Plan: | Landelijk Gebied Dirksland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1924.DLDLandelijkgebied-BP30 |
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.
Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde voor het GR geldt:
De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoor
In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
In de toekomst zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. Momenteel is een nieuwe AMvB voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen in voorbereiding. In deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi.
Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het GR. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:
Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:
Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen.
In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.
Beleid gemeenten Goeree-Overflakkee
De gemeenten op Goeree-Overflakkee streven naar een evenwichtige afweging van veiligheidsbelangen en overige belangen. Hiertoe hebben de vier gemeenten op Goeree-Overflakkee gezamenlijk de 'Beleidsvisie Externe Veiligheid - Richting aan risico's op Goeree-Overflakkee' opgesteld. Deze bevat een aantal beleidsuitgangspunten en ook wordt een aantal wettelijke punten onderstreept.
Tevens wordt een methode neergezet voor het toetsen van risico's bij ontwikkelingen. Deze methode maakt het mogelijk om bij ruimtelijke plannen op voorhang te bepalen welke soorten objecten wel/niet zijn toegestaan binnen bepaalde afstanden van risicobronnen. De ambities, uitgangspunten en werkwijzen in deze visie vormen de basis voor de onderbouwing van de verantwoording van risico's.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) en de beleidsvisie externe veiligheid blijkt dat binnen het plangebied een aantal risicovolle inrichtingen ligt. Het gaat hier om een aantal propaantanken. Deze propaantanken vallen niet onder het Bevi. Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat voor deze inrichtingen een PR 10-6-risicocontour van 40 m geldt. Binnen deze risicocontouren liggen geen (beperkt) kwetsbare objecten. Het bestemmingsplan maakt dergelijke objecten hier ook niet mogelijk. Voor deze inrichtingen geldt geen invloedsgebied voor het GR.
Ook in de directe omgeving van het plangebied liggen risicovolle inrichtingen die voor dit bestemmingsplan van belang zijn. Op het bedrijventerrein Watertoren ligt het tankstation de Watertoren. Bij dit tankstation is een lpg-installatie aanwezig. De vergunde jaardoorzet bedraagt 223 m3. Voor dit lpg-tankstation gelden verschillende PR 10-6-risicocontouren. De grootste is die rond het vulpunt. Deze bedraagt 45 m. In het plangebied liggen binnen de PR 10-6-risicocontour geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Het bestemmingsplan maakt dergelijke objecten hier ook niet mogelijk. Het invloedsgebied van het GR bedraagt 150 m. In het plangebied liggen binnen het invloedsgebied enkele woningen. Ter plaatse maakt dit consoliderende bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk. De vaststelling van dit bestemmingsplan heeft dan ook geen invloed op de hoogte van het GR. Uit de beleidsvisie externe veiligheid blijkt dat het GR in de huidige situatie onder de oriëntatiewaarde ligt. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven. Aan het eind van deze paragraaf is een beperkte verantwoording van het GR opgenomen.
Uit de beleidsvisie externe veiligheid blijkt dat het plangebied buiten het invloedsgebied van de zuurstofopslag bij het ziekenhuis in de kern Dirksland ligt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de directe omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg of over het water. Wel vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de N215. Uit de provinciale risicokaart blijkt dat de PR 10-6-risicocontour niet buiten de wegas ligt. De PR 10-8-risicocontour – indicatief voor het invloedsgebied van het GR – ligt 111 m buiten de wegas. Een deel van het plangebied ligt dus binnen het invloedsgebied van het GR. Uit de externe veiligheidsvisie van het ISGO blijkt dat in de huidige situatie ruimschoots aan de oriëntatiewaarde voor het GR wordt voldaan. Aangezien dit bestemmingsplan consoliderend is, heeft de vaststelling ervan geen invloed op de hoogte van het GR. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven. Aan het eind van deze paragraaf is een beperkte verantwoording van het GR opgenomen.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen
Door het plangebied lopen twee hogedruk aardgastransportleidingen. De kenmerken van deze leidingen staan in tabel 5.3.
Tabel 5.3 Kenmerken hogedruk aardgastransportleidingen
leiding nr | beheerder | druk | diameter |
PR 10-6-risico- contour |
invloeds-gebied GR | belem- meringenstrook |
W-538-11-KR | Gasunie N.V. | 40 bar | 8 inch | 0 m | 95 m | 5 m |
W-538-27-KR | Gasunie N.V. | 40 bar | 8 inch | 0 m | 95 m | 5 m |
De PR 10-6-risicocontour ligt nergens buiten de leiding. Het plaatsgebonden risico vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Een deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het GR. De bebouwingsdichtheid is hier zeer laag. Daarom zal het GR in de huidige situatie ruimschoots onder de oriëntatiewaarde liggen. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, heeft de vaststelling van dit bestemmingsplan geen invloed op de hoogte van het GR. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven. Aan het eind van de paragraaf is een beperkte verantwoording van het GR opgenomen.
Voor alle leidingen geldt een belemmeringenstrook van 5 m aan weerszijde van de leidingen. Deze belemmeringenstrook is opgenomen op de verbeelding.
Verantwoording groepsrisico
Delen van het plangebied liggen binnen de invloedsgebieden van de N215, het lpg-tankstation de Watertoren en de hogedruk aardgastransportleidingen. Voor al deze risicobronnen geldt dat de personendichtheid binnen de invloedsgebieden zeer laag is en dat er ruimschoots aan de oriëntatiewaarden voor het GR wordt voldaan. Daarom kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR waarin wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Over deze aspecten is advies gevraagd aan de regionale brandweer
Zelfredzaamheid
Binnen het plangebied liggen in de invloedsgebieden uitsluitend verspreidliggende woningen. Het gaat hier veelal om woningen bij een agrarisch bedrijf. Deze woningen bestaan uit een beperkt aantal bouwlagen waardoor zij goed te ontvluchten zijn. Ook zullen hier geen grote groepen verminderd zelfredzame personen verblijven. De zelfredzaamheid van personen binnen de invloedsgebieden is daarmee goed te noemen.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.