Plan: | Landelijk Gebied Goedereede |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30 |
Aan bestaande (legale) burgerwoningen met de bijbehorende erven en tuinen wordt een bestemming Wonen (W) toegekend. In de bestemmingsplannen voor de kernen wordt onderscheid gemaakt in de bestemmingen W - 1 en W - 2. Deze regelingen zijn niet toepasbaar in het landelijk gebied. Om duidelijk onderscheid te maken tussen de verschillende woonbestemmingen in de gemeente is er voor gekozen om de specifieke woonbestemmingen in het landelijk gebied als W - 3 en W - 4 op te nemen. De bestemming W - 3 bevat een algemene regeling, in W - 4 wordt een specifieke regeling voor de Oostdijkseweg en omgeving opgenomen.
Algemene regeling (W - 3)
Woningen zijn voorzien van een bouwvlak waarbinnen de woning en de bijbehorende erfbebouwing is gesitueerd. Het maximaal aantal woningen per bouwvlak is op de verbeelding aangegeven.
Woningen mogen een maatvoering hebben met een maximum inhoud van 750 m³ en een goothoogte van maximaal 6 m.
Binnen het bouwvlak wordt gestreefd naar een concentratie van bebouwing. Woningen en bijgebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak gebouwd worden.
In het buitengebied komt hobbymatig agrarisch gebruik veelvuldig voor. Vaak is 100 m² aan bijgebouwen onvoldoende voor dit hobbymatig gebruik. Gezien de omvang ervan, vervult deze functie een steeds belangrijkere rol in het beheer van het landschap. Om die reden is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om het oppervlak aan bijgebouwen te vergroten tot 150 m². Als voorwaarde geldt dat aangetoond moet worden dat hierdoor daadwerkelijk een bijdrage wordt geleverd aan natuur- en/of landschapsbeheer.
Ook het hobbymatig houden van paarden komt her en der voor bij burgerwoningen. Vaak wil men daarvoor een paardenbak realiseren. Binnen het bouw- of bestemmingsvlak is dat zonder meer mogelijk. Vaak ontbreekt echter de ruimte voor een paardenbak binnen de bestemming. Om toch mogelijkheden te bieden, kan via een afwijkingsbevoegdheid en onder voorwaarden een paardenbak aansluitend aan de bestemming Wonen mogelijk worden gemaakt.
Specifieke regeling (W - 4)
De bestemming W - 4 is opgenomen voor woningen bij de Oostdijkseweg en omgeving. De regeling voor W - 4 is gebaseerd op de regeling in het vigerende bestemmingsplan Oostdijkseweg.
De maximale goothoogte van woningen is binnen deze bestemming middels een maatvoeringaanduiding op de verbeelding aangegeven.
In dit gebied zijn veel woningen aanwezig met de voor het gebied kenmerkende ruimtelijke hoofdopbouw. Het betreft hier niet alleen panden die rijksmonument zijn, op de gemeentelijke lijst van historisch belangrijke panden of op de gemeentelijke monumentenlijst voorkomen. Deze panden waren in het vigerende bestemmingsplan al opgenomen als beeldbepalende panden en voorzien van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde'. Ook 'gewone' panden die aan de basiskenmerken voldoen hebben conform het vigerende bestemmingsplan deze bestemming gekregen.
Voor de woningen met de aanduiding cultuurhistorische waarde is naast de maximale goothoogte, ook de maximale bouwhoogte aangegeven. Daarnaast zijn specifieke regels opgenomen ten aanzien van nokrichting en dakhelling. Bij verbouw of nieuwbouw dienen deze woningen te worden voorzien van een zadeldak. Ook bij uitbreiding van het hoofdgebouw zijn specifieke bepalingen opgenomen ten aanzien van de plaats en de richting van de uitbreiding, alsmede ten aanzien van de nokrichting en de dakhelling.
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan zijn de beleidsregels Woningsplitsing en Mantelzorgwoningen.
Woningsplitsing
In de beleidsregels is geconstateerd dat het niet noodzakelijk is om in alle situaties woningsplitsing tegen te gaan. Wel is het wenselijk om een aantal voorwaarden te verbinden aan het verlenen van medewerking aan woningsplitsing. Deze zijn:
Bij woningsplitsing worden de mogelijkheden voor de betrokkenen verruimd. Als compensatie daarvoor kan van betrokkenen ook een inspanning worden gevraagd in de vorm van kwaliteitsverbetering van de locatie. Dit kan bijvoorbeeld extra onderhoud van een aanwezige zandwal zijn, verbetering van erfbeplanting of afbraak van een niet meer in gebruik zijnd bijgebouw. Concrete mogelijkheden zullen per locatie moeten worden beoordeeld, eventueel met raadpleging van deskundigen zoals de Monumentencommissie.
Inwoning en mantelzorg
Vanuit sociaal-maatschappelijk oogpunt is er een toenemende behoefte aan mogelijkheden voor inwoning van bijvoorbeeld zorgbehoevende familieleden (mantelzorg). Om van inwoning te kunnen spreken, dient op zijn minst sprake te zijn van gemeenschappelijke voorzieningen en een gezamenlijke toegang.
Een bijzonder aandachtspunt vormt wonen in verband met mantelzorg. Het kan voorkomen dat woningsplitsing wordt aangevraagd om het mogelijk te maken dat ouders en kinderen of anderen in elkaars nabijheid komen te wonen, veelal ook om direct of op langere termijn zorg gemakkelijk te kunnen verlenen. Indien in het buitengebied een verzoek om woningsplitsing wordt gedaan met het oogmerk om mantelzorg te kunnen verlenen en er wordt voldaan aan de in hoofdstuk 2 genoemde voorwaarden, dan is er geen enkel bezwaar om medewerking te verlenen aan het verzoek. Veelal zal het dan gaan om de behoefte aan mogelijkheden voor mantelzorg op de wat langere termijn, omdat voor woningsplitsing een relatief ingrijpende verbouwing nodig zal zijn. Niet in alle gevallen zal kunnen worden voldaan aan de voorwaarden die zijn aangegeven bij woningsplitsing. Ook zal meestal geen woningsplitsing nodig zijn, omdat het bij het verlenen van mantelzorg bovendien vaak om tijdelijke situaties gaat, waarbij in principe geen geheel zelfstandige woonruimte noodzakelijk is. De woonruimte hoeft dan ook niet te voldoen aan de criteria voor een verblijfsobject ingevolge de BAG en krijgt geen eigen adres in de betreffende gemeentelijke basisadministratie.
In situaties waarin direct mantelzorg nodig is gelden dan de volgende voorwaarden:
Voormalige bedrijfscomplexen die nu een woonfunctie hebben, bieden door de aanwezige (voormalige) bedrijfsbebouwing mogelijkheden voor diverse nevenfuncties. De nevenfuncties die ter plaatse van deze bestemming zijn toegestaan, komen overeen met de nevenfuncties die toelaatbaar worden geacht voor de agrarische bedrijven (zie paragraaf 4.2.6). De woonfunctie moet wel te allen tijde de hoofdfunctie blijven. Nieuwbouw van bedrijfsgebouwen ter plaatse van deze voormalige agrarische bedrijfslocaties is uitgesloten, met uitzondering van nieuwbouw ten behoeve van hobbymatige agrarische activiteiten of terreinbeheer en -onderhoud (zie paragraaf 4.2.7).
Bij woningen zijn ondergeschikte beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten mogelijk, waaronder bedrijvigheid behorend tot de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis worden bij recht toegestaan tot maximaal 25% van de aanwezige bebouwing. Een nevenactiviteit kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis is zowel toegestaan in het hoofdgebouw als in het bijgebouw.
De volgende voorwaarden zijn eveneens van toepassing:
Naast de kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis worden er mogelijkheden geboden voor overige functies die naast het wonen kunnen uitgeoefend. Dit wordt niet in direct zin toegestaan, maar via een afwijkingsbevoegdheid. Het betreft mogelijkheden voor een bed & breakfast, recreatieappartementen, theetuin en kleinschalige horeca en detailhandel.
Nieuwbouw van burgerwoningen in het buitengebied is in principe uitgesloten. Nieuwe woningen zijn alleen in de volgende situaties mogelijk:
Deze uitzonderingen worden gezien de ruimtelijke impact in het bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Indien hier verzoeken voor komen, wordt hiervoor een aparte procedure gevolgd.