Plan: | Herontwikkeling voormalig kloostercomplex Rijksweg 8-18 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1903.BPPVM0001-OH01 |
Naast het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) komen in deze paragraaf de POL-aanvulling verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering, Limburgs kwaliteitsmenu, het contourenbeleid gevolgd door een korte conclusie en aansluitend de provinciale woonvisie aan bod.
Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) is vastgesteld door Provinciale Staten op 22 september 2006. Vervolgens is het nieuwe POL op 1 december 2006 gepubliceerd en daarmee in plaats getreden van het tot dan toe vigerende POL uit 2001. In 2008, 2009, 2010 en 2011 is het POL op onderdelen geactualiseerd.
Net als het eerste POL is het POL 2006 een integraal plan dat bestaande, verschillende plannen voor de fysieke omgeving op de beleidsterreinen milieu, water, ruimte, mobiliteit, cultuur, welzijn en economie integreert. Het bevat de provinciale visie op de ontwikkeling van de kwaliteitsregio Limburg en beschrijft voor onderwerpen waar de Provincie een rol heeft de ambities, de context (ontwikkelingen, europees en nationaal beleid en regelgeving) en de hoofdlijnen van de aanpak. POL 2006 is het beleidskader voor de toekomstige ontwikkeling van Limburg tot een kwaliteitsregio. De kwaliteitsregio Limburg wordt gedefinieerd als een regio waar het goed en gezond leven, wonen, leren, werken en recreëren is. Een regio die zich bewust is van de unieke kwaliteit van de leefomgeving en de eigen identiteit. En een regio die stevig is ingebed in internationaal verband. Ten behoeve van de kwaliteitsregio Limburg wordt ingezet op duurzame ontwikkeling. Dat is een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
Perspectief P3, Ruimte voor veerkrachtige watersystemen
Het overgrote deel van de locatie aan de Rijksweg te Cadier en Keer wordt binnen het POL aangeduid als P3 "Ruimte voor veerkrachtige watersystemen". Het perspectief Veerkrachtige watersystemen (P3) heeft betrekking op de meer open delen van beekdalen, winterbed van de Maas en steilere hellingen, voorzover deze geen deel uitmaken van P1 (EHS) of P2 (POG). De betreffende gebieden hebben een relatief open karakter en zijn ingericht voor gebruik door vooral grondgebonden landbouw. De ontwikkeling van functies in deze gebieden is mogelijk mits dit aansluit op het bieden van ruimte aan een voldoende veerkrachtig watersysteem voor de opvang van hoge waterafvoeren, het bestrijden van watertekort en verdroging en het voorkomen van erosie in aanvulling op de perspectieven 1 en 2. De veerkrachtige watersystemen vormen een belangrijke continuïteit in het landschap zowel visueel-ruimtelijk als cultuurhistorisch, en bieden een goed houvast voor investeringen in landschapsontwikkeling. Binnen die algemene randvoorwaarden, te realiseren via BOM+, zijn er nog steeds mogelijkheden voor ontwikkeling van vooral de grondgebonden landbouw en recreatie, alsmede goed gelegen niet-grondgebonden land- en tuinbouw. De verwevenheid van functies, kenmerkend voor deze gebieden, wordt zo behouden en versterkt. Deze verwevenheid van functies maakt dat binnen deze gebieden niet altijd de hoogste kwaliteitseisen ten aanzien van bodem en water aan de orde (kunnen) zijn.
Perspectief P1, Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Een deel van de op te richten woningen die deel uit maken van Blok A is binnen perspectief 1 "Ecologische hoofdstructuur" gelegen en aangeduid als nieuwe natuurgebied. P1 omvat bestaande bos- en natuurgebieden, te ontwikkelen nieuwe natuur- en beheersgebieden, ecologisch water (Maasplassen) en beken met een specifiek ecologische functie (SEF-beken).
Het provinciaal beleid voor de EHS is gericht op het beschermen en realiseren van deze samenhangende robuuste structuur van grotere natuur- en bosgebieden en verbindingen daartussen, inclusief de Robuuste verbinding Schinveld-Mook. Bescherming, ontwikkeling en verbetering va n de (grensoverschrijdende) biodiversiteit en natuurlijke ecosystemen via milieubescherming, natuurbeheer en herstel van natuurlijke watersystemen, zoals beken en (grond)waterafhankelijke natuurgebieden, staat hier voorop. Gestreefd wordt naar ecologisch gezond functionerende watersystemen en naar optimale randvoorwaarden voor de natuur door verbetering van de waterhuishouding en de milieukwaliteit. Voor ontwikkelingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden aantasten of de nagestreefde natuurontwikkeling belemmeren geldt het “nee, tenzij” regime. Als dergelijke activiteiten toch worden toegestaan moet compensatie plaatsvinden. Onder strikte condities kunnen voor knelpuntsituaties oplossingen worden gecreëerd mits dit tevens leidt tot een versterking van de ecologische structuur. Alle ruimtelijke ontwikkelingen dienen derhalve om advies aan de provincie Limburg te worden voorgelegd.
Om de ‘nee, tenzij’-afweging met positief gevolg te kunnen doorlopen zal initiatiefnemer in overleg treden met de provincie Limburg over de wijze waarop de eventuele nadelige gevolgen kunnen worden gemitigeerd en resterende schade kan worden gecompenseerd.
Freatisch grondwaterbeschermingsgebied Heer-Vroendaal
Het plangebied valt binnen het freatisch grondwaterbeschermingsgebied Heer-Vroendaal. Met deze beschermingsgebieden wil men de waterwinputten beschermen tegen de mogelijke verontreiniging via het grondwater. In de omgevingsverordening Limburg zijn regels opgenomen over hoe om te gaan met bouw- en andere activiteiten in deze gebieden. In de paragraaf 3.8 (waterparagraaf) zal nader op het aspect water worden ingegaan.
Bodembeschermingsgebied Mergelland
Ook is het projectgebied onderdeel van het Bodembeschermingsgebied Mergelland. Binnen dit beschermingsgebied wordt er gestreefd naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige, en bijzondere, biotische, abiotische, en cultuurhistorische waarden stellen.
De regels ter bescherming van de bodem, zoals vermeld in Hoofdstuk 2, paragraaf 3 van de omgevingsverordening Limburg zijn in het Bodembeschermingsgebied Mergelland van toepassing. In de paragraaf 3.8 (waterparagraaf) zal nader op het aspect water worden ingegaan.
De POL-aanvulling verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering vastgesteld op 18 december 2009 bevat een aantal beleidsaanpassingen, die zich concentreren rond deze drie thema's. Deze aanpassingen zijn nodig omdat de aard of omvang van de problematiek verandert, omdat de rol van de Provincie verduidelijking of aanscherping verdient of als doorvertaling van gemaakte afspraken bijvoorbeeld met het Rijk of met regio's.
Verstedelijking
Uit actuele bevolkingscijfers en -prognoses blijkt dat de bevolkingsdaling in Zuid-Limburg zich onverminderd voortzet, vanaf 2010 gaat ook de bevolking in Midden-Limburg dalen, in 2011 gevolgd door Noord-Limburg. De effecten van deze krimp worden in sommige regio's nu ook feitelijk zichtbaar. In Zuid-Limburg als geheel neemt de woningbehoefte vanaf 2014 af, Noord- en Midden-Limburg volgen enkele jaren later (2026/27). Daar staat een forse en kostbare herstructureringsopgave tegenover, vooral in de steden. Die combinatie maakt dat oude financieringsinstrumenten niet meer toereikend zijn. Voor een structurele aanpak van deze opgave zullen nieuwe, slimme instrumenten moeten worden ingezet. Het vraagt bovendien om een aanpak waarbij herstructurering en transformatie van bestaande woongebieden aan de ene kant en de ontwikkeling van nieuwe woningen aan de andere kant onlosmakelijk met elkaar verbonden worden, ondermeer door gebruik te maken van de waardecreatie en/of de mogelijkheden van kostenverevening tussen gebieden.
De Provincie ziet daarin nadrukkelijk een coördinerende en sturende rol voor zichzelf weggelegd. Die rol kan per regio verschillen. De markten voor woningen en bedrijfshuisvesting zijn immers (boven)regionaal.
De Provincie wil die veranderende rol in de POL-aanvulling vastleggen, evenals de hoofdlijnen van de sturing op woningvoorraadontwikkeling en de aanpak van herstructurering en transformatie van woongebieden.
Op het gebied van werklocaties regelt de POL-aanvulling de doorvertaling van de beleidslijnen voor bedrijventerreinen zoals vastgelegd in het Programma werklocaties 2020, in de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland en het daaraan gekoppelde Convenant bedrijventerreinen 2010 - 2020, mede gebaseerd op het advies van de Taskforce (Her)ontwikkeling Bedrijventerreinen (de commissie Noordanus).
Gebiedsontwikkeling
Gebiedsontwikkeling is een aspect dat als een rode draad door de POL-aanvulling heen loopt. Het document bevat beleidsuitspraken over woningbouw buiten de contour, over ontwikkelingen in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg en de Rijksbufferzones.
Kwaliteitsverbetering
Het streven naar Limburg als kwaliteitsregio is niet nieuw. Het heeft in POL2001 en POL2006 al veel aandacht gekregen. De POL-aanvulling is vooral gericht op een kwaliteitsslag in de in te zetten instrumenten. Zo zijn de afgelopen jaren een aantal nieuwe instrumenten ontwikkeld (zoals Ruimte voor Ruimte, BOM+ en VORm) die ertoe bijdragen dat economische ontwikkelingen in het landelijk gebied gepaard gaan met het versterken van de omgevingskwaliteit. Deze instrumenten willen worden samengebracht onder één noemer, namelijk het Limburgs Kwaliteitsmenu. Tegelijkertijd wordt dit vernieuwde instrumentarium in handen gelegd van de gemeenten.
Aangescherpte formulering provinciaal belang
Om duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop de Provincie haar nieuwe bevoegdheden ingevolge de medio 2008 gewijzigde Wro zal inzetten, geldt voor alle genoemde thema's dat op onderdelen de formulering van het provinciale belang aangescherpt wordt. Tot die bevoegdheden behoren de vaststelling van inpassingsplannen en het gebruik van aanwijzing en reactieve aanwijzing. In de POL-aanvulling nieuwe Wro uit december 2008 hebben Provinciale Staten uitgesproken om vooralsnog niet te kiezen voor het instrument van de ruimte verordening, maar via bestuurlijke afsprakenkaders met de gemeenten de doorwerking van rijks- én provinciale belangen in bestemmingsplannen te borgen.
Gebleken is, ondermeer bij de voorbereiding van deze afsprakenkaders ruimtelijke ordening, dat de formulering van provinciale belangen in sommige gevallen te algemeen is. Dat geldt in het bijzonder voor de omschrijving van het provinciaal belang op het schaalniveau van de POL-perspectieven, de POL-beleidsregio's, het stedelijk gebied en het landelijk gebied.
Doelen
De doelen van de POL-aanvulling vallen als volgt samen te vatten:
Als voorloper van het Limburgs Kwaliteitscommissie was op de onderhavige locatie het contourenbeleid van toepassing. Gelet op de doorlooptijd van het project zal onderstaand ook aan dit beleid nog aandacht worden besteed.
Contourenbeleid/VORm
Het contourenbeleid beoogde enerzijds het behoud en de realisering van landschappelijk, natuurlijk en cultuurhistorisch waardevolle gebieden en anderzijds het mogelijk maken van noodzakelijk geachte ontwikkelingen van platteland en stedelijke gebieden. Om dit te realiseren zijn in Limburg verbale contouren rond de kernen geïntroduceerd. Bouwen buiten de contouren is slechts onder voorwaarden mogelijk. Deze voorwaarden vormen onderdeel van het contourenbeleid. In hoofdlijnen is het beleid dat voor de stedelijke functies als wonen en bedrijvigheid (zoals de aanleg van de parkeerplaats) slechts buiten de contour gebouwd c.q. aangelegd kan worden wanneer dit een kwaliteitsverbetering ter plekke en een kwaliteitsverbetering in groter verband oplevert.
De toetsing geschiedt door de Kwaliteitscommissie Limburg. Het onderhavige bouwplan is behandeld in de commissievergadering van 6 mei 2008, zoals blijkt uit een brief van de commissie d.d. 29 juni 2008 met kenmerk ROm/KF/K06-07 bis II. De commissie heeft het bouwplan getoetst conform punt 3.1.3. van de POL-herziening op onderdelen "Contourenbeleid Limburg" en merkt ten aanzien van deze toetsing het volgende op:
De commissie geeft aan op hoofdlijnen in te kunnen stemmen met het plan en vraagt aandacht voor de inpassing van het nieuwe parkeerterrein aan de noordwestkant van het klooster. Ten aanzien van de tegenprestatie wordt nog opgemerkt dat nader onderzoek naar de kosten van de sanering en de renovatie van het klooster wordt gedaan en dat indien met de opgenomen raming kan worden ingestemd er géén verdere compensatie meer zal plaatsvinden.
Resumerend kan gesteld worden dat het project past binnen de kaders uit het Provinciaal Omgevingsplan Limburg, de POL-aanvulling verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering, het Limburgs kwaliteitsmenu en de POL-herziening op onderdelen "Contourenbeleid Limburg" zoals ook blijkt uit de brief van de provincie Limburg d.d. 29 juni 2008 met kenmerk ROm/KF/K06-07 bis II, die bovenstaand reeds is aangehaald en besproken.
Hetgeen ook blijkt uit de laatste beoordeling door de rayonplanoloog van de in 2010 aangepaste planontwikkeling die geheel voldoet aan de door de Kwaliteitscommissie gemaakte opmerkingen. Hetgeen wordt bevestigd in het advies van de commissie van 19 juli 2011 waarin zij positief adviseert over de aanvraag.
Het advies is als bijlage 1 bijgevoegd.
Naar aanleiding van onder meer de bevindingen uit de Regionale Volkshuisvestingsplannen (RVP's) en demografische trends en ontwikkelingen is de Provincie al in 2004 gestart met het actualiseren van het beleid op het gebied van bouwen en wonen. Mede op basis van de resultaten van de dialoog met de partijen in het veld en de regiospecifieke agenda's, hebben Gedeputeerde Staten de Provinciale Woonvisie Limburg vastgesteld, en wel op 1 februari 2011. Deze visie kent een kwalitatieve en een kwantitatieve opgave.
Kwalitatieve opgave
De doelstelling van een evenwichtige opbouw van de woningvoorraad heeft de regio in de periode van de regionale woonvisie 2005-2009 niet bereikt. De problemen/ontwikkelingen en de oplossingsrichtingen nopen tot waarborging van deze hoofddoelstelling ook voor de toekomst, welke alleen verwezenlijkt kan worden met bindende regionale afspraken. De Provincie zal haar taak pakken om erop toe te zien dat deze afspraken ook worden nagekomen en hiervoor het haar ter beschikking staande instrumentarium in te zetten.
Uit recent regionaal onderzoek komt naar voren dat in de regio met name in de stedelijke milieus (de stad Maastricht en gedeelten van de gemeenten Eijsden en Meerssen die onder deze invloed staan) er nog een toename van de woningbehoefte is. De dorpse en landelijke milieus (alle overige gemeenten, incl. grote delen van de gemeenten Eijsden-Margraten en Meerssen) hebben te maken met een afnemende woningbehoefte. Er wordt een stijgende vraag verwacht naar meergezinshuurwoningen in alle woonmilieus.
Kwantitatieve opgave
Met dien verstande dat voor deze regio de prognoses een licht positief saldo bij de woningvoorraadbehoefte laten zien (netto-toevoeging tot 2020 mogelijk van ca. 300 woningen), staat deze regio voor dezelfde opgave als de regio Westelijke Mijnstreek, met andere woorden ook hier zou het adagium één erbij = één eraf moeten gelden.
Kortom: de nadruk ligt op de kwalitatieve bouwopgave. In kwantitatieve zin geldt in de periode 2010-2020 het adagium één erbij = één eraf;
In het onderhavige geval is sprake van kwalitatieve woningbouw die ook nog eens voor een kwaliteitsverbetering in zijn totaliteit zorgt alsmede toedraagt aan een gevarieerd woningaanbod in de gemeente Eijsden-Margraten. Het bouwplan past dan ook binnen de Provinciale Woonvisie 2011.