Plan: | Landelijk Gebied Dirksland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1924.DLDLandelijkgebied-BP30 |
Het uitgangspunt is handhaving en versterking van de natuurwaarden. De aanwezige natuurgebieden worden daartoe als zodanig bestemd en zullen nader worden beschermd door een omgevingsvergunning voor werken (zie paragraaf 4.2.5). Regulier onderhoud wordt vrijgesteld van een omgevingsvergunning voor werken.
Ecologische verbindingszones en nieuwe natuur
Om de realisering van nieuwe natuur (Ecologische Hoofdstructuur, ecologische verbindingszones en particulier natuurbeheer) mogelijk te maken, is in het bestemmingplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Aan de wijzigingsbevoegdheid kan toepassing worden gegeven, indien de betreffende gronden (op vrijwillige basis) zijn verworven, dan wel natuur via particulier natuurbeheer wordt gerealiseerd.
Nieuwe landschapselementen
In het hele plangebied kunnen, bij recht, kleinschalige gebiedskenmerkende kleinschalige natuurontwikkeling plaatsvinden . Dit ten behoeve van biotoopverbetering en ontwikkeling of verbetering van de ecologische en landschappelijke structuur.
Agrarisch natuurbeheer
Naast realisering van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur kan door agrariërs op vrijwillige basis natuur- en landschapsbeheer plaatsvinden. Voor zover dit beheer op agrarische gronden plaatsvindt, blijft de agrarische gebiedsbestemming (A) behouden.
Flora- en faunawet
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt gebruikelijke agrarische activiteiten mogelijk. Er wordt bijvoorbeeld geen ruimte geboden voor grootschalige nieuwbouw of ingrijpende wijzigingen in het agrarische grondgebruik die ten koste gaan van de instandhouding van soorten. Formeel dient voor alle werkzaamheden (bijvoorbeeld slootdemping en nieuwe agrarische bebouwing) door de initiatiefnemer te worden bezien of vrijstelling moet worden aangevraagd op grond van de Flora- en faunawet. Op welke soorten deze aanvraag betrekking heeft, hangt af van de situatie ter plaatse en dient direct voorafgaand aan de ingreep te worden vastgesteld.
Een belangrijk uitgangspunt voor de nieuwe bestemmingsplannen is het behoud en verdere versterking van de kwaliteiten van het Landelijk Gebied (kreken, dijken). Het gaat hierbij om een optimale afstemming tussen bestaande en nieuwe functies enerzijds en het behoud en de ontwikkeling van de groene ruimte anderzijds.
In dit gehele hoofdstuk speelt kwaliteit een belangrijke rol, omdat hier ingegaan wordt op de ontwikkelingsmogelijkheden van de verschillende functies. Ontwikkelingsmogelijkheden kunnen rechtstreeks toegelaten worden of na een nadere afweging. Bij een nadere afweging kunnen voorwaarden worden gehanteerd met betrekking tot kwaliteit. Dit kan op verschillende manieren plaatsvinden:
Met de landschapswaarden worden de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische kwaliteiten van het gebied bedoeld. Deze zijn vastgelegd in het Landschapsontwikkelingplan Goeree-Overflakkee (LOP, 2003) Dit zijn onder andere dijken, kreken, bos en de buitendijkse natuur (zie hoofdstuk 3, zonering).
Het compenseren van verlies aan ruimtelijke kwaliteit of het toevoegen ervan vindt plaats in de vorm van landschappelijke inpassing (bij kleinschalige ingrepen). Landschappelijke inpassing zal over het algemeen in de vorm van erfbeplanting plaatsvinden.
Bij ontwikkelingen en de toetsing ervan zullen de landschapswaarden op zijn minst gelijk moeten blijven of verbeteren. Bij de beschrijving van de diverse ontwikkelingen die dit bestemmingsplan na een nadere afweging toelaat, zal de wijze waarop het kwaliteitstreven wordt ingevuld, worden beschreven. Het stelsel van omgevingsvergunningen voor werken is hierbij een belangrijk sturingsinstrument (zie ook paragraaf 4.2.5).
Naast het stellen van voorwaarden aan nader af te wegen ontwikkelingen, kan tevens gebruik worden gemaakt van overeenkomsten, om afspraken vast te leggen, die niet via het ruimtelijk spoor kunnen worden afgedwongen.