direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Islamitische natuurbegraafplaats
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Walpot Uitvaartzorg heeft het voornemen om een Islamitische natuurbegraafplaats te realiseren bij het uitvaartcentrum gelegen aan de Pisartlaan 8 te Eijsden. Bij een Islamitische natuurbegraafplaats wordt uitgegaan van eeuwige begraving. Het is voor de Islamitische geloofsgemeenschap belangrijk dat de begraafplaats een 'eigen' plek is waar de naleving van de Islamitische voorschriften is gegarandeerd. Daarnaast kent een Islamitische begraafplaats het principe van een besloten ruimte; de ommuurde tuin. Door een islamitische natuurbegraafplaats te realiseren in deze regio, wordt voorzien in een langgekoesterde wens vanuit de Islamitische geloofsgemeenschap naar een eeuwige rustplaats.

De locatie van het uitvaartcentrum bestaat uit meerdere groene 'kamers'. Walpot Uitvaartzorg realiseert de Islamtisiche natuurbegraafplaats in de meest zuidwestelijk gelegen kamer en sluit daarbij aan bij de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden. De reeds bestaande meidoornhagen rondom de locatie worden aangevuld om tegemoet te komen aan het principe van de "ommuurde tuin". In dat kader zullen deze hagen ook doorgroeien tot ca. 2 meter hoogte. De aanwezige bosbeplanting aan de zuidzijde dient mede als afscherming van de A2.

De voorgenomen ontwikkeling is strijdig met het vigerende bestemmingsplan. De gemeente Eijsden-Margraten kan op basis van artikel 2.10 lid 1 onder c en lid 2.12 lid 1 onder a, sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de aangevraagde omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het vigerende bestemmingsplan.

Het voorliggende document vormt daarvoor de benodigde ruimtelijke onderbouwing.

1.2 Ligging projectgebied

Het projectgebied is onderdeel van het terrein behorende bij Uitvaartcentrum Walpot. Het Uitvaartcentrum ligt ten zuidoosten van de kern Eijsden in een natuurlijke omgeving waardoor het rust en kalmte uitstraalt. Het uitvaartcentrum is goed bereikbaar via de A2, afslag 57 Oost Maarland en vervolgens de Rijksweg volgend richting Pisartlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0001.png"

Projectgebied (witte lijn) op het terrein van Uitvaartcentrum Walpot aan de Pisartlaan.

Ligging in groter verband

Het gebied rond Uitvaartcentrum Walpot wordt ruimtelijk-landschappelijk bepaald door:

  • de A2 met de aanvullende bosbeplanting in het zuidoosten;
  • Het openbare park-/bosgebied op de heuvel en de doodlopende Ir. Rocourstraat aan de zuidwestzijde;
  • De agrarische velden en de nieuw beplante Pisartlaan aan de noordzijde met daarachter de sportvelden.

Het Uitvaartcentrum is gelegen in de landschappelijke groenzone langs de A2 en de Rijksweg. Deze gevarieerde zone bestaat uit bospercelen, akker- en weilanden, parken en boomgaarden.
De zone verbindt het agrarisch buitengebied ten zuiden van de kern Eijsden en de 'Zinkwit' met de agrarische akkerbouw- en weilanden en boomgaarden ten noorden van de kern, bij Oost-Maarland en Rijckholt.

Het Uitvaartcentrum Walpot is op natuurlijke wijze ingepast in deze zone en sluit naadloos aan op de kenmerken van het Limburgse heuvellandschap.

De locatie van het uitvaartcentrum omvat meerdere groene 'kamers'. De meest zuidelijk gelegen groene 'kamer' is nog beschikbaar en biedt ruimte voor de realisatie van een Islamitische natuurbegraafplaats als eeuwige rustplaats. De locatie sluit goed aan bij het principe van de "ommuurde tuin" door de hagen rondom en de bosbeplanting aan de zuidzijde, die tevens dient als afscherming van de A2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0002.png" Impressie locatie (richting zuidoosten)   afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0003.png" Impressie locatie richting (richting noorden, (Pisartlaan))  
afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0004.png" Impressie locatie (richting zuiden, A2)   afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0005.jpg" Impressie locatie richting La Memoire  

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het projectgebied geldt het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Eijsden, vastgesteld op 27 april 2010. Op de beoogde locatie van de natuurbegraafplaats geldt de enkelbestemming 'Natuur'. Daarnaast geldt een viertal dubbelbestemmingen; 'Waarde – Archeologie', 'Waarde – Ecologie', 'Waarde – Landschapselement' en 'Waterstaat-Erosie'. Tevens liggen de gebiedsaanduidingen 'Geluidzone – industrie' en 'Vrijwaringszone – weg' gedeeltelijk op de beoogde locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0006.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan Buitengebied

Natuur

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden,
  • bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast, waaronder begrepen de aanleg van onder- en bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
  • bestaand agrarisch gebruik,

met daaraan ondergeschikt:

  • extensief recreatief medegebruik;
  • doeleinden van lijkbezorging in de vorm van een strooiveld en columbarium, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - strooiveld', respectievelijk 'specifieke vorm van natuur - strooiveld/columbarium';
  • wandel-, ruiter-, fiets-, wielren- en mountainbike-evenementen op bestaande wegen/paden waarbij de regels in artikel 40.3 van het vigerende bestemmingsplan in acht worden genomen.

Op de tot 'Natuur' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd. Tevens is het verboden op of in de tot 'Natuur' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • […]
  • het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken en/of grasbanen;
  • het scheuren van grasland;
  • het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden.

De werken of werkzaamheden als bedoeld zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de eerst bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Waarde - Archeologie

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.

Het is verboden op of in de tot 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden', zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0.30 m wordt gewijzigd;
  • het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0.30 cm wordt gewijzigd;
  • het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, waartoe ook gerekend wordt woelen en draineren;
  • […]
  • het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • […]

Waarde - Ecologie
De voor 'Waarde – Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en versterking van de samenhang tussen abiotische (niet-levende natuur) en biotische (levende natuur) kenmerken van de betreffende plangebiedsdelen.

Het is verboden op of in de tot 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • het bebossen van gronden;
  • het scheuren van grasland, voor zover het betreft waardevolle graslandvegetaties;
  • […].

Waarde - Landschapselement

De voor 'Waarde - Landschapselement' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en herstel van de in het buitengebied aanwezige kleine landschapselementen en de daarmee samenhangende landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede het daarmee samenhangende waterbergend vermogen van de grond.

Het is verboden op of in de tot 'Waarde - Landschapselement' aangewezen gronden, uitsluitend voor zover als klein landschapselement of steilrand aangeduid op de kaart kleine landschapselementen (bijlage 2 bij de regels van het vigerende bestemmingsplan), zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het vellen, rooien, slopen, dempen, egaliseren of verwijderen van kleine landschapselementen, dan wel het verrichten van werkzaamheden, die ernstige beschadiging of de dood of verdwijning van kleine landschapselementen tot gevolg hebben;
  • het verwijderen of afgraven van steilranden of het verrichten van andere grondwerkzaamheden die een aantasting hiervan inhouden of kunnen inhouden.

Waterstaat - Erosie

De voor 'Waterstaat - Erosie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het bestrijden en voorkomen van:

  • bodemerosie en wateroverlast;
  • het verloren gaan van het voortbrengend vermogen van de bodem; de aantasting van het grondwaterpakket.

Het is verboden op of in de tot 'waterstaat - erosie' bestemde gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het rooien en/of verwijderen van opgaande begroeiing (met een hoogte van 0.30 m of meer) op graften en landschapselementen, in de vorm van groenstroken, grasbanen, bermen en hagen of daarmee vergelijkbare elementen;
  • het ophogen of egaliseren van de in het landschap aanwezige laagten, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0.30 m wordt gewijzigd;
  • het afgraven van grond, indien door de afgraving de kans op bodemerosie en/of wateroverlast toeneemt; het aanbrengen van verhardingen op gronden steiler dan 10%.

Geluidszone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag uitsluitend worden gebouwd nadat is aangetoond dat wordt voldaan aan de voor het industrielawaai geldende normering.

Vrijwaringszone - weg

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' is het rooilijnenbeleid van Rijkswaterstaat van toepassing. In het kader van dit rooilijnenbeleid mag:

  • binnen een zone van 0-50 m uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan (waartoe ook de toe- en afritten behoren) geen bebouwing opgericht worden, tenzij het bebouwing betreft ten behoeve van de bestemming 'verkeer';
  • binnen een zone van 50-100 m uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan (waartoe ook de toe- en afritten behoren) eerst worden gebouwd, nadat vooraf overleg is gevoerd met en overeenstemming is bereikt met de wegbeheerder, i.c. Rijkswaterstaat.

De aanleg van een islamitische natuurbegraafplaats is niet toegestaan binnen de bestemming 'Natuur' en daardoor strijdig met het vigerende bestemmingsplan.

1.4 Verklaring van geen bedenkingen

Het College van burgemeester en wethouders kan ten behoeve van de verwezenlijking van een project een omgevingsvergunning verlenen in strijd met het bestemmingsplan. Het wettelijk kader wordt sinds 1 oktober 2010 gevormd door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In deze wet wordt aangegeven dat voor onderhavig project de benodigde omgevingsvergunning voorzien dient te worden van een ruimtelijke onderbouwing. De bevoegdheid tot het verlenen van de vergunning ligt bij het College van burgemeester en wethouders.

Op de voorbereiding van de vergunningverlening is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing met daarbij vermeld een aantal afwijkende voorwaarden. Voordat de vergunning kan worden verleend dient een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad te zijn ontvangen, tenzij het project valt binnen een categorie van gevallen waarvoor de raad heeft besloten dat geen verklaring nodig is. De gemeenteraad van Eijsden-Margraten heeft categorieën van gevallen aangewezen, echter de realisatie van een natuur begraafplaats staat niet op de betreffende lijst, zodat een verklaring van geen bedenkingen nodig is.

1.5 Melding activiteitenbesluit milieu

De voogenomen Islamitische natuurbegraafplaats is gelegen op gronden die deel uitmaken van een zogenaamde categorie B-inrichting. Dit betekent dat een melding Activiteitenbesluit moet worden ingediend. Deze melding is samen met de aanvraag voor de omgevingsvergunning ingediend.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Kenmerken Islamitische begraafplaatsen

Het is voor de Islamitische geloofsgemeenschap belangrijk dat de begraafplaats een 'eigen' plek is waar de naleving van de Islamitische voorschriften is gegarandeerd. Daarnaast is een Islamitische begraafplaats een besloten ruimte; het principe van de ommuurde tuin. Alvorens de natuurbegraafplaats wordt ingewijd moet er zekerheid bestaan dat de grond schoon is; er mag niet eerder in begraven zijn.

Binnen de Islam wordt een uitbundige grafcultuur niet gewaardeerd en dat vindt zijn weerspiegeling in de aanwezige beplanting, die sober is, en de grafbedekking, die veelal ontbreekt. De graflegging dient richting Mekka te geschieden. De overledene wordt in principe in een lijkwade op zijn rechterzij, kijkend naar Mekka begraven.

2.2 Inrichting Islamitische natuurbegraafplaats

De Islamitische natuurbegraafplaats zal in de meest zuidelijk gelegen groene 'kamer' van het Uitvaartcentrum komen te liggen. Vanaf de centrale parkeerplaats is de natuurbegraafplaats via het bestaande kiezelpad te bereiken. Bij de entree van de natuurbegraafplaats wordt aangegeven dat het een Islamitische begraafplaats betreft. Direct bij de entree wordt een reinigingsplek ingericht van waaruit men de begraafplaats kan betreden. Centraal op de natuurbegraafplaats wordt een bezinningsplek ingericht, die in de warme zomermaanden overdekt kan worden met een (schaduw)doek. Dit doel zal een oppervlakte hebben van maximaal 60 m2 en worden bevestigd tussen meerdere palen met een hoogte van maximaal 5 meter.

De begraafplaats zal bestaan uit een open grasveld, met een weide-karakter, met meidoornhagen rondom als afscherming en om op een landschappelijk passende wijze invulling te geven aan het principe van de ommuurde tuin. Verder zullen er (inheemse) bomen ter beschutting en als schaduwplek en diverse (inheemse) planten en struiken op de natuurbegraafplaats worden aangeplant. De hoofdpaden bestaan uit een lichte kleur kiezel. De paden tussen de grafvelden zijn onderdeel van het natuurlijke grasveld.

De inrichting van de Islamitische begraafplaatst gaat uit van 3 herkenbare, ruimtelijke systemen die over elkaar worden gelegd.

  • A. De lineaire structuur van de grafvelden met de tussenliggende graspaden die georiënteerd zijn naar Mekka.
  • B. De gebogen hoofdpadenstructuur vanaf het entreeplein die een bezinningsplek vormen en de verschillende parallel lopende graspaden toegankelijk maken. Uiteindelijk monden deze uit in de zogenaamde rustplekken aan het einde van het de paden.
  • C. Enkele solitaire boomgroepen die verdeeld staan over de omsloten tuin (Faradis) die voor beschutting zorgen en het geheel een kenmerkend 'weide' karakter geven.

Met de vestiging van een Islamitische begraafplaats in de meest zuidwestelijk gelegen landschapskamer kan door de groene, sobere inrichting een extra schakel in de groene landschapszone worden gemaakt en ontstaat een betere verweving met het park-bosgebied aan de zuidwestzijde van de locatie.

Voor Uitvaartcentrum Walpot is het belangrijk dat de begraafplaats aansluit bij de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden en dat het één geheel vormt.

Voor het inrichtingsplan voor de Islamitische natuurbegraafplaats wordt verwezen naar paragraaf 4.4 .

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 11 September 2020 de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De definitieve NOVI is een instrument van de op 1 januari 2022 in werking tredende omgevingswet en vervangt onder meer Het Nationaal Milieubeleidsplan, de Rijksnatuurvisie 2014 en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

In de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland, tot het jaar 2050. Binnen deze ontwikkeling wordt steeds ingezet op het werken aan vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • 2. Een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's
  • 4. Een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Voor deze prioriteiten geldt steeds dat er zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn, die in de praktijk voortdurend op elkaar inspelen. Het kernbegrip bij deze maatregelen is omgevingskwaliteit: dat wil zeggen dat ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit centraal staan.

Daarnaast worden in de NOVI drie afwegingsprincipes onderscheden die een 'omgevingsinclusief' beleid waar moeten borgen:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen

De ontwikkeling die met deze omgevingsvergunning mogelijk wordt gemaakt doet op geen enkele wijze afbreuk aan het ruimtelijk beleid van het rijk. Er kan zelfs gezegd worden dat er goed ingespeeld wordt op het eerstgenoemde afwegingsprincipe: het combineren van functies gaat boven envkelvoudige functies, aangezien de aanwezige natuurfuncties behouden en versterkt zullen worden en gecombineerd met de maatschappelijke functie van een Islamitische natuurbegraafplaats.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL 2014)

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten van Limburg het POL 2014 vastgesteld en is het plan in werking getreden. Dit is de opvolger van het POL 2006 en de aanvullingen daarop. In het plan staat de toekomst van Limburg beschreven op het gebied van wonen, verkeer, energie, infrastructuur, detailhandel, bedrijventerreinen, water, natuur, landschap, landbouw en ondergrond. Het POL is in samenwerking met de gemeenten en regionale partners opgesteld en heeft vier wettelijke functies:

  • 1. Structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening)
  • 2. Provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer)
  • 3. Regionaal waterplan (Waterwet)
  • 4. Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer)


De centrale ambitie uitgesproken in het POL is het creëren van een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat. De belangrijkste uitdagingen hierin zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, het versnellen van de energietransitie, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.


Een van de Limburgse principes is dat in plaats van scheiding van functies verweving juist de vitaliteit en aantrekkelijkheid van gebieden kan vergroten, het leidt ook tot meervoudig ruimtegebruik. Uiteraard moeten functies elkaar niet in de weg zitten, bijvoorbeeld vanwege hun milieu-impact. Een voorbeeld van een kans is verweving van wonen, landbouw en toerisme in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg. De ontwikkeling die met deze omgevingsvergunning mogelijk wordt gemaakt sluit aan bij die principe, aangezien de aanwezige natuurfuncties behouden en versterkt zullen worden en gecombineerd met de maatschappelijke functie van een Islamitische begraafplaats.


Zilvergroene natuurzone

Het plangebied is gelegen binnen het structuurvisiegebied "Zilvergroene natuurzone". De zilvergroene natuurzone bestaat uit landbouwgebieden waar grote kansen liggen voor ontwikkeling van natuurwaarden. In de zilvergroene natuurzone staat het benutten van kansen voor natuur centraal. Dit wordt enerzijds bevorderd via subsidies voor agrarisch natuurbeheer – waarbij in 2016 overgegaan is op prestatieafspraken met collectieven – en anderzijds via het plaatselijk voor maximaal 50% cofinancieren van natuurprojecten, die een bijdrage leveren aan een robuust natuurnetwerk en aan instandhouding van prioritaire bedreigde soorten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0007.jpg"

Uitsnede kaart 1 Zonering Limburg - Zilvergroene natuurzone (lichtgroen) met projectgebied (rood omlijnd)

Binnen de zilvergroene natuurzone wordt tevens ingezet op behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden als onderdeel van de landschappelijke waarden.

Natuurcompensatieverplichtingen worden mede ingezet om areaaluitbreiding van natuur in zilvergroene natuurzones te realiseren. Daarnaast zal de provincie - zowel in zilvergroene natuurzone als in bronsgroene landschapszone - regionale en lokale initiatieven faciliteren.

Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg

Uit de kaart "Landschap en cultuurhistorie" blijkt dat het projectgebied tevens binnen de zone "Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg" is gelegen. Het Nationaal Landschap Zuid-Limburg vormt landschappelijk een logisch onderdeel van het grensoverschrijdende Drielandenpark. Het Drielandenpark is ook de naam van een platform voor samenwerking in de Euregio Maas-Rijn: tien publieke overheden uit België, Duitsland en Nederland, waaronder de Provincie Limburg, werken sinds 2001 samen om de open ruimte te behouden en te versterken, steeds in relatie met de omliggende stedelijke gebieden.

De provincie heeft in haar beleid tien kernwaarden toegekend aan het Nationaal Landschap Zuid-Limburg om te komen tot behoud, beheer en ontwikkeling van het Nationaal Landschap en een vergroting van de belevingsmogelijkheden. De tien kernwaarden bestaan uit vier landschappelijke kernkwaliteiten (reliëf, cultuurhistorisch erfgoed, groen karakter en open-besloten).

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0008.jpg"

Uitsnede kaart 2 Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg (groene arcering) met projectgebied (rood omlijnd)

Onderhavig voornemen betreft een ontwikkeling die ziet op een uitbreiding van een bestaande functie die landschappelijk wordt ingepast. In het beleid wordt aangegeven dat initiatieven in deze zone worden gefaciliteerd, wanneer er aan het kwaliteitsmenu wordt voldaan (zie paragraaf 3.2.5).

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

De provincie Limburg heeft op 12 december 2014 ook de 'Omgevingsverordening Limburg 2014' vastgesteld. Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL2014 juridische binding te geven. De Omgevingsverordening is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. In 2014 is de Omgevingsverordening uitgebreid met een nieuw hoofdstuk Ruimte. Dit hoofdstuk bevat een aantal instrumenten die gericht zijn op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL2014.

Behalve de toevoeging van het hoofdstuk Ruimte zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 ook de Verordeningen Veehouderijen en Natura 2000 (van oktober 2013) en de Verordening Wonen Zuid-Limburg (van juli 2013) vrijwel ongewijzigd opgenomen.

Uit de kaarten behorende bij de Omgevingsverordening Limburg 2014 blijkt dat het projectgebied is gelegen binnen het milieubeschermingsgebied "Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg" en de zone "Zilvergroene natuurzone".

Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg

In artikel 2.8.2. van de omgevingsverordening is aangegeven dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg, een beschrijving bevat van:

  • de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten
  • de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan
  • hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.

De kernkwaliteiten in het Beschermingsgebied Nationaal landschap Zuid-Limburg zijn: het reliëf, het open-besloten karakter, het groene karakter en het cultuurhistorisch erfgoed en zijn uitgewerkt in "Kernkwaliteiten Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg".

Zilvergroene natuurzone

In artikel 2.13.2 van de omgevingsverordening is aangegeven dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in de Zilvergroene natuurzone, een beschrijving bevat van:

  • de in het projectgebied voorkomende kernkwaliteiten;
  • de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan; en
  • hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.

De kernkwaliteiten in de Zilvergroene natuurzone zijn: het groene karakter, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch e rfgoed en het reliëf en zijn uitgewerkt in "Bronsgroene landschapszone en Zilvergroene natuurzone".

De betreffende toelichting is opgenomen in paragraaf 4.4.

3.2.3 Provinciale Omgevingsvisie Limburg (ontwerp)

Op 15 december 2020 heeft Gedupeerde Staten van de provincie Limburg de provinciale omgevingsvisie (POVI) Limburg vrijgegeven voor vaststelling. Naar verwachting wordt de Omgevingsvisie in april 2021 door Provinciale Staten vastgesteld.


De POVI Limburg geeft aan hoe de provincie Limburg uitdagingen op het gebied van gezondheid en veiligheid, veranderingen in de samenleving als gevolg van demografische ontwikkelingen en individualisering wilt aanpakken, maar ook de relatie tussen overheid en samenleving, ontwikkelingen met betrekking tot het klimaat, de aanstaande energietransitie, een landbouwtransitie, digitalisering en de circulaire economie zijn belangrijke onderwerpen.

De POVI Limburg is een integrale langetermijn visie die voor de periode 2021 tot 2030-2050 laat zien hoe de provincie richting willen geven aan toekomstbestendige ontwikkelingen.


Uit de eerder genoemde onderwerpen onderscheidt de omgevingsvisie drie hoofdopgaven:

  • 1. Een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving
    a. in stedelijk c.q. bebouwd gebied
    b. in landelijk gebied
  • 2. Een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie; inclusief landbouwtransitie
  • 3. Klimaatadaptatie en energietransitie


Toekomstige afwegingen dienen gemaakt te worden op basis van de vier Limburgse principes:

  • 1. Streven naar een inclusieve, gezonde en veilige samenleving.
  • 2. De kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal.
  • 3. Meer stad, meer land.
  • 4. Zorgvuldig omgaan met onze ruimte en voorraden; boven- én ondergronds.


De voorgestelde ontwikkeling gaat niet in tegen deze principes en sluit zelfs goed aan bij het eerstgenoemde principe. Een Islamitische begraafplaats vervult namelijk een behoefte vanuit een specifieke groep uit de samenleving, die momenteel niet vervuld wordt. Op deze manier draagt de voorgestelde ontwikkeling bij aan een meer inclusieve samenleving.


Zonering

De omgevingsvisie gaat uit van een algemene zonering, waarin hoofdtypen en categorieën onderscheden worden op basis van de kenmerken van verschillende zones. Onderhavig gebied behoort tot het hoofdtype Landelijke gebieden en tot de categorie Groenblauwe mantel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0009.jpg"

Uitsnede kaart 2: Limburgse principes met de Groenblauwe mantel (groen) en het projectgebied (rood omlijnd)


Groenblauwe mantel

De gebieden die voorheen, in de POL2014, behoorden tot de bronsgroene landschapszone en zilvergroene natuurzone, zijn in de omgevingsvisie vertaald naar de groenblauwe mantel. De gebieden liggen als een soort mantel tussen en om het Natuurnetwerk Limburg. Het zijn gebieden waar de provincie goede combinatiemogelijkheden zien voor duurzame vormen van (kringloop) land- en tuinbouw en andere economische functies, vooral door hergebruik van reeds aanwezige monumentale en beeldbepalende gebouwen.

De focus ligt hier op het versterken van het klimaatadaptieve karakter met meer ruimte voor de beken en Maas, de biodiversiteit en kernkwaliteiten van het landschap.


De omgevingsvisie is onderverdeeld in enkele thema's. Relevant voor onderhavig gebied zijn de thema's Natuur en Landschap.


Natuur

Er wordt op het gebied van natuur gekozen voor drie speerpunten:

  • 1. Kwaliteits- en kwantiteitsimpuls voor natuur
  • 2. Faunabeheer en soortenbescherming
  • 3. Betrokkenheid en draagvlak natuur en landschap


De voorgestelde ontwikkeling sluit goed aan bij deze speerpunten, vooral bij de laatstgenoemde. De provincie streeft naar een vermaatschappelijking van natuur en landschap, wat inhoudt dat burgers en bedrijven bijdragen aan het beheer van natuur en landschap. De voorgestelde ontwikkeling past goed binnen deze gedachte, aangezien de natuurlijke waarde van het terrein gewaarborgd wordt en in sommige opzichten zelfs versterkt, terwijl de aanleg en het onderhoud uitgevoerd wordt door Uitvaartcentrum Walpot.


Landschap

De kernopgave in het thema landschap is het behouden en versterken van kenmerkende kwaliteiten en afwisseling van het Limburgse landschap, waaronder de groenblauwe mantel, (verbrede) Nationale Parken, Nationaal Landschap-Zuid Limburg en stad-landzones.


Binnen de groenblauwe mantel geldt dat ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten (het groene karakter, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed en het reliëf) behouden blijven of versterkt worden. Daarnaast is van belang dat de verbindings- en bufferfunctie voor de aangrenzende gebieden van het Natuurnetwerk Limburg gefaciliteerd worden.

Voor de stad-landzone geldt dat de provincie meer samenhang wil creëren tussen stedelijk gebied en buitengebied; een natuur- en cultuurrijk landschap dat begint bij de 'achterdeur'en doorloopt tot in het landelijke gebied. Er wordt gestreefd naar robuust landschappelijk raamwerk waarbinnen aanwezige of beoogde stedelijke en economische functies een plek kunnen krijgen. De voorgestelde ontwikkeling past binnen dit provinciale streven, aangezien de stedelijke functie van een naturbegraafplaats wordt opgevangen in een gebied dat haar natuurlijke en landschappelijke waarden behoudt.

3.2.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

De ladder stelt enkele vragen om te bepalen of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Functies die in de jurisprudentie worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling, zijn:

  • accommodaties voor maatschappelijke functies zoals een school, zorgcomplex, sportfaciliteiten of een crematorium;
  • accommodaties voor religie zoals een kerk of moskee;
  • accommodaties voor cultuur zoals bijvoorbeeld een museum;
  • accommodaties voor leisure zoals een hotel of bioscoop;
  • accommodaties voor recreatie.

Hoewel een natuurbegraafplaats een maatschappelijke functie vervult, is hier geen sprake van een stedelijke ontwikkeling omdat er geen bebouwing wordt toegevoegd. Zodoende is er geen sprake van een accommodatie en wordt de vraag: “is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?” met nee beantwoord. Dit lijkt aanvankelijk misschien een insignificant verschil, maar het doel van de ladder van duurzame verstedelijking is om leegstand tegen te gaan. Aangezien onderhavige ontwikkeling geen nieuwe bebouwing voor stelt, kan ook niet beargumenteerd worden dat deze bebouwing elders leegstand stimuleert. Omdat de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats niet valt onder 'stedelijke ontwikkeling' is een een toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking niet nodig. Dit is in overeenstemming met de uitspraak van de rechtbank van 18 februari 2018 (ECLI:NL:RVS:2015:448) over een vergelijkbare natuurbegraafplaats.

3.2.5 Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM)

Op 12 januari 2010 hebben Gedeputeerde Staten van Limburg het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) vastgesteld, deze werd in 2012 geactualiseerd tot de huidige versie. Het doel van het LKM is om gemeenten en provincie een instrumentarium in handen te geven om noodzakelijke of wenselijke ontwikkelingen in het buitengebied te kunnen combineren met gewenste kwaliteitsverbetering van datzelfde buitengebied. Om dit doel te bereiken dienen gemeenten het kwaliteitsmenu op gemeentelijk niveau uit te werken in het gemeentelijke beleid en toe te passen.


Het Limburgs Kwaliteitsmenu is van toepassing in het gehele buitengebied van Limburg. Dat zijn de gebieden buiten de bebouwde kom. De vraag of het kwaliteitsmenu van toepassing is, is van twee factoren afhankelijk. Namelijk of de ontwikkeling ligt in een gebied waarvoor het kwaliteitsmenu geldt en of het een ontwikkeling betreft waarvoor het kwaliteitsmenu van toepassing is. Het Limburgs Kwaliteitsmenu geeft hiervoor het kader. In het gemeentelijke kwaliteitsmenu wordt dit nader uitgewerkt.


Ontwikkelingen waarvoor het Limburgs Kwaliteitsmenu geldt, zijn die met (nieuwe) functies die een nieuw ruimtebeslag leggen op het "maagdelijke" buitengebied en/of met nieuwe verstening en verglazing gepaard gaan. Het gaat daarbij zowel om situaties waarbij de bestemming gewijzigd wordt van een 'landelijke' naar een 'stedelijke' bestemming als om situaties waar door de bestemmingswijziging (bijvoorbeeld door toevoegen van een bouwvlak) mogelijkheden voor nieuwe bebouwing, verstening en verglazing ontstaan.

Dit is niet van toepassing op de voorgenomen ontwikkeling, aangezien er bij de aanleg van een natuurbegraafplaats noch sprake is van gewijzigde bestemming, noch van nieuwe bebouwing, verstening of verglazing. Ook legt de ontwikkeling geen nieuw ruimtebeslag op het buitengebied met een nieuwe functie omdat bij een natuurbegraafplaats de natuurlijke functie in stand wordt gehouden.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Gemeentelijk Kwaliteitsmenu Eijsden-Margraten 2013 (GKM)

Het GKM van de gemeente Eijsden-Margraten is gebaseerd op het LKM. De provincie heeft de Limburgse gemeenten geadviseerd om de uitgangspunten en drempelvoorwaarden van het LKM door te vertalen in een eigen GKM. De provincie heeft het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu Eijsden – Margraten 2013 goedgekeurd.

De gemeente Eijsden-Margraten hecht veel waarde aan haar buitengebied. De gemeente streeft er naar de kwaliteiten van het buitengebied te beschermen en te verbeteren en kwaliteitsverlies van het buitengebied tegen te gaan. De gemeente beoogt daarom met haar eigen Kwaliteitsmenu een balans te vinden tussen de instandhouding en verbetering van de kwaliteiten van het buitengebied enerzijds en de mogelijkheden voor ontwikkelingen anderzijds.

Omdat bij onderhavige ontwikkeling geen sprake is van nieuwe bebouwing, verstening of verglazing en de aanwezige natuurlijke waarde louter versterkt wordt, heeft het GKM hier geen betrekking op.

3.3.2 Erfgoedverordening gemeente Eijsden-Margraten 2013

Op 18 december 2012 heeft de gemeenteraad tevens de 'Erfgoedverordening gemeente Eijsden-Margraten 2013' vastgesteld. Samen met de archeologische beleidskaart vormt de Erfgoedverordening het toetsingskader bij archeologie. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Wet op de Lijkbezorging

Op 7 maart 1991 is de Wet op lijkbezorging vastgesteld. Deze wet reguleert wat er met een lichaam van een overleden persoon moet gebeuren na dood te zijn geboren of na te zijn overleden. De laatste versie van deze wet geldt vanaf 1 augustus 2018.

Hoofdstuk 3 van de wet geeft de regels omtrent begravingen. Begraving geschiedt op een begraafplaats. Het is verboden een begraafplaats, die niet op de voet van het bepaalde bij of krachtens de Wet op lijkbezorging is aangelegd of in gebruik genomen, als zodanig ter beschikking te stellen of te gebruiken.

Begraafplaatsen worden onderscheden in gemeentelijke en bijzondere begraafplaatsen. Een bijzondere begraafplaats kan slechts worden aangelegd en in stand gehouden door een kerkgenootschap dan wel door een privaatrechtelijke rechtspersoon of een natuurlijk persoon.

Voor het aanleggen of uitbreiden van een bijzondere begraafplaats, zoals de Islamitische natuurbegraafplaats, wordt slechts de grond gebruikt, die daartoe door de gemeenteraad is aangewezen. Burgemeester en wethouders kunnen maatregelen voorschrijven, welke nodig zijn teneinde de grond geschikt te maken om als begraafplaats te dienen. Voor het in gebruik nemen van een bijzondere begraafplaats of van een deel daarvan is de toestemming van burgemeester en wethouders nodig. Deze toestemming wordt slechts geweigerd, indien niet aan de wettelijke voorschriften is voldaan.

4.2 Archeologie

Uit de gemeentelijke archeologische beleidskaart blijkt dat ter plekke van het projectgebied sprake is van zowel waarde 4 (olijfgroen): gebieden met een hoge verwachting (trefkans) als van waarde 5 (groen): gebieden met een middelhoge trefkans.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0010.png"
Uitsnede archeologische beleidskaart

In de Erfgoedverordening is opgenomen dat:

  • voor gebieden met een middelhoge verwachting een verstoringsoppervlakte van 1.000 m² en een diepte van 0,50 meter als ondergrens voor archeologisch onderzoek gelden;
  • voor gebieden met een hoge verwachting een verstoringsoppervlakte van 500 m² en een diepte van 0,50 meter als ondergrens voor archeologisch onderzoek gelden.

Gelet op deze trefkans is een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd.

Archeologisch onderzoek

Door ArcheoPro is een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 1).

Op basis van de resultaten van het bureaustudie is geconcludeerd dat voor het projectgebied een hoge archeologische verwachting geldt voor nederzettingsresten en/of begravingen vanaf de steentijd (paleo-/mesolithicum) tot en met Romeinse tijd. Tevens kunnen resten van landgebruik uit alle periodes worden verwacht (hoge verwachting). Voor de niet vermelde periodes of complextypes geldt een lage verwachting. Archeologische resten kunnen direct onder de bouwvoor aangetroffen worden, maar tevens in dan wel onder het colluvium en in de top van de terrasafzettingen.

Het verkennend booronderzoek heeft aangetoond dat de bodem binnen het projectgebied conform de verwachting uit een pakket jong antropogeen colluvium op alluviale terrasafzettingen uit het Weichseliën bestaat. Deze terrasafzettingen bestaan uit een laag oude rivierklei op grof grind. De oude rivierklei kan uit zowel het Laat-Glaciaal als het Vroeg-Holoceen en eerste fase Midden-Holoceen dateren. De dikte van het colluvium bedraagt gemiddeld 94 cm (70 - 100 cm). Vanwege de aanwezigheid van een grindlaag konden de boringen niet tot de gewenste einddiepte van 3 m-mv worden doorgezet. Hierdoor kan er geen uitspraak worden gedaan over de bodemopbouw onder de grindlaag. Er kan derhalve nog niet worden uitgesloten dat de grindlaag waarop de boringen zijn gestuit niet tot het Terras van Maasmechelen met grinden die zijn afgezet door een verwilderd glaciaal riviersysteem behoren, maar tot de daluitspoelingswaaier van de Voer. De aanwezigheid van fijn vuursteengrind zou hierop kunnen duiden. Met name in de daluitspoelingswaaier kunnen theoretisch sublagen voorkomen met een vanwege de specifieke landschappelijke context hoge midden- en laat-paleolitische verwachting.

De hoge archeologische verwachting dient te worden gehandhaafd voor drie stratigrafische niveaus:

  • In de top van het colluvium kunnen resten van landgebruik uit de periode late-middeleeuwen en nieuwe tijd worden verwacht. Voor nederzettingssporen en begravingen geldt voor deze perioden een lage verwachting.
  • In de top van de terrasafzettingen c.q. daluitspoelingswaaier van de Voer kunnen materiële resten en/of sporen vanaf het laat-paleolihicum tot en met de Romeinse tijd aanwezig zijn.
  • In de dieper gesitueerde afzettingen van het terras van Maasmechelen c.q. de daluitspoelingswaaier van de Voer kunnen archeologische niveaus aanwezig zijn met materiële resten en/of sporen uit het midden- en/of laat-paleolithicum.

Geadviseerd wordt om een archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van proefsleuven. Het onderzoek dient zich te richten op zowel sporencomplexen behorend bij (semi)sedentaire agrarische gemeenschappen uit het neolithicum en latere perioden als op artefactcomplexen behorend tot jagers-verzamelaarsgemeenschappen uit het paleo- en mesolithicum. Vanwege de artefactcomplexen dient het proefsleuvenonderzoek eventueel gecombineerd te worden met andere prospectietechnieken zoals karterende boringen en/of proefputten. Het gravend onderzoek dient zich primair te richten op de top van de oude rivierklei.

Om te bepalen of ook onder de aangetroffen grindlaag nog eenheden met een hoge archeologische steentijd verwachting voorkomen worden tijdens het proefsleuvenonderzoek diepe profielputten aangelegd waarna op basis van bevindingen alsnog kan worden besloten om de proefsleuven al dan niet dieper aan te leggen.

Het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek en/of proefputten mag enkel plaatsvinden op basis van een vooraf door de gemeente Eijsden-Margraten goedgekeurd Programma van Eisen.

In alle gevallen geldt dat indien bij toekomstig graafwerk archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, deze direct gemeld dienen te worden bij de minister conform de Erfgoedwet 2016, artikel 5.10 & 5.11.

4.3 Ecologie

Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken, is een quickscan Wet natuurbescherming (hierna Wnb) uitgevoerd om zicht te krijgen op mogelijk voorkomende beschermde flora en fauna en mogelijke consequenties voor het voornemen. De quickscan bestaat uit een onderzoek, toetsing en advies. Effecten in het kader van de gebiedsbescherming, onderdeel zijnde van de Wnb zijn in de quickscan niet meegenomen.

Beschrijving projectgebied

Het projectgebied betreft een enigszins verruigde weide die grotendeels omheind wordt door een meidoornhaag. In het projectgebied zijn verspreid over het terrein diverse bomen aanwezig (zoete kers, eik, plataan en haagbeuk). In de zuidelijke punt van het plangebied is ook een bosschage aanwezig met deze bomensoorten.

Ingreep

Het doel van het voornemen is een Islamitische natuurbegraafplaats te realiseren middels landschappelijke omvorming van het projectgebied. De exacte werkzaamheden zijn nog niet vastgesteld. Er wordt daarom uitgegaan van een worst-case scenario waartoe de volgende werkzaamheden behoren:

  • Aanvullen en waar nodig aanplanten van meidoornhagen rondom de natuurbegraafplaats als afscherming. De uiteindelijke hoogte bedraagt twee meter om de gedachte van de 'ommuurde tuin' vorm te geven;
  • Opening in bestaande meidoornhaag maken als toegang van het gebied (maximaal 2,50 meter breed);
  • Hoofdpaden aanleggen in kiezelstenen en de paden tussen de graven blijven gras;
  • Aanplant van inheemse bomen voor beschutting en schaduwplekken, aansluitend op bestaande structuren. Incidentele aanplant van uitheemse bomen die passen bij een Islamitische natuurbegraafplaats (bv. moerbeiboom);
  • De graven worden gemarkeerd met een platte grafsteen van basalt in het grasperk;
  • Het beheer van de natuurbegraafplaats heeft een natuurlijke, ecologische insteek;

In de nieuwe situatie zal de drukte bij het uitvaartcentrum niet toenemen doordat het terrein dezelfde functie blijft vervullen. Er zullen daarbij nooit twee herdenkingsdiensten tegelijkertijd op de natuurbegraafplaats plaatsvinden. Ook is een deel van de crematies verplaatst naar Maastricht sinds de opening van het Crematorium aldaar.

Planning

De exacte planning is nog niet vastgesteld. De entree, hoofdpaden en grafvelden worden zo snel als mogelijk aangelegd. Eind februari/begin maart worden reeds de nieuwe meidoornhagen aangeplant. De activiteiten op de natuurbegraafplaats zelf vinden het hele jaar door plaats.

Er wordt voor de toetsing aan de Wet natuurbescherming van een - worst-case - uitgegaan, zodat de grootste impact van de ingreep op beschermde soorten, voor zover aanwezig en relevant in beeld wordt gebracht. Hiermee worden alle eventuele vervolgstappen vanuit ecologie inzichtelijk gemaakt.

Methode en resultaten

De quickscan omvat een bureau- en veldonderzoek.

Bureauonderzoek

Voor het bureauonderzoek is gebruik gemaakt van verspreidingsgegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) van de afgelopen vijf jaar (januari 2016) en www.verspreidingsatlas.nl. Tevens is een quickscan flora en fauna die is uitgevoerd in het kader van eerdere ruimtelijke ontwikkelingen op het terrein geraadpleegd (Arcadis, 2016, Quickscan Flora- en faunawet uitbreiding crematorium Walpot, 19 december 2020, ref. E07091.000219).

Veldbezoek

Het veldbezoek is uitgevoerd op 22 januari 2021 door een ecoloog van Arcadis. De weersomstandigheden tijdens het veldbezoek waren: 8°C, 2 Bft., licht bewolkt. Het onderzoek bestond uit het uitvoeren van een habitatgeschiktheidsbeoordeling. Dit is een veldonderzoek waarbij op basis van de uitkomsten van het bureauonderzoek en de fysieke kenmerken van het plangebied (lees: habitats) inzicht wordt verkregen van de mogelijke aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten. Denk hierbij aan landschappelijke elementen die geschikt zijn als groeiplaats, verblijfplaats, foerageergebied en/of verbindingszone. Tijdens het veldbezoek is daarnaast gekeken of sporen aanwezig waren van beschermde soorten.

Hieronder is per soortgroep de aanwezigheid danwel geschiktheid van de habitat beschreven. In tabel 1 is per soortgroep de conclusie weergegeven of en zo ja, welke beschermde soorten mogelijk aanwezig zijn binnen het plangebied, op basis van zowel het bureauonderzoek als veldbezoek.

Broedvogels zonder jaarrond beschermd nest

In het plangebied zijn geen waarnemingen bekend van broedvogels zonder jaarrond beschermd nest (NDFF). Met het veldbezoek zijn echter wel waarnemingen gedaan van vink, zwarte kraai en koolmees. In de wijdere omgeving zijn wel waarnemingen bekend van soorten gebonden aan een stedelijke omgeving (ekster en kauw), boerenland (groene specht, spreeuw, witte kwikstaart en zwarte kraai) en bossen (braamsluiper, grasmus, merel, roodborst etc.). Deze soorten, met name de soorten van bossen kunnen tot broeden komen in de aanwezige meidoornhagen en/ of de aanwezige bomen. Het plangebied kan ook foerageergebied voor al deze soorten bieden.

Broedvogels met jaarrond beschermd nest

In het plangebied zijn geen waarnemingen bekend van broedvogels met jaarrond beschermd nest (NDFF). Tijdens het veldbezoek zijn ook geen waarnemingen van deze soorten gedaan. In de wijdere omgeving zijn wel waarnemingen bekend van soorten als blauwe reiger, buizerd, huiszwaluw, boerenzwaluw, huismus en gierzwaluw. Het plangebied vormt voor deze soortgroep echter geen geschikte broedplaatsen. Hiervoor is het gebied te open en biedt het te weinig dekking of is geen geschikte bebouwing aanwezig. Foerageergebied is voor deze soorten mogelijk wel aanwezig.

Grondgebonden zoogdieren

In en rondom het plangebied zijn waarnemingen bekend van grondgebonden zoogdieren, namelijk das, haas, konijn en vos (NDFF). Tijdens het veldbezoek zijn graafsporen van konijn en das aangetroffen. De das, haas, konijn en vos zijn waargenomen in en rondom het plangebied. Daarbij wordt voornamelijk het bos ten zuiden en de groene zone aan de zuid en westrand van het terrein van Walpot gebruikt door deze soorten. Het plangebied vormt door de afwezigheid van voldoende structuur of dekking enkel foerageergebied voor deze soorten. Voor de das zal het plangebied deels primair foerageergebied vormen. In de nabije omgeving, het bos ten zuidwesten, is namelijk een dassenburcht aanwezig. Deze soort is voor zijn foerageergebied afhankelijk van o.a. natte graslanden die in het plangebied aanwezig. De aanwezigheid blijkt ook duidelijk uit de aanwezige graafsporen en mestputjes van de das. Verblijfplaatsen van deze soorten zijn goed herkenbaar en zijn niet aangetroffen binnen het plangebied zelf. Dit geldt tevens voor andere algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren als reeën, marterachtigen en kleine knaagdieren. Diverse muizensoorten (vermoedelijk veldmuis, rosse woelmuis en bosmuis) hebben wel verblijfplaatsen in het plangebied.

Vleermuizen

Er zijn geen waarnemingen in het plangebied van vleermuizen bekend. Ten zuidwesten van het plangebied, langs de bosrand zijn vanuit transect-tellingen waarnemingen bekend van voornamelijk gewone dwergvleermuis en enkele laatvliegers (NDFF). In het plangebied zijn geen boomholten of gebouwen met voor deze soorten geschikte openingen aanwezig. Verblijfplaatsen zijn daarmee in het plangebied uitgesloten. Wel zijn mogelijk vliegroutes en foerageergebied aanwezig voor soorten die in de nabijheid (omliggende bossen en woonkern van Eijsden) aanwezig zijn. Daarbij zullen de soorten de heggenstructuren in het plangebied volgen als vliegroute. De luwte die hiermee ontstaat, samen met de spaarzaam aanwezige bomen kunnen als foerageergebied dienen.

Flora 

Er zijn geen waarnemingen van beschermde soorten flora in of binnen 200m van het plangebied bekend (NDFF). Het plangebied betreft een enigszins verruigd grasland met extensief maaibeheer. Op basis van aanwezige soorten is het vermoeden dat het grasland ook bemest wordt. Door de dichte grasmat en bemesting zijn er geen gunstige groeiomstandigheden voor beschermde soorten flora in het plangebied aanwezig.

Amfibieën

Er zijn geen waarnemingen van amfibieën in het plangebied bekend (NDFF). Eromheen (200m) zijn waarnemingen bekend van de bruine kikker, gewone pad en meerkikker. Het plangebied bevat geen oppervlaktewater. Hiermee zijn voortplantingsfuncties van amfibieën uit te sluiten. In het plangebied is weinig dekking en struweel aanwezig. Daarmee is het landbiotoop voor deze soorten hoogstens marginaal. De directe omgeving, met name het bos ten zuidwesten van het plangebied vormt ideaal landbiotoop voor deze soorten. Door hun algemene voorkomen en grote actieradius kunnen deze soorten niet worden uitgesloten. Het gaat daarbij hoogstens om marginaal landbiotoop. Aanwezigheid van dieren zal daarmee hooguit incidenteel zijn. Beschermde soorten zijn uit te sluiten op basis van afwezigheid van voortplantingsbiotoop en de vele barrières die deze soorten moeten overkomen (wegen, predatoren) om vanaf voortplantingswater in het plangebied te komen.

Reptielen

In de omgeving van het plangebied (200m) zijn geen waarnemingen bekend van reptielen (NDFF). Het plangebied vormt geen geschikt habitat voor deze soorten. Deze soorten zoeken verstoringsarme gebieden met daarin een structuurrijke vegetatie. Deze zijn niet aanwezig in het plangebied. Op basis van afwezigheid van waarnemingen en ongeschiktheid van het plangebied voor deze soorten zijn reptielen uitgesloten.

Vissen

In het projectgebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Daarmee is de aanwezigheid van beschermde soorten vissen uitgesloten.

Ongewervelden

In het plangebied zijn geen waarnemingen van beschermde ongewervelden bekend. Buiten het plangebied zijn wel waarnemingen van de bosbeekjuffer, bruin dikkopje en veldparelmoervlinder bekend. Deze en andere beschermde soorten stellen strenge eisen aan hun leefgebied zijnde stromend helder water en warme kalkgraslanden, rottend dood hout en bepaalde boom-, plantsoorten (waardplanten). Deze kenmerken zijn niet te vinden binnen het plangebied waarmee functies voor ongewervelden zijn uitgesloten.

Tabel: Conclusies aanwezigheid en functie leefgebied van beschermde soorten binnen het plangebied per soortgroep.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0011.png"

Effectbeschrijving en toetsing

In de onderstaande tabel is per soortgroep voor de (mogelijk) aanwezige soorten, op basis van de conclusie in de vorige paragraaf, een beschrijving gegeven van mogelijke effecten als gevolg van het voornemen.

Tabel : Effecten per soortgroep als gevolg van werkzaamheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0012.png"

*) In de provincie Limburg geldt een (tijdelijke) vrijstelling voor de binnen het plangebied algemeen voorkomende soorten grondgebonden zoogdieren (met uitzondering van de das) en algemeen voorkomende amfibieën. Deze zijn in de toetsing daarom niet meegenomen. Voor deze soorten geldt, zoals voor alle soorten, wel nog de zorgplicht.

Door de werkzaamheden worden mogelijke enkele verbodsbepalingen van de Wnb overtreden:

  • Art. 3.1 lid 1 en lid 2 ten aanzien van het mogelijk doden van broedvogels zonder jaarrond beschermd nest en het opzettelijk vernielen van nesten bij werkzaamheden gedurende het broedseizoen. Verstoring van individuen leidt niet tot een wezenlijke invloed op de staat van instandhouding;
  • Art. 3.5 lid 2 ten aanzien van het verstoren van foeragerende vleermuizen en/ of vleermuizen op vliegroute;
  • Art. 3.10 lid 1b ten aanzien van het mogelijk beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de das door afbreuk van essentieel foerageergebied.

Mitigatieplan

De beschreven negatieve effecten op soorten en daarmee overtredingen van de verbodsbepalingen van de Wnb moeten zoveel als mogelijk gemitigeerd te worden. Dit kan door de volgende maatregelen te nemen:

  • Voer de werkzaamheden volledig uit buiten het broedseizoen; in de periode vanaf 15 september t/m februari. Hiermee wordt de verstoring van vleermuizen voorkomen en verstoring en doden van broedvogels met en zonder jaarrond beschermd nest.
  • Voer de werkzaamheden enkel uit tussen zonsopkomst en zonsondergang. Hiermee wordt de verstoring van vleermuizen volledig voorkomen en wordt verstoring van de das ook voorkomen.
  • Behoud functies van het gebied voor beschermde soorten volledig en leg dit vast in het inrichtingsplan. Dit betekent dat er géén verlichting op het terrein mag worden toegepast (of enkel vleermuisvriendelijke verlichting) en dat het terrein toegankelijk moet blijven voor soorten middels openingen onder de meidoornhagen of eventuele hekwerken die geplaatst gaan worden. Uitgangspunt daarbij is dat het terrein in de uiteindelijke situatie een meerwaarde biedt voor de aangetroffen soorten.

Met het toepassen van deze mitigerende maatregelen worden de verbodsbepalingen volledig gemitigeerd. Daarbij is uitgegaan van de worstcase situatie dat de mogelijke aanwezige beschermde soorten daadwerkelijk voorkomen in het plangebied.

Conclusie

Middels mitigerende maatregelen zijn de negatieve effecten volledig te mitigeren. Mits deze maatregelen volledig in te passen zijn, is het voornemen om een Islamitische natuurbegraafplaats te realiseren niet ontheffingsplichtig in het kader van de soortenbescherming Wnb.

Deze conclusie is opgesteld op basis van wat hiervoor is beschreven onder werkzaamheden en planning. Wijzigingen in planning, fasering, uitvoermethode of geheel nieuwe activiteiten in afwijking van het voornemen, dienen vooraf getoetst te worden door een ecoloog. Deze kunnen immers ook (nieuwe) negatieve effecten hebben op de mogelijk aanwezige flora en fauna. Ecologische onderzoeken en te treffen maatregelen zijn gebonden aan specifieke perioden voor uitvoering. Om ongewenste uitloop te voorkomen, is het daarom noodzakelijk om wijzigingen zo vroeg mogelijk in beeld te brengen en te communiceren met een ecoloog.

4.4 Landschap

Inleiding

Het uitvaartcentrum is gelegen in de landschappelijke groenzone langs de A2 en de Rijksweg. Deze gevarieerde zone bestaat uit bospercelen, akker- en weilanden, parken en boomgaarden. Het uitvaartcentrum is op natuurlijke wijze ingepast in deze zone en sluit naadloos aan op de kenmerken van het Limburgse heuvellandschap

Met de vestiging van een Islamitische natuurbegraafplaats in de meest zuidwestelijk gelegen landschapskamer kan door de groene, sobere inrichting een extra schakel in de groene landschapszone worden gemaakt en ontstaat een betere verweving met het park-bosgebied aan de zuidwestzijde van de locatie.

Het rapport structuurontwerp Islamitische begraafplaats is opgenomen in Bijlage 2 en het inrichtingsplan in Bijlage 3.

Kernkwaliteiten

Het projectgebied is gelegen binnen de begrenzing van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg (deelgebied Maasdal) en maakt onderdeel uit van het Landschapstype dalbodem. In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg is het gebied aangewezen als Zilvergroene natuurzone. Het unieke karakter van het Nationaal Landschap dient hersteld, onderhouden en doorontwikkeld te worden. Daarbij ligt de focus op tien kernwaarden. De tien kernwaarden bestaan uit vier landschappelijke kernkwaliteiten aangevuld met zes sociaal-economische waarden. Om de Islamitische begraafplaats zo goed mogelijk in te passen in de ruimtelijke structuren van het Zuid-Limburgse landschap, is getoetst aan de vier landschappelijke kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap-Zuid Limburg in het projectgebied.

De twee belangrijkste binnen het projectgebied voorkomende kernkwaliteiten bestaan uit de kernkwaliteiten 'groen karakter' en 'contrast open-beslotenheid'. Deze karakteristieke visueel-landschappelijke waarden worden gevormd door de in het projectgebied voorkomende bomen en beplantingen:

  • de aanwezige laanstructuur van de Pisartlaan.
  • de aanwezige bosbeplanting langs de A2.
  • de glooiingen en bosbeplanting van de ˜Tiende Vrij".
  • de al aanwezige landschapskamers van Walpot met o.a. hoogstamfruitbomen en meidoornhagen.

Er hoeven geen bomen of beplantingen te worden verwijderd. Daarmee zijn er geen negatieve effecten te verwachten.

Binnen het projectgebied is op de volgende wijze omgegaan met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten. Door de consequente toepassing van meidoornhagen wordt het visueel ruimtelijke karakter versterkt. Hierdoor onstaat een aantrekkelijk gebied waarin open en besloten gebieden elkaar afwisselen. Daarnaast worden solitaire grove dennen (naast de al aanwezige eiken en prunussen) teogevoegd die passen binnen de karakteristieke soorten van het Limburgse landschap. Ook zorgen de dennen voor het groenblijvende karakter jaarrond, hierdoor is de fijnstof opname zeer hoog. De toevoeging van groenblijvende heesters (Rhododendrons) in het projectgebied zorgen voor extra nest- en schuilgelegenheid voor vogels en kleinere fauna. Het geheel is visueel aanstrekkelijk en geeft meerwaarde voor het Zuid-Limburgse landschap.

Inrichtingsplan

Voor Uitvaartcentrum Walpot is het belangrijk dat de begraafplaats aansluit bij de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden en dat het één geheel vormt. Op en rond de begraafplaats wordt zoveel mogelijk uitgegaan van streekeigen beplanting, zoals de voor Zuid-Limburg kenmerkende meidoornhagen om percelen te begrenzen en bomen die thuishoren in het Limburgse landschap. Daarnaast komen er ook uitheemse accenten als Rhododendrons en klimrozen die weer passen binnen de Islamitische cultuur. Deze soorten dragen samen allemaal bij aan de biodiversiteit en ecologische processen in dit gebied.

Het is voor de Islamitische geloofsgemeenschap belangrijk dat de begraafplaats een 'eigen' plek is waar de naleving van de Islamitische voorschriften is gegarandeerd. Daarnaast is de Islamitische begraafplaats een besloten ruimte; het principe van de omsloten tuin (Faradis). De gehele begraafplaats wordt begrensd door meidoornhagen, met als toegangspoort een spijlenhekwerk met een nader te bepalen symbool of tekst uit de Koran. Direct bij de entree wordt een ruime reinigingsplek ingericht van waaruit men de begraafplaats kan betreden.

Het concept gaat uit van 3 herkenbare, ruimtelijke systemen die over elkaar worden gelegd:

  • 1. Een lineaire structuur van de grafzones die georiënteerd zijn naar Mekka.
  • 2. De gebogen hoofdpadenstructuur vanaf het entreeplein die een bezinningsplek vormen en de verschillende parallel lopende graspaden toegankelijk maken. Uiteindelijk monden deze uit in de zogenaamde rustplekken aan het einde van het de paden. Het gebogen
  • 3. Enkele solitaire boomgroepen die verdeeld staan over de omsloten tuin (Faradis) die voor beschutting zorgen en het geheel een kenmerkend 'weide' karakter geven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0013.png"

Structuurontwerp Islamitische begraafplaats

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0014.png"

Vogelvluchtimpressie Islamitische begraafplaats

4.5 Water

Het doel van de Watertoets is in een vroeg stadium waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar te maken en evenwichtig mee te nemen bij ruimtelijke plannen. Er wordt met name ingegaan op de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding en de beschrijving van de maatregelen die worden getroffen. Waterbeheerders worden in een vroeg stadium betrokken bij de planvorming om zo een duurzame omgang met hemel-, grond- en oppervlaktewater te waarborgen en “water” mee te laten wegen in het planproces. In de watertoets kijken we naar de volgende aspecten: hemelwater; oppervlaktewater; grondwater en vuilwater en droogweerafvoer waarvan het resultaat wordt vastgelegd in deze waterparagraaf.

Regelgeving en beleidskader

Europese Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft tot doel om de kwaliteit van de Europese wateren in een goede toestand te brengen en te houden. Waterbeheer op het niveau van stroomgebieden is daarbij het uitgangspunt, waarbij het stroomgebiedbeheerplan een belangrijk instrument is. In 2015 heeft Nederland de tweede generatie stroomgebiedbeheerplannen naar de Europese Commissie gestuurd: voor de Rijn, de Schelde, de Maas en het Eems-Dollardestuarium. Het plangebied valt binnen het beheersgebied van Waterschap Limburg, dat onderdeel uitmaakt van het stroomgebied van de Maas. Van belang is dat bij initiatieven tenminste voldaan wordt aan het stand-still principe. Dit houdt in dat een ingreep (uitvoering van het ruimtelijk plan) de toestand van het watersysteem niet mag verslechteren, tenzij beargumenteerd kan worden dat dit wegens 'een hoger doel' niet anders kan (notitie Gevolgen van de KRW voor fysieke projecten in en om het water, ministerie van Verkeer en Waterstaat, maart 2006).

Nationaal Bestuursakkoord Water

Op basis van het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water' hebben het Rijk, de provincies, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekent. Het NBW is doorgevoerd in de provinciale en regionale beleidsplannen.

Relevante aspecten uit het NBW zijn:

  • Toepassen van de watertoets als procesinstrument op alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen.
  • Toepassen van de trits schoonhouden - zuiveren - schoon maken, met als eerste insteek het voorkomen van vermenging van schoon hemelwater van dakvlakken en afvalwater en het gebruik van bijvoorbeeld een bodempassage voor hemelwater van druk bereden straatvlakken.
  • Wateropgave (de benodigde bergingscapaciteit voor het opvangen van pieken in neerslag) bepalen aan de hand van de NBW normen regionale wateroverlast. Voor stedelijk gebied geldt een norm van T=100 (neerslaggebeurtenis die statistisch berekend eens in de 100 jaar voorkomt).

Wet op de lijkbezorging

In de Wet op de lijkbezorging (Wlb) zijn bepalingen opgenomen omtrent begraving. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen op grond van die wet regels worden gesteld over onder meer de inrichting van het graf en de afstand van de graven onderling. In het Besluit op de lijkbezorging (Blb) is daaraan gevolg gegeven. Het ministerie van (toen nog) VROM heeft een Inspectierichtlijn Lijkbezorging uitgegeven (hierna de Inspectierichtlijn), die dient als handreiking voor inrichting, technisch beheer en onderhoud van begraafplaatsen, crematoria en opbaargelegenheden.


Artikel 5 Besluit op de lijkbezorging hanteert de volgende uitgangspunten omtrent begraven en grondwater:

  • 1. De afstand tussen de graven onderling bedraagt ten minste dertig centimeter.
  • 2. Boven de kist of het omhulsel bevindt zich een laag grond van ten minste vijfenzestig centimeter.
  • 3. Ten hoogste drie lijken mogen boven elkaar worden begraven, mits boven elke kist of ander omhulsel een laag grond van ten minste dertig centimeter dikte wordt aangebracht, die bij een volgende begraving niet mag worden geroerd. Ten aanzien van de bovenste kist of het bovenste omhulsel is het tweede lid van toepassing.
  • 4. De graven bevinden zich ten minste dertig centimeter boven het niveau van de gemiddeld hoogste grondwaterstand.
  • 5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing op bestaande graven.


De belangrijkste bepaling in relatie tot grondwater is die van het vierde lid. In samenhang met het derde lid kan worden vastgesteld hoe diep het grondwaterpeil moet zijn als er in meerdere lagen boven elkaar wordt begraven. Doel van deze bepalingen zijn het bevorderen van het verteringsproces.

In de Inspectierichtlijn Lijkbezorging (2014) worden de handvatten gegeven voor gemeenten en provincies om op juiste inpassing van begraafplaatsen op milieuhygiënische randvoorwaarden te toetsen en te handhaven.


Wet bodembescherming

In de Wet bodembescherming (Wbb) is een zorgplicht opgenomen in artikel 13. Deze bepaling verplicht bij bodemverontreiniging (dus ook grondwater) tot het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd. Daartoe kan sanering van de verontreinigde grond en grondwater behoren. De zorgplicht is van toepassing op degene die op of in de bodem handelingen verricht als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 11 Wbb. Een van de handelingen die in artikel 6 worden genoemd is "het begraven van stoffelijke resten".

Bevoegd gezag voor de toepassing van de zorgplicht is het bevoegd gezag Wbb. Dit zijn Gedeputeerde Staten en daartoe aangewezen bevoegd gezag gemeenten (art. 88 Wbb).


Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland zijn vervangen door deze Waterwet en de zes verschillende vergunningen zijn opgenomen in één vergunning. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk doel is het klimaat adaptief en klimaatbestendig maken en wateroverlast zoveel mogelijk te beperken.

Een belangrijke verandering na het in werking treden van de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe en indirecte lozingen. Alle indirecte lozingen vallen onder het bevoegde gezag voor de Wet Milieubeheer (gemeente en provincie). Alle directe lozingen vallen onder het gezag van de Waterwet (waterschappen voor de regionale wateren en Rijkswaterstaat voor de rijkswateren). Een Watervergunning is nodig voor het lozen van regenwater van verhard dak- en terreinoppervlak direct of via een retentie of infiltratievoorziening in oppervlaktewater.

Provinciaal Omgevingsplan Limburg

Het provinciaal waterbeleid is vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) van 2014 en is nader geconcretiseerd in de POL-aanvulling Provinciaal Waterplan 2010-2015 op grond van de vereisten van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Deze POL-aanvulling is in 2015 opgevolgd door het Provinciaal Waterprogramma 2016-2021, conform de 6-jarige plancyclus van de KRW. Dit programma maakt onderdeel uit van het tweede nationale Stroomgebiedbeheerplan Maas.

In aanloop naar de Omgevingswet wordt naar verwachting in april 2021 een nieuwe provinciale omgevingsvisie vastgesteld. De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed.

Omgevingsverordening Limburg

Een belangrijk onderdeel van het grondwaterbeschermingsbeleid van de provincie is het aanwijzen van beschermingszones. Deze beschermingszones worden vastgelegd in de Omgevingsverordening Limburg (2014) en kunnen bestaan uit waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden of boringsvrije zones.

Naast de provinciale omgevingsvisie wordt ook een nieuwe Omgevingsverordening vastgesteld. De nieuwe Omgevingsverordening zal op 1 januari 2022 in werking treden. Binnen deze waterparagraaf is uitgegaan van de Omgevingsverordening Limburg 2014.

Het projectgebied bevindt zich niet binnen een waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied of boringsvrije zone. Vanuit de Omgevingsverordening worden aan begraafplaatsen geen aanvullende eisen gesteld.

Waterschap Limburg

Een deel van het beleid van het waterschap ligt vast in de Keur (01-04-2019). De regels in de Keur hebben betrekking op het lozen, afvoeren, onttrekken of aanvoeren van grondwater en water uit beken en andere wateren. Ook kent de Keur gebods- en verbodsbepalingen over zaken die niet mogen in of om watergangen, dijken en lijnvormige elementen. Iedereen die werkzaamheden uitvoert of activiteiten plant in en om water of dijken, heeft met de Keur te maken.

Bij afvoer en lozing van hemelwater afkomstig van nieuw aangelegd verhard oppervlak wordt het stand-still beginsel (waterneutraal bouwen) gehanteerd. Dit wil zeggen dat er bij een toename van het verhard oppervlak het debiet van de lozing uit een gebied niet toe mag nemen.

Vanuit het Waterschap wordt voor zaken rondom bodem- en grondwaterkwaliteit verwezen naar het beleid van de gemeente Eijsden-Margraten of de provincie Limburg.

Gemeente Eijsden-Margraten

Het gemeentelijk beleid dat betrekking heeft op deze waterparagraaf is voornamelijk vastgelegd in het GRP 2018-2022. Hieruit hebben de volgende punten betrekking op deze waterparagraaf:

  • Bij alle percelen op het gemeentelijk grondgebied waar afvalwater wordt geproduceerd, moet een acceptabele voorziening voor de inzameling van afvalwater aanwezig zijn;
  • Een uitbreiding van het verhard oppervlak, het ontwerp van een nieuw rioolstelsel en de optimalisatie van een bestaand rioolstelsel moet worden afgestemd op de lokale situatie waarbij de volgende voorkeursvolgorde wordt gehanteerd en doelmatigheid uitgangspunt is:
    • 1. hemelwater dat niet wordt hergebruikt wordt afhankelijk van de mate van vervuiling met of zonder filtervoorziening en/of bronmaatregelen indien mogelijk ter plekke in de bodem geïnfiltreerd;
    • 2. waar infiltratie niet mogelijk is wordt schoon regenwater geborgen en vertraagd afgevoerd naar oppervlaktewater of waar dat niet doelmatig is geloosd op de (gemengde) riolering;
    • 3. bij uitzondering wordt regenwater vermengd met afvalwater en afgevoerd via het gemengde rioolstelsel.
  • Grondwaterproblemen moeten worden voorkomen.

De gemeente heeft geen vastgesteld beleid wat betreft grondwaterkwaliteit in relatie tot het begraven van overledenen. Bij een Islamitische begrafenis worden overledene in een lijkwade begraven. In het kader van dit project is contact gezocht met de gemeente. De gemeente heeft aangegeven dat ze per situatie beoordelen of er aanvullende maatregelen voor de waterkwaliteit genomen dienen te worden.

Huidige situatie

Hoogte ligging

De algemene hoogtekaart Nederland (AHN3) toont de hoogteligging in en rondom het projectgebied. Het plangebied loopt van NAP+59,5m in het westen op tot NAP+60,1m in het zuidoosten. Het hoogteverschil tussen het projectgebied en de omliggende kavels is minimaal. Enkel het hoger gelegen deel ten zuidwesten van het projectgebied wijkt met circa 66,0 m +NAP af van de omgeving.

Bodemopbouw

Binnen het projectgebied zijn voor zover bekend geen boringen gedaan. Wel zijn er in de nabijheid van het gebied boringen (afkomstig van het DINOloket) te vinden, waaruit duidelijk wordt dat de ondiepe ondergrond (tot circa 4 m beneden maaiveld) uit een leemlaag bestaat. Daaronder bevindt zich een bodemlaag bestaande uit sterk grindig leem. Deze laag ligt tot minimaal 15 m beneden maaiveld op een laag bestaande uit grind.

Uit deze boringen valt te stellen dat de bodemdoorlatendheid van bovenlaag (leem) slecht is (k-waarde van 0,05 tot 0,5), maar dat de lagen er onder als goed tot zeer goed kunnen worden aangemerkt.

Geohydrologie

Binnen het projectgebied of in de nabije omgeving zijn geen grondwatermetingen gedaan. De dichtstbijzijnde (langdurige) meting uit het DINOloket bevindt zich op de locatie van de oranje stip in (zie kaart hieronder - B61H0123). Deze grondwatermeting laat zien dat de GHG zich minimaal 10m beneden maaiveld bevindt. Buizen in de omgeving laten vergelijkbare waarden zien. Naar verwachting zal het grondwater in het projectgebied ook op een vergelijkbare diepte bevinden en zal van grondwateroverlast in het projectgebied geen sprake zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0015.png"

Grondwatermeting in de omgeving van het plangebied (Dinoloket)

Oppervlaktewater

Binnen of rondom het projectgebied is geen oppervlaktewater aanwezig. De dichtstbijzijnde watergang is de Voer, ten zuiden van het projectgebied.

Toekomstige situatie

Toename verharding

Binnen het projectgebied is op dit moment geen verharding aanwezig. In het nieuwe ontwerp worden de entree, de bezinningsplek, de rustplekken en de hoofdpaden uitgevoerd in lichte kiezelstenen. De tussenpaden bestaan uit gras. Dit betreft een minimale toename aan open-verharding, en zorgt ervoor dat het water binnen het projectgebied kan infiltreren. Er vindt geen aansluiting plaats op de riolering.

Bergingsopgave

Dit is niet van toepassing, omdat het water lokaal kan infiltreren en niet versneld zal afvoeren op het watersysteem.

(Afval)waterketen

Op het terrein van het uitvaartcentrum is een waterput aanwezig waar water uit gehaald wordt om de planten te bewateren. Dit water wordt ook gebruikt op de reinigingsplaats bij de entree (zonder schoonmaakmiddelen) en zal via een buis afwateren op de sloot langs het hoofdpad op het terrein van het uitvaartcentrum. Binnen het gebied wordt dus geen water middels een voorziening/riolering afgevoerd.

Vanuit artikel 5 van de Wet op de Lijkbezorging gesteld dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand zich minimaal 0,35 m beneden het begraven lichaam moet bevinden om ontbinding van lichamen te bevorderen. De grondwaterstand binnen het gebied bevindt zich naar verwachting op minimaal 10m-mv en zal daarmee dus ook geen knelpunt vormen voor de natuurbegraafplaats.

Door de diepe ligging van het grondwater zal in het gebied geen drainage worden toegepast.

Waterkwaliteit

De natuurbegraafplaats heeft vanuit de wet bodembescherming een zorgplicht om al het mogelijke te doen om bodemverontreiniging tegen te gaan. Het is mogelijk dat er door ontbinding van lichamen in de bodem lokale bodemverontreiniging optreedt. Of er aanvullende maatregelen getroffen dienen te worden, dient met de gemeente nader te worden afgestemd.

Conclusie

De nieuwe natuurbegraafplaats zal geen tot een zeer minimale impact hebben op de waterhuishouding in de omgeving. Wel dient de initiatiefnemer met de gemeente en provincie nader af te stemmen of aanvullende maatregelen nodig zijn om aan de zorgplicht van de wet bodembescherming te voldoen.

4.6 Verkeer en parkeren

Het bestaande uitvaartcentrum Walpot ligt ten zuidoosten van de kern Eijsden. Het uitvaartcentrum is goed bereikbaar via de A2, afslag 57 Oost Maarland en vervolgens de Rijksweg volgend richting Pisartlaan, alwaar de ingang naar het uitvaartcentrum is gelegen.

Initiatiefnemer is voornemens om een gedeelte van het bestaande terrein in te richten tot Islamitische natuurbegraafplaats.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van wijziging van het bruto vloeroppervlak van het bestaande crematorium en de condoleance & ontmoetingsruimte La Memoire. Er vinden gemiddeld gezien niet meer dan 6 bijeenkomsten per dag plaats. Dit aantal zal door het initiatief niet wijzigen omdat de Islamitische natuurbegraafplaats gebruik zal maken van de reeds bestaande voorzieningen. Alleen bij grafbezoek, in het bijzonder op vrijdag en Islamitische feestdagen, kan extra verkeer worden verwacht. Dit extra verkeer zal echter zeer beperkt zijn en vallen binnen de natuurlijke fluctuaties van de verkeersgeneratie van het uitvaartcentrum/crematorium.

Op het terrein van uitvaartcentrum Walpot zijn 160 parkeerplaatsen aanwezig. Daarnaast zijn nog 40 parkeerplaatsen in de verharde bermen van de toegangsweg aangelegd welke fungeren als overloop parkeerplaats. Dit aantal is ruimschoots voldoende om aan de parkeerbehoefte te voldoen van gemiddeld 80 auto's als er 2 bijeenkomsten (herdenkingsdienst en koffietafel) tegelijk zouden plaatsvinden en eventueel grafbezoek.

Ook kunnen het voorplein bij de entree, het hoofdpad van voorplein richting Ir. Rocourstraat en de ruimte tussen het Crematorium en La Memoire ingezet worden als overloop (ca. 150 parkeerplaatsen).

Richting de Ir. Rocourstraat is uitsluitend sprake van een calamiteitenontsluiting van het uitvaartcentrum, waardoor overlast voor de bewoners aan de Ir. Rocourstraat wordt voorkomen.

Gezien het voorstaande kunnen de verkeerseffecten als verwaarloosbaar worden beschouwd.

4.7 Milieuaspecten

4.7.1 Bodemkwaliteit

In opdracht van Walpot Uitvaartzorg heeft Arcadis Nederland B.V. een vooronderzoek verricht voor het terrein aan Pisartlaan 8 te Eijsden (zie Bijlage 4). Het vooronderzoek is uitgevoerd in verband met het krijgen van inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.

Voor de bepaling van de onderzoeksstrategie is een vooronderzoek uitgevoerd gebaseerd op het onderzoeksprotocol NEN 5725 (Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek). Hierbij zijn o.a. de in het verleden op de locatie uitgevoerde activiteiten en de resultaten van in het verleden (in de omgeving) uitgevoerde bodemonderzoeken geïnventariseerd.

Bodembedreigende activiteiten

Uit de resultaten van het vooronderzoek blijkt dat op de locatie geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Tot 2007 was het terrein in gebruik voor agrarische doeleinden, vervolgens heeft het uitvaartcentrum en crematorium zich hier gevestigd. Wel is er sprake van de aanwezigheid van halfverharding in paden.

Bodemverontreiniging

Uit de gegevens van eerder op en/of in de omgeving verrichte onderzoeken blijkt dat op de locatie de bovengrond licht verontreinigd is met cadmium, koper, lood en sterk verontreinigd met zink. Tevens zijn enkele individuele PAK's aangetoond. De som PAK blijft echter onder de streefwaarde.

De ondergrond is op een enkele plek tot 1,0 m -mv verontreinigd met licht verhoogde gehalten zink. Verder zijn er in de ondergrond geen verhoogde gehalten aangetoond.

De (voormalige) paden zijn allemaal buiten het onderzoeksgebied gelegen. Er wordt dan ook geen invloed op de kwaliteit van de bodem verwacht als gevolg van deze paden.

Het pad in het verlengde van de Ir. Rocourstraat is wel direct naast de onderzoekslocatie gelegen. De puin- en sintellaag is sterk verontreinigd met arseen, cadmium, koper, lood en nikkel en is zeer sterk verontreinigd met zink. De zintuiglijk schone ondergrond is licht verontreinigd met arseen, cadmium en koper en sterk verontreinigd met zink. Het gaat om meer dan 25 m2 grond die verontreinigd is met zink en derhalve sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Zolang deze locatie geen deel uitmaakt van het terrein waar de Islamitische natruurbegraafplaats wordt gerealiseerd, kan dit in de huidige vorm blijven liggen. Mocht dit wijzigen, dan is een extra bodemonderzoek en eventueel sanerende maatregelen wel noodzakelijk.

Asbest

Uit het voorgaand bodemonderzoek blijkt dat de onderzoekslocatie niet asbestverdacht is, tijdens het nader onderzoek uit 2006 zijn alle aangetroffen asbestverdachte materialen op het maaiveld verwijderd. Slechts in één proefsleuf is een stukje asbestverdacht materiaal aangetroffen. In geen van de grondmonsters was dit het geval. In geen van de andere eerder uitgevoerde bodemonderzoek is zintuiglijk asbest waargenomen. De locatie is daarmee niet verdacht op de aanwezigheid van asbest.

De overige terreindelen zijn diffuus verontreinigd, maar dit kan worden gezien als gebiedseigen kwaliteit. In dit stadium van het onderzoek wordt dan ook geen verkennend bodemonderzoek nodig geacht.

4.7.2 Geluid

Onderhavige ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de aanleg van een Islamitische natuurbegraafplaats als uitbreiding van het bestaand uitvaartcentrum aan de Pisartlaan. Een begraafplaats valt volgens de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering, editie 2009' in milieucategorie 1 met een richtafstand van 10 meter voor geluid.

De meest nabij gelegen woning aan de Ir. Rocourstraat ligt op 70 meter van het projectgebied.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van de Islamitische natuurbegraafplaats.

4.7.3 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

In hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn per 15 november 2007 luchtkwaliteitseisen opgenomen. De betreffende artikelen van de Wet milieubeheer worden in de regel aangeduid als "Wet luchtkwaliteit". Hierin zijn de Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen.

In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM2,5 en PM10).Ten aanzien van PM2,5 kan worden opgemerkt dat uit de praktijk blijkt dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook de grenswaarde van PM2,5 wordt nageleefd.

Conform artikel 5.16 van de Wm zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen.

Uitvoeringsregels

Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit zijn een aantal uitvoeringsregels in werking getreden. Deze uitvoeringsregels zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen (MR).

In het Besluit nibm (niet in betekende mate) en de Regeling nibm zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip nibm. Indien aan deze regels wordt voldaan kan een ruimtelijke ontwikkeling zonder verdere toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit volgt uit artikel 4, eerste lid, van het Besluit nibm.

Beoordeling

Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' is onder andere een project dat minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen (dit komt overeen met 1,2 µg/m3) vrijgesteld van toetsing.

Achtergrondconcentraties

Naast hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is ook het beginsel van een goede ruimtelijke ordening van toepassing. In het kader van een goede belangenafweging kan het onwenselijk zijn dat personen worden blootgesteld aan een slechte luchtkwaliteit, ondanks dat wordt voldaan aan hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Van belang is daarom dat er inzicht is in de luchtkwaliteit.

De heersende luchtkwaliteit ter hoogte van het projectgebied is beoordeeld aan de hand van de grootschalige concentratiekaartbestanden (GCN) zoals gepubliceerd door het RIVM. De achtergrondconcentraties luchtkwaliteit zijn voor 2020 en 2030 bekeken.

Uit de onderstaande concentratiekaarten blijkt dat de heersende waarden voor stikstofdioxide en fijn stof ruim lager zijn dan de grenswaarde van 40 µg/m3 respectievelijk 25 µg/m3. Dit leidt ertoe dat er ten aanzien van de achtergrondconcentraties luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0016.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0017.jpg"  
Kaart concentratie NO2 (jaar 2020)   Kaart concentratie NO2 (jaar 2030)  

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0018.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6245SK8-VG01_0019.jpg"  
Kaart concentratie PM10 (waarde 2020)   Kaart concentratie PM10 (waarde 2030)  

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het nibm-criterium waardoor er geen wezenlijke invloed op de luchtkwaliteit is. Daarnaast voldoet de reeds heersende luchtkwaliteit ter plekke van het projectgebied ruimschoots aan de normen. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de planvorming.

4.7.4 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid wordt gekeken naar het risico dat bepaalde activiteiten hebben voor niet bij de activiteit betrokken personen. Sinds 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het Bevi verplicht de bevoegde gezagen Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Wet ruimtelijke ordening (Wro) – de gemeenten en provincies – afstand te houden tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven. Daarnaast dient ook rekening gehouden te worden met veiligheidsafstanden ten opzichte van risicovol transport (onder meer het transport van gevaarlijke stoffen).

Het voornemen voorziet niet in de realisatie van een risicovolle bedrijfsactiviteit. Daarnaast is een begraafplaats op grond van wet- en regelgeving geen (beperkt) kwetsbaar object. Hierdoor hoeft geen toetsing plaats te vinden aan het aspect externe veiligheid.

4.8 Kabels en leidingen

Door het projectgebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.

4.9 Rooilijnenbeleid langs A2

Het Rijk heeft bebouwingsvrije zones vastgesteld langs wegen die in hun beheer zijn. De zones hebben enerzijds tot doel om de verkeersveiligheid te garanderen, bijvoorbeeld door te voorkomen dat hier bouwwerken worden gerealiseerd die het zicht van automobilisten inperken. Anderzijds fungeren de zones als overlegzones en als ruimtereservering voor eventuele toekomstige uitbreidingen van de rijkswegen.

Het rooilijnenbeleid dat Rijkswaterstaat hanteert langs de A2 bestaat uit een bebouwingsvrije zone en een overlegzone. Langs de A2 is de bebouwingsvrije zone het gebied tussen de 0 en 50 meter, gemeten uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan (inclusief toe- en afritten). In deze zone geldt een bouwverbod, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van het verkeer. De overlegzone langs deze wegen is het gebied tussen de 50 en 100 meter, eveneens gemeten uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan (inclusief toe- en afritten). Bebouwing binnen deze zone is pas mogelijk via een afwijkingsprocedure, nadat Rijkswaterstaat ter zake om advies is gevraagd.

Een deel van de Islamitische natuurbegraafplaats wordt aangelegd in de overlegzone 50-100 m.

Vanwege het feit dat de huidige bosbeplanting aan de zuidzijde behouden blijft en de natuurbegraafplaats wordt aangelegd buiten de 50 m. gemeten vanaf de as vanaf de meest nabijgelegen rijbaan, heeft Rijkswaterstaat geen bezwaar tegen de genoemde ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijke aanvaardbaarheid

5.1 Afwijkingen project

De voorgenomen ontwikkeling is in strijd met het vigerend bestemmingsplan.

Gebruiksmogelijkheden

Binnen de bestemming 'Natuur' is de ontwikkeling van een natuurbegraafplaats niet toegestaan.

Tevens is het verboden om zonder aanlegvergunning paden aan te leggen of te verharden, de bodem te verlagen, af te graven, op te hogen of te egaliseren.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming 'Natuur' mag niet worden gebouwd. Ten behoeve van de bezinningsplek wordt een constructie bestaande uit meerdere palen (maximale hoogte 5 meter) met een (schaduw)doek van maximaal 60 m2 aangebracht. Deze constructie valt aan te merken als een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

5.2 Ruimtelijke aanvaardbaarheid

De realisatie van een Islamitische begraafplaats betreft een uitbreiding van de activiteiten van Uitvaartcentrum Walpot aan de Pisartlaan in de meest zuidelijk gelegen groene 'kamer' van het terrein behorende bij het uitvaartcentrum.

De beoogde werken of werkzaamheden en de constructie ten behoeve van de bezinningsplek zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de volgende waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de eerst bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind:

  • instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast, waaronder begrepen de aanleg van onder- en bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
  • bestaand agrarisch gebruik.

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen op de instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische waarden zoals blijkt uit de paragrafen 4.3 en 4.4. Uit het uitgevoerde archeologisch onderzoek blijkt dat de aanleg van de begraafplaats wellicht invloed heeft op de instandhouding van de archeologische waarden. Geadviseerd wordt om een vervolgonderzoek uit te voeren om een beter beeld te krijgen van de aanwezige archeologische waarden (zie paragraaf 4.2). In het projectgebied vinden geen werkzaamheden plaats die effecten hebben op bodemerosie. Bovendien is in het projectgebied geen sprake van wateroverlast (zie paragraaf 4.5).

Tot slot vindt in het projectgebied geen bestaand agrarisch grondgebruik plaats.

Gelet op voorstaande en de uitkomsten van de milieu- en omgevingsaspecten zoals opgenomen in hoofdstuk 4 luidt de conclusie dat de ontwikkeling van de Islamitische begraafplaats ruimtelijk aanvaardbaar is.

Wat betreft het aspect archeologie wordt nog een vervolgonderzoek uitgevoerd. Voor zover daaruit blijkt dat er archeologische waarden aanwezig en dat deze behoudenswaardig zijn, dan zal op dat moment in samenspraak met het bevoegd gezag worden bekeken hoe deze waarden kunnen worden behouden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De voorgenomen aanleg van de Islamitische natuurbegraafplaats is een initiatief van Walpot uitvaartzorg. De kosten voor de uitvoering van dit plan komen volledig voor rekening van initiatiefnemer.

De gemeente zal met de initiatiefnemer een overeenkomst sluiten, waarin de eventueel te maken kosten zullen worden verrekend. Met het sluiten van een overeenkomst is de financieel-economische uitvoerbaarheid gewaarborgd.

Er kan derhalve geconstateerd worden dat het project voor de gemeente Eijsden-Margraten geen financiële consequenties heeft en voor de gemeente budgettair neutraal zal verlopen en dat de uitvoerbaarheid is verzekerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De initiatiefnemer heeft in februari/maart 2021 de omwonenden per brief geïnformeerd en een gesprek gevoerd om de voorgenomen ontwikkeling van de Islamitische natuurbegraafplaats nader toe te lichten en eventuele vragen te beantwoorden.

Op 10 maart 2021 is een toelichting gegeven aan de gemeenteraad.

De ontwerp omgevingsvergunning heeft conform artikel 3.12 Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ter inzage gelegen.