Plan: | Landelijk Gebied Dirksland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1924.DLDLandelijkgebied-BP30 |
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerders over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. De waterbeheerders zijn in dit geval Rijkswaterstaat (voor het Haringvliet) en waterschap Hollandse Delta. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met deze twee waterbeheerders over deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Rijksbeleid
Rijkswaterstaat is vaarwegbeheerder van het rijkswater 'Haringvliet' dat onderdeel is van het vaarwegennet. Rijkswaterstaat ziet toe op een vlotte doorstroming van scheepvaartverkeer en draagt zorg voor het waarborgen van het functioneren van de vaarweg nu en in de toekomst.
Voor het rivierengebied gelden de Beleidsregels grote rivieren (Bgr). De Beleidslijn grote rivieren geldt voor alle grote rivieren en is bedoeld om plannen en projecten in de uiterwaarden te beoordelen. De nieuwe beleidslijn biedt onder strikte voorwaarden meer mogelijkheden voor wonen, werken en recreëren in het rivierbed. De voorwaarden hebben betrekking op de afvoercapaciteit van de rivier ter plaatse: nieuwe activiteiten mogen de afvoer niet hinderen en geen belemmering vormen voor toekomstige verruiming van het rivierbed. Voor burgers en bedrijven die zich in het rivierbed vestigen geldt verder dat eventuele schade als gevolg van hoogwater voor eigen rekening is.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Voor een toename aan verhard oppervlak moet 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de verharding toeneemt.
Gemeentelijk beleid
Het hoofddoel van het Waterplan Goeree-Overflakkee is het opstellen van een gezamenlijke koers van de gemeenten en het waterschap voor de realisatie van een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed beheerd watersysteem in de stedelijke kernen op Goeree-Overflakkee. In het waterplan worden de volgende drie hoofdaspecten aan de orde gesteld:
Algemeen
Het plangebied bestaat uit verspreide bebouwing, agrarische gronden en natuurgebieden.
Bodem en grondwater
De bodem bestaat ter plaatse uit klei. In het grootste deel van het plangebied is sprake van grondwatertrap VI. Ook de grondwatertrappen II, III en V komen voor. In tabel 5.1 zijn de grondwatertrappen en bijbehorende grondwaterstanden weergegeven. Het maaiveld ligt in het noorden van het plangebied hoger dan in ten zuiden van de kern Dirksland. Gemiddeld NAP 0,7 m tegenover NAP 0,2 m. Langs de uiterste noord- en zuidwestrand van het plangebied ligt het maaiveld weer wat hoger, circa NAP 1,1 m.
Tabel 5.1 Grondwatertrappen met bijbehorende grondwaterstanden
grondwatertrap | gemiddeld hoogste grondwaterstand | gemiddeld laagste grondwaterstand |
II | minder dan 0,4 m onder het maaiveld | 0,5 m tot 0,8 m onder het maaiveld |
III | minder dan 0,4 m onder het maaiveld | 0,8 m tot 1,2 m onder het maaiveld |
V | minder dan 0,4 m onder het maaiveld | meer dan 1,2 m onder het maaiveld |
VI | 0,4 m tot 0,8 m onder het maaiveld | meer dan 1,2 m onder het maaiveld |
De grondwaterbewegingen op Goeree-Overflakkee worden bepaald door het omliggende buitenwater en het waterpeil op het eiland. Doordat het streefpeil op het grootste deel van het eiland lager staat dan het buitenwater, staat het grotendeels onder invloed van kwel. De kwelintensiteit is niet bijzonder hoog, maar wel brak. Met name in het zuiden van het plangebied, dat grenst aan (het zoute) Grevelingen, is het kwelwater zout.
Waterkwantiteit
Het plangebied ligt in meerdere peilgebieden. Het peilbeheer kent een groot verschil tussen zomer- en winterpeilen. In de polders van Dirksland is veel oppervlaktewater aanwezig. Het Zuiderdiep en de Haven van Dirksland zijn boezemwatergangen.
Waterkwaliteit
Over het algemeen is er weinig diversiteit in oeverplanten langs de watergangen en zijn het vooral algemene soorten die er groeien. In 60% van de watergangen, die zijn onderzocht in de studie 'Monitoring ecologische waterkwaliteit 2005', komen geen ondergedoken of drijvende waterplanten voor. De watergangen zijn vaak troebel. Belangrijke oorzaak voor het ontbreken van vegetatie is het instabiele milieu: de seizoensgebonden fluctuatie van de chloridegehalten en een groot verschil in waterpeil tussen zomer en winter.
Veiligheid en waterkeringen
De waterkeringen langs het Haringvliet en de Grevelingen zijn primaire waterkeringen. De dijk zuidelijk van het Zuiderdiep is een regionale waterkering. De dijken aan weerszijden van het Havenkanaal en ten noorden van het Zuiderdiep zijn boezemkaden.
Afvalwaterketen en riolering
De laatste jaren zijn veel ongerioleerde panden aangesloten op de drukriolering. Niet aangesloten panden zijn voorzien van een IBA. Het afvalwater wordt via rioolwaterpersleidingen naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Middelharnis getransporteerd.
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Waterbeheer
Aanpassingen aan het bestaande watersysteem zijn via afzonderlijke instrumenten beschermd. Afhankelijk van het soort watersysteem dient of een Waterwetvergunning verkregen te worden (voor rijkswateren) of een vergunning op grond van de 'Keur' (wateren in beheer bij het waterschap). Dit geldt dus bijvoorbeeld oor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater.
Op deze wijze zijn ook ingrepen op of aan waterkeringen niet zonder meer mogelijk.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen. Het gebied waarop de Beleidsregels grote rivieren van toepassing is, is voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.