direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Plan: Oudeland en Oude Nieuwland 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.GDROlenOnl2013-BP30

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven, als bedoeld in lid 1.9 onder a en b;
  • b. het hobbymatig houden van dieren en/of het telen van gewassen;

alsmede voor:

  • c. het behoud, herstel en versterking van aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke waarden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - poel': het behoud en/of herstel van ter plaatse aanwezige poelen en de daaraan eigen landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voetpad': binnen een zone van 10 m voor een voetpad;
  • f. recreatief medegebruik;
  • g. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • h. wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat bedrijfswoningen en kassen niet zijn toegestaan;
  • b. voor zover gelegen buiten de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - poel', mogen in afwijking van het bepaalde onder a de volgende bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebouwd:
    • 1. terreinafscheidingen alsmede poldergemaaltjes;
    • 2. melkstallen met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 50 m² per bedrijf;
    • 3. sleufsilo's met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 200 m² per bedrijf, mits de afstand tot het bijbehorende bouwvlak niet meer dan 50 m bedraagt;
  • c. voor het overige gelden de volgende regels:

  max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
overige bedrijfsgebouwen   volledig bouwvlak   6 m   10 m  
hooibergingen, krachtvoer-, kunstmest- en ruwvoedersilo's       12 m  
mestsilo's       6 m *  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde       3 m  

* de hoogte van de verticale wand(en) van de mestsilo's - gemeten vanaf het peil - mag niet hoger zijn dan 4 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Overschrijding bouwvlakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 sub a voor overschrijding van de grenzen van het bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. de grenzen van het bouwvlak mogen met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² worden overschreden;
  • b. de bebouwing, waarvoor de vergunning zal worden verleend, mag op geen grotere afstand van de overige bedrijfsgebouwen worden gebouwd dan voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. door de overschrijding mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden van de gronden.

4.3.2 Overschrijding goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 4.2 sub c aangegeven goot- en bouwhoogtematen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van hooibergingen en silo's, geen mestsilo's zijnde, mag ten hoogste 15 m bedragen;
  • c. initiatiefnemer dient schriftelijk advies in te winnen bij het Ministerie van Defensie voor zover het betreft het oprichten van bouwwerken binnen een afstand van 500 m van het zenderstation van het Ministerie van Defensie.

4.3.3 Mestopslag buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 en 4.4 om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van mestopslag buiten het bouwvlak toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. mestopslag buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
  • d. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m;
  • f. door de overschrijding mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden van de gronden.

4.3.4 Schuilstallen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 om schuilstallen voor het hobbymatig houden van dieren buiten het bouwvlak toe te staan, met dien verstande dat aan de beeldkwaliteitseisen uit bijlage 3 van de regels wordt voldaan en aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. schuilstallen zijn uitsluitend buiten het bouwvlak toegestaan indien daar binnen het bouwvlak geen mogelijkheid toe is;
  • b. de afstand van de schuilstal tot een bouwvlak bedraagt ten hoogste 50 m of er wordt bij de situering aangesloten bij groenelementen;
  • c. de afstand van de schuilstal tot de woning van derden bedraagt ten minste 25 meter;
  • d. de oppervlakte van het bouwperceel waarop de schuilstal wordt gebouwd, bedraagt ten minste 2500 m²;
  • e. de oppervlakte van de schuilstal bedraagt ten hoogste 30 m²;
  • f. de afstand van schuilstallen tot perceelsgrenzen, gronden met de bestemming Natuur - Zandwallen of Natuur - Schurvelingen bedraagt tenminste 1 m;
  • g. schuilstallen zijn voorzien van een kap, waarbij de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 2,5 m en 3 m bedragen;
  • h. de omgevingsvergunning alleen aan de eigenaar of duurzaam gebruiker van de gronden kan worden verleend;
  • i. oppervlakteverharding is uitgesloten.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. mestopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  • b. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  • c. opslag van goederen, parkeren van tractoren, grasmaaiers, trailers en soortgelijke machines in schuilstallen buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  • d. buitenopslag bij schuilstallen buiten het bouwvlak is niet toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van één of meer nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 4.1 met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte in gebruik voor nevenfuncties bedraagt per agrarisch bedrijf ten hoogste 500 m², exclusief een eventuele buitenrijbaan ingeval van paardenstalling, met dien verstande dat:
    • 1. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van agrarische loonbedrijven of opslag/stalling als nevenactiviteit bij volwaardige/reële agrarische bedrijven of bij agrarische bedrijven bij wijze van deeltijd, een maximale oppervlakte van 1.000 m² geldt;
    • 2. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van een kleinschalige horecagelegenheid een maximale oppervlakte van 40 m² geldt;
    • 3. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor een bed & breakfast minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de gebouwen mag bedragen, bijgebouwen meegerekend;
  • b. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de nevenfunctie niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. de nevenfunctie mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • f. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • g. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. ten aanzien van bed & breakfast geldt dat de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw dient plaats te vinden;
  • i. de bed & breakfast door de bewoner moeten worden uitgeoefend;
  • j. het aantal kamers per bed & breakfast maximaal 7 mag bedragen;
  • k. ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten bij genoemde nevenfuncties zijn toegestaan.
  • l. bij beëindiging van een agrarisch bedrijf wordt een bijbehorende minicamping uiterlijk 5 jaar na de bedrijfsbeëindiging beëindigd;
  • m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • n. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan.

Tabel 4.1  Nevenfuncties via afwijking

nevenfuncties/gebruik  
agrarisch aanverwante bedrijven  
ambachtelijke bedrijven gericht op de be- en verwerking van de eigen agrarische producten  
opslag van niet-agrarische goederen voor particulieren  
opslag agrarische goederen  
kleinschalige detailhandel  
bed & breakfast  
agro-gerelateerde dagrecreatieve voorzieningen  
zorgboerderij met dagverblijf  
minicamping met maximaal 25 standplaatsen  
kleinschalige horecagelegenheid (theetuin)  
overige dagrecreatieve voorzieningen  

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. op gronden zonder aanduiding:
    • 1. het buiten het bouwvlak ontginnen, diepploegen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren;
    • 2. het buiten het bouwvlak aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 3. zulks met uitzondering van oppervlakteverhardingen waaronder begrepen kavelpaden tot een oppervlak van 100 m² per perceel;
    • 4. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
    • 5. het buiten het bouwvlak aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 6. het buiten het bouwvlak bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp terinzageleggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
    • 7. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  • b. op gronden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - poel':
    • 1. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaand water;
    • 2. het verrichten van (proef)boringen en/of het winnen van grondstoffen of delfstoffen (zand daaronder begrepen en het verrichten van seismografisch onderzoek;
    • 3. het bestrooien of bespuiten van de gronden met chemische bestrijdingsmiddelen.

4.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen, hieronder wordt niet begrepen het aanbrengen van beplanting ten behoeve van de fruitteelt en de bosbouw;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. strekken tot het behoud of tot het herstel van de landschappelijke waarden.

4.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover zij voor wat betreft hun plaats, hun omvang en hun wijze van uitvoering, de landschappelijke waarden van deze gronden niet in onevenredige mate aantasten dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet worden verkleind, en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het agrarisch belang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

4.7 Wijzigingsbevoegdheden
4.7.1 In het geval van een opgeheven agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen bouwvlakken met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' geheel of gedeeltelijk te wijzigen ten behoeve van de functies:

  • wonen-2;
  • agrarisch aanverwant bedrijf;
  • dagrecreatieve voorziening;
  • horecabedrijf;
  • zorgboerderij;
  • landgoed;
  • verblijfsrecreatief bedrijf (met uitzondering van een minicamping);

met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid met dien verstande dat:
    • 1. nieuwbouw ten behoeve van hobbymatige agrarische activiteiten of terreinbeheer en -onderhoud wel is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
    • 2. nieuwbouw wel is toegestaan indien het aanwezige gebouw in een zodanig slechte bouwkundige staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd dan wel van het aanwezige gebouw geen zinvol ander gebruik kan worden gemaakt mits nieuwbouw gepaard gaat met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten of MSP-panden, en de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal de helft bedraagt van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdraagt aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • d. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • f. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • g. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
  • h. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • i. de vervolgfunctie dient inpasbaar ingevolge de Wet milieubeheer;
  • j. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • k. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • l. detailhandel uitsluitend is toegestaan indien het zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten betreft.

4.7.2 Ten behoeve van Ruimte voor Ruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van de bouw van één of meer burgerwoningen met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. de opstallen van het betreffende agrarisch bedrijf worden volledig gesloopt, eventueel met uitzondering van een behoudenswaardige, aan de woning gebouwde schuur;
  • d. monumenten of MSP-panden mogen niet worden gesloopt;
  • e. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen (geen kassen zijnde) of iedere 5.000 m² kassen mag één woning worden teruggebouwd;
  • f. het aantal nieuwe woningen per locatie mag ten hoogste drie bedragen;
  • g. de inhoud van een nieuwe woning mag niet meer bedragen dan 750 m³ (inclusief aan- en uitbouwen);
  • h. per woning mag maximaal 75 m² aan bijgebouwen worden opgericht;
  • i. de woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • j. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor 1 januari 2007;
  • k. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming Wonen - 2 van deze regels;
  • l. de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woning(en) past binnen, dan wel doet geen onevenredige afbreuk aan de karakteristiek van het buitengebied;
  • m. de geluidsbelasting aan de gevel van de nieuwe woning ten gevolge van het wegverkeer mag de voorkeursgrenswaarde zoals is vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
  • n. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.

 

4.7.3 Ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' met inachtneming van het volgende:

  • a. vergroting van het bouwvlak is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot vergroting dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • f. door de overschrijding mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden van de gronden.