Plan: | Bestemmingsplan De Kwekerij |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1904.BPdekwekerijMDP-OH01 |
In juni 2005 heeft de raad van de gemeente Maarssen de Structuurvisie Maarssen vastgesteld. De visie dient als richtinggevend kader voor het ruimtelijk beleid en geeft een duidelijke totaalvisie op het gehele grondgebied. Tevens vormt het de kapstok voor gekoppeld sectoraal beleid.
De doelstelling van het ruimtelijke beleid is kwaliteit boven kwantiteit, hetgeen terugkomt in de ondertitel van de structuurvisie 'Cultuur en kwaliteit'. Op de eerste plaats wordt aan de kwaliteit nadere invulling gegeven, door de cultuurhistorie bij de ruimtelijke ontwikkeling te betrekken en door uit te gaan van de waardevolle elementen die zich in een gebied bevinden. De ontwikkeling moet het bestaande versterken. Op de tweede plaats wordt bewust naar de ruimtelijke structuur van Maarssen als geheel gekeken en wordt bezien op welke wijze een ontwikkeling op een locatie ingepast kan worden in de gehele structuur van Maarssen.
Bij de uitwerking van de structuurvisie is per deelgebied bezien op welke wijze de ruimte zo kan worden geordend, dat tot een logisch geheel wordt gekomen. Het plangebied maakt onderdeel uit van het deelgebied 'Maarssendorp- woongebied'. In het specifieke beleid voor Maarssendorp-woongebied is een herontwikkeling van het plangebied nog niet voorzien. Voor Maarssendorp-woongebied is ook geen specifieke kader voor ruimtelijke ontwikkelingen opgesteld, behalve dat het deelgebied in hoofdzaak een woonfunctie heeft met de daaraan gekoppelde voorzieningen.
De herontwikkeling van een in onbruik geraakt bedrijfskavel in bestaand stedelijk gebied past binnen de hoofddoelstelling van het gemeentelijke ruimtelijk beleid, mede door in het stedenbouwkundig plan de ruimtelijke karakteristiek van de cultuurhistorische waardevolle Vechtzone als vertrekpunt voor het ontwerp te nemen.
Het natuur- en beleidsplan van de gemeente Maarssen – vastgesteld 23 oktober 2008 - geeft invulling aan de opgave om de kwaliteit van de leefomgeving te behouden en waar mogelijk te verbeteren. Het Natuur- en Milieubeleidsplan is integraal en gebiedsgericht opgesteld. Hetgeen aansluit bij de wens van het Rijk en de provincie Utrecht om in het ruimtelijk beleid van gemeenten meer gebruik te maken van gebiedstypen en bijbehorende milieukwaliteitsprofielen, conform de 'Leidraad Water en Milieu'.
In het plan zijn de ambities en doelen geformuleerd van het gemeentelijk natuur- en milieubeleid. De huidige toestand van de natuur en het milieu vormt het uitgangspunt voor het te voeren beleid. Principes als de vervuiler betaalt, voorkomen is beter dan genezen, het benadrukken van de eigen verantwoordelijkheid van de bevolking en het bedrijfsleven voor het in stand houden en verbeteren van de eigen leefomgeving, compensatie van verlies aan natuur en bij toename van milieudruk bij nieuwe ontwikkelingen, liggen hieraan ten grondslag. De gemeente stimuleert hierbij de gunstige randvoorwaarden en heeft een voorbeeldfunctie.
Het beleidsplan is gebiedsgericht vormgegeven om de samenhang tussen natuur en milieu met de andere beleidsvelden en ontwikkelingen te verduidelijken. Bij de uitwerking van het beleid zullen in de toekomst niet langer uniforme normen of kwaliteiten worden gehanteerd. Afhankelijk van de functies van het gebied en de hier aanwezige milieukwaliteiten kunnen de normen en kwaliteiten per gebied verschillend zijn. Per gebied is derhalve een milieukwaliteitsprofiel opgesteld, dat is gebaseerd op de door de provincie Utrecht opgestelde strategienota Water en Milieu (2002). Deze milieukwaliteitsprofielen kunnen gebruikt worden als kader voor de toetsing van ruimtelijke plannen, maar ook als uitgangspunt bij de ontwikkeling van nieuwe plannen of activiteiten in deze gebieden.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het deelgebied 'Woonwijken'. Het deelgebied heeft hoofdzakelijk een woonfunctie, met ondersteunende functies als (kleine) winkelcentra en maatschappelijke dienstverlening. De bebouwingsdichtheid ligt tussen de 30 en 50 woningen per hectare. De woningen zijn voornamelijk grondgebonden en passend bij de kwaliteit van de omgeving. In de wijken is relatief weinig groen aanwezig. Het groen dat hier verder aanwezig is, is geen gebruiksgroen maar vooral privé-groen. In de wijken is het qua hinder relatief rustig.
De ambities en concrete acties voor het gebiedtype 'Woonwijken' richten zich met name op het terugdringen van geluidsoverlast nabij de stroomwegen A2 en N230 en het verbeteren van de luchtkwaliteit nabij de Straatweg en Verbindingsweg. Het plangebied is op geruime afstand van de betreffende infrastructuur gelegen en deze aspecten zijn voor het plangebied dan ook niet aan de orde. De ambitie om de kwaliteit en biodiversiteit van het groen in de wijken te versterken kan in het plangebied worden geconcretiseerd bij de inrichting van het buurtgroen.
Voor het plangebied geldt het kwaliteitsprofiel, zoals opgenomen in figuur 4.3. Voor de toetsing van de milieu- en natuuraspecten aan de gewenste 'basiskwaliteit' en 'gebiedsambitie' wordt verwezen naar de betreffende paragrafen in hoofdstuk 5.
Kwaliteit |
Indicator | Basiskwaliteit gebied | Gebiedsambitie | ||
Bodem |
Bodemkwaliteit | Matig verontreinigd: klasse industrie |
Licht verontreinigd: klasse wonen | ||
Externe veiligheid |
Plaatsgebonden risico Groepsrisico |
Tussen 10-6 en 10-7: kwetsbare functies toegestaan Voldoen aan de oriënterende waarde groepsrisico |
Tussen 10-6 en 10-7: kwetsbare functies toegestaan Groepsrisico < 0,1 x oriënterende waarde |
||
Geluid |
Geluidsbelasting Wegverkeer Railverkeer |
Lawaaiig meer dan 58 dB meer dan 65 dB |
Rustig kleiner of gelijk aan 48 dB kleiner of gelijk aan 55 dB |
||
Luchtkwaliteit |
Grenswaarden | Voldoen aan de eisen van de Wet milieubeheer |
Voldoen aan de eisen van de Wet milieubeheer | ||
Natuur en Groen |
Ecologische waarde Afstand tot gebruiksgroen Habitat |
Functioneel groen: aankledingsgroen, beperkt aantal doelsoorten Maximaal 300 m¹ Habitat ongeschikt (voor doelsoort) |
Groen dat siert: groene ruimte voor groene beleving, beperkt aantal doelsoorten Maximaal 300 m¹ Habitat ongeschikt (voor doelsoort) |
||
Waterkwaliteit |
Belevingswaarde Natuurvriendelijke oevers |
Water dat behaagt: waterkwaliteit onder MTR (Maximaal Toelaatbaar Risico) 0-5% |
Water dat behaagt: waterkwaliteit onder MTR 0-5% |
||
Waterkwantiteit |
Wateroppervlak Afgekoppeld oppervlak |
6-7% 20-40% |
6-7% 20-40% |
Figuur 4.3: Milieukwaliteitsprofiel 'Woonwijken' uit het Natuur- en Milieubeleidsplan 2008-2012.
In januari 2007 heeft de raad van de gemeente Maarssen de notitie Woningdifferentiatie vastgesteld, hetgeen een gewijzigde koers voor het volkshuisvestingsbeleid betreft. Het betaalbaar wonen heeft de hoogste prioriteit, ondanks beperkte nieuwbouwmogelijkheden.
Voor de toekomstige functieveranderingslocaties en inbreidingslocaties dient de volgende differentiatie te worden nagestreefd: 25% sociale huur, 10% sociale koop, 30% middensegment en 35% vrije sector. Hiervan kan alleen beargumenteerd worden afgeweken.
In het plangebied is enigszins van de nagestreefde woningdifferentiatie afgeweken, zoals opgenomen in de ruimtelijke uitgangspunten en randvoorwaarden in het gemeentelijk Plan van aanpak - zie subparagraaf 5.1.2. Ter onderbouwing voor de afwijking van de nagestreefde woningdifferentiatie vormt het ruimtelijke streven om op deze locatie een hoge ruimtelijke kwaliteit te realiseren met een lage woningdichtheid in een parkachtige setting.
Door de gemeente Maarssen is een beleidsnotitie omtrent mantelzorg opgesteld. Gebleken is dat er een vraag bestaat naar woonvormen waarbij zorg kan worden verleend aan naasten die van zorg afhankelijk zijn. Daarbij wordt vooral gedacht aan de zorg die volwassen kinderen aan hun ouders willen geven. Onder mantelzorg wordt verstaan, het voldoen aan een tijdelijke, maar langer dan drie maanden durende behoefte aan zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, waarbij de zorgverlening gebeurt op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
De gemeente Maarssen staat twee vormen van mantelzorg toe die verbonden zijn aan huisvesting, te weten: inwonen en wonen in afhankelijke woonruimte. Ook is het mogelijk om hun mantelzorger te laten inwonen of om de mantelzorger op één perceel in een aparte woning te laten wonen.
In het voorliggende bestemmingsplan zijn de doelstelling en criteria uit de notitie vertaald naar een binnenplanse ontheffing van de gebruiksregels voor mantelzorg - zie artikel 7.6 Afwijken van de gebruiksregels. De voorwaarden in de ontheffingsregeling zijn gebaseerd op de criteria in de Notitie Huisvesting bij mantelzorg.