Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Wijzigingsplan Bestemmingsplan Buitengebied 2009 - Bruisterbosch 15 te Sint Geertruid
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.1903.WPLBUI1006-OH01

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijking van de bouwregels ten behoeve van gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van het openbare nut

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de regels van het plan ten aanzien van de bebouwing van niet voor bewoning bestemde gronden met gebouwen en andere bouwwerken, ten dienste van het openbare nut, met dien verstande dat:
a. de hoogte ten hoogste 3.50 m mag bedragen
b. de inhoud ten hoogste 50 m3 mag bedragen.

11.2 Afwijking van de bouwregels met 10%

11.2.1 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de regels van het plan ten aanzien ten aanzien van de in de deze regels genoemde percentages, hellingen en maten, mits:
a. de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
 
11.2.2 Omgevingsvergunning mag niet worden verleend van:
a. het maximum oppervlak, de maximum goothoogte en de maximum nokhoogte van bijgebouwen;
b. het minimum oppervlak van gebouwen, die na een omgevingsvergunning voor het exploiteren van een bed & breakfast mogen worden gebruikt;
 
11.2.3 In die gevallen waarin reeds uit hoofde van de regels in de respectievelijke artikelen een omgevingsvergunning is verleend mag niet nogmaals op grond van onderhavige bepaling een omgevingsvergunning worden verleend.

11.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van tijdelijk kamperen

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van het plan ten aanzien van het gebruik van de grond als standplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen ten behoeve van het toestaan van tijdelijke vormen van kamperen, mits:
a. de periode van kamperen niet meer bedraagt dan 10 aaneengesloten dagen;
b. een locatie niet meer dan 4 maal per jaar voor tijdelijk kamperen wordt gebruikt;
c. aanwezige waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad;
d. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

11.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bijgebouwen (sloopbonusregeling)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het realiseren van nieuwe bijgebouwen op bouwpercelen waarop reeds bestaande bijgebouwen met een totaal oppervlak groter dan 100 m2 aanwezig zijn, mits:
a. voorafgaand aan de vergroting van het maximale oppervlak aan bijgebouwen, bestaande niet als woning of daarbij behorend bijgebouw aan te merken bebouwing op hetzelfde bouwperceel wordt gesloopt ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
b. een goede landschappelijke inpassing verzekerd is;
c. aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad;
d. dit niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap,
met dien verstande dat:
  • alvorens nieuwe bijgebouwen mogen worden opgericht eerst het teveel aan bestaande bijgebouwen geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt;
  • de vergroting van het maximale oppervlak aan bijgebouwen ten hoogste 25% van het oppervlak van de te slopen bebouwing mag bedragen;
  • tot een totaal oppervlak aan bijgebouwen bij de woning van het maximale oppervlak aan bijgebouwen per bouwperceel ten hoogste 200 m² mag bedragen;
  • maximaal 50% van de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ per bouwperceel / per tot een woning te rekenen gedeelte van de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ bebouwd mag worden.

11.5 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van antennemasten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van bouwverboden dan wel bouwregels ten behoeve van het oprichten van antennemasten, met dien verstande dat:
a. antennemasten op daken van bestaande gebouwen, niet zijnde woningen en voorzover niet vergunningvrij, zijn toegestaan, mits geen sprake is van:
  1. een monument;
  2. aantasting van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;
  3. aantasting van het woonklimaat.
b. antennemasten die niet op bestaande gebouwen worden opgericht, zijn toegestaan, mits:
  1. dit niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
  2. de hoogte van de antennemast maximaal 40 meter bedraagt;
  3. de antennemast uitsluitend wordt gebruikt voor telecommunicatiedoeleinden;
  4. de antennemast niet in beschermde dorpsgezichten dan wel in de nabijheid van monumenten wordt geplaatst, tenzij het beschermde dorpsgezicht of monument hierdoor niet wordt aangetast;
  5. de antennemast wordt geplaatst in:
  • gebieden behorende tot de EHS, POG en/of Natura 2000;
  • gebieden die de bestemming ‘Natuur’ hebben;
  • open velden of beekdalen;      
6. bij het oprichten van antennemasten wat betreft plaatsing van antennes de hier genoemde volgorde wordt aangehouden:
I. in eerste instantie moet de antenne worden geplaatst op/aan bestaande masten of andere infrastructurele werken;
II. indien plaatsing zoals genoemd onder I. om technische redenen niet mogelijk is, wordt de antennemast op een industrieterrein dan wel sportterrein geplaatst;
III. Indien plaatsing zoals genoemd onder I. en II. niet mogelijk is, wordt plaatsing aan de randen van de kernen voorgestaan;
IV. indien plaatsing zoals genoemd onder I., II. En III. niet mogelijk is, wordt plaatsing in het buitengebied toegestaan,
mits:
  • de antennemast past binnen het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld ter plaatse;
  • de mast zoveel mogelijk in de omgeving wordt ingepast;
  • andere belangen en waarden niet onevenredig worden geschaad.

11.6 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van bouwverboden en bouwvoorschriften ten behoeve van het oprichten van paardenbakken, mits:
a. de paardenbak wordt opgericht bij een (bedrijfs)woning, waarbij:
  1. de totale kavelgrootte inclusief aaneengesloten eigendom(men) minimaal 5000 m² bedraagt en waarbij de woning dient te zijn gelegen op het perceel met de bestemming ‘Wonen’ of‘Wonen – Cultuur en ontspanning’;
  2. in de overige gevallen de oppervlakte van dat deel van de kavel behorende bij de bedrijfswoning minimaal 5000 m² bedraagt. Het gedeelte van het perceel dat gebruikt wordt voor de bedrijfsactiviteiten (bedrijfsbebouwing, parkeren, opslag en overige bedrijfsgerelateerde inrichtingselementen) wordt derhalve niet meegerekend bij deze 5000 m²;
b. het gebruik van de paardenbak uitsluitend voortkomt uit het hobbymatig houden van paarden en derhalve voor privé gebruik bedoeld is;
c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden ontstaan
d. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, waaronder de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap, niet onevenredig worden aangetast;
e. de paardenbak geconcentreerd bij bestaande bebouwing wordt gesitueerd en landschappelijk wordt ingepast,
met dien verstande dat:
  1. de paardenbak wordt opgericht ten dienste van de op het perceel aanwezige (bedrijfs)woning;
  2. per woning ten hoogste 1 paardenbak mag worden aangelegd;
  3. de aanzet van de buitenrijbak op ten hoogste 100 meter van de voorgevelrooilijn begint;
  4. een minimale afstand van 50 meter dient te worden aangehouden tussen de paardenbak en woningen, met uitzondering van de op hetzelfde perceel als de paardenbak gelegen woning;
  5. de afmetingen van een paardenbak exclusief de omheining niet meer mogen bedragen dan 40 meter bij 20 meter;
  6. de hoogte van bouwwerken, waaronder omheiningen en springtoestellen, ten hoogste 1,50 meter mag bedragen;
  7. lichtmasten niet mogen worden opgericht