direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - 1
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.Buitengebied11-BP40

Artikel 3 Agrarisch met waarden - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch met waarden - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarisch bedrijf, met uitzondering van:
    • 1. sierteelt en bosbouw;
    • 2. glastuinbouw;
    • 3. intensieve kwekerij;
    • 4. intensieve veehouderij;
    • 5. paardenhouderij;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a sub 3 is intensieve veehouderij bij wijze van neventak toegestaan, tot maximaal het bestaande brutovloeroppervlak;
  • c. behoud en herstel van de aan het gebied eigen zijnde landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • d. extensieve (dag)recreatie;
  • e. bedrijfswoningen;
  • f. water.
3.1.2 Glastuinbouw

In afwijking van het bepaalde in lid 3.1.1 onder a zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tevens bestemd voor agrarische bedrijven in de vorm van glastuinbouw

3.1.3 Intensieve veehouderij

In afwijking van het bepaalde in lid 3.1.1 onder a zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens bestemd voor agrarische bedrijven in de vorm van intensieve veehouderij.

3.1.4 Karakteristiek

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarde van de aangeduide objecten.

3.1.5 Paardenhouderij

In afwijking van het bepaalde in lid 3.1.1 zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' tevens bestemd voor paardenhouderij met uitzondering van rijscholen en maneges.

3.1.6 Windturbinepark

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - windturbinepark 1 en 2' zijn de gronden tevens bestemd voor een windturbinepark.

3.1.7 Specifieke vorm van recreatie - hondentraining

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hondentraining' zijn de gronden tevens bestemd voor hondentraining.

3.1.8 Kinderboerderij

Ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' zijn de gronden tevens bestemd voor een kinderboerderij.

3.1.9 Productie brijvoer

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - productie brijvoer' zijn de gronden tevens bestemd voor de productie van brijvoer voor eigen gebruik.

3.1.10 Witloftrekkerij

In afwijking van het bepaalde in lid 3.1.1 onder a zijn de gronden binnen een bouwvlak tevens bestemd voor een witloftrekkerij indien de witlofteelt plaatsvindt op aangrenzende gronden binnen een afstand van 2,5 km.

3.1.11 Ondergeschikte functies

De in lid 3.1.1 bedoelde gronden zijn binnen de bestaande bebouwing tevens bestemd voor de volgende ondergeschikte nevenactiviteiten:

  • a. kleinschalige horecagelegenheid in de hoofdgebouwen;
  • b. bed & breakfast in de bedrijfswoning;
  • c. kleinschalige kampeeractiviteiten met maximaal 15 seizoenstandplaatsen in het bouwvlak;
  • d. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde agrarische producten;
  • e. zorglandbouw, uitsluitend in de vorm van dagbesteding.

een en ander met inachtname van het bepaalde in lid 3.5.3.

3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' de betrokken bouwvlakken dienen te worden beschouwd als één bouwvlak;
  • c. de oppervlakte van kassen binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a de bestaande bebouwing buiten een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitair gebouw' conform de bestaande maatvoering gehandhaafd mag blijven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de goothoogte niet meer mag bedragen dan aangegeven;
  • f. gebouwen, met uitzondering van bijgebouwen, dienen te worden afgedekt met een kap waarvan de dakhelling minimaal 20 graden bedraagt;
  • g. per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder g ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het in de aanduiding opgenomen maximum aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • j. de inhoud van een bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 750 m3, tenzij de inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds groter is in welk geval de bestaande inhoud als maximum geldt;
  • k. bij een bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen mogen worden opgericht waarbij:
    • 1. de maximale gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen
    • 3. de bebouwing minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning dient te worden gebouwd;
    • 4. de bebouwing op maximaal 50 m van de bedrijfswoning dient te worden gebouwd.
  • l. het vergroten van de bestaande oppervlakte aan gebouwen is uitsluitend toegestaan indien deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven;
  • m. omtrent het bepaalde onder l burgemeester en wethouders advies kunnen inwinnen bij een agrarisch deskundige.
3.2.2 Windturbines
  • a. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1. onder a ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - windturbinepark 1' maximaal 4 windmolens mogen worden gebouwd waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 100 m en de tiphoogte niet meer bedraagt dan 150 m.
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1. onder a ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - windturbinepark 2' maximaal 4 windmolens mogen worden gebouwd waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 80 m en de tiphoogte niet meer bedraagt dan 125 m.
3.2.3 Andere bouwwerken
  • a. ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels voor andere bouwwerken binnen het bouwvlak gelden:
    • 1. de goothoogte van een mestsilo mag niet meer bedragen dan 5 m;
    • 2. de doorsnee van een mestsilo mag niet meer bedragen dan 25 m;
    • 3. de bouwhoogte van voedersilo's mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 4. de bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels voor andere bouwwerken buiten het bouwvlak gelden:
    • 1. overkappingen, mest- en voersilo's en mest- en vloerplaten zijn niet toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het bepaalde in lid 3.2.1 onder a ten behoeve van het zoveel mogelijk concentreren van bebouwing binnen het bouwvlak.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de gebouwen aansluitend aan het bouwvlak moeten worden gebouwd en het denkbeeldige bouwvlak niet groter mag zijn dan 1,5 ha, onder de voorwaarde dat:
    • 1. door een onafhankelijke agrarische deskundige is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt;
    • 2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang;
    • 3. de uitbreiding zodanig wordt vormgegeven dat de bebouwing zoveel mogelijk geconcentreerd op het perceel wordt gebouwd;
    • 4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven.
    • 5. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied;
    • 6. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.
  • b. lid 3.2.1 onder j ten behoeve van een grotere inhoud van de bedrijfswoning onder de voorwaarde dat:
    • 1. de uitbreiding bedoeld is voor de zorg voor zorgbehoevende verwanten;
    • 2. de inhoud van de bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 850 m3;
  • c. lid 3.2.1 onder k, sub 1 ten behoeve een grotere oppervlakte aan bijgebouwen onder de voorwaarde dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 75 m2;
    • 2. de bijgebouwen vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar zijn dan wel op andere wijze in het landschap zijn ingepast.
  • d. lid 3.2.2 onder a en b voor de bouw van inkoopstations met een oppervlakte van maximaal 20 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3,5 m, onder de voorwaarde dat de inkoopstations vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar zijn dan wel op andere wijze in het landschap zijn ingepast.
  • e. lid 3.2.3 onder b ten behoeve van de bouw van mest- en voersilo's en mest- en voerplaten binnen een afstand van 50 m van een bouwvlak, met een bouwhoogte van niet meer dan 5 m, uitsluitend indien deze noodzakelijk en doelmatig zijn voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1

Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.

3.5.2

De oppervlakte van de in lid 3.1.1 onder b bedoelde bestaande intensieve veehouderij als neventak mag ten opzichte van de bestaande brutovloeroppervlakte eenmalig met maximaal 10% worden uitgebreid.

3.5.3

Ondergeschikt gebruik als bedoeld in lid 3.1.11 is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. het gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten niet meer mag bedragen dan 500 m2 per bouwvlak;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte van een kleinschalige horecagelegenheid niet meer mag bedragen dan 40 m2;
  • c. de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet mag worden vergroot ten behoeve van de nevenfunctie, tenzij wordt aangetoond dat de bestaande bebouwing vanwege bouwtechnische, milieutechnische of andere redenen niet geschikt meer is voor de beoogde agrarische functie;
  • d. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet mag worden belemmerd;
  • e. in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
  • f. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • g. geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de openlucht plaatsvindt;
  • h. het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten;
  • i. voor een kleinschalige camping, zoals bedoeld in lid 3.1.11 onder c, geldt dat:
    • 1. de standplaats uitsluitend binnen het bouwvlak of buiten het bouwvlak tot een afstand van maximaal 50 m van de bestaande bebouwing mag worden gesitueerd;
    • 2. het realiseren van sanitaire ruimtes uitsluitend binnen de bestaande bebouwing is toegestaan;
    • 3. de openheid niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. uitsluitend sprake is van recreatief nachtverblijf.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.11 ten behoeve van het uitoefenen van ondergeschikte nevenactiviteiten in de bestaande bedrijfsgebouwen, naast de agrarische bedrijfsfunctie, waarbij de volgende functies zijn toegestaan:

  • a. loonbedrijf;
  • b. foeragehandel;
  • c. viskwekerij;
  • d. dierenartsenpraktijk;
  • e. opslag;
  • f. bed & breakfast, in een ander bedrijfsgebouw dan de woning;
  • g. extensieve poldersport en boerengolf op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied;
  • h. overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen, tentoonstellingsruimte, museum en sauna; educatie en voorlichting;
  • i. zorgboerderij met dagverblijf;
  • j. (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;
  • k. overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • l. paardenhouderij met uitzondering van rijscholen en maneges;
  • m. kleinschalige camping met een standplaats voor ten hoogste 25 seizoenstandplaatsen met de daarbij behorende voorzieningen;
  • n. andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder a tot en met m en beperkt worden tot de categorieën 1 en 2 van verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten,

onder de voorwaarde dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten onder niet meer mag bedragen dan 500 m2 per bouwvlak;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte van een kleinschalige horecagelegenheid niet meer mag bedragen dan 40 m2;
  • c. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet mag worden belemmerd;
  • d. in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
  • e. het parkeren op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaatsvindt;
  • f. geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de openlucht plaatsvindt;
  • g. het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten;
  • h. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten is toegestaan;
  • i. voor een kleinschalige camping, zoals bedoeld onder m, geldt dat:
    • 1. de seizoenstandplaatsen uitsluitend binnen het bouwvlak of buiten het bouwvlak tot een afstand van maximaal 50 m van de bestaande bebouwing mag worden gesitueerd;
    • 2. het bouwen van sanitaire ruimtes uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan;
    • 3. de openheid niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
    • 5. uitsluitend sprake is van recreatief nachtverblijf.
3.6.2

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1. ten behoeve van het realiseren van een kleinschalige biomassa-installatie, onder de voorwaarde dat:

  • a. de biomassa-installatie binnen het bouwvlak wordt gesitueerd;
  • b. de oppervlakte aan bebouwing niet meer mag bedragen dan 30 m2;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m.
3.6.3

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het realiseren van trekkershutten, onder de voorwaarde dat:

  • a. binnen de bestemming maximaal twee locaties mogen worden aangewezen als locatie voor trekkershutten;
  • b. per locatie maximaal 10 trekkershutten mogen worden gerealiseerd;
  • c. de oppervlakte per trekkershut niet meer mag bedragen dan 30 m2;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied.
  • f. er geen sprake is van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en de woonkwaliteit van nabij gelegen gronden en bouwwerken;
3.6.4

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.11 ten behoeve van ondergeschikte detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde agrarische producten uit de regio (landwinkel), onder de voorwaarde dat:

  • a. de detailhandel in de bestaande bedrijfsgebouwen plaatsvindt;
  • b. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2;
  • c. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet mag worden belemmerd;
  • d. in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
  • e. het parkeren op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaatsvindt;
  • f. het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 3.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het dempen, graven en vergraven van watergangen, waaronder mede begrepen het aanleggen van dammen;
  • b. het beplanten van gronden met bomen of andere houtopstanden;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen binnen een afstand van 10 meter van de grens met de bestemming Bos, Natuur, Water - Natuur of Water;
  • e. het aanleggen van waterbassins en mestbassins buiten een bouwvlak voor zover deze niet zijn aan te merken als bouwwerken;
  • f. het afgraven en ophogen van de bodem;
  • g. het aanleggen van paardenbakken buiten een bouwvlak.
3.7.2

Het bepaalde in lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn, waaronder mede begrepen onderhoud en beheer van watergangen alsmede het beplanten van gronden met bomen of andere houtopstanden (erfbeplantingen) binnen het bouwvlak.

3.7.3

Een vergunning als bedoeld in lid 3.7.1 onder a tot en met f wordt uitsluitend verleend indien door de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde dan wel de waterstaatkundige waarde van het gebied.

3.7.4

Een vergunning als bedoeld in lid 3.7.1 onder e en g wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. de paardenbak, mestbassin of mest- of vloerplaat binnen een afstand van 50 meter van een bouwvlak is gelegen;
  • b. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m;
  • c. de paardenbak, vanaf de weg gezien, is gesitueerd achter de bebouwing;
  • d. er geen sprake is onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en de woonkwaliteit van nabij gelegen gronden en bouwwerken;
  • e. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde dan wel de waterstaatkundige waarde van het gebied.
3.7.5

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 3.7.1 advies inwinnen bij een landschapsdeskundige.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het toevoegen van een bouwvlak ten behoeve van een nieuw agrarisch bedrijf met een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha onder de voorwaarde dat:

  • 1. door een onafhankelijke agrarische deskundige is aangetoond, dat het om in potentie een volwaardig agrarisch bedrijf gaat;
  • 2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de gewenste bedrijfsomvang;
  • 3. de bebouwing zoveel mogelijk geconcentreerd op het perceel wordt gebouwd;
  • 4. door het nieuwe bedrijf geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven.
  • 5. door het nieuwe bedrijf geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied;
  • 6. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak wordt gecompenseerd in de vorm van open water.
3.8.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van een agrarisch bedrijf te wijzigen ten behoeve van de bouw van één of meer burgerwoningen onder de voorwaarde dat:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen mede moet blijken uit een daaromtrent uit te brengen advies door een onafhankelijke agrarisch deskundige;
  • c. de opstallen van het betreffende agrarisch bedrijf volledig worden gesloopt, eventueel met uitzondering van de bedrijfswoning en een behoudenswaardige, aan de woning gebouwde schuur;
  • d. gebouwen ter plaatse van de aanduidingen 'karakteristiek' en 'monument' niet mogen worden gesloopt;
  • e. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1000 m2 gebouwen (geen kassen zijnde) of iedere 5000 m2 kassen één woning mag worden teruggebouwd;
  • f. het aantal nieuwe woningen per locatie maximaal drie bedraagt;
  • g. de inhoud van een woning niet meer mag bedragen dan 650 m³;
  • h. de goothoogte van een woning niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • i. de eventueel aanwezige bedrijfswoning wordt gewijzigd in een burgerwoning.
  • j. de woningen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee brengen voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • k. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor 1 januari 2003;
  • l. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming "Wonen" van deze regels;
  • m. de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woning past binnen, dan wel geen onevenredige afbreuk doet aan de karakteristiek van het buitengebied;
  • n. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • o. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.
3.8.3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden gelegen binnen een bouwvlak te wijzigen, bij algehele bedrijfsbeëindiging van agrarische bedrijven, ten behoeve van één of meer van de volgende functies in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 (zie bijlage):

  • a. loonbedrijf;
  • b. foeragehandel;
  • c. viskwekerij;
  • d. dierenartspraktijk;
  • e. kampeerboerderij binnen het hoofdverblijf:
  • f. educatie en voorlichting;
  • g. zorgboerderij met nachtverblijf;
  • h. (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;
  • i. commerciële dienstverlening, zoals een, een geluidsstudio of
  • j. overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • k. paardenhouderij;
  • l. veehandelsbedrijf;
  • m. extensieve agrarische dagrecreatie, zoals boerengolf, agrarische kinderfeestjes, kinderboerderij en excursies;
  • n. paarden-, kano-, roeiboot-, fluisterboot- of fietsenverhuur;
  • o. overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen, bezoekerscentrum, tentoonstellingsruimte, museum en sauna;
  • p. bewerking en opslag van agrarische producten;
  • q. hoefsmederij;
  • r. ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij en riet- en vlechtwerk;
  • s. opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet agrarische goederen die geen risico's voor de omgeving opleveren, alsmede opslag voor internetverkoop;
  • t. theeschenkerij;
  • u. wooneenheden (tot een maximum aantal van 3) in bestaande karakteristieke bebouwing, onder voorwaarde van sloop van alle niet karakteristieke bebouwing. (Nieuwe) bijgebouwen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste:
    • 1. 75 m2 voor percelen met een oppervlakte tot 5.000 m2;
    • 2. 100 m2 voor percelen met een oppervlakte van 5.000 m2 tot 10.000 m2;
    • 3. 125 m2 voor percelen met een oppervlakte van minimaal 10.000 m2;
  • v. een dierenasiel in maximaal categorie 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

Onder de voorwaarde dat:

    • 1. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen mede moet blijken uit een daaromtrent uit te brengen advies door een onafhankelijke agrarisch deskundige;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de vrijkomende agrarische bebouwing binnen het betreffende bouwvlak niet mag worden vergroot;
    • 3. de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering mogen worden belemmerd;
    • 4. de hoeveelheid extra verkeer moet passen bij de wegenstructuur;
    • 5. het parkeren behorende bij het ander gebruik dient binnen het bouwvlak op eigen terrein plaats te vinden;
    • 6. er geen opslag van goederen in de open lucht plaatsvindt;
    • 7. het gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties;
    • 8. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of –geteelde producten is toegestaan;
    • 9. per bouwvlak maximaal één bedrijf is toegestaan.
    • 10. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.
  • w. andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder a tot en met v.
3.8.4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de aangegeven 'wro-zone wijzigingsgebied 1' te wijzigen ten behoeve van uitbreiding van de aangrenzende bestemming 'Recreatie - Camping, waarbij de regels van artikel 16 van toepassing zijn en onder de voorwaarde dat de uitbreiding op een verantwoorde wijze in het landschap wordt ingepast.

3.8.5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de aangegeven 'wro-zone wijzigingsgebied 3' te wijzigen ten behoeve van uitbreiding van de aangrenzende bestemming 'Recreatie - Camping, waarbij de regels van artikel 16 van toepassing zijn en onder de voorwaarde dat:

  • a. de uitbreiding op een verantwoorde wijze in het landschap wordt ingepast;
  • b. het aantal standplaatsen binnen de bestemming, inclusief de bestaande standplaatsen, in totaal niet meer bedraagt dan 20;
  • c. geen bebouwing is toegestaan.
3.8.6

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de aangegeven 'wro-zone wijzigingsgebied 7' te wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijf op het perceel Langeweg 12a onder de voorwaarde dat:

  • a. de oppervlakte aan bebouwing ter plaatse van de aanduiding niet meer zal bedragen dan 1600 m2 en de goothoogte niet meer zal bedragen dan 6 m;
  • b. aangetoond is dat de uitbreiding noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • c. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied;
  • d. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van het de oppervlakte van de toename aan verharding wordt gecompenseerd in de vorm van open water;
  • e. aangetoond is dat de uitbreiding van de bedrijfsbestemming op deze locatie kan worden gecompenseerd door het elders buiten de contour stads- en dorpsgebied uit de provinciale Verordening Ruimte brengen van een perceel met een gelijke oppervlakte.
3.8.7

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de aangegeven 'wro-zone wijzigingsgebied 8' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' als bedoeld in artikel 14.