direct naar inhoud van 6.4 Water
Plan: Landelijk Gebied Goedereede
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30

6.4 Water

6.4.1 Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerders over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. De waterbeheerders zijn in dit geval Rijkswaterstaat (voor delen van de Grevelingen, Haringvliet en Noordzee) en waterschap Hollandse Delta. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met deze twee waterbeheerders over deze waterparagraaf.

6.4.2 Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Rijksbeleid

Rijkswaterstaat is vaarwegbeheerder van de rijkswateren 'Haringvliet', 'Grevelingen' en de 'Noordzee' die onderdeel zijn van het vaarwegennet. Rijkswaterstaat ziet toe op een vlotte doorstroming van scheepvaartverkeer en draagt zorg voor het waarborgen van het functioneren van de vaarweg nu en in de toekomst.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Voor een toename aan verhard oppervlak moet 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de verharding toeneemt.

Gemeentelijk beleid

Het hoofddoel van het Waterplan Goeree-Overflakkee is het opstellen van een gezamenlijke koers van de gemeenten en het waterschap voor de realisatie van een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed beheerd watersysteem in de stedelijke kernen op Goeree-Overflakkee. In het waterplan worden de volgende drie hoofdaspecten aan de orde gesteld:

  • 1. de inrichting van het gebied en de afstemming tussen de ruimtelijke ordening en het waterbeheer. Het gaat daarbij niet alleen om de hoeveelheid water die nodig is voor het realiseren van een bepaald beschermingsniveau tegen wateroverlast, maar nadrukkelijk ook om de beleving van het water binnen de kernen;
  • 2. het gebruik en het beheer en onderhoud van oppervlaktewater. Hierbij horen afspraken over de beheergrenzen en wie wat doet. Het waterplan zal daarnaast helpen bij de verankering van de waterzaken binnen de organisaties;
  • 3. de omgang met afvalwater en regenwater in het gebied. Hierbij speelt onder andere de relatie tussen de afvalwaterketen en de kwaliteits- en kwantiteitsaspecten van het oppervlaktewatersysteem.

6.4.3 Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat uit verspreide bebouwing, agrarische gronden, natuurgebieden en de Noordzee, Haringvliet, Grevelingen en de Havens van Stellendam.

Bodem en grondwater

De bodem bestaat in het noordwesten van het plangebied grotendeels uit zand en in het zuidoosten grotendeels uit klei.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0023.png"

Figuur 6.1  Bodemsoorten(bron: bodemdata.nl)

In het grootste deel van het plangebied is sprake van grondwatertrap VI. Echter ook alle andere grondwatertrappen komen hier voor. In figuur 6.2 en tabel 6.1 zijn de grondwatertrappen en bijbehorende grondwaterstanden weergegeven. Het maaiveld ligt in de (restanten van de) duingebieden enkele meters hoger dan in de polders. In de duingebieden ligt het maaiveld circa tussen NAP +18,5 m en +3 m en in de polders circa tussen NAP 1 m en -0,1 m.

De grondwaterbewegingen op Goeree-Overflakkee worden bepaald door het omliggende buitenwater en het waterpeil op het eiland. Doordat het streefpeil op het grootste deel van het eiland lager staat dan het buitenwater, staat het grotendeels onder invloed van kwel. De kwelintensiteit is niet bijzonder hoog, maar wel brak. Met name in het zuiden van het plangebied, dat grenst aan (het zoute) Grevelingen, is het kwelwater zout.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0024.png"

Figuur 6.2  Grondwatertrappen (bron: bodemdata.nl)

Tabel 6.1  Grondwatertrappen met bijbehorende grondwaterstanden

grondwatertrap   Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand   Gemiddeld Laagste Grondwaterstand  
I afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0025.png"   minder dan 0,4 m onder het maaiveld   minder dan 0,5 m onder het maaiveld  
II afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0026.png"   minder dan 0,4 m onder het maaiveld   0,5 m tot 0,8 m onder het maaiveld  
III afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0027.png"   minder dan 0,4 m onder het maaiveld   0,8 m tot 1,2 m onder het maaiveld  
IV afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0028.png"   meer dan 0,4 m onder het maaiveld   0,8 m tot 1,2 m onder het maaiveld  
V afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0029.png"   minder dan 0,4 m onder het maaiveld   meer dan 1,2 m onder het maaiveld  
VI afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0030.png"   0,4 m tot 0,8 m onder het maaiveld   meer dan 1,2 m onder het maaiveld  
VII afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0031.png"   0,8 m tot 1,4 m onder het maaiveld   meer dan 1,2 m onder het maaiveld  
VIII afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0032.png"   meer dan 1,4 m onder het maaiveld   meer dan 1,6 m onder het maaiveld  

Waterkwantiteit

Het plangebied ligt in meerdere peilgebieden, hier gelden het peilbesluit Kilhaven, Witte Brug en Stellendam. Het peilbeheer kent een groot verschil tussen zomer- en winterpeilen. Voor de meeste actuele informatie wordt naar de site van het waterschap verwezen. In de polders van Goedereede is veel oppervlaktewater aanwezig. Het Zuiderdiep en Het Spui zijn boezemwatergangen.

Waterkwaliteit

Over het algemeen is er weinig diversiteit in oeverplanten langs de watergangen en zijn het vooral algemene soorten die er groeien. In 60% van de watergangen, die zijn onderzocht in de studie 'Monitoring ecologische waterkwaliteit 2005', komen geen ondergedoken of drijvende waterplanten voor. De watergangen zijn vaak troebel. Belangrijke oorzaak voor het ontbreken van vegetatie is het instabiele milieu: de seizoensgebonden fluctuatie van de chloridegehalten en een groot verschil in waterpeil tussen zomer en winter.

Veiligheid en waterkeringen

In het plangebied zijn primaire (roze rood) en regionale waterkeringen (groen) en boezemkades (oranje/geel) aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0033.png"

Figuur 6.3  Waterkeringen

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied heeft gedeeltelijk een mechanische riolering, gedeeltelijk een gescheiden stelsel en is ook deels ongerioleerd.

6.4.4 Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. De enige 'ontwikkeling' betreft verruiming van de toegestane bedrijfstypen op een bestaand bedrijfsperceel. Deze ontwikkeling is niet van invloed op het aspect water, mede doordat ter plaatse geen nieuwe bouwmogelijkheden geboden worden.

Voor het overige worden ergeen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Aanpassingen aan het bestaande watersysteem zijn via afzonderlijke instrumenten beschermd. Afhankelijk van het soort watersysteem dient of een Waterwetvergunning verkregen te worden (voor rijkswateren) of een vergunning op grond van de 'Keur' (wateren in beheer bij het waterschap). Dit geldt dus bijvoorbeeld oor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater.

Op deze wijze zijn ook ingrepen op of aan waterkeringen niet zonder meer mogelijk.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat' en 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.

6.4.5 Resultaat onderzoek

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.