In deze regels wordt verstaan onder:
1. plan:
het bestemmingsplan 'Maarssen-Dorp woongebied'
van Gemeente Stichtse Vecht;
2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bij behorende
regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1904.BPmaarssdorpwo-OH01;
3. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien
van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5. aan huis verbonden beroep of bedrijf:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het
uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk,
dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende
gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
6. afhankelijke woonruimte (in verband met mantelzorg):
een gebouw bij een woning dat qua ligging een ruimtelijke
eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding
uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
7. ambachtelijk en verzorgend bedrijf:
Een bedrijf voor de uitvoering van producerende en/of
verzorgende ambachten, waar voor een belangrijk deel in handwerk
goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd
of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke
gebruiker en/of verbruiker;
8. ambulante handel:
de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling
daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante
handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de
markten en het venten;
9. archeologische waarde:
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de
kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van
menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
10. architectonische waarde:
de authentieke kenmerken in de uiterlijke verschijningsvorm
van bouwwerken welke eigen zijn aan een bepaalde kunsthistorische
stijlperiode of een bouwvorm, welke karakteristiek is aan gebouwen uit
een bepaalde streek, waarbij in hoofdzaak gelet wordt op onder meer de
uitwendige hoofdvorm van een gebouw, bepaald door grondoppervlak,
goothoogte, dakhelling, nokrichting en -hoogte en de gevelindeling;
11. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken
geen gebouwen zijnde;
12. bebouwingspercentage:
het percentage van de oppervlakte van het bouwperceel,
binnen de aangegeven bouwgrenzen, dat mag worden bebouwd;
13. bedrijf:
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen,
bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel
detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandige en
ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q.
levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen,
dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende
handelingen;
14. bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting
kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte;
15. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een
terrein bestemd voor een huishouding waarvan huisvesting daar, gelet op
de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk
is;
16. beeldkwaliteit:
alle aspecten die van invloed zijn op de voorstelbaarheid en
beleving van de ruimtelijke omgeving en objecten in die omgeving
(waaronder de cultuurhistorische en landschappelijke waarden);
17. beplantingsstructuur
een aaneengesloten zone van beplanting die als structurerend
element binnen het plangebied kan worden aangewezen;
18. bestaand (in relatie tot bebouwing):
bebouwing aanwezig ten tijde van het inwerkingtreden van het
bestemmingsplan;
19. bestaand (in relatie tot gebruik):
gebruik dat bestaat ten tijde van het in werkingtreden van
het bestemmingsplan;
20. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
21. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
22. billboards
reclame-uitingen die in de openbare ruimte geplaatst worden;
23. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats;
24. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
25. bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
26. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op
gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen
zulks met uitsluiting van een onderbouw of een zolderverdieping;
27. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels
een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
28. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken
geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
29. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of
ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is
verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
30. binnenrijbaan:
Overdekte piste voorzien van een bewerkte of aangepaste
bodem waar training en africhting van het paard, instructie aan derden
en toetsing van prestaties van de paarden in diverse disciplines
plaatsvinden;
31. buitenrijbaan:
Niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte of aangepaste
bodem waar training en africhting van het paard, instructie aan derden
en toetsing van prestaties van de paarden in diverse disciplines
plaatsvinden;
32. cultuurhistorische waarde:
belang in geschiedkundig opzicht; onder andere met
betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals onder meer tot
uitdrukking komt in het kavelpatroon, de waterhuishouding, de
beplanting en de (voormalige) bebouwing;
33. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen
uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan
diegenen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders
dan in de uitoefening van een bedrijfs- of beroepsactiviteit;
34. dienstverlening:
een (naar openingstijden grotendeels) met een winkel
vergelijkbare onderneming die is gericht op het verlenen van diensten
aan particulieren, zoals reisbureaus, kapsalons, banken en (para)
medische dienstverlening zulks met uitzondering van horecaondernemingen
en erotisch getinte horeca;
35. erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat
direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is
ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming
deze inrichting niet verbiedt;
36. erfbebouwing:
met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen
aangebouwd en door zijn ligging, constructie en afmetingen daaraan
ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte
bouwwerken, met uitzondering van zelfstandig wonen;
37. erotisch getinte horeca:
een horecaonderneming die tot doel heeft het daarbinnen doen
plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van
erotisch-pornografische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve
van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en
niet-alcoholische dranken. Hieronder vallen eveneens een seksbioscoop,
een seksclub en een seksautomatenhal;
38. evenementen
periodieke en/of incidentele manifestaties zoals
sportmanifestatie, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen,
tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en markten;
39. extensief recreatief medegebruik:
vormen van openluchtrecreatie met een relatief beperkt
aantal recreanten per oppervlakte-eenheid en waarbij in het algemeen
het verlangen naar rust en ruimte voorop staat;
40. fte:
fulltime equivalent: de rekeneenheid waarmee de omvang van
een functie of personeelssterkte wordt uitgedrukt. Een fte is een
volledige werkweek van 38 uur;
41. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
42. gebruiksgerichte paardenhouderij:
Paardenhouderij die is gericht op het bieden van stalruimte
voor paarden. Ondergeschikte activiteiten zijn het trainen en africhten
van paarden, het geven van instructie aan derden, het trainen van
paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van
paarden en de in- en verkoop van paarden;
43. geluidsgevoelig object
woningen, alsmede gebouwen, terreinen en ruimten als bedoeld
in de Wet geluidhinder;
44. gestapelde woning:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of
gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;
45. hoofdgebouw:
gebouw dat op een perceel door zijn constructie of
afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste
bouwwerk valt aan te merken;
46. horeca(onderneming):
een onderneming die in zijn algemeenheid is gericht op het
verstrekken van nachtverblijf, het verstrekken en/of ter plaatse
nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van
zaalaccommodatie;
De volgende specifieke vormen worden onderscheiden, waarbij
in het kader van dit plan geen discotheken zijn toegestaan. Bij de
begrippen is een categorie-indeling aangegeven welke in de regels wordt
gebruikt:
winkelondersteunende horeca (categorie h1)
46.a. een onderneming, die qua openingstijden vergelijkbaar
is met detailhandelsvestigingen, althans geen latere sluitingstijd dan
21.00 uur heeft, zoals een dagcafé, lunchroom, koffiecorner
en ijssalon;
bed & breakfast, pensionbedrijf (categorie h2)
46.b. een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van
de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met
het serveren van ontbijt en waarbij het verstrekken van consumpties
eventueel op een klein terras van ondergeschikte betekenis is;
hotel (categorie h2)
46.c. een onderneming, die in hoofdzaak bestaat uit het
verstrekken van nachtverblijf en eventueel het ondergeschikt
exploiteren van zaalaccommodatie en het ondergeschikt verstrekken van
voedsel en dranken;
restaurant/eetcafé (categorie h2)
46.d. een onderneming, die in hoofdzaak bestaat uit het
verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het
verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is; alsmede tot het
exploiteren van een ondergeschikte zaalaccommodatie;
cafeteria/snackbar (categorie h3)
46.e. een onderneming gericht op het verstrekken aan de
verbruiker van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren,
welke al dan niet ter plaatse kunnen worden gebruikt zaalaccommodatie
(categorie h4)
46.f. een onderneming, die in hoofdzaak bestaat uit het
verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen,
alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere
vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken
(daaraan) ondergeschikt is;
café/bar (categorie h4)
46.g. een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel
uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende
bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken
voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan
ondergeschikt is; hieronder wordt niet begrepen een discotheek;
47. hoveniersbedrijf
een onderneming, geen tuincentrum zijnde, die gericht is op
de aanleg en onderhoud van tuinen, parken en plantsoenen alsmede op de
levering van producten daartoe;
48. huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, niet
zijnde bedrijfsmatige kamerverhuur;
49. huishouding
regeling van het huishouden, familieleven, huisgezin;
50. kantoor:
een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd
omuitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk
te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte
baliefunctie;
51. kringloopwinkel:
een winkel waar tweedehands en gebruikte goederen verkocht
worden;
52. kunstwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van
civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een
dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel
een daarmee gelijk te stellen voorziening;
53. landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden die gebaseerd zijn op
de karakteristieken van dat gebied;
54. ligplaats:
een plaats voor het aanleggen en afmeren van vaartuigen;
55. maatschappelijke voorzieningen:
Een zorginstelling, openbare dienstverlening,
kinderdagverblijf, educatieve-, medische-, onderwijs-, culturele-,
levensbeschouwelijke-, en overheidsvoorzieningen zoals een museum en
een galerie alsook ondergeschikte en niet zelfstandige detailhandel ten
dienste van deze voorzieningen;
56. mantelzorg:
het voldoen aan een tijdelijke, maar langer dan drie maanden
durende behoefte aan zorg op het fysieke, psychische en/of sociale
vlak, waarbij de zorgverlening gebeurt op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband;
57. natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de
geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat
gebied;
58. oever:
waterkant langs rivieren, meren, kanalen enzovoort;
59. ondergeschikte horeca:
horeca vanuit vestigingen/voorzieningen die als
hoofdactiviteit geen horeca zijn en waarvan de horecafunctie
aantoonbaar ondergeschikt is aan de hoofdfunctie zoals een kantine bij
een sportaccommodatie;
60. onderkomen:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming
onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, woonketen en
soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken
zijn aan te merken;
61. partyschepen:
schepen die worden verhuurd voor het houden van feesten en
partijen;
62. peil:
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de
hoofdtoegangdirect aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse
van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang
niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van
die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil;
63. perceel:
afgedeeld stuk land of water, kavel;
64. perceelsgrens:
een grens van een perceel;
65. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin
bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare
activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of
vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder
seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:
a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische
massagesalon;
b. een seksbioscoop of sekstheater;
c. een seksautomatenhal;
d. een seksclub of parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met
een sekswinkel;
66. steiger:
een aan de oever gekoppelde, gebouwde constructie ten
behoeve van het aanleggen of afmeren van een vaartuig;
67. straatmeubilair:
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)
voorzieningen, zoals:
a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten,
zitbanken, trappen en bloembakken;
b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en
draagconstructies voor reclame (inclusief de reclame zelf);
c. afvalinzamelsystemen;
d. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare)
nutsvoorzieningen met een inhoud van maximaal 50 m3 en een bouwhoogte
van maximaal 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van
telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
68. voorgevelrooilijn:
een naar de weg of het openbaar gebied gekeerde bouwgrens;
bij percelen op de hoek van straten/paden geldt dat langs beide
straten/paden een voorgevelrooilijn is gelegen;
69. woning of wooneenheid:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en
inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan
één huishouden;
70. zorgwoning:
een woning bestemd voor zelfstandig wonen voor mensen die in
lichte dan wel overwegende mate hulpbehoevend zijn.