direct naar inhoud van 5.5 (Milieukundige) Haalbaarheid
Plan: Schildershof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPSchildershofMDP-VG01

5.5 (Milieukundige) Haalbaarheid

Als onderdeel van de toetsing aan 'een goede ruimtelijke ordening' dient de voorgenomen ontwikkeling getoetst te worden aan de verschillende milieuplanologische wet- en regelgevingen.

5.5.1 Distributie planologisch onderzoek

Om de haalbaarheid van de realisatie van een supermarkt ter plaatse van het plangebied en de effecten van de komst van een supermarkt op de omgeving van het plangebied te onderzoeken, een distributie planologische onderzoek (dpo) uitgevoerd (zie bijlage 1 en 2).

De insteek van het dpo is gebaseerd op recentelijke Europese jurisprudentie ten aanzien van het opleggen van beperkingen op het gebied van marktwerking. Het gaat hierbij om het voorkomen van ontwikkelingen die ongewenst zijn vanuit overwegingen van ruimtelijke kwaliteit, en niet het reguleren van concurrentieverhoudingen.

In 2011 is door MKB Reva een dpo opgesteld. In 2012 in opdracht van de gemeente Stichtse Vecht door Ecorys een second opinion opgesteld aangezien er nieuwe marktgegevens beschikbaar waren gekomen. De conclusies uit beide onderzoeken zijn grotendeels gelijk.

Onderstaand de belangrijkste conclusies uit het onderzoek verricht in opdracht van de gemeente:

  • Er is uitbreidingspotentieel aanwezig in de dagelijkse (supermarkt-) sector van Maarssen-Dorp;
  • De huidige ruimtelijke opbouw van het centrum is niet optimaal en kan versterkt worden met de komst van een supermarkt op de Schildershof locatie;
  • De ontwikkeling van de Schildershof locatie heeft meer voordelen dan nadelen voor het centrum van Maarssen-Dorp;
  • De Schildershof locatie is groot genoeg om een full-service supermarkt te huisvesten.

Gelet op het uitkomsten van het distributie planologisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat de toevoeging van een supermarkt in het plangebied een versterking van kernwinkelgebied betreft en geen duurzame ontwrichting van de aanwezige winkelstructuur veroorzaakt.

5.5.2 Bodem

In het kader van een ruimtelijke procedure dient de milieuhygiënische bodemgesteldheid van het plangebied inzichtelijk te zijn. De aanwezige bodemkwaliteit mag de uitvoerbaarheid van het plan niet belemmeren.

In dit kader zijn er ter plaatse van het plangebied in het verleden meerdere bodemonderzoeken, welke in de bijlage zijn bijgevoegd, uitgevoerd. Het meeste recente onderzoek betreft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Ingenieursbedrijf Search Bv. d.d. 15 januari 2009.

Door Aveco de Bondt is voor het gehele plangebied een actueel verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3).

Resultaten

Gezien de vastgestelde bodemkwaliteit zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. Voor geen van de gemeten stoffen wordt de interventiewaarde overschreden.

Gegeven de in het rapport beschreven onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige gebruik en voorgenomen herontwikkeling. Indien er in de toekomst bij eventuele grondwerkzaamheden grond vrijkomt, wordt geadviseerd deze grond binnen de begrenzing van het perceel te verwerken.

5.5.3 Water

In opdracht van Hoorne B.v. is door Aveco de Bondt een watertoets uitgevoerd (zie bijlage 4). Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen. De watertoets is een stappenplan dat ervoor zorgt dat alle overheden op het gebied van water worden betrokken bij de ontwikkeling van het plangebied.

Kader en vigerend waterbeleid

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen.

In het waterbeheerplan (WBP) 2010-2015 is het beleid van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) voor de komende jaren verwoord. Het waterschap heeft drie hoofdtaken: zorg voor veiligheid achter de dijken, zorg voor voldoende water en zorg voor schoon water. Daarnaast voert AGV in zijn beheergebied taken uit die de waterschappen aanduiden als maatschappelijke neventaken.

Voor AGV als regionale waterbeherende overheid wordt afstemming van beleid en plannen met de omgeving steeds belangrijker. Het uitvoeren van grotere programma's als dijkversterkingen, inrichten van waterbergingslocaties en het opstellen van waterinrichtings- en -kwaliteitsplannen raakt vaak vergaand aan de belangen van andere overheden, bewoners, bedrijven en belangenorganisaties. Dergelijke projecten zijn daarom alleen met betrokkenheid van elk van deze partijen voor elkaar te krijgen. Ook omgekeerd geldt dat AGV betrokken wil zijn bij plannen van derden, het liefst zo vroeg mogelijk, om zodoende water hierin een optimale plaats en functie te geven.

Waternet (de gemeenschappelijke organisatie van de gemeente Amsterdam en het waterschap Amstel, Gooi en Vecht) heeft een wateradvies voor deze locatie gegeven. Dit is verder uitgewerkt in het vooradvies (welke is opgenomen als bijlage bij de watertoets). Volgens de Keur is watercompensatie nodig indien het verharde oppervlak toeneemt met meer dan 1.000 m2.

Beschrijving huidige situatie

Het plangebied betreft de Schildershof in Maarssen en ligt aan de Vincent van Goghstraat, de Albert Cuypstraat en de Pieter de Hooghstraat. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van circa 3.250 m2, waarvan circa 2.580 m2 bestaat uit verhard oppervlak.

De locatie heeft een maaiveldhoogte van ca. NAP +1 m. Ter plaatse wordt op basis van literatuurgegevens (Dinoloket) een grondwaterstand van ten hoogste NAP -0,5 m (ca. 1,5 m-mv) verwacht. De deklaag (tot ca. 2 m-mv) bestaat uit opgebracht materiaal (zand, soms puinhoudend), klei en veen.

Zuidelijk van het plangebied, op ca. 250 m, bevindt zich de Vecht. Ter plaatse van het plangebied ligt een gemengd riool.

Toekomstige waterhuishouding

Hoorne B.V. is voornemens om de aanwezige bebouwing ter plaatse van het plangebied te slopen en een combinatie appartementen/supermarkt, inclusief overdekte parkeergelegenheid hier te realiseren. Uitgangspunt hiervoor is het Schetsontwerp Begane grond door Mulleners + Mullerners Architecten in opdracht van Vomar/Hoorne Vastgoed/KWP. Op basis van het schetsontwerp neemt het verhard oppervlak toe met 670 m2.

Op basis van de nieuwe wetgeving inzake riolering dient binnen een gebiedsontwikkeling verhard oppervlak te worden afgekoppeld van het rioolstelsel. Het relatief schone hemelwater dient via een apart systeem af te worden gevoerd naar het oppervlaktewater of in de bodem te worden geïnfiltreerd. Dit komt het watersysteem ten goede en verminderd de belasting van de rioolwaterzuivering. Door het waterschap wordt aangeraden bij de afvoer van hemelwater de trits vasthouden-bergen-afvoeren voor ogen te houden. Bij 'vasthouden' kan worden gedacht aan het aanleggen van groene daken. Met 'bergen' wordt bedoeld het tijdelijk vasthouden en vertraagd afvoeren van het hemelwater naar het (hemelwater)riool of oppervlaktewater.

Door niet gebruik te maken van uitlogende materialen en/of geïmpregneerde houtsoorten voor gevels, daken en wegen, wordt vervuiling van de bodem, grond- en oppervlaktewater tegengegaan. Met de gemeente Maarssen dienen afspraken te worden gemaakt over het aansluiten op het plaatselijk rioleringsstelsel.

Op ca. 250 m zuidelijk van het plangebied stroomt de rivier de Vecht. Verder zijn geen waterhuishoudkundige werken aanwezig. De ontwikkeling heeft geen effect op de veiligheid.

Het verhard oppervlak neemt in de toekomstige situatie niet toe met meer dan 1.000 m2. Voor een overzicht van de huidige en toekomstige situatie van de locatie wordt verwezen naar bijgevoegde tekeningen.

Conclusie

Ten gevolge van de herontwikkeling van het plangebied Schildershof treden geen grote waterhuishoudkundige veranderingen op. Het verharde oppervlak neemt in de toekomstige situatie toe met 670 m2. Compensatie is volgens het beleid van het waterschap niet nodig.

Door het waterschap wordt aangeraden bij de afvoer van hemelwater de trits vasthouden-bergen-afvoeren voor ogen te houden. Vanuit het plangebied dienen afvalwater en hemelwater gescheiden aangeboden te worden op het in de omgeving aanwezige riool. Tenslotte wordt, in het kader van de waterkwaliteit, geadviseerd geen uitlogende materialen en/of geïmpregneerde houtsoorten te gebruiken voor gevels, daken en wegen.

Bij de uitvoering van de watertoets is de waterbeheerder Waternet in het proces betrokken. Deze concept-waterparagraaf wordt voor een wateradvies aan Waternet en de gemeente Stichtse Vecht voorgelegd. Het wateradvies wordt in de definitieve waterparagraaf verwerkt.

5.5.4 Flora en fauna

Bij het opstellen of veranderen van de planologische situatie dient te worden bepaald of door de realisatie van het project de Flora- en faunawet niet wordt geschonden. De Flora- en faunawet heeft betrekking op de bescherming van de in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze bescherming heeft als doel het voortbestaan van soorten (geen individuen) te waarborgen.

Quickscan Flora en fauna

Voor het project 'Schildershof' is door Buro Maerlant een quickscan Flora en fauna uitgevoerd (zie bijlage 5). Op basis van deze ecologische quickscan is aanbevolen nader onderzoek uit te voeren naar vleermuizen met een batdetector conform het protocol van de Gegevensautoriteit Natuur. Conform dit protocol dient het onderzoek naar gebouwbewonende soorten minimaal te bestaan uit twee veldbezoeken in de periode juni-half juli en twee bezoeken in de periode half augustus – half september. Dit onderzoek is reeds uitgevoerd en onderstaand worden de conclusies weergegeven.

Vogels
Het plangebied is beoordeeld als mogelijk, maar beperkt, geschikt voor gierzwaluw en huismus. Tijdens het nader onderzoek naar vleermuizen dient de eventuele aanwezigheid van beide soorten te worden vastgesteld. Voor dit doel wordt op strategische plekken rond de schemering gepost. Het is nooit uitgesloten, dat overige broedende vogels aanwezig zijn in de nabijheid van de te slopen bebouwing en in beplantingen. Daarom wordt aanbevolen sloop en eventuele kap- en snoeiwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Dit is voor de meeste vogelsoorten de periode maart tot augustus.

Broedvogel en vleermuizenonderzoek

Conform de conclusies en aanbevelingen uit de quickscan is door Buro Maerlant een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van broedvogels en vleermuizen (zie bijlage 6).

Uit dit onderzoek komen de volgende conclusies naar voren:

Gierzwaluwen
Deze zijn niet broedend aangetroffen.

Huismussen
Er bevinden zich twee tot vier nesten in de woningen aan de Pieter de Hooghstraat. De voorgenomen sloop van deze woningen, wat resulteert in het verwijderen van deze nesten is een overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet.

Foerageergebied vleermuizen
Het plangebied dient als foerageergebied (jachtgebied) voor gewone dwergvleermuis, ruige
dwergvleermuis en laatvlieger. Door het waargenomen kleine aantal jagende vleermuizen in
combinatie met de geringe omvang van het plangebied kan worden gesteld dat het niet om een essentieel foerageergebied gaat.

Vliegroutes vleermuizen
In het plangebied zijn tijdens de onderzoekrondes geen vliegroutes (vaste routes tussen verblijfplaatsen en foerageergebieden) aangetroffen.

Verblijfplaatsen vleermuizen
In de bebouwing van het plangebied zijn geen vaste rust- en of verblijfplaatsen van vleermuizen
aangetroffen. Op grond van het Vleermuisprotocol van de Gegevensautoriteit Natuur kan gesteld worden dat het plangebied afdoende is geïnventariseerd op vaste rust- en verblijfplaatsen, essentiële vliegroutes en essentieel foerageergebied.

Aanbevelingen
Alvorens de huizen gesloopt kunnen worden dient er een mitigatieplan voor de huismussen op te worden gesteld. Dit mitigatieplan is reeds opgesteld en onderstaand samengevat weergegeven.

Mitigatieplan

Door Buro Maerlant is een mitigatieplan opgesteld ter voorkoming van negatieve effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de aanwezigheid van de huismus. In het mitigatieplan staan uitgangspunten waaraan bij de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling rekening gehouden moet worden. Het gaat hierbij om het plaatsen van nestkasten, het ongeschikt maken van de te slopen bebouwing voor de huismus, en de wijze van slopen. Wanneer voldaan wordt aan het gestelde in het mitigatieplan zijn er voor de nieuwbouw geen aanvullende maatregelen benodigd.

Het gehele mitigatieplan is als bijlage 7 bijgevoegd.

5.5.5 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Gelet op de aan het plangebied toegekende archeologische verwachtingswaarde is door ADC ArcheoProjecten een archeologisch bureauonderzoek, d.d. 2 november 2012, uitgevoerd (zie bijlage 8). Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat in het plangebied archeologische waarden vanaf de IJzertijd direct aan of onder maaiveld verwacht kunnen worden. Deze zullen echter bij de aanleg van de huidige bebouwing verstoord zijn en hooguit fragmentarisch aanwezig zijn.

Gelet op de te verwachting verstoring van de bodem wordt geadviseerd om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.

Cultuurhistorie

Binnen het plangebied bevindt zich geen karakteristieke of monumentale bebouwing. Directe grenzend aan het plangebied bevindt zich aan de overzijde van de Pieter de Hooghstraat een karakteristiek transformatorhuisje uit 1930-1932, adres Pieter de Hooghstraat 4A. Het betreft echter geen monument. Er is geen sprake van beïnvloeding van het object door de nieuwe ontwikkeling.

5.5.6 Akoestiek

Ten aanzien van het aspect 'akoestiek' zijn er voor de ontwikkeling Schildershof twee zaken van belang:

  • de geluidbelasting veroorzaakt door wegeverkeerslawaai op de gevels van de te realiseren woningen in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh);
  • de geluidbelasting veroorzaakt door de verkeersaantrekkende werking van de supermarkt (indirecte hinder) op de gevels de te realiseren alsmede in de omgeving gelegen bestaande woningen in het kader van het Activiteitenbesluit.

Wet geluidhinder

Ten behoeve van de voorgenomen realisatie van woningen binnen het plangebied is door Aveco de Bondt een akoestisch onderzoek verricht (zie bijlage 9) naar het wegverkeerslawaai.

De toekomstige appartementen worden gesitueerd binnen de geluidzones van de Diependaalsedijk en de Dr. Ariënslaan. Derhalve dienen de geluidbelastingen getoetst te worden aan de Wet geluidhinder en het geluidbeleid van de gemeente Stichtse Vecht. De Vincent van Goghstraat, Albert Cuypstraat en Pieter de Hooghstraat betreffen wegen met een maximaal toelaatbare snelheid van 30 km/uur en is daarmee niet onderzoeksplichtig conform de Wet geluidhinder. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zijn deze wegen wel
meegenomen in het onderzoek.

Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • op basis van de in 2011 uitgevoerde verkeerstellingen blijkt dat de verkeersintensiteiten op de Vincent van Goghstraat, de Albert Cuypstraat en de Pieter de Hooghstraat dermate laag zijn dat deze als niet akoestisch relevant kunnen worden aangemerkt voor de planontwikkeling;
  • de etmaalintensiteiten op de Diependaalsedijk en de Dr. Ariënslaan zijn, in relatie tot de andere wegen, aanzienlijk hoger. Echter gezien de ligging van het plan Schildershof kan geconcludeerd worden dat de toekomstige appartementen op een gunstige afstand van deze wegen worden gesitueerd. De ligging van de Diependaalsedijk en de Dr. Ariënslaan, en de situering van de reeds aanwezige bestaande gebouwen aan deze wegen, bieden een goede akoestische afscherming waardoor de geluidbelasting ter plaatse van de toekomstige appartementen naar verwachting (ruim) onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB inclusief aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder zal zijn. Toepassing van een autonome groei voor het peiljaar 2021 zal voor dit plan geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde tot gevolg hebben.

Indirecte hinder Activiteitenbesluit

Voor het in werking hebben van een supermarkt dient een melding in het kader van het Besluit
algemene regels inrichtingen milieubeheer (ook wel: Activiteitenbesluit) gedaan te worden. Hierin dient de inrichting aan te tonen dat voldaan kan worden aan de gestelde geluidnormen van het Activiteitenbesluit op de zowel de bestaande als te realiseren woningen.

Ten aanzien van de verkeersaantrekkende werking van het plan worden via het zorgplichtartikel (artikel 2.1) de geluidnormen conform de Circulaire “Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer” van 29 februari 1996 (hierna “de Circulaire”) aangehaald.

Daar waar niet aan de richtwaarde voor het equivalente geluidniveau vanwege indirecte hinder voldaan kan worden, te weten 50, 45 en 40 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode, kunnen slechts hogere geluidbelastingen toegestaan worden mits voldaan wordt aan het wettelijk binnenniveau. Dit bedraagt 35 dB(A) etmaalwaarde, te weten 35, 30 en 25 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.

Door Aveco de Bondt is de indirecte hinder op de bestaande en te realiseren woningen veroorzaakt door de verkeersaantrekkende werking van de supermarkt berekend (zie bijlage 10).

Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • de geluidbelasting op omliggende woningen vanwege indirecte hinder, de verkeers-aantrekkende werking van de supermarkt, vergunbaar is. De geluidbelasting op de woningen van het plan en de woningen in de omgeving voldoet grotendeels aan de richtwaarde voor indirecte hinder. Daar waar een overschrijding is geconstateerd van deze richtwaarde kan nog steeds voldaan worden aan het wettelijk binnenniveau in deze woningen;
  • de verkeersaantrekkende werking als gevolg van de toename van het aantal woningen ruim voldoet aan de richtwaarde voor indirecte hinder. Er is derhalve geen conflict met een goede ruimtelijke ordening;
  • de verkeersaantrekkende werking van het plan als geheel geen belemmering is voor de realisatie van het plan;
  • de geluidemissie vanwege de inrichting zelf (de directe hinder), bij de melding Activiteitenbesluit, nader beschouwd dient te worden.
5.5.7 Bedrijven en milieuzonering

De ene functie kan milieuhinder opleveren voor een andere functie. De functies die milieuhinder kunnen opleveren zijn de zogenoemde 'milieubelastende functies'. Daaronder vallen niet alleen industriële bedrijven, maar ook restaurants, sportterreinen etc. Functies die milieuhinder kunnen ondervinden zijn de zogenaamde 'milieugevoelige functies'. Daaronder vallen woningen, scholen, ziekenhuizen, natuurgebieden e.d. Sommige functies zijn zowel milieubelastend of milieugevoelig, te denken valt aan scholen, ziekenhuizen e.d.

De aanwezigheid of de vestiging van milieubelastende functies mag er niet toe leiden dat een goed woon- en leefklimaat voor de milieugevoelige functies niet meer kan worden gegarandeerd. Om te toetsen of een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd in het plangebied en daarbuiten, is dit onderzoek 'bedrijven en milieuzonering' opgesteld.

Op basis van de VNG - uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) kan tijdens de vorming van een ruimtelijk plan een mogelijke milieuhinderlijke situatie vroegtijdig worden onderkend en kan milieuhinder worden voorkomen of tot een acceptabel niveau worden beperkt.

In de VNG uitgave wordt onderscheidt gemaakt tussen de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Het milieuaspect dat de grootste richtafstand met zich meebrengt, is bepalend voor de milieucategorie waarin de betreffende milieubelastende activiteit is ingedeeld. De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk. Indien de aard van de omgeving dat rechtvaardigt kan een lagere omgevingskwaliteit worden nagestreefd dan die in een rustige woonwijk. In dat geval kunnen de kleinere richtafstanden voor een gemengde woonwijk worden aangehouden.

Functiescheiding

In het plangebied wordt niet de omgevingskwaliteit van een rustige woonwijk nagestreefd. Het project voorziet namelijk in een menging van woonfuncties met een commerciële functie (supermarkt). Tussen milieubelastende functies in de omgeving van het plangebied en milieugevoelige functies in het plangebied, kunnen dus de richtafstanden tot een gemengde woonomgeving worden aangehouden.

Functiemenging

In het geval er in een gebied sprake is van een menging van milieubelastende en milieugevoelige functies, kan het principe van ruimtelijke functiescheiding niet meer worden toegepast. Ruimtelijke scheiding is immers niet meer mogelijk in dat geval. Aangezien in het plangebied maatschappelijke functies nabij woonfuncties worden toegestaan betreft het plangebied een gemengd gebied. In de VNG - uitgave is voor die situaties een andere inpasbaarheidstoets opgenomen, die uitgaat van de volgende categorieaanduiding:

Categorie A

Bedrijvigheid met activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd, betreffen zogenaamde categorie A bedrijven. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend. Het betreft activiteiten uit milieucategorie 1.

Categorie B

Bedrijvigheid met activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundige afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden, betreffen zogenaamde categorie B bedrijven. Het betreft activiteiten uit:

  • milieucategorie 1 voor het aspect gevaar;
  • maximaal milieucategorie 2 voor de aspecten stof en geur;
  • maximaal milieucategorie 3.1 voor het aspect geluid;
  • met een verkeersindex van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).

Categorie C

Bedrijvigheid met activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen, betreffen zogenaamde categorie C bedrijven. Het betreft activiteiten zoals weergegeven bij categorie B, echter met een index voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).

Randvoorwaarden

Voor alle categorieën gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit de categorie C beschikken over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Functies in het plangebied

In het plangebied wordt enkel een categorie B (supermarkt) toegevoegd. Deze functie (categorie is goed verenigbaar met de beoogde woningbouw en de reeds in de omgeving van het plangebied gelegen woningen.

Functies buiten het plangebied

In de omgeving van het plangebied zijn enkele categorie A en B bedrijven (garage, detailhandel etc.) aanwezig welke de voorgenomen woningbouw niet belemmeren.

Conclusies 

Op basis van de wijze van toetsing opgenomen in de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009), mag worden geconcludeerd dat met het project, de realisatie en instandhouding van een goed woon- en leefklimaat mogelijk is.

5.5.8 Externe veiligheid

Doel van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico’s van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat er nabij kwetsbare (o.a. woningen, scholen) en beperkt kwetsbare (o.a. kantoren en hotels) bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient dit bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan in kaart te worden gebracht.

De normen voor externe veiligheid worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Om de risico’s bij een mogelijke calamiteit te beperken dient er bij nieuw bouw een fysieke afstand te worden gehouden tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicobronnen.

In de quickscan Milieuaspecten (zie bijlage 11) is gekeken naar de aanwezige transportroutes van gevaarlijke stoffen. Daarnaast is op de risicokaart nagegaan of in de directe omgeving van het plangebied bedrijven liggen die gevaarlijke stoffen be- en of verwerken. Uit de quickscan is gebleken dat in de nabijheid van het plangebied zich geen activiteiten voordoen die invloed hebben op het veilige woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied. Hiermee vormt externe veiligheid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Daarnaast heeft de Omgevingsdienst Regio Utrecht ten aanzien van dit aspect het volgende geadviseerd:

Bedrijven - Overige veiligheidswetgeving

Er is in de directe omgeving één bedrijf gevestigd met een overig veiligheidsrisico. Dit betreft de Multimate bouwmarkt Maarssen aan de Pieter de Hooghstraat. Dit bedrijf heeft een vergunning voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk. Aan de afstanden uit het Vuurwerkbesluit wordt voldaan, zodat de ontwikkeling en deze activiteit elkaar niet belemmeren.

Propaantanks zijn in ons bedrijvenbestand in dit gedeelte van de gemeente Stichtse Vecht niet bekend.

Transport van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water

Er moet rekening gehouden worden met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en water. Wegen, spoorwegen en vaarwegen met structureel en grootschalig vervoer van gevaarlijke stoffen liggen niet in de buurt van het plan.

Voor de gemeentelijke en provinciale wegen die aansluiten op de rijksweg A2 is in de gemeente Stichtse Vecht een routering voor gevaarlijke stoffen vastgesteld. Over de vastgestelde route mag uitsluitend bestemmingsverkeer rijden. De route loopt niet langs of door het plangebied.

Voor noodzakelijk transport ten behoeve van laden en/of lossen van gevaarlijke stoffen buiten de vastgestelde routes is een ontheffing nodig. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden om een veiligere leefomgeving te realiseren.

Er kan langs het plangebied dus wel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden van de niet-routeplichtige stoffen (zoals benzine) en routeplichtige stoffen (zoals propaan), maar de frequentie daarvan is (door het lokale karakter van het transport) dermate laag dat daardoor geen risico's ontstaan die ruimtelijk relevant zijn.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Er moet rekening worden gehouden met transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Volgens de "provinciale risicokaart" ligt er in of bij het plangebied géén buisleiding voor transport van gevaarlijke stoffen zoals aardgas of benzine waar rekening mee gehouden zou moeten worden. Het gasnet voor huishoudens en bedrijven valt niet binnen het kader van externe veiligheid.

Electromagnetische straling

Er zijn in de omgeving geen hoogspanningslijnen aanwezig waarvan de indicatieve magneetveldzones tot het plangebied reiken.

Uit de gegevens op de website www.antenneregister.nl blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen zendmasten aanwezig zijn die overschrijdingen van de geldende blootstellingslimieten voor elektrische en magnetische veldsterkten veroorzaken.

5.5.9 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteitseisen staan gegeven in de 'Wet luchtkwaliteit' (Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2). Als kan worden aangetoond dat aan één of een combinatie van voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitvoeren van de plannen.

Deze voorwaarden zijn:

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van fijn stof en stikstofdioxide;
  • d. een project is opgenomen binnen het NSL of een regionaal programma van maatregelen.

Om te onderzoeken of bij de voorgenomen ontwikkeling aan een van bovenstaande voorwaarden voldaan wordt, is door Aveco de Bondt een onderzoek uitgevoerd. Het gehele onderzoek is als bijlage 10 bijgevoegd.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het toenmalige Ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil de NIBM-rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.

Met behulp van de NIBM-rekentool is bepaald of de verkeerstoename op de relevante wegen in het plangebied zal leiden tot een concentratietoename die groter is dan de grens voor niet in betekenende mate.

Uit de berekeningen blijkt dat de verkeerstoenames ten gevolge van het plan niet zullen leiden tot een concentratietoename die groter is dan de grens voor niet in betekenende mate. Geconcludeerd wordt derhalve dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Hiermee wordt voldaan aan voorwaarde c. van de 'Wet Luchtkwaliteit'. Hierdoor vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor de realisatie van het plan. Verdere toetsing aan de luchtkwaliteitseisen is dan ook niet noodzakelijk.

5.5.10 Verkeer en parkeren

Om te onderzoeken of de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op de parkeerdruk in de omgeving van het plangebied is door zowel Delft Infra Advies als Goudappel Coffeng een parkeeronderzoek uitgevoerd (zie bijlagen 12 en 13). Het onderzoek van Goudappel Coffeng is enkel uitgevoerd ter verifiëring van de tellingen uit het onderzoek van Delf Infra Advies.

Aangezien het onderzoek van Delf Infra Advies aangepast is aan de wijzigingen in het plan, zullen onderstaand de bevindingen uit dit onderzoek worden weergegeven.

Resultaten

In het onderzoek zijn de volgende zaken onderzocht:

  • 1. het aantal vrije parkeerplaatsen in de huidige situatie;
  • 2. de parkeerbehoefte van de te realiseren functies;
  • 3. de parkeerbehoefte van de functies die verdwijnen;
  • 4. het aantal parkeerplaatsen dat verdwijnt door de voorgenomen ontwikkeling;
  • 5. het aantal parkeerplaatsen dat toeneemt door de voorgenomen ontwikkeling;
  • 6. op basis van bovenstaande aspecten een conclusie ten aanzien van de toekomstige parkeersituatie.

  • 1. het aantal vrije parkeerplaatsen in de huidige situatie

Op basis van tellingen in het plangebied en de omgeving daarvan op de maatgevende momenten in 2010 en 2011 kan het volgende worden vermeld.

  Vrije parkeerplaatsen  
  2010   2011  
donderdagochtend   39   37  
vrijdagavond   100   82  
zaterdag   100   66  

Bij het trekken van conclusies ten aanzien van de toekomstige parkeersituatie is rekening gehouden met de tellingen uit 2011.

  • 2. de parkeerbehoefte van de te realiseren functies

Op basis van een parkeernorm en aanwezigheidspercentage kan per functie worden bepaald hoeveel parkeerplaatsen er benodigd zijn. De parkeernormen zijn afkomstig uit het bestemmingsplan Maarssen-Dorp woongebied en nadere afspraken met de gemeente door de ontwikkelaar. De aanwezigheidspercentages geven aan welk deel van de parkeervraag per moment in de week wordt “gebruikt”.

Functie   Parkeernorm   Aanwezigheidspercentage  
    donderdagochtend   vrijdagavond   zaterdag  
supermarkt   2,5 / 100 m2 bvo   30%   100%   100%  
koopappartement   1,5 / app.   50%   90%   60%  
huurappartement   1,2 / app.   50%   90%   60%  
startersappartement   1,2 / app.   50%   90%   60%  

Bovenstaande parkeernormen en aanwezigheidspercentages resulteren in onderstaande parkeerbehoefte voor de te realiseren functies.

Functie   Parkeerbehoefte  
  donderdagochtend   vrijdagavond   zaterdag  
nieuwbouw woningen   28 pp.   50 pp.   33 pp.  
nieuwbouw supermarkt   10 pp.   34 pp.   34 pp.  
Totaal   38 pp.   84 pp.   67 pp.  

  • 3. parkeerbehoefte van de functies die verdwijnen

De bestaande woningen in het plangebied hebben ook een parkeervraag. Door de sloop van deze woningen verdwijnt de parkeerbehoefte van deze woningen.

Functie   Parkeerbehoefte  
  donderdagochtend   vrijdagavond   zaterdag  
sloop woningen   8 pp.   12 pp.   9 pp.  

  • 4. het aantal parkeerplaatsen dat verdwijnt door de voorgenomen ontwikkeling

Door de realisatie van het bouwplan zullen ter plaatse van het plangebied 16 parkeerplaatsen verdwijnen.

  • 5. het aantal parkeerplaatsen dat toeneemt door de voorgenomen ontwikkeling

Ten behoeve van de voorgenomen realisatie van de appartementen zullen in het plangebied 49 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

  • 6. op basis van bovenstaande aspecten een conclusie ten aanzien van de toekomstige parkeersituatie

In onderstaande tabel worden de resultaten uit bovenstaande tabellen en uitgangspunten samengevat. De 'netto wijzing parkeerbehoefte' is het resultaat van de parkeerbehoefte van de te realiseren functies plus het aantal parkeerplaatsen dat zal verdwijnen, minus de parkeerbehoefte van de te slopen woningen.

  Vrije parkeerplaatsen oude situatie   Netto wijziging parkeerbehoefte   Aantal nieuwe parkeerplaatsen   Aantal vrije parkeerplaatsen nieuwe situatie  
donderdagochtend   37   +46   49   40  
vrijdagavond   82   +88   49   43  
zaterdag   66   +74   49   41  

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de donderdagochtend (ten tijde van de weekmarkt) de parkeerdruk het hoogst is. Maar ook dan zijn er voldoende parkeerplaatsen in het plangebied en de omgeving daarvan om aan de parkeervraag te voldoen.

5.5.11 Schaduwwerking

Om te toetsen of een ruimtelijke ontwikkeling zorgt voor onaanvaardbare schaduwwerking wordt in Nederland doorgaans gerefereerd aan de TNO-norm voor bezonning. Deze TNO-norm is opgesteld als onderdeel van het Woonwaarderingsstelsel uit 1962.

Deze TNO-norm hanteert het begrip 'voldoende bezonning' als in de periode van 19 februari tot 21 oktober sprake is van minimaal 2 bezonningsuren. De periode tussen 21 oktober en 19 februari is niet maatgevend vanwege het geringe aantal daadwerkelijke zonneschijn en de lage zonnestand (minder dan 10° t.o.v. aardoppervlak). Voor bezonning in tuinen bestaan geen richtlijnen. Zonshoogten onder de 10°worden doorgaans niet in de beoordeling betrokken omdat bezonning onder die hoogte zelden mogelijk is en geen merkbare positieve bijdrage aan de beleving geeft.

Om te bepalen of de voorgenomen ontwikkeling zorgt voor een onaanvaardbare schaduwwerking, is een bezonningstudie uitgevoerd. Deze bezonningstudie is als bijlage 14 toegevoegd. Hierin is een vergelijking gemaakt van de huidige situatie ten opzichte van de toekomstige situatie. Hieruit blijkt dat alhoewel in de toekomstige situatie de schaduwwerking van het plangebied op de omgeving toeneemt, er geen sprake is van een onevenredige nadelige uitwerking. Ook wordt in de toekomstige situatie ruim voldaan aan de TNO-norm voor bezonning, waardoor op grond van jurisprudentie voldaan wordt aan een goede ruimtelijke ordening.