direct naar inhoud van 6.6 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: Landelijk Gebied Goedereede
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30

6.6 Archeologie en cultuurhistorie

6.6.1 Cultuurhistorie

Topgebied cultureel erfgoed

Een groot deel van de gemeente is aangewezen als topgebied cultureel erfgoed (zie figuur 2.4 in hoofdstuk 2) Dit betekent dat in dit gebied cultuurhistorische en landschappelijke waarden in bijzondere mate en in onderlinge samenhang voorkomen. Het cultureel erfgoed is hier nog in grote mate bepalend voor het karakter en de ruimtelijke kwaliteit.

Het gebied ten westen van Ouddorp is aanwezen als Kroonjuweel cultureel erfgoed. In dit gebied zijn de cultuurhistorische en landschappelijke waarden in zeer sterke mate en in onderlinge samenhang bepalend voor de identiteit en herkenbaarheid van een plek.

De provincie heeft in zogenaamde regioprofielen richtlijnen opgenomen voor topgebieden cultureel erfgoed, archeologie, molen- en landgoedbiotopen in Zuid-Holland. Voor het plangebied is het regioprofiel voor het topgebied 'Kop van Goeree' (Regioprofielen Cultuurhistorie, topgebied 12 Kop van Goeree, 2010) van toepassing.

De Kop van Goeree is een duinlandschap met een gelaagde opbouw: van oost naar west de 'oudere jonge duinen', strandpolders en 'jongere jonge duinen'. Bijzonder in de binnenduinrand zijn het schurvelingenlandschap en de contrastrijke zone bij Oostdijk. Het duinlandschap is kleinschalig met veel afwisseling tussen duinen, duinbossen en agrarische gronden. In het veel vlakkere zeekleilandschap achter het duingebied ligt het beschermd stadsgezicht Goedereede. De grote landschappelijke diversiteit en de daaraan verbonden contrasten, vormen een belangrijke kwaliteit van het topgebied. Schurvelingen en zandwallen zijn karakteristieke elementen in het landschap van de Kop van Goeree. Een schurveling (een wal met greppel) diende als perceelsscheiding en veekering. Direct achter de jonge duinen ligt een aantal strandpolders (ingepolderde zandvlaktes): West-Nieuwland, Nieuwenoord, Springertpolder en Bokkepolder. Het zijn rationeel verkavelde polders, in gebruik voor akkerbouw, tuinbouw en de teelt van bloemzaden. Bijzonder is het contrast tussen dit vlakke, regelmatige polderlandschap en de grillige, hoge binnenduinrand. In het oosten van het topgebied liggen jonge zeekleipolders (ingepolderde aangeslibde klei). Goedereede is via het Spui (havenkanaal) verbonden met het Zuiderdiep. Het ensemble als geheel is een beschermd dorpsgezicht.

De kenmerkende structuren en elementen van het topgebied Kop van Goeree zijn:

  • duinlandschap met een gelaagde opbouw. Aan de oostkant liggen lage, beweide 'oudere jonge duinen'. Deze westduinen, middelduinen en oostduinen zijn tot 7 m hoog. Dan komen de strandpolders (West- Nieuwland e.o.): strandvlaktes opgevuld met klei en zand, en uiteindelijk de 'jongere jonge duinen', die tot zo'n 18 m hoog zijn;
  • schurvelingen en zandwallen, een vorm van perceelscheiding en veekering die in Zuid-Holland alleen voorkomt op de Kop van Goeree;
  • binnenduinrandzone, contrastrijk gebied waar open polders en beboste binnenduinrand aan elkaar grenzen;
  • duinvoet benadrukt door bebouwingslinten direct tegen de duinen, zoals de Oostdijkseweg, West Nieuwlandseweg en de Groenedijk;
  • beschermd dorpsgezicht van Goedereede met als beeldbepalende elementen de haven, de molen en de kerk;
  • Molen De Hoop (1845) en Molen De Zwaan (1846) bij Ouddorp, Molen Windvang (1791) bij Goedereede.

Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie (zie figuur 6.5) zijn deze waardevolle structuren en elementen aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0036.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0037.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0038.png"

Figuur 6.5  Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart (bron: geoloket provincie Zuid-Holland)

Actuele ontwikkelingen

Los van de gebruikelijke transformatiedruk (functieverandering, verdichting van de bebouwing), kent het topgebied Kop van Goeree vooral een ontwikkeling op het gebied van recreatie. Vitaliteit en de leefbaarheid in de kernen staat onder druk door bevolkingskrimp. Kansen voor de Kop van Goeree liggen met name in uitbreiding en versterking van het aanbod op het gebied van recreatie en toerisme. Opgave is om deze ontwikkeling goed af te stemmen op de kernkwaliteiten van het cultuurlandschap, in het bijzonder het schurvelingengebied.

Richtlijnen

Voor het gebied Kop van Goeree zijn twee richtlijnen van toepassing. Naast de algemene richtlijn Continuïteit van karakter, geldt voor het kroonjuweel de richtlijn Behoud uitzonderlijke kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0039.png"

Figuur 6.6  Regioprofiel Cultuurhistorie

Continuïteit van karakter

De algemene richtlijn voor dit topgebied is continuïteit van karakter. De richtlijnen voor gebiedseenheden worden op onderdelen van gebieden (bebouwingslinten, landschappelijke elementen en zichtlijnen) aangevuld met specifieke richtlijnen. De specifieke richtlijnen zijn in de praktijk altijd leidend.

De richtlijn continuïteit van karakter betekent voor de gebiedseenheid Kop van Goeree het:

  • zichtbaar houden van de gelaagde opbouw van het duinlandschap;
  • bewaren van het contrast tussen open polders en de binnenduinrandzone;
  • koesteren van de open zichtrelatie tussen duinvoet en Goedereede.

De typologie van de linten in dit topgebied is de zandnederzetting. Op de kaart Kenmerken Cultuurhistorie (zie figuur 6.5) zijn de linten aangegeven met een gele kleur. Zandnederzettingen zijn karakteristieke nederzettingsvormen, die elders in de provincie weinig voorkomen. De zandnederzettingen zijn ontstaan op de evenwijdig aan de kust lopende strandwallen. De zandnederzettingen die in het hooggewaardeerde 'paarse' ensemble liggen (zie figuur 6.6) worden behandeld onder Behoud van uitzonderlijke kwaliteit.

De richtlijn continuïteit van karakter betekent voor de zandnederzettingen het:

  • vasthouden aan de ijle tot verspreide bebouwingsstructuur van de linten;
  • in stand houden van de relatie met het landschap door het koesteren van de onbebouwde kavels tussen de bebouwing;
  • bij nieuwe ontwikkelingen de bestaande kavelopbouw als uitgangspunt nemen: bebouwing voor op de kavel, evenwijdig aan de kavelgrenzen;
  • doorzetten van de oorspronkelijke maat en schaal van de bebouwing;
  • continueren van het overwegend agrarisch karakter van de bebouwing;
  • herkenbaar houden van situering lint aan Oostdijkseweg, fraai gelegen op de contrastrijke overgang van de binnenduinrandzone naar het polderland;
  • doorzetten van de forse erfbeplanting.

Behoud van uitzonderlijke kwaliteit

In topgebied Kop van Goeree bevindt zich het kroonjuweel van het schurvelingenlandschap rond Ouddorp. Ten westen en noorden van Ouddorp bepalen de schurvelingen het landschap. Het gebied is uitermate karakteristiek: een patroon van kronkelige wegen met lintbebouwing die vanuit Ouddorp het achterland in waaieren, ingevuld met een lappendeken van onregelmatige akkers omzoomd door schurvelingen. Schurvelingen en zandwallen zijn beeldbepalende elementen in het landschap van de Kop van Goeree. De oorsprong van dit landschap is middeleeuws. Boeren legden in de binnenduinrand kleine akkers aan, de zogenaamde haaimeten, omgeven door een aarden wal van ongeveer 1 m hoog beplant met stekelige struiken (bramen en meidoorns). Rondom de haaimeet lag een greppel. De combinatie van wal en greppel heet een schurveling en diende als perceelsscheiding en veekering. In de 19e eeuw werden de haaimeten afgegraven om dichterbij het grondwater te komen. Het overtollige zand werd rondom het perceel opgeworpen: een 'hoagte'. Vaak werden hoagtes op oude schurvelingen gelegd.

De richtlijn behoud van uitzonderlijke kwaliteit betekent voor dit ensemble het:

  • behouden en versterken van de samenhang tussen de onderdelen van dit typische landschap: kronkelige wegen met lintbebouwing en onregelmatige akkers omzoomd door schurvelingen;
  • zichtbaar houden van de kamerstructuur van het schurvelingenlandschap door het openhouden van de weitjes en akkers in het gebied en het onderhouden van de perceelsscheidingen;
  • beperken van verdere invulling van de akkers met recreatieve functies als campings en recreatiewoningen.

In het schurvelingenlandschap komen bebouwingslinten voor met de typologie 'zandnederzetting' (Dijkstelweg, Koolweg, Marijkeweg, Kolderweg, Dorpsstraat, Hazersweg). De richtlijn behoud van uitzonderlijke kwaliteit betekent voor deze linten het:

  • volgen van de punten bij de richtlijn A. continuïteit van karakter voor zandnederzettingen, met aanvullend het:
    • 1. behouden van de bestaande breedte, de opbouw van het profiel en de beplanting van wegen en waterlopen;
    • 2. behouden van monumentale bebouwing;
    • 3. openhouden van de bestaande spaties.

6.6.2 Archeologie

Toetsingskader

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, de Vijfde Nota Ruimtelijke ordening en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Het ISGO heeft archeologiebeleid opgesteld voor Goeree-Overflakkee, waarin het wettelijk en beleidsmatig kader behandeld wordt. De nota geeft aan hoe de gemeenten op Goeree-Overflakkee op een efficiënte en verantwoorde wijze in de toekomst om kunnen gaan met het archeologisch erfgoed. De gemeenten op Goeree-Overflakkee streven er naar om het bodemarchief zoveel mogelijk in situ te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zoveel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingskosten uitgespaard. Om het archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden en planaanpassing te kunnen realiseren, dienen archeologische informatie en belangen zo vroeg mogelijk te worden ingebracht en worden meegewogen in het proces van ruimtelijke ordening. Indien behoud van het bodemarchief niet mogelijk is, dient het gedocumenteerd te worden ('behoud ex situ').

Bij het regionale archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.

Onderzoek

Onderstaand is de beleidskaart voor Goedereede opgenomen. Daaruit is op te maken dat het merendeel van het plangebied is voorzien van diverse archeologische verwachtingswaarden. Binnen de gemeente zijn de volgende gebieden onderscheiden:

  • het Buitengebied van Overflakkee en ongeveer de helft van Goeree heeft de typering 'Geen waarde' gekregen, waarvoor derhalve geen voorschriften gelden;
  • de oude dorpskernen, met uitzondering van Stellendam, hebben de typering 'Waarde 3' gekregen. Bij bodemverstoringen dieper dan 30 cm en met een oppervlakte groter dan 100 m² is een verkennend bodemonderzoek gewenst;
  • voor het gebied tussen Ouddorp en Goedereede geldt typering 'Waarde 5'. Bij bodemverstoringen dieper dan 50 cm en met een oppervlakte groter dan 2.500 m² is een verkennend bodemonderzoek gewenst;
  • de ringdijken en enkele andere dijklichamen krijgen 'Waarde 4' toebedeeld. Bij bodemverstoringen dieper dan 50 cm en met een oppervlakte groter dan 500 m² is een verkennend bodemonderzoek nodig;
  • verder zijn er nog enkele terreinen met een 'Waarde 2' in de omgeving van Ouddorp en bij het fort in Ooltgensplaat en enkele archeologisch beschermde terreinen bij Ouddorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0040.png"

 

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0041.png"

Figuur 6.7  Beleidskaart Archeologie Goeree-Overflakkee

Conclusie

Binnen het plangebied komen verwachtingswaarden voor. Bij werkzaamheden die deze waarden mogelijk aantasten, wordt in dat geval een verkennend archeologisch onderzoek gevraagd. Hiertoe wordt een dubbelbestemming opgenomen, waarin voor de betreffende zoneringen de verplichting tot archeologisch onderzoek wordt gekoppeld aan de maatvoeringen die aan de betreffende waarden verbonden zijn.

De bijzondere waarden van het schurvelingenlandschap worden beschermd doordat schurvelingen zijn voorzien van de bestemming Natuur-Schurveling met daaraan gekoppeld een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden die de landschappelijke en natuurlijke waarde van schurvelingen aanstasten of kunnen aantasten.