Plan: | De Rietvink 2009 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1916.bprv-0001 |
In het plangebied van de Rietvink is één monument aanwezig. Het betreft de molen "De Salamander" uit de zeventiende eeuw welke is aangemerkt als rijksmonument. De Salamander is één van de zeven nog resterende houtzaagmolens in ons land. Hij stamt vermoedelijk uit de zeventiende eeuw, maar volkomen zekerheid bestaat hier niet over. Jarenlang is verondersteld dat de molen in 1794 werd gebouwd, gebaseerd op het feit dat de eigenaar van het betreffende stuk grond, Jan Anthony Prijn, in dat jaar een forse hypotheek nam. Vermoed werd toen dat dit bedrag geïnvesteerd werd in de bouw van twee achtkantige houtzaagmolens, alsmede een nieuw herenhuis, genaamd Windlust. Windlust, dat op 21 maart 1992 zeer onverwachts geheel uitbrandde - juist nadat er plannen waren gemaakt voor restauratie van het zwaar verwaarloosde pand - was in 1778 gebouwd door Arnoldus Theodorus Zodaar, zo is gebleken uit nader onderzoek.
Afbeelding 24: molen "De Salamander"
Dat op het betreffende stuk grond aan de Vliet in de loop der tijd meerdere molens en huizen hebben gestaan is een feit. In het begin van de jaren negentig werd molen "De Salamander" enkele honderden meters Vlietwaarts herbouwd, ongeveer op de plaats waar voorheen, sinds de achttiende eeuw houtzaagmolen "De Hoop" stond. Molen De Hoop ging aan het einde van de negentiende eeuw in vlammen op. Aan de andere kant van de Vliet stond korenmolen 't Hert. De naam van de huidige wijk 't Hert houdt de herinnering aan deze molen levendig.
De Salamander behoort tot het type van de achtkantige met riet gedekte bovenkruier met stelling. Dit type houtzaagmolen zag er vrijwel altijd hetzelfde uit: een houtzaagmolen midden op een lange houten schuur, waarin het zaagbedrijf plaatsvond. Aan het eind van de negentiende eeuw werd De Salamander als windmolen buiten gebruik gesteld. As en wieken zijn een aantal jaren verwijderd geweest en de molen werd verwaarloosd. In 1917 kocht Jan Koerts uit Boskoop de molen en vestigde er zijn houthandel. De molen werd hersteld en in 1918 draaide de molen weer en in 1919 kon de stoommachine weer aan het werk. Een jaar later werd ze gemoderniseerd, maar de wind bleef op de eerste plaats staan. De stoommachine was een hulpmiddel. De Tweede Wereldoorlog zorgde voor brandstofschaarste. De molen werd gerestaureerd en draaide om het bedrijf gaande te houden. Tegen het einde van de oorlog kreeg de houtzagerij elektriciteit van het gemeentelijk energiebedrijf, omdat het zorgde voor hout voor de ouderen in de gemeente.
Na de oorlog werd in de molen een bloklintzaag geplaatst en een elektromotor nam de plaats van de wind over. Toen de flats aan de Zaagmolenstraat werden gebouwd, kocht de gemeente het windrecht af en had de molen niet langer een economische functie. Er werd geen onderhoud meer gepleegd en de molen verviel steeds meer. Ondanks de verschillende pogingen die werden gedaan om de molen te redden, werd er toch tweemaal, in 1966 en in 1973, een sloopvergunning afgegeven. Begin 1985 kocht Bohemen Holding b.v. uit Den Haag het terrein met daarop de villa Windlust en de houtzaagmolen De Salamander. Het gemeentebestuur en de heer I.L.A. van Bohemen besloten tot de oprichting van de Stichting Opbouw de Salamander (SOS) en op 5 november 1985 werd de oprichtingsakte getekend. In 1988 was er voldoende geld ingezameld. Het werk werd uitbesteed aan de firma Verbij, een molenmakersbedrijf uit Hoogmade. De eerste paal werd geslagen in september 1988, tijdens de feestweek waarin het vijftigjarig bestaan van de gemeente werd gevierd.
In december 1989 kon de romp van de molen op de zaagschuur worden getakeld. Het hoogste punt werd bereikt op 16 mei 1990, toen de kap op de romp werd geplaatst en de wieken konden worden bevestigd. De houtzaaginstallatie werd pas in 1995 geassembleerd, zodat de molen nu weer geheel in bedrijf is. Het naastgelegen molenaarshuisje maakt het nostalgische plaatje weer compleet.
In 2008 is door de stichting een aanvraag ingediend om een droogloods te bouwen ten behoeven van het stallen en drogen van hout van de hootzaagmolen. Deze droogloods is evenwijdig gepositioneerd aan de molen, tussen de molen De Wiek in. De droogloods met een omvang van 4,50 x 25 meter en een maximale hoogte van 3,55 meter zal worden opgenomen in dit bestemmingsplan.
Op de plankaart van het bestemmingsplan is de molen voorzien van de bestemming 'Cultuur en ontspanning' met als bijbehorende functies het gebruik als molen, museum en atelier. Op de plankaart is dit afgekort als CO-M. De bouwmogelijkheden voor de molen zijn via de bestemmingsregels beperkt om de aanwezige cultuurhistorische waarden te beschermen. Er wordt geen aparte aanduiding op de plankaart opgenomen voor het feit dat de molen een rijksmonument is, hetgeen in het verleden standaard procedure was. Het vermelden van de molen in de toelichting is voldoende. Bovendien worden de cultuurhistorische belangen van de molen gewaarborgd via de monumentenvergunning. Voor alle bouwkundige veranderingen is immers een aparte monumentenvergunning vereist. Daarnaast wordt de werking van de molen beschermd door het opnemen van een beschermingszone (molenbiotoop) in het bestemmingsplan. In paragraaf 6.1.2 wordt dit aspect nader toegelicht.
Om aan te geven hoe nauw de relatie tussen een molen en zijn omgeving is, introduceerde de heer. E. Smit jr.. in 1973 het begrip molenbiotoop. Inmiddels is dit in de molenwereld geheel ingeburgerd geraakt. Smit ontleende de term aan de vogelbescherming. Daar staat de biotoop voor het milieu waarin een bepaalde vogelsoort leeft en het beste gedijt. Bij de molenbiotoop is de ruimte die vrij wordt gehouden voor een goede windvang van cruciaal belang. Daarnaast staat met name de zichtbaarheid van de molen centraal. Deze is historisch zo gegroeid en maakt dat een molen vaak zo sfeerbepalend is.
De biotoopformule is een eenvoudige manier om de maximaal aanvaardbare hoogte van obstakels rond een molen te berekenen, dusdanig dat de molen hier geen onoverkomelijke hinder van ondervindt. De biotoopformule wordt dus vooral toegepast om te kunnen bepalen of een obstakel op een bepaalde afstand van de molen al dan niet ‘te hoog’ is. De eerste 100 meter dient in beginsel vrij te zijn van obstakels. Vanaf 100 tot 400 meter geldt een oplopende lijn.
Om de vrije windvang en het zicht op traditionele molens in het Zuid-Hollands landschap te garanderen is een molenbeschermingszone ingesteld met een straal van 400 meter gerekend vanuit het middelpunt van de molen. Binnen deze zone gelden de volgende voorwaarden:
Onderstaande figuur geeft bovenstaande regeling weer.
Figuur 25: molenbeschermingszone in het stedelijk gebied
De molen staat met 4 zware stijlen op de beide zijgevels van de zaagschuur. De hoogte van de molen, gemeten vanaf het peil tot aan het middelpunt van de (wieken)as, bedraagt 21 meter. De hoogte tussen het peil en de onderste punt van de verticaal staande wiek bedraagt 9 meter. Deze hoogte is benodigd voor het berekenen tot welke hoogte mag worden gebouwd binnen een straal van 400 meter. In artikel 23.1 (Vrijwaringzone - molenbiotoop) is bovenstaande vervat in een planologische regeling.