12.1
Bestemmingsomschrijving
a. De voor "Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. horecaondernemingen zoals bedoeld in artikel 1 onder 46,
niet zijnde discotheken;
2. wonen, met dien verstande dat uitsluitend in ruimten
boven de begane grondlaag (verdiepingen) één
woning is toegestaan,
met de daarbij behorende:
3. erven;
4. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
5. groenvoorzieningen en water;
6. overige functioneel met de bestemming 'Horeca' verbonden
voorzieningen.
Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend
bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden
gebouwd, met dien verstande, dat:
a. ten aanzien van hoofdgebouwen:
1. deze uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven
bouwvlakken;
2. een bouwvlak mag worden bebouwd tot het in het bouwvlak
aangegeven bebouwingspercentage; indien in een bouwvlak geen
bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak geheel worden
bebouwd;
3. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer
bedraagt dan respectievelijk 6 m en 10 m.
b. ten aanzien van erfbebouwing
1. bij elke woning mag erfbebouwing worden gebouwd ten
behoeve van de bestemming, waarbij:
- de gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak niet meer
dan 50 m² bedraagt;
- de gezamenlijke oppervlakte van erfbebouwing niet meer dan
50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen erf
bedraagt;
- de bouwhoogte van vrijstaande erfbebouwing niet meer dan 3
m bedraagt;
- de bouwhoogte van de aangebouwde erfbebouwing niet meer
bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
- voor zover de bestaande bouwhoogte hoger is dan 3 m: de
maximale goothoogte en bouwhoogte van bestaande erfbebouwing (waaronder
begrepen herbouw of verbouw van deze gebouwen) niet meer bedraagt dan
de maten van deze gebouwen zoals deze bestonden op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan;
- de diepte van aangebouwde erfbebouwing gemeten vanaf de
achtergevel niet meer dan 3 m bedraagt;
c. ten aanzien van bouwwerken geen gebouwen zijnde:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer
bedraagt dan:
- 1 m op de gronden vóór de naar een
openbare weg gekeerde gevel;
- 2 m op de overige gronden;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde
niet meer bedraagt dan:
- 10 m binnen een bouwvlak;
- 2.50 m buiten een bouwvlak.
12.3 Ontheffing van de
bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 12.2 onder a . sub 3 ten behoeve van
een maximale goothoogte van 7.50 m en een maximale bouwhoogte van 12 m,
mits zulks voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling
noodzakelijk is en de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter
plaatse aanwezige beeldkwaliteit.
12.4 Specifieke
gebruiksregels
a. Gebruik van ruimten in de voor "wonen" bestemde
(hoofd)gebouwen en erfbebouwing ten behoeve mantelzorg is niet
toegestaan, tenzij daarvoor ontheffing is verleend.
b. Er dient te worden voorzien in de noodzakelijke
parkeervoorzieningen, waarbij ten minste het aantal parkeerplaatsen
wordt gerealiseerd conform de parkeernormen zoals in de bijlage
'Parkeernormen' van deze regels is opgenomen. In de gevallen waarin de
tabel niet voorziet, stelt het college van burgemeester en wethouders
de parkeernorm vast.
12.5 Ontheffing van de
gebruiksregels
a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in 12.1 onder a. sub 2 ten einde meerdere
woningen in ruimten boven de begane grondlaag (verdieping) toe te staan
onder de voorwaarden dat:
1. de woning(en) direct aan het openbaar gebied moet(en)
zijn gelegen;
2. voor iedere toe te voegen woning (via deze ontheffing)
een parkeernorm geldt van 2 parkeerplaatsen op eigen terrein.
b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 12.4 ten behoeve van mantelzorg mits:
1. de mantelzorg noodzakelijk is en dat blijkt uit een
medische of sociale indicatie; indien sprake is van een ouder - kind
relatie waarbij de ouder(s) 65 jaar of ouder is (zijn) is geen medische
of sociale indicatie noodzakelijk;
2. het (hoofd)gebouw en de erfbebouwing bereikbaar is en
blijft voor hulpdiensten;
3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het
geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische)
bedrijven;
4. de oppervlakte welke wordt gebruikt voor mantelzorg niet
meer bedraagt dan 80 m².
c. De in lid 12.5 onder b. bedoelde ontheffing vervalt na
beëindiging van de mantelzorg.
d. Na het vervallen van de ontheffing, zoals bedoeld in lid
12.5 onder b., is degene aan wie de ontheffing was verleend of diens
rechtsopvolger en indien sprake was van afhankelijke woonruimte
verplicht de alsdan strijdige situatie (met lid 12.4) te zijner keuze
hetzij in de vorige toestand te herstellen, hetzij met het
bestemmingsplan in overeenstemming te brengen.