direct naar inhoud van 4.1 Rijk
Plan: Bestemmingsplan De Kwekerij
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPdekwekerijMDP-OH01

4.1 Rijk

4.1.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota dient richting te geven aan een ruimtelijke bijdrage voor een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het nationaal ruimtelijke beleid in de Nota Ruimte heeft een planhorizon tot 2020 en biedt daarnaast een doorkijk voor de termijn 2020-2030.

In de nota is onderscheid gemaakt tussen ruimtelijke structuren, waar de rijksoverheid een basisverantwoordelijkheid draagt en ruimtelijke structuren waar de rijksoverheid een grotere verantwoordelijkheid draagt: de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. De nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur omvat gebieden en netwerken, die voor de ruimtelijke structuur en het functioneren van Nederland van grote betekenis zijn. Voor de overige ruimtelijke structuren zijn enkele beleidsuitspraken opgenomen, die een gegarandeerde basiskwaliteit beogen. Het betreffen generieke regels waaraan alle betrokken partijen zijn gebonden, de ondergrens voor alle ruimtelijke plannen. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om op een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies, de leefbaarheid van Nederland te waarborgen en te vergroten en de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren.

De gemeente Maarssen maakt onderdeel uit van het Nationaal Stedelijk Netwerk 'Randstad Holland' (PKB- kaart 2 Verstedelijking) en het Nationaal Landschap 'Nieuwe Hollandse Waterlinie' (PKB- kaart 7 Nationale Landschappen). Een groot deel van de gemeente Maarssen is tevens gelegen in het Nationaal Landschap 'Groene hart, dit geldt niet voor het plangebied. De gemeente Maarssen maakt derhalve onderdeel uit van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, waar in de Nota Ruimte specifiek ruimtelijk beleid is geformuleerd.

  • Het rijk wil verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. De ontwikkeling van het stedelijk netwerk heeft prioriteit. Stedelijke netwerken dragen bij aan een vergroting van het draagvlak van voorzieningen en diensten, de steden en centra vullen elkaar aan én de netwerken openen de mogelijkheden voor een optimale omgang met de schaarse ruimte. De ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke netwerken houdt gelijke tred met de maatschappelijke ontwikkeling van de netwerkeconomie en netwerksamenleving. In het bundelingsgebied moeten stad en land in samenhang worden ontwikkeld. Bundeling van verstedelijking betekent dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt in bestaand bebouwd gebied, hier direct op aansluit of in nieuwe clusters. De ruimte in het bestaand stedelijk gebied dient optimaal gebruikt te worden. Het rijk stimuleert revitalisering, herstructurering en transformatie, maar legt de verantwoordelijkheid voor de uitwerking van het generieke bundelingsbeleid bij de provincie.

    Het initiatief voor woningbouw in het bestaand stedelijk gebied op een in onbruik geraakt bedrijfskavel in een woonomgeving past binnen de ruimtelijke beleidskaders van het rijk met betrekking tot nationale stedelijke netwerken.
  • De nationale landschappen zijn gebieden met een internationaal zeldzame en nationaal kenmerkende kwaliteiten op landschappelijk, cultuurhistorisch en landschappelijk gebied. De kwaliteiten moeten behouden worden, duurzaam beheerd en waar mogelijk versterkt. In de nationale landschappen wordt het principe 'behoud door ontwikkeling' gehanteerd. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. In de kernen is ten hoogste ruimte voor de natuurlijke aanwas (migratiesaldo nul), waarbij maatvoering, schaal en ontwerp bepalend zijn voor het behoud van het landschap. Provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid voor de nationale landschappen.

    De gemeente Maarssen maakt onderdeel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). De kernkwaliteiten van de NHW hebben met name betrekking op het buitengebied en het watersysteem. Als kernkwaliteiten zijn gedefinieerd het samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen, het groene en overwegend rustige karakter én de openheid van het landschap. Het initiatief voor woningbouw op een her te ontwikkelen bedrijfskavel in het stedelijk gebied op afstand van het buitengebied én het betreffende watersysteem heeft geen invloed op de kernkwaliteiten van NHW.

Tot slot zijn de 'generieke regels met betrekking tot de basiskwaliteit' van toepassing op het plangebied. De generieke regels voor de basiskwaliteit betreffen inhoudelijke, financiële en procesmatige eisen. Bij ruimtelijke afwegingen worden de negatieve effecten meegewogen en mogen niet worden afgewenteld op het bestaande ruimtegebruik of op functies als water, natuur en infrastructuur. Het uitgangspunt is dat de initiatiefnemer zorgt voor opheffing van de veroorzaakte knelpunten - het veroorzakersbeginsel. Met betrekking tot de gewenste basiskwaliteit zijn de navolgende beleidslijnen van belang.
In het kader van de 'balans tussen rood en groen/blauw' beschouwt het rijk de toegankelijkheid voor alle burgers van groene en blauwe recreatiemogelijkheden als onderdeel van de te garanderen basiskwaliteit. In de directe omgeving van het initiatief zijn diverse groen/blauwe recreatiemogelijkheden aanwezig of in ontwikkeling. Op korte afstand zijn Park Vechtenstein en de Vecht gelegen. In het buitengebied zijn de Nieuwe Hollandse Waterlinie, het Groene Hart en de Maarsseveensche en Loosdrechtse Plassen gelegen, die mede een rol als stedelijk uitloopgebied hebben.

In de hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de vereiste basiskwaliteit ten aanzien van water, milieu en veiligheid. De milieukwaliteitsaspecten - zoals vastgelegd in wet- en regelgeving - is op deze wijze geïntegreerd in de planvorming als lokaal maatwerk. In het geval van bundeling van verstedelijking dient het water optimaal te worden aangesloten op het watersysteem en de wateropgave niet te worden afgewenteld op naastgelegen gebieden of de toekomst.

4.1.2 Structuurvisie Randstad 2040

Het kabinet heeft op 5 september 2008 de Structuurvisie Randstad 2040 vastgesteld, welke een langetermijnperspectief biedt voor de projecten uit de Programma Randstad Urgent. Met de structuurvisie zet het kabinet de koers uit om de Randstad integraal te ontwikkelen tot een duurzame en concurrerende Europese topregio in 2040. De structuurvisie benoemt in aanvulling op de Nota Ruimte een aantal keuzen om uitvoering te geven aan deze kabinetsambitie. De structuurvisie focust op ruimtelijke opgaven met een rijksrol en besteed daarnaast ook aandacht aan een aantal niet ruimtelijke onderwerpen die bijdragen aan een duurzame en concurrerende Randstad.

De visie vormt geen beleidswijziging maar juist een aanvulling en/of nadere uitwerking van de ruimtelijke beleidslijnen in de Nota Ruimte. In het verlengde van het bundelingsbeleid wordt een verdergaande verdichting van de steden nagestreefd, onder meer middels de transformatie van binnenstedelijke locaties zoals het plangebied in Maarssen. De kabinetskeuzen in de visie hebben verder geen gevolgen voor het initiatief.

4.1.3 Mensen Wensen Wonen in de 21e eeuw

Het Rijk heeft beleid voor wonen neergelegd in de nota 'Mensen Wensen Wonen in de 21eeeuw'. Deze nota heeft een brede discussie in gang gezet over de toekomst van het wonen in ons land, waarbij is ingezet op meer keuzevrijheid en zeggenschap, vitaliteit van de woonwijk en herstructurering van de bestaande woningvoorraad. Speerpunten zijn hierbij het vergroten van zeggenschap over woning en woonomgeving, het scheppen van kansen voor mensen in kwetsbare groepen, het bevorderen van wonen en zorg op maat, en het verbeteren van het stedelijk woonklimaat.

De brede maatschappelijke discussie over de nota 'Mensen Wensen Wonen in de 21e eeuw' heeft geleid tot het Nationaal Akkoord Wonen 2001-2005 met afspraken tussen het ministerie van VROM en onder meer provincies en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over:

  • nieuwbouw (meer variatie en kwaliteit in het aanbod van woningen in nieuwbouwwijken en in de bestaande stad);
  • stedelijke vernieuwing (transformatie van met name de vroeg naoorlogse wijken en buurten als grote opgave voor de komende jaren);
  • verkoop huurwoningen (met het oog op een gevarieerde opbouw van wijken en de grote vraag (van huurders) naar koopwoningen, is een forse investering nodig van de verkoop van huurwoningen);
  • wonen en zorg op maat (het tempo bij het ontwikkelen van combinaties van wonen en zorg moet omhoog);
  • energiebesparing (vooral bij bestaande woningen zijn extra maatregelen nodig om de doelstellingen op het gebied van energiebesparing te halen)

In het initiatief wordt op diverse vlakken aangesloten bij de afspraken in het kader van de nota 'Mensen Wensen Wonen in de 21e eeuw'. In het nieuwbouw initiatief is een gevarieerd woningbouwprogramma samengesteld voor verschillende doelgroepen en woonwensen. In het plangebied worden woningen voor starters, doorstromers en senioren gerealiseerd in grondgebonden en gestapelde vorm (appartementen) in een kwalitatief hoogwaardige omgeving - zie subparagraaf 5.1.2. Daarnaast wordt optimaal de ruimte geboden aan mantelzorg middels ontheffingen in de planregels in het kader van wonen en zorg op maat.