenten niet mogen worden gesloopt;
  • e. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m2 gebouwen (geen kassen zijnde) of iedere 5.000 m2 kassen één woning mag worden teruggebouwd;
  • f. het aantal nieuwe woningen per locatie maximaal drie bedraagt;
  • g. de inhoud van een woning niet meer mag bedragen dan 750 m³;
  • h. de goot en bouwhoogte van een woning niet mag bedragen dan respectievelijk 4,5 m en 8 m.
  • i. de eventueel aanwezige bedrijfswoning wordt gewijzigd in een burgerwoning.
  • j. de woningen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee brengen voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • k. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor 1 januari 2003;
  • l. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming "Wonen" van deze regels;
  • m. de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woning past binnen, dan wel geen onevenredige afbreuk doet aan de karakteristiek van het buitengebied;
  • n. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • o. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.

3.7.2 Bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden gelegen binnen een bouwvlak te wijzigen, bij algehele bedrijfsbeëindiging van agrarische bedrijven, ten behoeve van één of meer van de volgende functies in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 (zie bijlage):

  • a. loonbedrijf;
  • b. foeragehandel;
  • c. sierviskwekerij;
  • d. dierenartspraktijk;
  • e. kampeerboerderij binnen het hoofdverblijf:
  • f. educatie en voorlichting;
  • g. zorgboerderij met nachtverblijf;
  • h. (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;
  • i. commerciële dienstverlening, zoals een, een geluidsstudio of
  • j. overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • k. kinderopvang;
  • l. paardenfokkerij of houderij:
  • m. veehandelsbedrijf;
  • n. extensieve agrarische dagrecreatie, zoals boerengolf, agrarische kinderfeestjes, kinderboerderij en excursies;
  • o. paarden-, kano-, roeiboot-, fluisterboot- of fietsenverhuur;
  • p. overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen, bezoekerscentrum, tentoonstellingsruimte, museum en sauna;
  • q. bewerking en opslag van agrarische producten;
  • r. hoefsmederij;
  • s. ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij en riet- en vlechtwerk;
  • t. opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet agrarische goederen die geen risico's voor de omgeving opleveren, alsmede opslag voor internetverkoop;
  • u. theeschenkerij;
  • v. wooneenheden (tot een maximum aantal van 3) in bestaande karakteristieke bebouwing, onder voorwaarde van sloop van alle niet karakteristieke bebouwing. (Nieuwe) bijgebouwen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 75 m2 per wooneenheid;
  • w. andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder a tot en met w.
  • x. een dierenasiel in maximaal categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Onder de voorwaarde dat:

  • 1. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen mede moet blijken uit een daaromtrent uit te brengen advies door een onafhankelijke agrarisch deskundige;
  • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de vrijkomende agrarische bebouwing binnen het betreffende bouwvlak niet mag worden vergroot;
  • 3. de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering mogen worden belemmerd;
  • 4. de hoeveelheid extra verkeer moet passen bij de wegenstructuur;
  • 5. het parkeren behorende bij het ander gebruik dient binnen het bouwvlak op eigen terrein plaats te vinden;
  • 6. er geen opslag van goederen in de open lucht plaatsvindt;
  • 7. het gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties;
  • 8. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of –geteelde producten is toegestaan;
  • 9. per bouwvlak maximaal één bedrijf is toegestaan.
  • 10. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.

Artikel 4 Agrarisch - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven als bedoeld in artikel 1 lid 1.5 sub a, b, e, f, g, i en j, met dien verstande dat nieuwvestiging, hervestiging of omschakeling van de in lid 1.5 onder sub e, g en i genoemde agrarische bedrijven niet is toegestaan;

alsmede voor:

  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met dien verstande dat:

  • c. indien op een bouwvlak de aanduiding 'bedrijfswoning' is aangegeven, een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van deze aanduiding;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. de nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 2 en zoals toegestaan conform lid 4.4;


Tabel 1 Nevenfuncties, bij recht toegestaan

Nevenfuncties  
wonen / hobbyboer / terreinbeheer- en onderhoud  
kleinschalige natuurontwikkeling  
intensieve kwekerij bij wijze van neventak  
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, niet zijnde wandel-, voet- en fietspaden  
kleinschalige horeca in het hoofdverblijf  
aan huis gebonden beroepen  
opslag en stalling van agrarische producten  
verkoop van zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde agrarische producten  
kinderboerderij  
paardenstalling  
verhuur van fietsen  
kleinschalig kamperen  
educatie  
zorglandbouw, uitsluitend in de vorm van dagbesteding  
bed & breakfast  

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming en bedrijfswoningen met bijgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd met dien verstande dat op gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder gebouwen' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  • d. erfbebouwing dient op te minste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning te worden gebouwd;
  • e. overigens geldt per bouwvlak het volgende:

Tabel 2

  max. aantal   max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   1   750 m3   -   bedrijfswoning 6 m, uitbouw 3 m   bedrijfswoning 10 m, uitbouw 6 m  
bijgebouwen per bedrijfswoning (inclusief overkappingen)   -   -   75 m2   3 m   bijgebouwen 6 m, overkappingen 2,7 m  
bebouwing ten behoeve van een intensieve kwekerij   -   -   bestaand   -   -  
overige bedrijfsgebouwen   -   -   volledig bouwvlak   6 m   10 m  
mestsilo's   -   2.500 m3 *   -   -   6 m  
foliebassins en mestzakken   -   -   -   -   4 m  
silo's   -   -   -   -   12 m  
windturbines   3 in totaal   -   -   -   120 m  
terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel van de bedrijfswoning
- op overige plaatsen  
-   -   -   -  
1 m
2 m  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   -   -   -   -   3 m  

* met een maximum van 40 m3 per hectare per bedrijf;

met dien verstande dat:

  • f. ten minste 75% van de bebouwing uit bedrijfsgebouwen bestaat en ten hoogste 25% van de bebouwing ten dienste staat van de bedrijfswoning.
  • g. voor de reeds bestaande erfbebouwing, niet passend binnen het bepaalde onder e het volgende geldt:
  • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
  • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
  • 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen, is in geen geval toegestaan;
  • 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Ten behoeve van overschrijding bouwvlak

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 4.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • b. het bouwvlak mag met ten hoogste 100 m² worden overschreden;
  • c. de totale bouwmogelijkheden van het bouwvlak mogen tot ten hoogste 2 ha worden vergroot;
  • d. indien het bouwvlak wordt vergroot ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf, dient uit een ondernemersplan het perspectief op volwaardigheid te blijken;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • f. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

4.3.2 Ten behoeve van goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het toestaan van grotere goot- en bouwhoogten voor bedrijfsgebouwen met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt ten hoogste 7 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12 m;
  • c. de onder a. en b. genoemde maten zijn alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien het vergroten van de goot- of bouwhoogte vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

4.3.3 Ten behoeve van mestopslag, sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het toestaan van mestsilo's en mestplaten, sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten het bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. mestsilo's en mestplaten, sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan indien een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m.

4.3.4 Ten behoeve van nieuwbouw in het kader van overige nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het toestaan van nieuwbouw voor nevenfuncties zoals opgenomen in lid 4.1 met inachtneming van het volgende:

  • a. nieuwbouw dient gepaard te gaan met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten;
  • b. de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing mag maximaal de helft bedragen van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdragen aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. mestopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  • b. oppervlakte van bebouwing in gebruik voor intensieve veehouderij als neventak bedraagt ten hoogste bestaand;
  • c. de oppervlakte aan bebouwing in gebruik voor nertsensheds ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' mag niet toenemen;
  • d. nevenfuncties dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen, met een maximum oppervlak van 400 m², exclusief een eventuele buitenrijbaan ingeval van paardenstalling en kleinschalig kamperen;
  • e. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  • f. per bouwvlak is ten hoogste 1 paardenbak toegestaan, met dien verstande dat de paardenbak binnen het bouwvlak ligt en de omvang ten hoogste 20x40 m bedraagt;
  • g. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt aanvullend het volgende:
    • 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan;
    • 3. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
    • 4. de afstand tot gevoelige functies bedraagt ten minste 100 m;
    • 5. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • h. ten aanzien van de nevenfunctie bed & breakfast geldt aanvullend het volgende:
    • 1. vloeroppervlak bedraagt ten hoogste 50% van het totaal aanwezige oppervlak;
    • 2. het aantal kamers bedraagt ten hoogste 7 en 10 bedden;
    • 3. bed & breakfast ten behoeve van tijdelijk of seizoensgebonden werk is niet toegestaan;
  • i. aan-huis-gebonden beroepen zijn uitsluitend toegestaan in combinatie met de woning;
  • j. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • k. de productie van energie uit biomassa is niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 3 met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfuncties dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen, met een maximum oppervlak van 400 m², exclusief een eventuele buitenrijbaan ingeval van paardenstalling en kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
    • 1. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van agrarische loonbedrijven of opslag/stalling als nevenactiviteit bij volwaardige/reële agrarische bedrijven of bij agrarische bedrijven bij wijze van deeltijd, een maximale oppervlakte van 1.000 m² geldt;
    • 2. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van kleinschalige horecagelegenheid een maximale oppervlakte van 100 m² geldt;
    • 3. voor het bouwen van een nieuw gebouw ten behoeve van hobbymatige agrarische activiteiten of terreinbeheer en -onderhoud, een maximale oppervlakte van 150 m² geldt;
  • b. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • e. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • f. de oppervlakte van buitenverblijven ten behoeve van een dierenpension bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • g. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • h. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  • i. kleinschalige horecagelegenheden zijn uitsluitend toegestaan in combinatie met een of meer van de volgende neventakken:
    • 1. verkoop eigen producten;
    • 2. kinderboerderij;
    • 3. paardenstalling;
    • 4. verhuur fietsen;
    • 5. kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen;
    • 6. bezoekerscentra;
    • 7. expositieruimten/ateliers.

Tabel 3 Nevenfuncties via afwijking

Nieuwe functies / gebruik  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
veehandelsbedrijven  
foeragehandel  
sierviskwekerij  
dierenartspraktijk  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zonder maatgevend milieuaspect 'Verkeer'  
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten  
hoveniersbedrijven  
paardenhouderij  
dierenpension voor kleine huisdieren  
kampeerboerderijen  
zorgboerderij met dagverblijf  
bezoekerscentra  
extensieve poldersport en boerengolf op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied  

4.5.2 Ten behoeve van de nevenfunctie niet-agrarische bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. bedrijven toe te laten die voorkomen in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf geen Wgh-inrichting is en naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

4.5.3 Ten behoeve van uitbreiding intensieve veehouderij als nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 onder b, c en d om de omvang van intensieve veehouderij te vergroten, met dien verstande dat is aangetoond dat hiertoe de noodzaak bestaat om aan wettelijke eisen te kunnen voldoen.

4.5.4 Ten behoeve van de productie van energie uit biomassa

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 onder k om de productie van energie uit biomassa toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de productie van energie uit biomassa is uitsluitend toegestaan in bio-energieinstallaties;
  • b. de productie van energie uit biomassa is uitsluitend toegestaan indien dit milieuhygiënisch inpasbaar is.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • het aanleggen van wandel-, fiets- en ruiterpaden.

4.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. werken en werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

4.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de betrokken waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

4.7 Wijzigingsbevoegdheden
4.7.1 Ten behoeve van Ruimte voor Ruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - 1 te wijzigen ten behoeve van de bouw van één of meer burgerwoningen met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. de opstallen van het betreffende agrarisch bedrijf volledig worden gesloopt, eventueel met uitzondering van een behoudenswaardige, aan de woning gebouwde schuur;
  • d. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen (geen kassen zijnde) of iedere 5.000 m² kassen één woning mag worden teruggebouwd;
  • e. het aantal nieuwe woningen per locatie maximaal drie bedraagt;
  • f. de inhoud van een woning niet meer mag bedragen dan 750 m³;
  • g. de eventueel aanwezige bedrijfswoning wordt gewijzigd in een burgerwoning;
  • h. de woningen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich meebrengen voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • i. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor 1 januari 2007;
  • j. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming Wonen van deze regels;
  • k. de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woning past binnen, dan wel geen onevenredige afbreuk doet aan de karakteristiek van het buitengebied;
  • l. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • m. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.

4.7.2 Ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch - 1 met inachtneming van het volgende:

  • a. vergroting van het bouwvlak is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot vergroting dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mogen uitsluitend worden vergroot indien dit noodzakelijk is in het kader van wettelijke eisen; ten aanzien van de oppervlakte aan bebouwing zijn de regels zoals opgenomen in lid 4.2 overeenkomstig van toepassing, met dien verstande dat dit oppervlak met ten hoogste 10% vergroot mag worden;
  • e. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

4.7.3 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch - 1 zodanig wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – vervolgfuncties zoals opgenomen in tabel 4 zijn toegestaan met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid met dien verstande dat:
    • 1. nieuwbouw ten behoeve van hobbymatige agrarische activiteiten of terreinbeheer en -onderhoud wel is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
    • 2. nieuwbouw wel is toegestaan indien het aanwezige gebouw in een zodanig slechte bouwkundige staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd dan wel van het aanwezige gebouw geen zinvol ander gebruik kan worden gemaakt mits nieuwbouw gepaard gaat met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten, en de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal de helft bedraagt van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdraagt aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • d. de oppervlakte van buitenverblijven ten behoeve van een dierenpension bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • f. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  • g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • i. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • k. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • l. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • n. detailhandel uitsluitend is toegestaan indien het zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten betreft.

Tabel 4 Vervolgfuncties

Vervolgfuncties  
wonen  
ambachtelijke landbouwproduct verwerkende bedrijven, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij en riet- en vlechtwerk  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
bedrijven in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf geen Wgh-inrichting is en naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
veehandelsbedrijven  
foeragehandel  
hoveniersbedrijven  
hoefsmederij  
sierviskwekerij  
dierenartspraktijk  
kampeerboerderij binnen het hoofdverblijf  
zorgboerderij met nachtverblijf  
paramedische dienstverlening, zoals privékliniek, kuuroord of groepspraktijk  
educatie en voorlichting  
commerciële dienstverlening zoals een geluidsstudio  
opslag/stalling van agrarische producten, caravans, auto's, boten en ten behoeve van elders gevestigde ambachtelijke bedrijven of detailhandel  
kinderboerderij  
paardenstalling  
kinderopvang  
paardenhouderij  
dierenpension voor kleine huisdieren  
kampeerboerderijen  
bezoekerscentra  
theeschenkerij  
kantoren zonder baliefunctie  
expositieruimten / ateliers  


 

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van agrarische bedrijven zoals bedoeld in lid 1.5 sub a, b, e, f, g, i en j, met dien verstande dat nieuwvestiging of bedrijfsverplaatsing van de in lid 1.5 onder sub e, g en i genoemde agrarische bedrijven niet is toegestaan;

alsmede voor:

  • b. het behoud, herstel en versterking van aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. de volgende nevenfuncties:
    • 1. kleinschalige detailhandel;
    • 2. agro-gerelateerde dagrecreatieve voorzieningen;
    • 3. bed & breakfast.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. op de gronden, mogen in afwijking van het bepaalde onder a de volgende bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebouwd:
    • 1. terreinafscheidingen alsmede poldergemaaltjes, met dien verstande dat de hoogte van terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder bebouwing' ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 2. melkstallen met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 50 m² per bedrijf;
    • 3. sleufsilo's met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 200 m² per bedrijf, mits de afstand tot het bijbehorende bouwvlak niet meer dan 50 m bedraagt;

met dien verstande dat de onder 2 en 3 genoemde bouwwerken niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder bebouwing';

  • c. erfbebouwing dient op ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • d. voor het overige gelden de volgende regels:

  max. aantal   max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (incl. aan- en uitbouwen)   1, tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven   750 m3     6 meter, tenzij op de verbeelding met de aanduiding 'maximum goothoogte' een andere goothoogte is aangegeven    
bijgebouwen per bedrijfswoning (incl. overkappingen)       75 m2   3 m    
kassen binnen het bouwvlak en achter de bedrijfswoning       300 m2      
overige bedrijfsgebouwen       volledig bouwvlak   6 m, tenzij op de verbeelding met de aanduiding 'maximum goothoogte' een andere goothoogte is aangegeven   10 m  
hooibergen, krachtvoer-, kunstmest- en ruwvoedersilo's           12 m  
mestsilo's           6 m*  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde           3 m  

* de hoogte van de verticale wand(en) van de mestsilo's - gemeten vanaf het peil - mag niet hoger zijn dan 4 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Overschrijding bouwvlakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub a voor overschrijding van de grenzen van het bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. de grenzen van het bouwvlak mogen met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² worden overschreden;
  • b. de bebouwing, waarvoor de vergunning zal worden verleend, mag op geen grotere afstand van de overige bedrijfsgebouwen worden gebouwd dan voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. door de overschrijding mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden van de gronden;
  • e. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een ter zake deskundige de volwaardigheid van het betreffende bedrijf en de noodzaak en doelmatigheid van de overschrijding voor de bedrijfsvoering aan te tonen, waarbij in ieder geval wordt gelet op:
    • 1. de omvang van het bedrijf;
    • 2. de aard en inrichting van het bedrijf;
    • 3. de mate van mechanisatie van het bedrijf;
    • 4. de continuïteit van het bedrijf;
    • 5. de aanwezigheid van bedrijfsgebouwen die zijn afgestemd op de aard en omvang van het bedrijf;
    • 6. het hoofdberoep van de aanvrager en het al dan niet hebben van een volledige dagtaak in het betreffende bedrijf;
  • f. indien het gronden betreft grenzend aan de bestemming Natuur - 1, Natuur - 2, Natuur - Schurvelingen of Natuur-Zandwallen dient de initiatiefnemer een schriftelijk advies in te winnen bij een ter zake deskundige omtrent de gevolgen voor het behoud en/of herstel van de ter plaatse aanwezige natuurlijke en natuurlijke waarden en de eventueel te stellen voorwaarden.

5.3.2 Woongelegenheid tweede huishouden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 sub d voor de uitbreiding en/of verbouw van een bedrijfswoning om daarin extra woongelegenheid op te nemen ten behoeve van een tweede huishouden, met inachtneming van het volgende:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning mag met ten hoogste 150 m³ worden uitgebreid;
  • b. aan deze bevoegdheid mag geen toepassing worden gegeven, indien:
    • 1. het bedrijfswoningen betreft die op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan een inhoud hebben van 850 m³ of meer;
    • 2. het tweede agrarische bedrijfswoningen betreft;
  • c. de uitbreiding en/of verbouw van de bedrijfswoning moet zodanig geschieden dat géén woningsplitsing plaatsvindt.

5.3.3 Overschrijding goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 5.2 sub d aangegeven goot- en bouwhoogtematen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van hooibergingen en silo's, geen mestsilo's zijnde, mag ten hoogste 15 m bedragen;
  • c. initiatiefnemer dient schriftelijk advies in te winnen bij het Ministerie van Defensie voor zover het betreft het oprichten van bouwwerken binnen een afstand van 500 m van het zenderstation van het Ministerie van Defensie.

5.3.4 Erfbebouwing op kortere afstand woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder c om erfbebouwing op een afstand van tenminste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning te bouwen.

5.3.5 Mestopslag buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en 5.4 om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van mestopslag buiten het bouwvlak toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. mestopslag buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
  • d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m;
  • f. door de overschrijding mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden;
  • g. indien het gronden betreft grenzend aan de bestemming Natuur - 1, Natuur - 2, Natuur - Schurvelingen of Natuur-Zandwallen dient de initiatiefnemer een schriftelijk advies in te winnen bij een ter zake deskundige omtrent de gevolgen voor het behoud en/of herstel van de ter plaatse aanwezige natuurlijke waarden en de eventueel te stellen voorwaarden.

5.3.6 Nieuwbouw in het kader van overige nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van het toestaan van nieuwbouw voor nevenfuncties zoals opgenomen in lid 5.1 met inachtneming van het volgende:

  • a. nieuwbouw dient gepaard te gaan met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten of MSP-panden;
  • b. de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing mag maximaal de helft bedragen van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdragen aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet meer dan 50 m² bedraagt;
    • 3. het vloeroppervlak in gebruik voor de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 20 m² bedraagt;
    • 4. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 7. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • b. de in lid 5.1 onder h genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de nevenfuncties tot een oppervlak van maximaal 500 m² per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
    • 2. de bed & breakfast door de bewoner moeten worden uitgeoefend;
    • 3. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor een bed & breakfast minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning mag bedragen, bijgebouwen meegerekend;
    • 4. ten aanzien van bed & breakfast geldt dat de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw dient plaats te vinden;
    • 5. het aantal kamers per bed & breakfast maximaal 7 mag bedragen;
    • 6. ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten bij de genoemde nevenfuncties zijn toegestaan;
  • c. mestopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  • d. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  • e. per bouwvlak is ten hoogste 1 paardenbak met een omvang van ten hoogste 20 x 40 m toegestaan.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van één of meer nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 5.1 met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte in gebruik voor nevenfuncties bedraagt per agrarisch bedrijf ten hoogste 500 m², exclusief een eventuele buitenrijbaan ingeval van paardenstalling en kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
    • 1. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van agrarische loonbedrijven of opslag/stalling als nevenactiviteit bij volwaardige/reële agrarische bedrijven of bij agrarische bedrijven bij wijze van deeltijd, een maximale oppervlakte van 1.000 m² geldt;
    • 2. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van een kleinschalige horecagelegenheid een maximale oppervlakte van 40 m² geldt;
    • 3. de nevenfunctie niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de nevenfunctie mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • f. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • g. de oppervlakte van buitenverblijven ten behoeve van een dierenpension bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • h. bij beëindiging van een agrarisch bedrijf wordt een bijbehorende minicamping uiterlijk 5 jaar na de bedrijfsbeëindiging beëindigd;
  • i. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • j. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan.

Tabel 5.1  Nevenfuncties via afwijking

Nevenfunctie/gebruik  
Agrarisch verwante bedrijven  
Ambachtelijke bedrijven gericht op de be- en verwerking van de eigen agrarische producten  
Opslag agrarisch goederen  
Zorgboerderij met dagverblijf  
Minicamping met maximaal 25 standplaatsen  
Kleinschalige horecagelegenheid (theetuin)  
Manege  
Overige dagrecreatieve voorzieningen  

5.5.2 Paardenbakken buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 5.4onder e ten behoeve van het realiseren van een paardenbak buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de paardenbak dient gesitueerd te worden direct grenzend aan het betreffende agrarische bouwvlak;
  • b. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
  • c. de paardenbak mag niet voor commerciële doeleinden gebruikt worden;
  • d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • e. door de overschrijding mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. indien het gronden betreft grenzend aan de bestemming Natuur - 1, Natuur - 2, Natuur - Schurvelingen of Natuur-Zandwallen dient de initiatiefnemer een schriftelijk advies in te winnen bij een ter zake deskundige omtrent de gevolgen voor het behoud en/of herstel van de ter plaatse aanwezige natuurlijke waarden en de eventueel te stellen voorwaarden.
  • h. de omvang van de paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m² per bouwperceel;
  • i. lichtmasten en afrastering/hekken zijn niet toegestaan;
  • j. overige bouwwerken zijn niet toegestaan.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. op gronden zonder aanduiding:
    • 1. het buiten het bouwvlak ontginnen, diepploegen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren;
    • 2. het buiten het bouwvlak aanbrengen van oppervlakteverhardingen; zulks met uitzondering van oppervlakteverhardingen waaronder begrepen kavelpaden tot een oppervlak van 100 m² per perceel;
    • 3. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
    • 4. het buiten het bouwvlak aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het buiten het bouwvlak bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
    • 6. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
    • 7. het scheuren of frezen van graslanden anders dan ter instandhouding en/of verbetering van het grasland;
    • 8. het aanleggen van gesloten drainagesystemen.

5.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen, hieronder wordt niet begrepen het aanbrengen van beplanting ten behoeve van de fruitteelt en de bosbouw;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. strekken tot het behoud of tot het herstel van de landschappelijke waarden.

5.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover zij voor wat betreft hun plaats, hun omvang en hun wijze van uitvoering, de landschappelijke waarden van deze gronden niet in onevenredige mate aantasten dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet worden verkleind, en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het agrarisch belang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 In het geval van een opgeheven agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden geheel of gedeeltelijk mogen wijzigen ten behoeve van de functies:

  • wonen;
  • agrarisch verwant bedrijf;
  • dagrecreatieve voorziening;
  • horecabedrijf;
  • zorgboerderij;
  • landgoed;
  • verblijfsrecreatief bedrijf (met uitzondering van een minicamping);

met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid met dien verstande dat:
    • 1. nieuwbouw ten behoeve van hobbymatige agrarische activiteiten of terreinbeheer en -onderhoud wel is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
    • 2. nieuwbouw wel is toegestaan indien het aanwezige gebouw in een zodanig slechte bouwkundige staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd dan wel van het aanwezige gebouw geen zinvol ander gebruik kan worden gemaakt, mits nieuwbouw gepaard gaat met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten of MSP-panden en de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal de helft bedraagt van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdraagt aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van reeds aanwezige woningen en overeenkomstig het aantal woningen dat ter plaatse aanwezig is op het tijdstip waarop het wijzigingsbesluit in ontwerp ter inzage wordt gelegd;
  • d. de oppervlakte van buitenverblijven ten behoeve van een dierenpension bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • f. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • g. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • h. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • i. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
  • j. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • k. de vervolgfunctie dient inpasbaar ingevolge de Wet milieubeheer;
  • l. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • n. detailhandel uitsluitend is toegestaan indien het zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten betreft;
  • o. de initiatiefnemer dient schriftelijk advies in te winnen bij een terzake deskundige ter beoordeling van de vraag of de agrarische functie niet meer kan worden vervuld.

5.7.2 Ten behoeve van Ruimte voor Ruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden te wijzigen ten behoeve van de bouw van één of meer burgerwoningen met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. de opstallen van het betreffende agrarisch bedrijf worden volledig gesloopt, eventueel met uitzondering van een behoudenswaardige, aan de woning gebouwde schuur;
  • d. monumenten of MSP-panden mogen niet worden gesloopt;
  • e. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen (geen kassen zijnde) of iedere 5.000 m² kassen mag één woning worden teruggebouwd;
  • f. het aantal nieuwe woningen per locatie mag ten hoogste drie bedragen;
  • g. de inhoud van een nieuwe woning mag niet meer bedragen dan 750 m³ (inclusief aan- en uitbouwen);
  • h. per woning mag maximaal 75 m² aan bijgebouwen worden opgericht;
  • i. de eventueel aanwezige bedrijfswoning wordt gewijzigd in een burgerwoning;
  • j. de woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • k. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor 1 januari 2007;
  • l. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming Wonen van deze regels;
  • m. de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woning(en) past binnen, dan wel doet geen onevenredige afbreuk aan de karakteristiek van het buitengebied;
  • n. de geluidsbelasting aan de gevel van de nieuwe woning ten gevolge van het wegverkeer mag de voorkeursgrenswaarde zoals is vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
  • o. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.

5.7.3 Ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met inachtneming van het volgende:

  • a. vergroting van het bouwvlak is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot vergroting dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • f. door de overschrijding mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden;
  • g. de vergroting van het bouwvlak is niet toegestaan ter plaatse van gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten'.

5.7.4 Ten behoeve van nieuwe natuur

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming Natuur - 1, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie, natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd, of als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie;
  • b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- , fiets- en ruiterpaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden': dijken alsmede voor het behoud, herstel en versterking van de aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinvee' is het toegestaan kleinvee te laten grazen;
  • d. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' ten hoogste 3 m mag bedragen.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Groen met de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

op gronden zonder aanduiding:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie;
  • d. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  • f. het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten;
  • g. het bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  • h. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
  • i. het bestrooien of bespuiten van de gronden met chemische bestrijdingsmiddelen.

6.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 6.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en/of werkzaamheden, die strekken tot het behoud of tot het herstel van de landschappelijke waarden.

6.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover zij voor wat betreft hun plaats, hun omvang en hun wijze van uitvoering de landschappelijke waarden van deze gronden niet in onevenredige mate aantasten dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet worden verkleind, en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het agrarisch belang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

Artikel 7 Recreatie - Dagrecreatie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor dagrecreatieve voorzieningen zoals een jachthaven, een ijsbaan, een scoutingcentrum en sport- en speelvoorzieningen. Alsmede voor bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. voor het overige gelden de volgende regels:
    max. aantal     max. inhoud     max. opper- vlak     max. goot- hoogte     max. bouw- hoogte    
bedrijfswoning (incl. aan- en uitbouwen     1, tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven     750 m³         6 m
   


   
bijgebouwen per bedrijfswoning (incl. overkappingen)             75 m²     3 m        
overige gebouwen             het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak     6 m, tenzij op de verbeelding met de aanduiding 'maximum goothoogte' een andere goothoogte is aangegeven     10 m tenzij op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bouwhoogte' een andere bouwhoogte is aangegeven    
vrijstaande antennemast voor mobiele telecommunicatie                     50 m    
overige bouw- werken, geen gebouwen zijnde                     3 m    

Artikel 8 Recreatie - Volkstuinen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;

met daarbij behorende

  • b. erftoegangswegen en parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.

8.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bergingen mogen gebouwd worden tot een oppervlakte van maximaal 8 m2 per kavel;
  • b. kassen mogen gebouwd worden tot een oppervlakte van maximaal 10% van de oppervlakte van de kavel met een maximum van 25 m2;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 1 meter voor terreinafscheidingen;
    • 2. maximaal 7 meter voor palen en masten;
    • 3. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor bij woningen behorende tuinen, dan wel voor onbebouwde erven, toegangspaden tot de gebouwen, parkeren en andere verhardingen, met de daarbij behorende andere bouwwerken alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

9.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan.

9.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van de bouw van een erker/entreeportaal aan de voorgevel, alsmede de zijgevel, voor zover gelegen aan de openbare weg, van een hoofdgebouw binnen de aangrenzende bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag;
  • b. de breedte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
  • c. de diepte niet meer mag bedragen dan 1 m, gemeten uit de voorgevelrooilijn dan wel de zijgevelbouwgrens van de woning.

 

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, vluchtstroken, in- en uitvoegstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden': dijken alsmede voor het behoud, herstel en versterking van de aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaats': tevens een camperstandplaats met ten hoogste 100 camperstandplaatsen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garageboxen': tevens garages en bergplaatsen ten behoeve van recreatieappartementen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garageboxen' garages en bergplaatsen toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sanitairgebouw' een sanitairgebouw toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van kunstwerken, beeldende kunst bedraagt niet meer dan 12 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 5 m.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Verkeer met de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

op gronden zonder aanduiding:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie;
  • d. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  • f. het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten;
  • g. het bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  • h. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
  • i. het bestrooien of bespuiten van de gronden met chemische bestrijdingsmiddelen.

10.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 10.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en/of werkzaamheden, die strekken tot het behoud of tot het herstel van de landschappelijke waarden.

10.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover zij voor wat betreft hun plaats, hun omvang en hun wijze van uitvoering de landschappelijke waarden van deze gronden niet in onevenredige mate aantasten dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet worden verkleind, en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het agrarisch belang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaats' mag het college van burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen om de bouw van algemene voorzieningen in de vorm van gebouwen en overkappingen mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 3 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 6 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen ten hoogste 3 m bedraagt;
  • d. ontheffing is verkregen van de minister om te bouwen in de waterkering.

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied;
  • b. wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en water;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  • g. bruggen ten behoeve van kruisend verkeer;
  • h. straatmeubilair;
  • i. kunstwerken;
  • j. beeldende kunst;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras': terrassen ten behoeve van de nabijgelegen horeca.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen zijn niet toegestaan.

11.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van kunstwerken, beeldende kunst mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • b. De bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. verkeer te water;
  • c. waterberging;
  • d. ondergeschikt groen, bruggen en dammen.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 13 Wonen - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;


met daarbij behorende:

  • b. erven en tuinen;
  • c. toegangswegen- en paden;
  • d. parkeervoorzieningen op eigen terrein.
13.2 Bouwregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

13.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woning bedragen, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 m en 9 m;
  • d. de dakhelling bedraagt minimaal 20 graden;
  • e. de inhoud van hoofdgebouwen mag niet meer dan 750 m3 bedragen, tenzij anders is aangeduid.
13.2.2 Regeling voor bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. voor een uitbouw mag de goot- en bouwhoogte maximaal respectievelijk 3 m en 6 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van alle bijgebouwen mag maximaal 50 m2 bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag de oppervlakte van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' maximaal 60 m2 bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag respectievelijk maximaal 3 m en 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen mag maximaal 2,7 m bedragen.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 7 m voor palen en masten;
    • 2. maximaal 1 m voor terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel;
    • 3. maximaal 2 m voor overige terreinafscheidingen;
    • 4. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 13.2.2 voor het toestaan van meer bijgebouwen met dien verstande dat:

  • a. het maximum bebouwingspercentage per perceel maximaal 60% bedraagt;
  • b. de maximum oppervlakte per perceel maximaal 75 m² bedraagt.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 50 m² per woning bedragen;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Huisvesting buitenlandse werknemers

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 13.1 ten behoeve van het toestaan van wonen ten behoeve van de huisvesting van buitenlandse werknemers met inachtneming van de volgende regels:

  • a. huisvesting is niet toegestaan in het Beschermd Dorpsgezicht;
  • b. er mogen niet meer dan 4 personen worden gehuisvest;
  • c. de zolder mag niet worden gebruikt voor huisvesting;
  • d. er kunnen eisen worden gesteld in het kader van de brandveiligheid;
  • e. met de eigenaar/verhuurder kunnen afspraken worden gemaakt over het toezicht op de bewoning van de woning, onder meer over het afvoeren van huishoudelijk afval, het onderhoud van de tuin;
  • f. de huisvesting mag niet leiden tot meer parkeerdruk dan twee auto's per woning;
  • g. de huisvesting mag in een wijk niet leiden tot een ongewenste concentratie van deze vorm van gebruik;
  • h. er moet een nachtregister aanwezig zijn met de gegevens van de personen die in de woning zijn gehuisvest.

Artikel 14 Wonen - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;


alsmede voor:

  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.
14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. binnen ieder bestemmingsvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij met een maatvoeringaanduiding op de verbeelding anders is aangegeven;
  • b. de inhoud van hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 750 m³;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m, tenzij op de verbeelding met de aanduiding 'maximum goothoogte' een andere goothoogte is aangegeven;
  • d. het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van de bij de woning behorende erven bedragen met een maximum van 75 m²; met dien verstande, dat onder erven wordt verstaan de bij de woning behorende gronden die zijn gelegen 3 m achter en evenwijdig aan de naar de weg gekeerde gevel van de woning en in het verlengde daarvan;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • f. er mogen geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en schotelantennes worden gebouwd op gronden gelegen tussen de voorgevels van de woningen en het verlengde daarvan en de bestemming 'Verkeer';
  • g. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn of op een afstand van 1 m of minder van openbaar toegankelijk gebied, bedraagt ten hoogste 1 m;
  • h. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Grotere oppervlakte bebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 onder d voor het vergroten van het toegestane gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen en overkappingen tot ten hoogste 150 m², indien reeds meer dan 75 m² op het betreffende erf is gerealiseerd en het gezamenlijk grondoppervlak van het meerdere met minimaal de helft wordt teruggebracht.

14.3.2 Grotere inhoud voormalige agrarische bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de inhoudsmaat, zoals opgenomen in lid 14.2 onder b, ten behoeve van de uitbreiding van de inhoud van voormalige agrarische bedrijfswoningen met dien verstande dat:

  • a. de uitbreiding uitsluitend mag worden gerealiseerd in de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan aanwezige en aan de woning gebouwde schuur;
  • b. uitbreiding van de inhoudsmaat van de woning uitsluitend is toegelaten indien ten minste 75 m² aan bijgebouwen en/of inpandige bergruimte binnen de bestemming 'Wonen - 3' overblijft.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat onder strijdig gebruik niet wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het vloeroppervlak in gebruik aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouwen bedraagt;
  • c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteiten wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. horeca en detailhandel uitsluitend plaatsvindt gerelateerd en ondergeschikt aan het aan-huis-gebonden beroep of de bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels

14.5.1 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 ten behoeve van een bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de bed & breakfast door de bewoner worden uitgeoefend;
  • b. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor een bed & breakfast minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning bedraagt, bijgebouwen meegerekend;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw plaatsvindt;
  • d. het aantal kamers dat wordt gebruikt voor een bed & breakfast ten hoogste 7 bedraagt;
  • e. ten behoeve van een bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

14.5.2 Overige functies

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.4 ten behoeve van:

  • a. recreatieappartementen;
  • b. een theetuin;
  • c. kleinschalige horeca;
  • d. kleinschalige detailhandel;

met dien verstande dat:

  • e. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.


Artikel 15 Wonen - 3

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;


alsmede voor:

  • b. het behoud en herstel en versterking van de aan de gronden eigen zijnde landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.
15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag niet worden vergroot;
  • b. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • e. de afstand van de hoofdgebouwen van niet aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen;
  • f. in het geval van nieuwbouw van woningen dienen tevens de volgende regels in acht te worden genomen:
    • 1. de voorgevel van het hoofdgebouw dient evenwijdig aan en binnen een afstand van ten hoogste 3 m uit de naar de openbare weg gekeerde bestemmingsgrens te worden geplaatst;
  • g. het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van de bij de woning behorende erven bedragen met een maximum van 75 m², met inachtname van de volgende regels:
      overige gronden  
    gronden die onder erven vallen   de bij de woning behorende gronden die zijn gelegen 3 m achter (het denkbeeldige verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de woning  
    plaatsing bijgebouwen en overkappingen   ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de woning  
  • h. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • i. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • j. schotelantennes mogen niet worden gebouwd op gronden gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde gevels van woningen en het verlengde daarvan en de bestemming 'Verkeer';
  • k. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn of op een afstand van 1 m of minder van openbaar toegankelijk gebied, bedraagt ten hoogste 1 m;
  • l. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • m. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Grotere inhoud voormalige agrarische bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de inhoudsmaat, zoals opgenomen in lid 15.2 onder c, ten behoeve van de uitbreiding van de inhoud van voormalige agrarische bedrijfswoningen met dien verstande dat:

  • a. de uitbreiding uitsluitend mag worden gerealiseerd in de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan aanwezige en aan de woning gebouwde schuur;
  • b. uitbreiding van de inhoudsmaat van de woning is uitsluitend toegelaten indien ten minste 75 m² aan bijgebouwen en/of inpandige bergruimte binnen de bestemming 'Wonen - 3' overblijft.
15.3.2 Grotere oppervlakte bebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 onder g voor het vergroten van het toegestane gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen en overkappingen tot ten hoogste 150 m², indien reeds meer dan 75 m² op het betreffende erf is gerealiseerd en het gezamenlijk grondoppervlak van het meerdere met minimaal de helft wordt teruggebracht, met dien verstande dat hierdoor de landschappelijke, natuurlijke of de cultuurhistorische waarden niet mogen worden aangetast.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat onder strijdig gebruik niet wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het vloeroppervlak in gebruik aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouwen bedraagt;
  • c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteiten wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. horeca en detailhandel uitsluitend plaatsvindt gerelateerd en ondergeschikt aan het aan-huis-gebonden beroep of de bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 ten behoeve van een bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de bed & breakfast door de bewoner worden uitgeoefend;
  • b. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor een bed & breakfast minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning bedraagt, bijgebouwen meegerekend;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw plaatsvindt;
  • d. het aantal kamers dat wordt gebruikt voor een bed & breakfast ten hoogste 7 bedraagt;
  • e. ten behoeve van een bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
15.5.2 Overige functies

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.4 ten behoeve van:

  • a. recreatieappartementen;
  • b. een theetuin;
  • c. kleinschalige horeca;
  • d. kleinschalige detailhandel;


met dien verstande dat:

  • e. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Wonen - 4 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, met dien verstande dat wanneer op de gronden met de bestemming Wonen - 3 de maximaal toelaatbare oppervlakte aan erfbebouwing is benut, na het verlenen van een omgevingsvergunning een extra gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 30 m² aan oppervlakteverharding is toegestaan;
  • b. vellen, rooien of beschadigen van heggen en overige houtgewassen;
  • c. het bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het terinzageleggen van het ontwerp van dit plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;

15.6.2 Uitzondering op het uitvoerinsgverbod

Het verbod van lid 15.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

15.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 16 Wonen - 4

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen- en paden, tuinen en water.
16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag niet worden vergroot;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen ten hoogste het aangeduide aantal bedragen;
  • d. de inhoud van hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen bedraagt per bouwperceel ten hoogste 750 m³;
  • e. de voorgevel van hoofdgebouwen wordt evenwijdig aan de voorste grens van het bouwvlak gebouwd;
  • f. de afstand van de zijgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijerfgrens bedraagt ten minste 3 m, met uitzondering van tussengevels;
  • g. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • h. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;
  • i. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • j. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen liggen tenminste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  • k. de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m²;
  • l. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte voor palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Grotere inhoud voormalige agrarische bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de inhoudsmaat, zoals opgenomen in lid 16.2 onder b, ten behoeve van de uitbreiding van de inhoud van voormalige agrarische bedrijfswoningen met dien verstande dat:

  • a. de uitbreiding uitsluitend mag worden gerealiseerd in de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan aanwezige en aan de woning gebouwde schuur;
  • b. uitbreiding van de inhoudsmaat van de woning uitsluitend is toegelaten indien ten minste 75 m² aan bijgebouwen en/of inpandige bergruimte binnen de bestemming 'Wonen - 3' overblijft.

16.3.2 Grotere inhoud bebouwing bij sanering

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder k voor het vergroten van het toegestane gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen en overkappingen indien reeds meer dan 75 m² aan bijgebouwen en overkappingen op het betreffende erf zijn gerealiseerd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het oprichten van gebouwen en overkappingen is uitsluitend toegestaan voor zover na de inwerkingtreding van het plan en voorafgaand aan de bouw een of meerdere gebouwen met een inhoud van minimaal het dubbele van het op te richten gebouw of de gebouwen zijn geamoveerd en het gezamenlijk grondoppervlak van het meerdere met minimaal de helft wordt teruggebracht;
  • b. hierdoor de cultuurhistorische waarden niet worden aangetast;
  • c. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend bij de sanering worden betrokken indien zij met inachtneming van het bepaalde of krachtens de Wabo tot stand zijn gekomen.
16.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens in verband met de verkeersveiligheid.

16.5 Specifieke gebruiksregels
16.5.1 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Met betrekking tot het gebruik geldt dat onder strijdig gebruik niet wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het vloeroppervlak in gebruik voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
  • c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteiten wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. horeca en detailhandel uitsluitend plaatsvindt gerelateerd en ondergeschikt aan het aan-huis-gebonden beroep of de bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
16.6.1 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 ten behoeve van een bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de bed & breakfast door de bewoner worden uitgeoefend;
  • b. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor een bed & breakfast minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning bedraagt, bijgebouwen meegerekend;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw plaatsvindt;
  • d. het aantal kamers dat wordt gebruikt voor een bed & breakfast ten hoogste 7 bedraagt;
  • e. ten behoeve van een bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
16.6.2 Overige functies

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.4 ten behoeve van:

  • a. recreatieappartementen;
  • b. een theetuin;
  • c. kleinschalige horeca;
  • d. kleinschalige detailhandel;

met dien verstande dat:

  • e. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.


Artikel 17 Wonen - 5

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen- en paden, tuinen en water.
17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

17.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag niet worden vergroot;
  • c. de inhoud van hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen bedraagt per bouwperceel ten hoogste 750 m³;
  • d. de voorgevel van hoofdgebouwen wordt evenwijdig aan de voorste grens van het bouwvlak gebouwd;
  • e. de afstand van de achtergevel tot aan de achtererfgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • f. de afstand van de zijgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijerfgrens bedraagt ten minste 3 m, met uitzondering van tussengevels;
  • g. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • h. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
  • i. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • j. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen liggen tenminste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  • k. de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m²;
  • l. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte voor palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
17.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens in verband met de verkeersveiligheid.

17.4 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² en met dien verstande dat horeca en detailhandel zijn uitgesloten.
17.5 Afwijken van de gebruiksregel
17.5.1 Afwijken voor het voeren van bed & breakfastactiviteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 26.1 voor het voeren van een bed & breakfast aan huis, met dien verstande dat:

  • a. de bed & breakfastactiviteiten worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • b. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor de bed & breakfastactiviteiten bedraagt minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning, bijgebouwen meegerekend;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw plaatsvindt;
  • d. het aantal kamers dat wordt gebruikt voor de bed & breakfastactiviteiten bedraagt ten hoogste 7;
  • e. ten behoeve van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 18 Wonen - 6

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. uitoefening van aan huis gebonden bedrijf/beroep;

met daarbij behorende:

  • c. erven en tuinen;
  • d. toegangswegen- en paden;
  • e. parkeervoorzieningen op eigen terrein.
18.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.

18.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. binnen het bouwvlak mag het bestaande aantal woningen niet worden vergroot, tenzij een afwijkend maximum aantal woningen is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen';
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter, tenzij een andere maximum goothoogte is aangeduid;
  • d. de hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap waarvan de helling niet minder dan 25 graden en niet meer dan 55 graden mag bedragen;
  • e. de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • f. de afstand tussen de achtergevels van hoofdgebouwen dient minimaal 12 meter te zijn en tussen zij- en achtergevel van verschillende hoofdgebouwen ten minste 9 meter;

18.2.2 Bijhorende bouwwerken

Ten aanzien van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bij ieder hoofdgebouw zijn op het achtererf bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • b. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 2,5 meter respectievelijk 3 meter bedragen, tenzij anders is aangeduid;
  • c. de goot- en bouwhoogte van aanbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag waartegen wordt aangebouwd vermeerderd met 30 cm en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte waartegen wordt aangebouwd;
  • d. per bouwperceel mag niet meer dan 50% van het totale bij het hoofdgebouw behorende erf worden bebouwd met een maximum van 50 m2, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m2 van het achtererf onbebouwd en onoverdekt blijft.

18.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 2 meter; waarbij geldt dat erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel niet meer dan 1 meter mag bedragen.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 18.2 voor het bepaalde in:

  • a. lid 18.2.1onder d voor het toestaan van een dieper hoofdgebouw met dien verstande dat:
    • 1. de diepte maximaal 12 meter bedraagt;
    • 2. ten minste 5 meter onbebouwd blijft tussen de achtergevel en de achterste perceelsgrens;
  • b. lid 18.2.2 voor het toestaan van meer bijgebouwen met dien verstande dat:
    • 1. het maximum bebouwingspercentage per perceel maximaal 60% bedraagt;
    • 2. de maximum oppervlakte per perceel maximaal 75 m² bedraagt;
    • 3. het grondoppervlak voor kantoor- en praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en -bedrijven niet meer mag bedragen dan 50 m²;
    • 4. ten behoeve van kantoor en praktijkruimte kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. de woonfunctie primair gehandhaafd blijft;
  • c. lid 18.2.3 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte ten behoeve van een carport, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van een carport maximaal 2,70 meter bedraagt;
    • 2. de regels in lid 18.2.2 onder d van overeenkomstige toepassing zijn.
18.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 50 m² per woning bedragen;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.

 

Artikel 19 Leiding - Riool

19.1 Bestemmingsomschrijving

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 2 m.
19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 19.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

19.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 19.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 19.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

19.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 19.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 20 Leiding - Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

20.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 20.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 20.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

20.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 20.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn op basis van de Monumentenwet 1988 door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangewezen als beschermd (archeologisch) rijksmonument.

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 50 m² of meer bedraagt.
22.3.2 Uitzonderingen op het omgevingsverbod

Het in lid 22.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
22.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 22.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in 22.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende regels wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2', als bedoeld in lid 22.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.


 

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; of
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; of
    • 3. een bouwwerk dat niet dieper reikt dan 30 cm.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken ten minste 1,25 m bedraagt;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
  • h. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.

23.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 23.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 23.2 in acht is genomen;
  • b. gericht op en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied.

23.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  23.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 5

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in lid 19.2 onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 5 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm en indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm
  • f. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25m bedraagt;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm.

24.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 19.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 19.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

24.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 19.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
24.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5', als bedoeld in lid 24.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

 

Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorie

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien de betrokken cultuurhistorische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de cultuurhistorische waarden.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden voor de 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het bodemverlagen, afgraven of ophogen van de grond;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • d. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  • f. het aanleggen van gesloten drainagesystemen;
  • g. het verrichten van exploiratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten.

25.3.2 Uitzonderingen op het omgevingsverbod

Het in lid 25.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

25.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 25.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de cultuurhistorische waarden.

Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming de van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden welke samenhangen met het historisch kerngebied van het beschermde dorps- of stadsgezicht.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

Voor het bouwen op gronden zonder de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en zonder de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 uitsluitend mag worden gebouwd overeenkomstig c.q. aansluitend op bestaande:

  • a. voorgevelrooilijnen;
  • b. goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen;
  • c. dakvorm, dakhelling en nokrichting van de hoofdgebouwen.

26.2.2 Bouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'

Voor het bouwen op gronden met de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 uitsluitend mag worden gebouwd overeenkomstig c.q. aansluitend op bestaande:

  • a. voorgevelrooilijnen;
  • b. goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen;
  • c. dakvorm, dakhelling en nokrichting van de hoofdgebouwen;
  • d. breedte en de indeling van de voorgevel van hoofdgebouwen.
26.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische waarden nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van bouwwerken;
  • b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken;
  • c. de maximale omvang van bouwwerken;
  • d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van gebouwen;
  • e. de oriëntatie van bouwwerken.

De nadere eisen mogen worden gesteld voor zover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden. Alvorens overgaan tot het stellen van nadere eisen wordt de gemeentelijke Monumentencommissie om advies gevraagd.

26.4 Afwijken van de bouwregels
26.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.

26.4.2 Voorwaarden voor afwijken

De in lid 26.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermde dorps- of stadsgezicht noch aan het beeldbepalende karakter van objecten met de aanduiding 'karakteristiek';
  • b. voordat omgevingsvergunning wordt verleend wordt de gemeentelijke Monumentencommissie om advies gevraagd.
26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:

  • a. gebouwen of delen daarvan te slopen;
  • b. onroerende zaken, geen gebouwen zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, bomen, watergangen, walkanten, erfafscheidingen – niet zijnde bouwwerken – en stoepen voor zover voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - privéstoep' te wijzigen.

26.5.2 Uitzondering aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 26.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. in geval van sloop: betrekking hebben op het slopen van gebouwen of delen daarvan ter uitvoering van een verleende omgevingsvergunning activiteit bouwen, dan wel indien het slopen geschiedt op last of vanwege een aanschrijving van burgemeester en wethouders.

26.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 26.5.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarden van het beschermde dorps- of stadsgezicht;
  • b. vooraf advies is ingewonnen bij de gemeentelijke Monumentencommissie.

Artikel 27 Waterstaat - Waterkering

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 27.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene bouwregels

29.1 Overschrijding bouwvlakken / bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen
29.1.1 Toepassing

De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt;
  • c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, mits zij de voorgevelbouwgrens met niet meer dan 0,5 m overschrijden;
  • d. voor de bouw van balkons of luifels dan wel, uitsluitend bij woningen op de verdiepingen, van galerijen, mits:
    • 1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
    • 2. de afstand tot de openbare weg niet minder dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van galerijen, waarvan de afstand tot de openbare weg niet minder dan 0,5 m mag bedragen.
  • e. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  • f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 m overschrijden.

29.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.1.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het overige ondergeschikte bouwdelen betreft, zoals:

  • a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
  • b. toegangen van bouwwerken;
  • c. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
  • d. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten;
  • e. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  • f. balkons en galerijen;
  • g. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • h. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
  • i. kelderingangen en kelderkoekoeken.
29.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen

Vlaggenmasten, antennemasten, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.

29.3 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties

Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

29.4 Onderkeldering
29.4.1 Bouwregels

De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen;
  • b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil.

29.4.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.4.1 ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 10 cm beneden peil;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelgrens mag worden gebouwd;
  • c. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
29.5 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 30 Algemene aanduidingsregels

30.1 Vrijwaringszone - dijk

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

30.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop ' de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht of mag geen beplanting aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht of mag geen beplanting aanwezig zijn met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. het bevoegd gezag kan afwijken van dit lid onder a en b, indien:
    • 1. er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, óf:
    • 2. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
  • d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
30.3 Milieuzone - geurzone
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' geldt dat binnen deze contour geen nieuwe geurgevoelige objecten mogen worden opgericht.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'milieuzone - geurzone' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen indien de geurveroorzakende werkzaamheden blijvend beëindigd zijn.
30.4 Overige zone - bedrijfswoning bij windturbinepark

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - bedrijfswoning bij windturbinepark’ wordt de bedrijfswoning tevens aangemerkt als behorende bij een windturbinepark.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

31.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels, en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft tot een maximale afmeting van 3 m;
  • c. de regels, en toestaan dat de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', 'gemaal' en 'nutsvoorziening' wordt vergroot tot maximaal 4 m;
  • d. de regels ten aanzien van de (bouw)hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    • 2. ten behoeve van een vlaggenmast, speelvoorzieningen, een kunstwerk, beeldende kunst en dergelijke tot maximaal 15 m;
    • 3. ten behoeve van de bouw van overige andere bouwwerken tot maximaal 10 m.
  • e. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m.
  • f. de situering en de begrenzing van bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de ingekomen aanvragen nodig zijn ter uitvoering van een plan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
31.2 Voorwaarden voor afwijken

De onder lid 31.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische waarde van het beschermde dorps- of stadsgezicht;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
31.3 Afwijking extra woning in monumentale panden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2

teneinde een extra woning toe te staan ter plaatse van de aanduiding 'gemeentelijk monument'

of 'rijksmonument', met inachtneming van het volgende:

  • a. de extra woning is uitsluitend toegestaan door middel van woningsplitsing in monumentale panden of MSP-panden;
  • b. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden;
  • c. de cultuurhistorische waarde van deze panden wordt niet aangetast;
  • d. de gesplitste woning dient aaneengebouwd te zijn;
  • e. het gebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft;
  • f. er kunnen beperkingen worden gesteld aan de oppervlakte van bijgebouwen bij de nieuwe woning;
  • g. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.

Artikel 32 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 33 Overige regels

33.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.

33.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden – al dan niet gecombineerd – , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. 
  • b. Bij een omgevingsvergunning, wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijn (dan wel de vervanger daarvan) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. 
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
34.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Veegplan 2019-2020'.