direct naar inhoud van 5.8 Bodem, waterbodem en grondwater
Plan: Bestemmingsplan De Kwekerij
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPdekwekerijMDP-OH01

5.8 Bodem, waterbodem en grondwater

Bij het opstellen of wijzigen van de planologische situatie dient te worden bepaald of de aanwezige (water)bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem. Om hier inzicht in te krijgen is door Aveco de Bondt in juni 2009 een bodem- en waterbodemonderzoek uitgevoerd. Onderstaand zijn de doelstelling, werkwijze en conclusies samenvattend weergegeven voor het volledige rapport wordt verwezen naar de separate bijlage.

De doelstelling van het onderzoek is het vastleggen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie en het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem (slib) van de te dempen of te verbreden sloot.

5.8.1 Vooronderzoek

Onderdeel van een verkennend (water)bodemonderzoek op basis van de NEN 5740 en NVN 5720 vormt een vooronderzoek, uit te voeren conform de Nederlandse norm (NEN) 5725. Bij de Milieudienst Noordwest Utrecht en het Bodemloket van de Provincie Utrecht zijn gegevens opgevraagd over de bodemkwaliteit van het plangebied en omliggende percelen.

Over het plangebied zijn de volgende gegevens verkregen:

  • Nulsituatie bodemonderzoek Huis ten Boschstraat 10 Maarssen, Blgg Oosterbeek, projectnummer 77009.a, d.d. 28 maart 2001

    In de grond is een licht verhoogd gehalte aan EOX aangetoond evenals in het grondwater. Er is ook een verdachte deellocatie onderzocht waar zich een ondergrondse brandstoftank bevond. Aangezien deze (HBO-)tank niet meer aanwezig is (KIWA tanksaneringscertificaat: AK10041, d.d. 22 mei 2001) is hier sindsdien geen sprake meer van bodembedreigende bedrijfsactiviteiten. Daarnaast is tijdens het bodemonderzoek geen verontreiniging met minerale olieproducten aangetroffen.

    De Milieudienst ging niet akkoord met de opzet van het nulsituatie-onderzoek, omdat de nulsituatie in onvoldoende mate was vastgelegd. Derhalve is door SGS Environmental Services een aanvullend nulsituatie bodemonderzoek uitgevoerd, ter plaatse van de opslag van vloeibare meststoffen.
  • Aanvullend nulsituatie bodemonderzoek Huis ten Boschstraat 10 Maarssen, SGS Environmental Services, projectnummer 50814, d.d. 27 januari 2005

    In de bovengrond ter plaatse van de opslag zijn licht verhoogde gehalten aan lood en zink aangetroffen. Verder zijn geen van de onderzochte stoffen in verhoogde gehalten gemeten in de grond en het grondwater.

    Vervolgens is begin 2009 de eindsituatie van de onderzoekslocatie vastgelegd.
  • Eindsituatie bodemonderzoek Huis ten Boschstraat 10 Maarssen, ABO Milieuconsult BV, projectnummer BAR 08.02053, d.d. 16 januari 2009

    Uit de analyseresultaten blijkt dat in de toplaag bij de opslag licht verhoogde gehalten aan kwik en lood zijn vastgesteld. Deze gehalten zijn vergelijkbaar met gehalten uit de eerdere onderzoeken. Daarnaast zijn in de grond licht verhoogde gehalten aan EOX aangetroffen. In het grondwater zijn geen van de onderzochte stoffen in verhoogde concentraties gemeten.


Tevens zijn van de volgende omliggende of nabijgelegen percelen gegevens verkregen:

  • Vechtensteinstraat 79, wbb-code UT033300097
  • Zandweg 35, wbb-code UT033300120
  • Zandweg 31 / Vechtensteinstraat 92, wbb-code UT033300100
  • Stadspark ten zuiden van Huis ten Boschstraat 10, wbb-code UT033300126
5.8.2 Onderzoeksstrategie

Het onderzoek betreft een verkennend bodem- en waterbodemonderzoek en is conform de richtlijnen van de NEN 5740 respectievelijk NVN 5720 uitgevoerd.

  • Verkennend bodemonderzoek

    De gehele onderzoekslocatie is onderzocht volgens de onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie (ONV).
  • Waterbodemonderzoek

    Voor de opzet van het onderzoek is de NVN 5720 gehanteerd. Voor het onderzoek naar de kwaliteit van de slootbodem is uitgegaan van de formule:
    b = 30 x ?A (> 9)
    n = 3 x ?A (> 3)

    waarin:
    b = het aantal steken;
    A = het oppervlak van de locatie [in hectare];
    n = het aantal te onderzoeken steekmonsters.

    Dit komt bij onderhavige situatie neer op 9 slibsteken in elke sloot en 3 te analyseren slib(meng)monsters per sloot.
  • Aanvullend bodemonderzoek

    Naar aanleiding van de resultaten uit het verkennend bodemonderzoek en een (tussentijdse) beoordeling van de Milieudienst Noordwest Utrecht heeft tevens aanvullend bodemonderzoek plaatsgevonden naar OCB (organochloorbestrijdingsmiddelen) en een aangetoonde loodverontreiniging:
    • 1. Loodverontreiniging
      Er is mogelijk sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met lood in de ondergrond ter plaatse van monsterpunt 10. Hiertoe is aanvullend op het verkennend bodemonderzoek een onderzoek uitgevoerd om de omvang van de sterke verontreiniging met lood vast te stellen. Er zijn 5 boringen tot 3,0 m-mv rondom monsterpunt 10 verricht ten behoeve van horizontale afperking. Ter plaatse van monsterpunt 10 is een diepe boring verricht die is afgewerkt met een peilbuis om te kijken of de loodverontreiniging zich ook in het grondwater bevindt en tevens ten behoeve van verticale afperking (en verificatie) van de grondverontreiniging.
    • 2. OCB (organochloorbestrijdingsmiddelen)
      Gelet op het (historisch) bodemgebruik is het verkennend bodemonderzoek aangevuld met de parameter OCB (organochloorbestrijdingsmiddelen). Hiertoe zijn de boringen van het verkennend bodemonderzoek herplaatst en is de boven- en ondergrond geanalyseerd op OCB. Tevens is het grondwater aanvullend onderzocht op OCB.
5.8.3 Conclusie

Zintuiglijke waarnemingen

In de bovengrond van de onderzoekslocatie zijn overwegend bijmengingen met puindeeltjes aangetroffen. Lokaal is tevens een lichte bijmenging met kolengruis waargenomen. In de ondergrond zijn plaatselijk bijmengingen met puindeeltjes en kolengruis aangetroffen. Er zijn ten tijde van de veldwerkzaamheden geen asbestverdachte materialen aangetroffen op het maaiveld of in de bodem.

Chemische analyses

  • Grond
    In de zintuiglijk schone kleiige bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen gemeten. In de bovengrond met lichte bijmengingen zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK gemeten.

    OCB
    Over vrijwel de gehele onderzoekslocatie worden Drins (som), zowel in de boven- als in de ondergrond, licht verhoogd aangetoond. Plaatselijk zijn tevens matig verhoogde gehalten aan OCB (som) in de bovengrond aangetoond (ter plaatse van de voormalige kassen en het oostelijke terreindeel).

    Loodverontreiniging
    In de ondergrond is in de noordoostelijk hoek van perceel 4499 (ged.) een sterk verhoogd gehalte aan lood gemeten. De sterke verontreiniging met lood is bij het aanvullend bodemonderzoek zowel horizontaal als verticaal afgeperkt, waarbij hooguit plaatselijk matig verhoogde gehalten aan lood zijn aangetroffen. De sterke verontreiniging ter plaatse van monsterpunt 10 is bij het aanvullend bodemonderzoek niet meer bevestigd. Er is derhalve geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
  • Grondwater
    In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan zware metalen aangetoond (barium, nikkel en zink). Verder zijn geen van de onderzochte parameters in verhoogde concentraties aangetoond.

    In het grondwater ter plaatse van de sterke loodverontreiniging in de ondergrond (monsterpunt 10), is geen verhoogde concentratie aan lood gemeten.
  • Waterbodem
    In het slib van de sloot ten zuiden van de kassen, grenzend aan de oostzijde van perceel 4499 en ten zuiden van perceel 4479 zijn interventiewaarde overschrijdingen gemeten voor koper en lood.
    In de zandlaag gelegen onder het sterk verontreinigd slib zijn geen verhoogde gehalten aan koper en lood aangetroffen. De hoeveelheid sterk verontreinigd slib bedraagt naar verwachting circa 20 m3 (40m lang sloottraject x 2,5 m brede waterbodem x 0,2m dikke sliblaag). Er is derhalve geen sprake van een geval van ernstige waterbodemverontreiniging (< 25 m3). Het sterk verontreinigd slib is 'niet toepasbaar' zowel voor verspreiding op land als in het oppervlaktewater vanwege de interventiewaarde overschrijdingen voor koper en lood.

    Het slib van de overige sloottrajecten voldoen aan kwaliteitsklasse industrie (voor verspreiding op land) en aan kwaliteitsklasse B (voor verspreiding in het oppervlaktewater).


Resumé

De sterke verontreiniging met lood in de ondergrond ter plaatse van het noordelijk deel van perceel 4499 is bij het aanvullend bodemonderzoek niet meer bevestigd. Er is derhalve geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Bij de nabij gelegen locatie 'Zandweg 35' zijn in de bovengrond vrijwel over het gehele perceel sterke verontreinigingen aan lood aangetroffen - zie paragraaf 3.1 van het onderzoek in de separate bijlage. Aangenomen wordt dat de loodverontreiniging het gevolg is van toegepast (verontreinigd) baggerslib afkomstig uit de Vecht. Waarschijnlijk is de aangetroffen loodverontreiniging op onderhavige locatie op dezelfde manier veroorzaakt (toegepast (verontreinigd) baggerslib).

Over vrijwel de gehele onderzoekslocatie worden Drins (som), zowel in de boven- als in de ondergrond, licht verhoogd aangetoond. Plaatselijk zijn tevens matig verhoogde gehalten aan OCB (som) in de bovengrond aangetoond (ter plaatse van de voormalige kassen en het oostelijke terreindeel). Zelfs bij lichte overschrijdingen van de AW2000-/streefwaarde voor OCB, is de grond al snel geclassificeerd als 'niet toepasbaar' in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Indien er in de toekomst bij eventuele grondwerkzaamheden grond vrijkomt, wordt geadviseerd deze grond binnen de begrenzing van het perceel te verwerken. Toepassing buiten het kadastrale perceel kan voor gebruiksbeperkingen zorgen, voornamelijk door de aangetroffen lood- en OCB-verontreinigingen.

Bij baggerwerkzaamheden dient rekening te worden gehouden met kwaliteitsklasse industrie en/of B voor het slib in het grootste deel van de sloot. Voor het slib in een kleiner deel van de sloot (ten zuiden van de kassen, grenzend aan de oostzijde van perceel 4499 en ten zuiden van perceel 4479) geldt dat deze 'niet toepasbaar' is.

5.8.4 Advies Milieudienst

De onderzoeksresultaten zijn ter beoordeling aan de Milieudienst Noord-West Utrecht voorgelegd. In het advies van 18 augustus 2009 - kenmerk 2009/1692/2/55 - concludeert de Milieudienst dat de het bodemonderzoek een voldoende representatief beeld geeft van de bodemsituatie op de locatie. Met de uitkomsten van het onderzoek kan de planologische procedure worden vervolgd.

Voor de inrichting van het terrein dienen de volgende uitgangspunten te worden gehanteerd:

  • grondlagen waarmee mensen direct in contact komen - zoals tuindelen, tracés voor kabels en leidingen - voldoen aan de bodemkwaliteitsklasse Wonen;
  • de minimale dikte van deze laag bedraagt 0,5 m¹;
  • vrijkomende grond van de terreindelen waar lood verhoogd is gemeten in de boven- en ondergrond - geel gemarkeerd terreindeel in het advies van de milieudienst - mag niet hergebruikt worden in het overige deel van het plangebied. De vrijkomende grond dient afgevoerd te worden. Herschikken van de vrijkomende binnen het gemarkeerde terreindeel is wel toegestaan;
  • in het plangebied mag alleen grond/zand worden toegepast behorende tot de bodemkwaliteitsklasse Wonen of AW.