Plan: | Bodegraven Centrum 2022 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP80 |
Het bestemmingsplan “Bodegraven Centrum 2022” bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden (en wateren) is geometrisch bepaald door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat gepaard met deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoordt en verduidelijkt. Vervolgens wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.
Voorliggend bestemmingsplan van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk biedt een juridisch-planologische regeling voor het centrum van Bodegraven en de naastgelegen gronden van brouwerij De Molen (waar de bestaande, vergunde bedrijfsactiviteiten worden vastgesteld) en het terrein van Versluys. Inhoudelijk zijn de volgende aspecten van belang.
Centrumvisie: compact kernwinkelgebied
De belangrijkste aanleiding voor een nieuw bestemmingsplan voor het centrum van Bodegraven is het verankeren van de Centrumvisie in het bestemmingsplan, waarin wordt beoogd om een compacter en daarmee beter functionerend winkelgebied te creëren.
Om dit resultaat te bereiken verandert de gemeente de bestemming van panden buiten het kernwinkelgebied met detailhandelsmogelijkheden, naar een andere passende bestemming. Zo wordt voorkomen dat nieuwe detailhandel zich buiten het winkelgebied vestigt. Het uitoefenen van de bestaande detailhandelsvestigingen buiten het kernwinkelgebied blijft, op basis van de uitsterfregeling, wel mogelijk voor de huidige detaillisten.
Voor de functie 'dienstverlening' is in het bestemmingsplan, naar aanleiding van het beleid uit de Centrumvisie, een nadere detaillering opgenomen. Er wordt nu onderscheid gemaakt in publieksgerichte dienstverlening en zakelijke dienstverlening. In het kernwinkelgebied is in beginsel alleen maar publieksgerichte dienstverlening toegestaan.
Verder zal de gemeente alle initiatieven, die passen binnen het beleid uit de Centrumvisie, positief beoordelen en via een buitenplanse procedure van een toereikende juridisch-planologische grondslag voorzien. Het gaat op dit moment te ver om specifieke zaken al te regelen in het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte
De gemeente Bodegraven-Reeuwijk vindt het belangrijk om alvast zoveel mogelijk te handelen conform het gedachtegoed van de Omgevingswet. Voorliggend bestemmingsplan is daarom eind januari 2019 aangemeld als project op basis van de Crisis- en Herstelwet (Chw). Op basis daarvan kan de raad het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte vaststellen. De Chw was aanvankelijk vooral bedoeld om tijdens de economische crisis ruimtelijke investeringsprojecten te vereenvoudigen en versnellen, o.a. door kortere procedures en minder strenge eisen aan onderzoeksrapporten. De laatste jaren is de Chw echter steeds meer een proeftuin geworden waarbij, via een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, kan worden geëxperimenteerd met de mogelijkheden die de Omgevingswet in de nabije toekomst gaat bieden.
Voor gebieden waar grootschalige transformatie plaatsvindt (vaak van bedrijvigheid naar wonen) biedt een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte de meeste mogelijkheden. Maar ook in het gebied als het centrum van Bodegraven zijn er mogelijkheden. Voor transformatiegebieden, herontwikkelingslocaties en afwijkingsregels kan namelijk het uitvoeren van de benodigde onderzoeken (b.v. geluid, bodem) worden doorgeschoven naar het moment dat er voor een concreet plan een aanvraag wordt ingediend. In het huidige systeem is het zo dat alle onderzoeken bij de vaststelling van het bestemmingsplan moeten zijn uitgevoerd. Op dat moment is vaak nog niet duidelijk hoe een concreet plan er uit komt te zien.
Ook hoeft er niet meer strikt gekeken te worden of onderwerpen 'ruimtelijk relevant zijn', voldoende is als er een relatie is met de fysieke leefomgeving. We onderzoeken of voor het plangebied voor de onderwerpen die raken aan de fysieke leefomgeving de betreffende regeling in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan worden ingetrokken. Deze onderwerpen krijgen dan een plek in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Als de Omgevingswet in werking treedt (naar verwachting 1 januari 2023) dienen alle bepalingen in de APV die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving (b.v. regeling voor terrassen, uitrit) te worden opgenomen in het omgevingsplan. Alleen aspecten die de openbare orde en veiligheid betreffen, staan nog in de afzonderlijke verordeningen. Het is juridisch onmogelijk om die ook naar het bestemmingsplan over te hevelen.
Tot slot is een van de doelstellingen van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte om de voorspelbaarheid van de besluitvorming te verbeteren. Dit bestemmingsplan draagt bij aan deze doelstelling doordat per onderwerp dat raakt aan de fysieke leefomgeving is benoemd hoe dit onderwerp is verwoord in de centrumvisie, hoe het is verwerkt in het bestemmingsplan en wat het afwegingskader is om ontwikkelingen toe te staan die het bestemmingsplan niet rechtstreeks mogelijk maakt. Vooral met de laatste wordt de voorspelbaarheid vergroot en het besluitvormingsproces transparanter. De gemeente maakt inzichtelijk wat de kaders zijn waaraan verzoeken / bouwplannen worden getoetst die het bestemmingsplan niet rechtstreeks toestaat. In het document 'Visie op het winkelgebied van Bodegraven', opgenomen als Bijlage 1, zijn deze kaders uitgebreid toegelicht.
Ontwikkellocaties
Voor het zogenaamde Versluysterrein is woningbouw denkbaar, maar hiervoor is in het bestemmingsplan nog geen concrete (juridische) regeling opgenomen. Voor de locatie aan de Prins Hendrikstraat 7-9 is dat wel hel geval. Hier is een concreet bouwplan aanwezig voor de bouw van een appartementengebouw met 5 appartementen. Voor deze locatie is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld, welke als bijlage 2 bij deze toelichting is gevoegd.
Kamerverhuur (onzelfstandige woonruimten)
Het bestemmingsplan legt, in het verlengde van het voorgaande plan, de locaties waar kamerverhuur (onzelfstandige woonruimte) is toegestaan, strikt vast. De mogelijkheden voor het verruimen van het aantal bewoners en het toevoegen van nieuwe panden waar dit is toegestaan, zijn komen te vervallen. De begrippen omtrent dit onderwerp zijn in het bestemmingsplan aangescherpt en afgestemd op de gemeentelijke Huisvestingsverordening.
Actualisatie
Daarnaast is het van belang om het huidige bestemmingsplan, dat dateert uit 2010, te actualiseren. Kleine foutjes en ondergeschikte zaken zijn aangepast. Postzegelplannen, die de afgelopen jaren zijn vastgesteld, zijn geïntegreerd. Verder zijn reeds verleende vergunningen en het in 2018 vastgestelde parapluplan Cultuurhistorie in het plan verwerkt.
Duurzaamheid en klimaatadaptatie
De gemeente Bodegraven-Reeuwijk vindt het belangrijk om alvast zoveel mogelijk te handelen naar de ambitie op het gebied van duurzaamheid en klimaatadaptatie, zoals vastgelegd in de routekaart en het actieplan voor een klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk in 2035. Om een bijdrage te leveren aan de gestelde doelen heeft de gemeente uitgebreid gekeken naar de mogelijkheden om duurzaamheid in het centrum van Bodegraven zoveel mogelijk te stimuleren, en nadelige niet of minder duurzame activiteiten tegengaan. Hiertoe zijn concrete regels opgenomen die het lozen van hemelwater op het riool verbieden en krijgt het bevoegd gezag de afwijkingsmogelijkheid om, indien een gebouw een EPC=0 heeft, de initiatiefnemer aanvullende ruimte te geven op de in het plan toegestane maten, afmetingen en percentages. Zo wordt duurzame ontwikkeling gestimuleerd. De doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en klimaatadaptatie en de doorwerking in voorliggend plan zijn uitgebreid beschreven in Hoofdstuk 3.
Samenvattend
Het voorliggende bestemmingsplan regelt:
Het plangebied betreft het centrum van Bodegraven (afbeelding 1.1). De noord- en oostzijde van het plangebied grenzen aan de bebouwde kom van Bodegraven. De zuidzijde van het gebied wordt begrensd door de spoorlijn, met centraal het station Bodegraven. Aan de westzijde is bedrijvenpark Rijnhoek gelegen. De Oude Rijn doorkruist het plangebied in oost-westelijke richting.
Afbeelding 1.1 Ligging plangebied in de kern Bodegraven (plangebied is rood omkaderd)
Met voorliggend bestemmingsplan worden de hierna genoemde bestemmingsplannen vervangen (in volgorde van vaststelling):
Bestemmingsplan | Vastgesteld |
Oud-Bodegraven - Dammekant | 13-11-1968 |
Overtocht | 22-12-1994 |
Kern Bodegraven (deels) | 20-05-2010 |
Hoek Oud-Bodegraafseweg | 06-03-2013 |
Voormalig Domburgterrein (deels) | 06-03-2013 |
Supermarkten Bodegraven | 10-04-2013 |
Markthof Bodegraven | 29-03-2017 |
Parapluplan Parkeren (deels) | 21-11-2018 |
Parapluplan Cultuurhistorie (deels) | 29-05-2019 |
De globale ligging en begrenzing van de voorgaande bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied zijn aangeduid in afbeelding 1.2. Bij de vaststelling van bestemmingsplan Overtocht in 1994 is aan een klein gedeelte goedkeuring onthouden. Voor dit deel vigeert het voorgaande bestemmingsplan 'Oud-Bodegraven - Dammekant'.
Afbeelding 1.2 Ligging en begrenzing voorgaande bestemmingsplannen
Deze toelichting bestaat uit de volgende hoofdstukken. Hoofdstuk 1 omvat de inleiding, waarin wordt ingegaan op de aanleiding, ligging van de planlocatie en de voorgaande bestemmingsplannen. Hoofdstuk 2 geeft de planbeschrijving, met daarbij een begrenzing van het plangebied, de historische context van Bodegraven, een beschrijving van de bestaande situatie en de toekomstige ontwikkelingen. Hoofdstuk 3 gaat vervolgens in op duurzaamheid. In hoofdstuk 4 zijn de relevante beleidsuitgangspunten en regelgeving van zowel de gemeente, provincie, het rijk als de waterschappen beschreven. In hoofdstuk 5 worden de relevante milieuaspecten doorlopen. Hoofdstuk 6 beschrijft de uitvoerbaarheid van het plan, waarna in hoofdstuk 7 en de inspraak- en overlegmethoden worden toegelicht. Tot slot wordt in hoofdstuk 8 een planologisch-juridische toelichting op het plan gegeven.
Het plangebied bevat het centrum van Bodegraven in ruime zin. Bij de begrenzing is ook het aan- of uitloopgebied rondom het kernwinkelgebied meegenomen. Tot slot is om praktische redenen ook een klein deel van het aangrenzende bedrijventerrein opgenomen in het plangebied. Deze gronden hebben geen directe relatie met het centrum, maar hebben momenteel een gedateerd bestemmingsplan uit respectievelijk 1968 (Oud-Bodegraven - Dammekant) en 1994 (bestemmingsplan 'Overtocht') en worden met voorliggend bestemmingsplan voorzien van een actueel juridisch-planologisch kader.
De grenzen van het plangebied zijn (globaal): het station(splein), de Burg. Le Coultrestaat, Oranjelaan, Burg. Vonklaan, Vlietkade, Oud Bodegraafseweg. Rivier de Oude Rijn doorkruist het plangebied in oost-westelijke richting (afbeelding 2.1). De ontwikkelingslocatie Van Tolstraat is buiten het plangebied gelaten.
Afbeelding 2.1 Ligging en begrenzing van voorgaande bestemmingsplannen binnen het globale plangebied (wit omkaderd)
De kern Bodegraven is ontstaan op de zuidelijke oever van de Rijn, oorspronkelijk als Romeinse versterking. Rond 900 werd een begin gemaakt met de ontginning van het veengebied ter weerszijden van de Oude Rijn, volgens een vast patroon van evenwijdige sloten, de zogenaamde cope-ontginningen. De percelen werden recht het land ingetrokken vanaf de (bochtige) rivier, waardoor waaiers van breed- en smal uitlopende kavels zijn ontstaan. Op de ruggen van de kavels werd een houtkade met een afvoersloot aangelegd. Dit heeft geresulteerd in het huidige slagenlandschap rondom de kern.
De Oude Rijn vormt sinds de 17e eeuw een belangrijke vaarweg tussen Utrecht en Leiden. De ligging op het raakvlak van rivier en polder bracht een belangrijke bron van inkomsten met zich mee: de open overslag van landbouwgoederen. De kaaspakhuizen langs de Oude Rijn herinneren hier nog aan.
Langs de Oude Rijn is (nog steeds) karakteristieke lintbebouwing aanwezig die zich uitstrekt tussen Bodegraven en Nieuwerbrug en zich ter plaatse van deze kernen verdicht. Buiten de kernen is de bebouwing minder dicht en is er veelal vrij zicht op het open polderlandschap.
Tot in de 19e eeuw bestond Bodegraven uit een tweetal nederzettingen aan weerszijden van de Oude Rijn. Door de barrièrewerking van de Oude Rijn functioneerden deze nederzettingen relatief zelfstandig. In die tijd was er al wel een verbinding tussen de beide nederzettingen, namelijk op dezelfde plek waar nu de Brugstraat ligt. De Goudseweg, evenwijdig aan de Goudse Vaart/Emmakade, vormt de oude verbindingsweg tussen Bodegraven en Gouda. Het functioneert nog steeds als een belangrijke directe route naar het centrum van Bodegraven.
Door aanleg van de spoorlijn in 1869 groeide de nederzetting ten zuiden van de Oude Rijn naar het spoor toe, waarbij het oorspronkelijke landschap de structuur van de straten bepaalde. In 1938 is de Rijksweg A12 aangelegd, die de oost-west structuur versterkt en de nadruk legt op de zuidzijde van Bodegraven.
Bodegraven is in de tweede helft van de vorige eeuw gegroeid tot een aanzienlijke vestigingsplaats voor mensen en bedrijven, met de ontwikkeling van uitbreidingswijk Weideveld en bedrijventerrein Rijnhoek. Ook vindt vanaf het begin van de 21e eeuw herstructurering plaats van diverse locaties in de bestaande kern, waarmee het ruimtegebruik wordt geïntensiveerd.
De historische bebouwingsstructuur wordt hieronder nader beschreven aan de hand van drie deelgebieden: de Oude Rijnzone, het Centrumgebied en de Molenvliet.
Bodegraven heeft haar oorsprong door en langs de Oude Rijn. Hierlangs is in de loop van de tijd aan beide zijden een lintstructuur ontstaan met (voormalige) agrarische bebouwing en arbeiderswoningen. In de kern heeft in dit lint verdere verdichting en uitbreiding plaatsgevonden, van waaruit Bodegraven is gegroeid. Met name langs de Zuidzijde is het oorspronkelijke karakter nog goed herkenbaar. Hier is sprake van (voormalige) karakteristieke agrarische bebouwing op ruime kavels. Aan de Overtocht (zijde Oude Rijn) vormt molen De Arkduif een karakteristiek element in de stedenbouwkundige en cultuurhistorische structuur. Rondom het centrum is sprake van meer aanééngesloten bebouwing, hoewel panden individueel herkenbaar zijn. Naar de randen van de kern toe wordt de bebouwingsdichtheid lager.
Afbeelding 2.2: Deelgebied Oude Rijnzone is aangegeven in rood, voorliggend plangebied (globaal) is zwart omkaderd.
Het centrumgebied van Bodegraven heeft zich haaks op de Oude Rijn ontwikkeld, op de as tussen het NS-station - Raadhuisplein. Mede vanwege de fysieke scheiding door de Oude Rijn bestaat het centrum uit een noordelijk en zuidelijk deel.
Het noordelijk deel van het centrum kenmerkt zich door een over het algemeen grootschalig karakter en uniforme architectuur. Dit deel is herkenbaar door de situering van het gemeentehuis, het Raadhuisplein en de Hervormde Dorpskerk (Galluskerk). Het centrumgebied is hier rondom het Raadhuisplein, gedeeltelijk getransformeerd tot een modern winkelgebied. De bouwhoogte varieert van 2 tot maximaal 4 bouwlagen, met winkels op de begane grond en appartementen daarboven. Het Raadhuisplein heeft onder andere een functie voor de weekmarkt.
Het zuidelijk deel van het centrum is kleinschaliger en vertoont wat betreft architectuur meer verscheidenheid. De meeste bebouwing stamt uit de periode 1930 tot 1940 (Oud West), en richting het NS-station uit begin 20e eeuw. De Prins Hendrikstraat is de hoofdwinkelstraat in dit gebied, en vormt een passage van noord naar zuid. Centraal in het gebied is een openbare pleinruimte gelegen. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit twee à drie bouwlagen met kap.
Oud Oost is gelegen ten oosten van de Spoorstraat en stamt voornamelijk uit de jaren '1930 tot '1940. De structuur van dit gebied volgt de onderliggende landschappelijke structuur (slotenpatroon). De straten liggen daarmee ook evenwijdig aan de Goudse Vaart. De buurt heeft een organisch gegroeid karakter, en de bebouwing is veelal individueel herkenbaar. De bebouwing staat hoofdzakelijk direct aan de straat en heeft het karakter van (voormalige) arbeidershuisvesting. De bebouwingsstructuur is kleinschalig, haaks op de straat met een hoogte van overwegend twee lagen met kap.
Afbeelding 2.3: Deelgebied centrum is aangegeven in rood, voorliggend plangebied (globaal) is zwart omkaderd.
Het gebied Molenvliet is gelegen aan de westzijde van de kern, tussen de Overtocht en de spoorlijn. Het gebied heeft nu een grote verscheidenheid aan functies. Door het gebied loopt de Doortocht, een weg die door het instellen van eenrichtingsverkeer in het centrum een belangrijke verbinding vormt door het gebied naar de aangrenzende woonbuurten binnen de bebouwde kom van Bodegraven.
De gemeente Bodegraven-Reeuwijk is al geruime tijd bezig om het gebied “Molenvliet” in fasen te herontwikkelen; hiertoe is op 16 september 2004 een ontwikkelingsplan vastgesteld. Bij de beoogde transformatie wordt een accent gelegd op de versterking van de woonfunctie. De nieuwe woningen grenzen aan bestaande in de woonomgeving, passende bedrijven en voorzieningen (rood aangegeven op afbeelding 2.4). Molenvliet behoudt hierdoor een zeker gemengd karakter.
Afbeelding 2.4 Deelgebied Molenvliet is aangegeven in rood, het plangebied (globaal) is zwart omkaderd.
Voorliggend plan biedt een actueel juridisch-planologisch kader voor het centrum van Bodegraven. In de eerste plaats wordt de centrumvisie verankerd in het bestemmingsplan. Daarnaast worden de vigerende bestemmingplannen herzien, met het oog op nieuwe beleidsstukken op het gebied van archeologie, parkeren en kamerverhuur. Ook enkele kleine afwijkingen, zoals bestemmingen, plangrenzen, aanduidingen en maatvoeringen worden vastgelegd conform de feitelijke situatie. Hiermee worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt, slechts enkele concrete, op locatie afgestemde mogelijkheden tot sloop-nieuwbouw.
In het plangebied zijn twee (potentiële) ontwikkelingslocaties gelegen: de Van Tolstraat 25-29 en het Versluys-terrein (afbeelding 2.5). Voor beide locaties zijn nog geen concrete juridische mogelijkheden voor transformatie opgenomen. Ten aanzien van de locatie aan de Prins Hendrikstraat 7-9 is een concreet bouwplan aanwezig voor de bouw van een appartementengebouw met 5 appartementen. Voor deze locatie is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld, welke als bijlage 2 bij deze toelichting is gevoegd.
De verschillende onderdelen en doorwerking in het bestemmingsplan worden hieronder nader beschouwd.
Juridisch-planologisch kader voor de uitvoering van de centrumvisie
De belangrijkste aanleiding voor een nieuw bestemmingsplan voor het centrum van Bodegraven is het verankeren van de centrumvisie in het bestemmingsplan. De vertaling van de centrumvisie heeft de volgende weerslag op voorliggend bestemmingsplan:
Plangebied buiten het winkelgebied
Het gebied dat niet tot winkelgebied is ook onderdeel van het centrum en behoort tot het oude dorpshart van Bodegraven. De nadruk in dit deel van het plangebied ligt op de leefbaarheid en minder op de levendigheid. Dit betekent dat er weinig reden is om aanpassingen van de huidige planologische regeling. De ruimtelijke ontwikkelingen waarmee rekening wordt gehouden zijn:
De aanloop/uitloopstraten tot het centrum verkleuren steeds meer naar wonen. Dit verdraagt zich minder met functies die overlast kunnen veroorzaken, vooral kamerbewoning, restaurants en nachthoreca. Ook is er in de veel gebieden rondom een centrum sprake van een relatief hoge parkeerdruk. Gelet daarop wordt terughoudend omgegaan met het toestaan van functies die een verkeersaantrekkende werking hebben. Gelet op de relatief hoge bebouwingsdichtheid in het oude dorpshart van Bodegraven is het namelijk meestal niet haalbaar de parkeerbehoefte volledig op eigen terrein wordt opgelost. In de straten rondom het centrum blijft ruimte voor andere vormen van gebruik dan wonen, vandaar de gemengde bestemmingen. Het gaat dan om functies als dienstverlening (o.a. kapperszaken) en maatschappelijke functies.
Buiten het winkelgebied richt het beleid zich op het verplaatsen van detailhandel naar het winkelgebied of, bij beëindiging van detailhandel, langdurige leegstand voorkomen door geschikte vervolgfuncties mogelijk te maken waarbij wonen de meest passende en aantrekkelijke is.
Het gebied Molenzicht, grofweg het gebied tussen de Oud Bodegraafseweg, de Doortocht, Overtocht en Vlietkade is van oudsher een gemengd gebied dat zich de laatste jaren steeds meer ontwikkeld tot woongebied. Dit betekent dat er terughoudend wordt omgegaan met nieuwe bedrijfsfuncties die voor meer milieubelasting kunnen zorgen. Bijvoorbeeld, bij verzoeken om gebruikswijzigingen van de bedrijfspanden aan de Doortocht zal het uitgangspunt zijn dat de bedrijfsactiviteiten niet leiden tot aantasting van het woon-en leefklimaat in de omgeving.
Afbeelding 2.5 Plangebied met diverse ontwikkelgebieden
Versluys-terrein en Van Tolstraat 25-29
Op de gronden van het Versluys-terrein en aan de Van Tolstraat 25-29 is de planvorming niet tot stand gekomen binnen de periode tot vaststelling van dit bestemmingsplan. Voor deze ontwikkelingen zal een separate planologische procedure worden gevolgd. De Van Tolstraat en het Versluysterrein zijn conserverend bestemd in lijn met de bestaande situatie.
Van Tolstraat (achterzijde Prins Hendrikstraat 7 en 9)
De ontwikkeling aan de Van Tolstraat omvat de nieuwbouw van een appartementengebouw voor 5 appartementen. Op de locatie is op grond van het voorgaande bestemmingsplan "Kern Bodegraven" een Gemengde bestemming van toepassing, met een aanduiding voor bijgebouwen. Het bouwplan past niet binnen de maatvoering die hiervoor geldt. Ook mag het bestaande aantal woningen niet toenemen. In voorliggend plan wordt een bouwvlak en een maximaal aantal woningen (5) op de locatie aangeduid, waarmee de bouw van het appartementengebouw wordt gelegaliseerd.
Het gebouw is gesitueerd aan de achterzijde van de percelen Prins Hendrikstraat 7 en 9, maar gericht op de Van Tolstraat ('Willemsplein'). De locatie in nu onbebouwd en in gebruik als tuin / achtererf. Het bouwplan past binnen de Centrumvisie van de gemeente en voldoet aan de stedenbouwkundige uitgangspunten voor de locatie. Het gebouw vult een 'gat' op aan het Willemsplein, waardoor het plein beter wordt omkaderd. De bebouwing wordt maximaal 3 bouwlagen hoog en krijgt aansluiting op omliggende panden. Daarbij voldoet het plan aan milieukundige voorwaarden, heeft participatie plaatsgevonden en wordt de parkeerbehoefte op eigen terrein opgelost. Een uitgebreide toelichting op het plan en de diverse aspecten zijn opgenomen in de Ruimtelijke onderbouwing, opgenomen als bijlage 2.
Afbeelding 2.6 Ontwikkeling Van Tolstraat, oude en nieuwe situatie (bron: ruimtelijke onderbouwing, bijlage 2)
Anticiperen op de Omgevingswet
Naar verwachting zal in 2023 de Omgevingswet in werking treden en de huidige Wet ruimtelijke ordening vervangen. Alle bestemmingsplannen binnen een gemeente samen worden dan van rechtswege omgevingsplannen. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk vindt het belangrijk om alvast zoveel mogelijk te handelen conform het gedachtegoed van de nieuwe wet. Voor onderwerpen als 'klimaat' is daarom, conform het gemeentelijke beleid dat al bestond voor deze onderwerpen, een regeling opgenomen in het voorliggende plan. Grofweg alle bepalingen die het fysiek domein betreffen, worden straks geregeld in het omgevingsplan in plaats van in afzonderlijke verordeningen. Alleen aspecten die de openbare orde en veiligheid betreffen, staan nog in de afzonderlijke verordeningen. Het is juridisch onmogelijk om die ook naar het bestemmingsplan over te hevelen. In paragraaf 8.3 wordt dit nader toegelicht. Verder worden specifieke regels voor duurzaamheid opgenomen; dit wordt in Hoofdstuk 3 Duurzaamheid nader toegelicht.
Kamerverhuur (onzelfstandige woonruimten)
Het huidige kamerverhuurbeleid wordt momenteel herzien. Vanuit het project 'huisvesting arbeidsmigranten' is reeds de ambitie uitgesproken om kamerverhuur in het centrum te beperken. Wel is het college bereid om na de beëindiging van kamerverhuur medewerking te verlenen aan vervolgfuncties zoals zelfstandige woningen in de vorm van appartementen of studio's om eigenaren te stimuleren hun panden voor andere functies dan kamerbewoning te gebruiken. Gelet op deze ambities zijn alleen de locaties waar in het voorgaande plan reeds kamerverhuur was toegestaan in het nieuwe (voorliggende) plan opnieuw als zodanig bestemd. De mogelijkheden uit het vorige plan voor het vergroten van het aantal bewoners en het toevoegen van de betreffende aanduiding zijn echter wel komen te vervallen.
De begrippen omtrent kamerbewoning zijn duidelijker afgebakend in de regels van het bestemmingsplan, in lijn met de Huisvestingsverordening Bodegraven-Reeuwijk 2015.
Archeologie
In de Kadernota Erfgoed is de archeologische beleidskaart uit 2012 opgenomen. In de periode 2020-2021 is de beleidskaart geactualiseerd. De gegevens uit de nieuwe beleidskaart zullen worden verwerkt in een paraplubestemmingsplan Archeologie en zijn derhalve ook verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan. De archeologische waarden binnen het plangebied zijn opgenomen conform de actuele archeologische beleidskaart.
Nationaal klimaatakkoord
De afgelopen jaren heeft de nationale overheid haar duurzaamheidsdoelen en de benodigde acties in verschillende documenten en afspraken vastgelegd. In 2013 zijn er afspraken gemaakt met het bedrijfsleven over onder andere besparing en meer duurzame opwekking in het Energieakkoord. In 2015 is er tijdens een VN-klimaattop in Parijs een nieuw internationaal klimaatakkoord opgesteld. Het doel hiervan is om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder de 2 graden Celsius en minimaal 1,5 graden. In 2016 heeft de overheid vervolgens in de Energie-agenda vastgelegd hoe een CO2-arme energievoorziening in 2050 gerealiseerd kan worden. In 2018 zijn deze afspraken verder uitgebreid met een nationale Klimaatwet. Deze stelt dat in 2030 een CO2-reductie van 49% ten opzichte van 1990 gerealiseerd moet zijn. In 2050 moet dit minimaal 95% zijn. In een nationaal klimaatakkoord worden afspraken gemaakt hoe deze doelen gehaald gaan worden. Op 28 juni 2019 heeft het kabinet het klimaatakkoord gepubliceerd.
Als onderdeel van het nationale klimaatakkoord is ook afgesproken om op regionaal niveau samen te werken aan de energietransitie. Daarbij gaat het specifiek over lokale duurzame opwekking, besparing en de warmtetransitie. Dit resulteert in dertig regionale energiestrategieën (de RES). De regio's krijgen ondersteuning van het Nationaal Programma RES. Via de RES kan de besluitvorming omtrent de ruimtelijke inpassing van de duurzame energieopwekking en de energie-infrastructuur worden voorbereid in goed overleg met alle maatschappelijke partners en betrokkenen binnen de regio.
Met de klimaatopgaven is in Midden-Holland een voortvarende start gemaakt door in de periode 2016 – 2017 te fungeren als één van de nationale pilots voor de ontwikkeling van een regionale energiestrategie (RES). Door de uitvoering van de pilotfase heeft de regio een flinke voorsprong op regio’s die pas in 2019 konden beginnen met een RES. De pilotfase heeft niet alleen geleid tot gezamenlijke ambities, zodat makkelijker kan worden samengewerkt in het vervolg, maar ook voor een flinke hoeveelheid data, waarmee in de vervolgfase goed kan worden verder gewerkt.
De uitkomsten van de RES zijn als opgave erkend door een groot aantal partijen in de regio met de ondertekening van het Convenant 2018-2025 Regionale Energiestrategie Midden-Holland op 5 april 2018. Binnen de regio Midden-Holland is de bestuurlijke tafel Duurzaamheid de verbindende schakel in het proces tussen de gemeenten en de verschillende bestuurlijke domeinen in de regio.
Energiezuinig bouwen
De energiezuinigheid van woningen en utiliteitsgebouwen wordt uitgedrukt in de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Het Bouwbesluit stelt bepaalde eisen aan de energiezuinigheid van gebouwen en daarmee de EPC-waarde van een gebouw. Voor een woning geldt een eis van 0,4 terwijl voor utiliteitsbouw een variatie aan normen wordt gehanteerd op basis van de functie. De EPC-eisen zijn in 2020 vervangen door de eisen voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen (BENG). Alle vergunningaanvragen vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan deze BENG-norm.
Duurzame ontwikkeling onder de Omgevingswet
Een belangrijk deel van het op dit moment geldende omgevingsrecht is voortgekomen uit de behoefte het lokale milieu en de burger te beschermen tegen hinder en verontreiniging. Inmiddels spelen bovenlokale gevolgen op het gebied van klimaatverandering een grote maatschappelijke rol, en krijgen steeds meer doorwerking in het omgevingsrecht. De Omgevingswet, die naar verwachting in 2023 in werking treedt, verankert dan ook het principe dat als er ontwikkelingen plaatsvinden, deze ontwikkelingen duurzaam moeten zijn. Bestuursorganen van een gemeente, provincie, het Rijk of een Waterschap moeten hun taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefenen met oog op de belangrijke doelen van deze wet, waaronder duurzame ontwikkeling. Voor burgers en bedrijven geldt een zorgplicht voor een goede leefomgeving.
De wetgever heeft daarbij in gedachten dat een kerninstrument bij het bereiken van duurzame ontwikkeling de omgevingsvisie is. De omgevingsvisie vormt een integrale visie waarin strategische hoofdkeuzen van beleid voor de fysieke leefomgeving voor de langere termijn staan verwoord. Daarbij focust de omgevingsvisie niet op één sector of één aspect, maar wordt gevormd door een integrale blik op alle onderdelen van het gebiedsgericht beleid.
Een ander instrument van de Omgevingswet betreft de omgevingswaarden, die deels centraal worden vastgelegd in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en waarbij op onderdelen bepaalde afwegings-/afwijkingsruimte voor het lokale bestuur mogelijk is. Dit zorgt ervoor dat een integrale afweging mogelijk blijft, maar dat er ook plaats is voor innovatie. De keuzes worden naast elkaar gelegd en afgewogen, waarna ze worden neergelegd in het burgers bindende omgevingsplan of een projectbesluit.
In het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is meer concreet de nieuwe mogelijkheid opgenomen om in een omgevingsplan maatwerkregels op te nemen met betrekking tot energieprestatie en milieuprestatie bij nieuwbouw van gebouwen en daarbij strengere grenswaarden op te nemen dan de in het Bbl geformuleerde landelijke normen. Als een dergelijke maatwerkregel in een omgevingsplan is opgenomen, is voor iedereen vooraf kenbaar dan in het betreffende gebied een strengere duurzaamheidseis geldt.
Klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk 2035
In de raadsvergadering op 6 juli 2017 heeft de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk uitgesproken om een ambitie aan te houden van 25% boven de landelijke doelstelling. In navolging hierop zijn in april 2017 de “Routekaart Klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk 2035” en het bijbehorende actieplan vastgesteld. Beide zijn een uitwerking van de motie “Klimaatneutrale gemeente” die in november 2014 werd aangenomen. Deze motie en de routekaart en het actieplan doorleven dat als we nu niet doen om klimaatverandering tegen te gaan, we de gevolgen op financieel en ecologisch vlak doorschuiven naar volgende generaties.
De ambitie van de Gemeente Bodegraven-Reeuwijk is om toe te werken naar klimaatneutraliteit in combinatie en samenhang met het behalen van doelstellingen op andere gebieden. Met de routekaart en het actieplan worden alle thema’s zichtbaar gemaakt waar de gemeente aan wil werken om klimaatneutraliteit te behalen en doelgerichte acties uit te voeren, afgestemd op locatie specifieke kenmerken. Dit zal gedaan worden door technologische en maatschappelijke ontwikkelingen te volgen en daarop te anticiperen. Gedurende de looptijd van het actieplan zal door middel van monitoring en evaluatie gekeken worden of en hoe op deze ontwikkelingen kan worden ingespeeld.
De gemeente zet in op de thema's energie, water, afval, transport, wonen, maatschappelijk vastgoed, economie, voedsel, leefbaarheid en recreatie. Het handelen van de mens heeft direct (CO2 uitstoot) en indirect (overige broeikasgassen) effect op de versterking van het broeikaseffect. Door te kiezen voor deze tien thema’s worden alle onderwerpen die bij zullen moeten dragen aan klimaatneutraliteit meegenomen en wordt de integraliteit in de aanpak naar klimaatneutraliteit geborgd.
Voorliggend bestemmingsplan 'Bodegraven Centrum 2022' is aangemeld als een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'. Het plan is daarmee een experimenteel plan zoals bedoeld in artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet (Chw). Hierdoor is het toegestaan om af te wijken van wetten en besluiten die zijn genoemd in artikel 7c van het Besluit uitvoering Chw. Het experiment heeft onder andere als doel om vooruitlopend op de komst van de Omgevingswet alvast gebruik te maken van enkele mogelijkheden die de wet gaat bieden.
De gemeente Bodegraven-Reeuwijk geeft duurzaamheidsambities een belangrijke plek in het voorliggende bestemmingsplan. Duurzaamheid is een diffuus en veelomvattend onderwerp. Een gezonde en prettige leefomgeving wordt door allerlei factoren beïnvloed. Voor ruimtelijke aspecten kan er gestuurd worden middels het bestemmingsplan. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden. In een bestemmingsplan kunnen in principe de volgende maatregelen worden opgenomen:
De gemeente heeft ervoor gekozen een aantal maatregelen uit te werken en op te nemen in de regels van voorliggend bestemmingsplan. Het betreft concrete regels voor klimaatadaptatie (duurzame waterhuishouding en het tegengaan van hittestress) en het belonen van duurzame ruimtelijke ontwikkelingen.
Het stedelijk gebied van Bodegraven heeft te maken met doorlopende ontwikkelingen en de transitie naar een klimaatneutrale gemeente. Door het opnemen van specifieke regels die een duurzame leefomgeving bevorderen en minder duurzame activiteiten tegengaan, kan de gemeente sturen op de beoogde duurzaamheidsdoelstellingen. Zo geeft de Routekaart Bodegraven-Reeuwijk 2035 concrete actiepunten voor het stimuleren van bestendigheid tegen hitte en neerslag en de verduurzaming van particuliere woningen, maatschappelijk vastgoed en bedrijven. Op het gebied van water heeft het stimuleren en faciliteren van het afkoppelen van hemelwater van de riolering prioriteit. Het bestemmingsplan draagt met bovengenoemde regelgeving bij aan een klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk in 2035.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw Rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.
Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland door een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit te bereiken, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. De belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (BARRO). Het Rijk richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie). Het Barro bevat geen specifieke uitspraken met betrekking tot het voorliggende plangebied.
Buiten de nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en laat verstedelijkings- en landschapsbeleid over aan de provincies en gemeenten. De gemeente is in dat opzicht de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Op 1 juli 2017 is de Nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking in werking getreden (artikel 3.1.6 lid twee en drie Bro). De nieuwe Ladder is ten opzichte van de voorgaande Ladder vereenvoudigd. De drie treden zijn komen te vervallen en er is een nieuwe bepaling toegevoegd. De Laddertoets geldt alleen voor plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Toetsing aan de nieuwe Ladder houdt in dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Indien een bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsplichten bevat, kan bij het moederplan worden bepaald dat de Laddertoets zich niet richt op de toelichting bij het moederplan, maar op de toelichting bij het wijzigings- of uitwerkingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet grotendeels in een actualiserend juridisch-planologisch kader conform de feitelijke situatie. Voor deze wijzigingen is toetsing aan milieukundige aspecten niet benodigd.
In het bestemmingsplan wordt vooralsnog geen rekening gehouden met mogelijke herontwikkelingslocaties, zoals de voormalige Welkooplocatie en de panden aan de Van Tolstraat 25-29. Plannen voor herontwikkeling en sloop-nieuwbouw projecten zijn in overleg met de gemeente mogelijk. Zoals toegelicht in paragraaf 2.3 worden nieuwe initiatieven in de eerste plaats getoetst aan de kaders die de gemeente heeft opgesteld in de 'Visie op het winkelgebied' (bijlage 1). De wettelijke onderzoeksverplichtingen voor deze ontwikkelingen zijn, anticiperend op de Omgevingswet, doorgeschoven naar de vergunningfase. Voor mogelijke ontwikkelingen is in de regels behorend bij het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen, die de laddertoets verplicht stelt bij de vergunningfase.
Afhankelijk van de zekerheid die er komt over de uitvoerbaarheid van de plannen worden de ontwikkelingen gedurende de looptijd van voorliggend plan gefaciliteerd. In dat geval zal ook de voorliggende paragraaf worden aangevuld met een laddertoets voor het beoogde programma.
Omgevingsbeleid Zuid-Holland
Op 20 februari 2019 heeft de provincie Zuid-Holland het nieuwe Omgevingsbeleid vastgesteld. Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Daarnaast zijn in het Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, die deel uit maken van verschillende uitvoeringsprogramma's en -plannen, zoals het programma Ruimte en het programma Mobiliteit. De ruimtelijke hoofdstructuur maakt met een integraal kaartbeeld inzichtelijk hoe de strategische beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie ruimtelijk samenkomen.
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Uit de provinciale opgaven worden samenhangende beleidskeuzes gemaakt, die doorwerken naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening. De ruimtelijke hoofdstructuur maakt met een integraal kaartbeeld inzichtelijk hoe de strategische beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie ruimtelijk samenkomen.
Omgevingsvisie Zuid-Holland
Door het samenvoegen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht het Rijk, de provincies en gemeenten een omgevingsvisie te maken. De provinciale Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:
Ad. 1 Ruimtelijke hoofdstructuur
Ad. 2 Omgevingsbeleid: ambities en sturing
De ambitie van de provincie is een slim, schoon en sterk Zuid-Holland. De Provincie gaat uit van zes richtinggevende ambities, waarbinnen een aantal opgaven zijn geformuleerd:
Ad. 3 Omgevingskwaliteit
Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Onder 'omgevingskwaliteit' wordt verstaan: het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen. Ofwel een samenvoeging van ruimtelijke kwaliteit (belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde) en milieukwaliteit (gezondheid en veiligheid).
De Omgevingskwaliteit bestaat uit de unieke kwaliteiten van Zuid-Holland, het toepassen van de leefomgevingstoets (beleidscyclus en monitoring) en een nadere uitwerking van het provinciale beleid. Dit laatste gebeurt door middel van een 'kwaliteitskaart' en bijbehorende 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit'.
Kwaliteitskaart, richtpunten en gebiedsprofielen
De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en omgevingskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits-beleid'; ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten (de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschappen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving), samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening. Ontwikkelingen moeten rekening houden met deze richtpunten. De kwaliteiten zijn uitgewerkt in de gebiedsprofielen.
Gebiedsprofiel 'Gouwe Wiericke''
De gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit vormen een uitwerking van de kwaliteitskaart en de richtpunten op gebiedsniveau. Zij zijn opgesteld in samenwerking met regionale partijen en bieden een gebiedsspecifieke handreiking voor het omgaan met ruimtelijke kwaliteit bij ruimtelijke ontwikkelingen.
De provincie Zuid-Holland heeft op 16 december 2014 het gebiedsprofiel 'Hollandse Plassen' opgesteld. In overleg met de regio en de gemeenten zijn de kernkwaliteiten uit de kwaliteitskaart uitgewerkt in het gebiedsprofiel. Het profiel is een gezamenlijk vertrekpunt ten aanzien van de karakteristiek, de ruimtelijke kwaliteit en de ambitie voor dit specifieke gebied. Het profiel verbeeldt en beschrijft wat wordt verstaan onder 'ruimtelijke kwaliteit', welke elementen aan die kwaliteit ten grondslag liggen in relatie tot de kwaliteitskaart en hoe sturing gegeven kan worden aan behoud en ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit.
Gouwe Wiericke heeft een rijk palet aan polders met ieder zijn eigen karakteristieke verkavelingspatroon. Kenmerkend voor Gouwe Wiericke is het samenspel tussen het oorspronkelijke ontginningspatroon en de vervening die onder andere tot het ontstaan van de Reeuwijkse Plassen hebben geleid. De eerste ruimtelijke ambitie voor het palet van polders is behoud van de grote maat. Gouwe Wiericke heeft een open landschap dat op zijn beurt weer deel uitmaakt van het veel grotere geheel van het Groene Hart. Juist de kwaliteit van een uitgestrekt polderlandschap ‘dat eindeloos doorgaat’ moet overeind blijven. Een tweede ruimtelijke ambitie is dat de polders de basis zijn voor nieuwe ontwikkelingen. De karakteristieke poldereenheden met hun verkavelingspatronen en de dijken als heldere randen, moeten behouden worden. Tot slot gaat het om het herkenbaar houden van de vele nuances in het polderpalet: van de waaiervormige verkavelingen tot de rationele droogmakerijen en van veenweides tot veenplassen.
De linten, waaraan de verschillende polders binnen de Gouwe Wiericke ‘hangen’, zijn de structuurdragers van het gebied. Gouwe Wiericke wordt dooraderd door boezemwater en de waterpatronen van de polders met daartussen de opstrekkende verkaveling. De planlocatie ligt in de Noordzijderpolder en de Zuidzijderpolder, van elkaar gescheiden door de Oude Rijn.
Een samenhangende visie op de droogmakerij als geheel in relatie met zijn omgeving is nodig als basis voor de opgaven die spelen. De ambities van het gebiedsprofiel richten zich onder andere op:
Het gebiedsprofiel 'Gouwe Wiericke' is voornamelijk opgesteld om bij ontwikkelingen sturing te geven op kwaliteit. Het voorliggende bestemmingsplan neemt uitsluitend de bestaande rechten over. Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is dan ook het vastleggen van de aanwezige kwaliteiten van het gebied, hetgeen bijdraagt aan de ambitie van het gebiedsprofiel om de bestaande kwaliteiten te behouden. Het voorliggende bestemmingsplan is daarmee in lijn met het gebiedsprofiel.
Ad. 4 Beleidskeuzes
De provincie heeft 12 provinciale opgaven gedefinieerd, die elk bestaan uit samenhangende beleidskeuzes. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en regels in de verordening.
Een belangrijke opgave in het kader van ruimte en verstedelijking is het zorgen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied. In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.
Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Nieuwe verstedelijking moet daarom passen in regionale visies, de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit en andere in de visie en verordening aangegeven ruimtelijke kaders. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving, zoals beschreven en getoetst in paragraaf 4.1. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder.
Omgevingsverordening Zuid-Holland
De Omgevingsverordening is vastgesteld in samenhang met de Omgevingsvisie en onderliggende programma's. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van juridische doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen. Het document omvat regels over de fysieke leefomgeving op provinciaal niveau, die voorheen waren opgenomen in onder andere de milieuverordening, planologische verordening en ontgrondingenverordening. De verordening gaat gepaard met een 17 kaartbeelden. De relevante kaartbeelden zijn hieronder toegelicht.
Afbeelding 4.1 uitsnede Kaart 15 'Cultureel erfgoed', Omgevingsverordening Zuid-Holland'
Molenbiotoop
Uit de Omgevingsverordening blijkt dat molen 'De Arkduif' is aangemerkt als cultureel erfgoed (kaart 15). De molenbiotoop van deze molen, gelegen aan de Overtocht 45, overlapt een deel van het voorliggende plangebied. Om de windvang van de molen te beschermen is in dit bestemmingsplan de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m' opgenomen. De regeling die hieraan gekoppeld is voorkomt dat er nieuwe bebouwing en beplanting wordt opgericht met een grootte die de vrije windvang en het zicht op de molen beperkt.
Hiertoe moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Afbeelding 4.2 uitsnede Kaart 3 'Regionale Waterkeringen', Omgevingsverordening Zuid-Holland'
Regionale waterkeringen
Tot slot zijn in de Omgevingsverordening diverse regionale waterkeringen aangeduid (zie afbeelding 4.2), waaronder de Overtocht, Van Tolstraat, Noordstraat en de Vlietkade. Deze waterkeringen zijn in dit bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering', waarmee de waterkerende functie primair is gesteld ten opzichte van de andere aangegeven bestemmingen.
Centrum Bodegraven in cijfers
Bevolkingsopbouw
De gemeente Bodegraven-Reeuwijk had op 1 januari 2021 ruim 35.000 inwoners, waarvan 2.795 inwoners in het centrum wonen.
Afbeelding 4.3: Aantal inwoners buurt Centrum, jaren 2013 tot en met 2020. (bron: www.allecijfers.nl)
Het centrum heeft daarmee een relatief bescheiden rol als woongebied. Van de inwoners van het centrum is 51 % man en 49 % vrouw. Voor wat betreft de verdeling in leeftijdsgroepen valt ruim de helft van de inwoners in het centrum in de leeftijdscategorie tussen de 25 en 65 jaar. De afwijkingen van het landelijke gemiddelde zijn beperkt. De verdeling van leeftijdsgroepen is weergegeven in afbeelding 4.4.
Afbeelding 4.4: Verdeling leeftijdsgroepen Bodegraven Centrum - Nederland (Bron: CBS)
Afbeelding 4.5: verdeling type huishouden Bodegraven centrum – Nederland (bron: CBS)
De gemiddelde huishoudensgrootte in het centrum van Bodegraven is 1,9, dit tegenover een gemiddelde van 2,2 in Nederland. Grafiek 1.2 geeft de verdeling in huishoudens weer. Hieruit blijkt dat het centrum van Bodegraven redelijk past in het landelijk gemiddelde. Het aantal huishoudens met kinderen is iets lager dan het landelijk gemiddelde.
Winkelbestand in het centrum van Bodegraven
Wat betreft het percentage aan leegstand van winkels zit het centrum van Bodegraven op het peil van 2014. Er is sprake van een behoorlijke daling in het aantal winkels over de gehele linie en een stijging op Leisure. Geheel in lijn met landelijke trends. Zie onderstaande grafiek in afbeelding 4.6.
Afbeelding 4.6: verdeling winkelbestand Bodegraven centrum
Bestedingen in het centrum van Bodegraven
Het centrum van Bodegraven heeft iets minder dan 40.000 m2 aan winkelvloeroppervlak. Hieronder vallen ook de horecabedrijven. De oppervlakte aan horeca in het centrum van Bodegraven bedraagt in totaal circa 2.700 m2 (gegevens gebaseerd op het aantal verleende horecavergunningen, exclusief terrassen). Het voorzieningenniveau in het centrum van Bodegraven beperkt zich voornamelijk tot de bewoners van het dorp Bodegraven. Dit heeft deels te maken met de omvang van het grondgebied van de gemeente met relatief veel buitengebied en een aantal dorpen die (ook) georiënteerd zijn op voorzieningencentra buiten de gemeente zoals Gouda, Woerden, Alphen a/d Rijn, Waddinxveen en Oudewater.
In het centrum van Bodegraven worden door de inwoners van de gemeente vooral boodschappen gedaan voor de dagelijkse behoefte. Het percentage bestedingen aan dagelijkse goederen in Bodegraven Centrum ligt een stuk hoger als je de cijfers vergelijkt met het centrum van vergelijkbare gemeente (benchmark). In 2018 werd door de eigen inwoners van de in het centrum van Bodegraven gedane boodschappen, 38 % besteed aan dagelijkse goederen. In een dorpskern met een vergelijkbaar inwonertal bedraagt dit percentage 23 %.
Dit beeld sluit aan bij het scenario waarvoor is gekozen voor het centrum van Bodegraven in de centrumvisie uit 2016: shop & service. Dit betekent een centrum dat zich hoofdzakelijk recht op eigen bewoners richt: focus op boodschappen doen, huiskamergevoel ('knus') en veel gemak.
Afbeelding 4.7: Overzicht dagelijkse bestedingen in Bodegraven Centrum, Bron: KSO, Randstadkoopstromenonderzoek 2018
Toekomstvisie Bodegraven-Reeuwijk
Op 15 december 2021 is door de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk de Toekomstvisie Bodegraven-Reeuwijk vastgesteld. De Toekomstvisie geeft aan hoe we onze gemeente in de toekomst zien en hoe we omgaan met de verschillende vraagstukken, ontwikkelingen en ruimtevragers die op ons afkomen. En dat afgezet tegen onze schaarse ruimte. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Toekomstvisie een omgevingsvisie.
In de gemeente en in de regio hebben we nu en in de toekomst te maken met verschillende grote opgaven. Daar moeten we goed mee omgaan en ons op voorbereiden. Ook inwoners, organisaties en ondernemers vragen daar aandacht voor. Samengevat zijn dat de volgende zes opgaven, waarop onze toekomstvisie een passend antwoord geeft. We moeten hiermee aan de slag om net zo'n fijne en goede leefomgeving te blijven als nu!
De Toekomstvisie is uitgewerkt in deelgebieden. Voor het centrum van Bodegraven is het deelgebied Oude Rijnzone relevant.
Deelgebied Oude Rijnzone
Het oudste gedeelte van Bodegraven bevindt zich aan de noordkant van het water. In de 20e eeuw breidde het dorp zich uit naar het zuiden, richting de snelweg. Bodegraven telt nu zo'n 19.000 inwoners. Het is de grootste kern van de gemeente. Dankzij de gunstige ligging aan de snelweg en aan het spoor, is het een goede vestigingsplaats met meerdere bedrijventerreinen. Bodegraven is van oudsher bekend om de kaashandel. Langs de Oude Rijn vind je nog de oude, karakteristieke kaaspakhuizen waar de kaas vroeger opgeslagen werd. Bodegraven heeft het grootste winkel- en horeca-aanbod van de gemeente, vooral in het centrum.
De komende jaren werken we aan het versterken van de Oude Rijnzone rondom Bodegraven. Als uitvoering van de toekomstvisie en de dorpsvisie. We werken aan:
1) Gezond dorp: ontwikkeling met wonen, bedrijven, recreatie en groen
De vraag naar woningen en ruimte voor bedrijven in Bodegraven is groot. Dat geven inwoners en ondernemers ook duidelijk aan. De woningnood is hoog; lokale bedrijven hebben steeds minder ruimte om zich te ontwikkelen. We willen ruimte creëren voor een flinke groei van het woningaanbod in Bodegraven, met name voor jongeren en ouderen. Lokale bedrijven geven we ruimte om te groeien en zo de werkgelegenheid te behouden. Het gaat met name om kleinschalige bedrijven met meerwaarde voor het dorp.Voor deze ontwikkelingen is in het dorp zelf niet veel ruimte meer. We moeten op zoek naar nieuwe locaties, zoveel mogelijk in de nabijheid van het station en het centrum. Zo versterken we het centrum, de voorzieningen én het OV, en beperken we de druk op de snelwegen en op het open buitengebied. Belangrijk daarbij is het behoud van het dorpse, historische karakter en het toevoegen van voldoende groen en water: een gezonde leefomgeving. De uitstraling en de vitaliteit van het centrum, met de winkels en voorzieningen, is ook een punt van aandacht. Meer groen is gewenst in het centrum en in het dorp, net als meer aandacht voor fietsers en voetgangers.
2) Duurzaam landschap: relatie tussen dorp en landschap versterken
De Oude Rijn is heel belangrijk geweest voor de ontwikkeling van Bodegraven. Het water maakte handel mogelijk. Bovendien is de grond langs de rivier hoger dan het omliggende polderlandschap. Deze kleibodem is van oorsprong goede grond om op te bouwen. De Oude Rijn is nog steeds belangrijk: deze verbindt het dorp met het landschap en is belangrijk voor de recreatie: monumenten,
erfgoed, fiets- en wandelpaden. Bij nieuwe ontwikkelingen van Bodegraven verliezen we de Oude Rijn niet uit het oog. Langs de rivier vind je straks groene recreatieve fiets-,wandel- en vaarroutes naar het buitengebied, monumenten én nieuwe architectuur, nieuwe woningen en bedrijven en het vernieuwde historische centrum als middelpunt. Ook aan de randen van Bodegraven willen we de relatie met het omliggende landschap versterken. Toegankelijke groene plekken dragen bij aan klimaatadaptatie en onze gezondheid.
3) Sterke samenleving: veilige wijken voor iedereen
Ondernemers, verenigingen, kerken, moskee, dorpsteams: in Bodegraven zijn veel betrokken mensen en organisaties actief. In het dorp lopen ook verschillende burgerinitiatieven. Belangrijk voor een sociale toekomst! Inwoners geven aan behoefte te hebben aan verbinding en betrokkenheid tussen mensen.
Visie Bodegraven Centrum
In op 23 november 2016 is de visie voor het centrum van Bodegraven vastgesteld. De uitwerking hiervan in het bestemmingsplan is toegelicht in bijlage 1. Het centrum van Bodegraven heeft een belangrijke economische en maatschappelijke functie. Door de economische crisis moesten de afgelopen jaren diverse winkels de deuren sluiten en zijn woningbouwprojecten niet tot uitvoering gekomen. De grote mate aan leegstand in het centrum zorgt ervoor de de aantrekkelijkheid van het centrum is afgenomen.
Met het aantrekken van de economie ontstaan nieuwe kansen het centrum weer tot bloei te laten komen. De unieke historische bebouwing, de ligging aan de Oude Rijn en het brede aanbod aan voorzieningen maken dat het centrum van Bodegraven veel potentie heeft. De visie heeft als doelstelling om te komen tot een aantrekkelijk en toekomstbestendig centrum. De visie gaat gepaard met een dynamische uitvoeringsagenda met acties op zowel korte als middellange termijn.
De visie is opgebouwd aan de hand van drie overkoepelende thema's, die beknopt worden toegelicht:
Winkelgebied
De gemeente heeft ervoor gekozen om te sturen op een compacter winkelgebied, zodat een aantrekkelijker en toekomstbestendig centrum kan worden gerealiseerd. Dit betekent winkels zoveel mogelijk concentreren in het winkelgebied en daarnaast het omzetten van (voormalige) winkelpanden naar woningen of andere binnen het gebied passende functies. De rol van de gemeente is het bieden van duidelijke kaders zodat ondernemers en pandeigenaren gericht tot plannen kunnen komen die bijdragen aan een aantrekkelijk en economisch vitaal centrum. Hiermee moet leegstand en verpaupering worden bestreden en in de toekomst worden voorkomen.
Om resultaat te bereiken zal de gemeente toekomstige leegstaande panden buiten het winkelgebied met een detailhandelsbestemming herbestemmen naar een andere passende functie. Zo wordt voorkomen dat nieuwe detailhandel zich buiten het winkelgebied vestigt. Per casus worden de mogelijkheden in kaart gebracht voor nieuwe functies of ontwikkelingen. Dit is maatwerk en telkens moet worden onderzocht op welke wijze de eigenaar gefaciliteerd kan worden. Belangrijk hierin is een flexibele opstelling en het bieden van reëel perspectief voor een pandeigenaar. Het gesprek aangaan met een pandeigenaar vormt hierbij de basis.
Voorliggend bestemmingsplan is één van de juridische instrumenten om te sturen op de gewenste functies in het centrum. Daarnaast hout het plan rekening met mogelijkheden tot herontwikkeling.
Verblijfskwaliteit
Vanuit het rapport van De Nieuwe Winkelstraat (DNWS) is voor Bodegraven aanbevolen om het concept van Service & Shop verder gestalte te geven. Een gemakscentrum met karakter, een plek om wat langer naar toe te gaan. Het centrum dient een huiskamergevoel uit te stralen voor de eigen inwoners: veel gemak, goede bereikbaarheid, comfort (bankjes, kindvriendelijk etc.) en allerlei diensten om het verblijf zo vertrouwd, comfortabel en gemakkelijk mogelijk te maken.
Daarnaast kenmerkt het centrum zich door een aantal unieke elementen, zoals de Oude Rijn, de Rijnkadehaven, het Raadhuisplein en de Oude Markt. Deze bieden kansen en kunnen beter benut worden. Ook wat betreft parkeren en verkeer kunnen verbeteringen worden doorgevoerd.
Organisatiestructuur
Een goede samenwerking tussen gemeente, ondernemers en vastgoedeigenaren is een randvoorwaarde om gestelde doelen te verwezenlijken. Door een goede organisatiestructuur neer te zetten kunnen belangen een plek krijgen en kunnen gezamenlijk acties worden uitgevoerd en continuïteit gewaarborgd.
Welstandsbeleid
Het welstandsbeleid van de voormalige gemeenten Bodegraven en Reeuwijk is in 2016 geïntegreerd en waar nodig geactualiseerd. Met de herziening van 2016 heeft de gemeente het welstandsbeleid gedereguleerd, vereenvoudigd en afgestemd op de beleving van de inwoners en bedrijven. Dit sluit aan bij de wens voor een praktische, goed leesbare en uitnodigende nota, die consistent is met ander ruimtelijk beleid. De welstandsnota is door de gemeenteraad op 15 augustus 2017 vastgesteld.
Doel van de welstandstoets is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individuele vrijheid van de burger of ondernemer wordt afgewogen tegen het aanzien van hun omgeving als algemene waarde. Met de verschijningsvorm van een bouwwerk wordt iedere voorbijganger geconfronteerd. Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte dat welstand een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving. Gemeentelijk welstandsbeleid vormt het beoordelingskader voor deze welstandstoets, en bevat zodoende criteria voor het bespreken en beoordelen van ruimtelijke plannen.
Het welstandsbeleid van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk heeft als doel om het gemeentelijk welstandstoezicht helder onder woorden te brengen, en op een effectieve en controleerbare wijze in te richten. Op die manier zijn aanvragers door middel van de welstandsnota vroegtijdig op de hoogte van de aspecten die een rol spelen bij de welstandsbeoordeling. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen.
In de welstandsnota is de gemeente Bodegraven-Reeuwijk onderverdeeld in meerdere welstandsgebieden, bijvoorbeeld (historische) dorpskernen, landelijk gebied, woongebieden en bedrijventerreinen. Per gebied zijn welstandscriteria opgesteld met het daarbij behorende beoordelingsniveau. Er zijn vier beoordelingsniveaus: 'bijzonder', 'gewoon', 'soepel' en 'vrij'. Zo wordt bij het niveau 'soepel' veel ruimte geboden voor bouwen en verbouwen (bijvoorbeeld in woonwijken en op bedrijventerreinen). Bij gebieden met het niveau 'bijzonder', zoals historische dorpskernen en het plassengebied worden juist hogere kwaliteitseisen gesteld om het aanwezige, karakteristieke beeld te behouden. Een vrij welstandsbeleid is overigens enkel van toepassing voor volkstuincomplexen. Deze komen niet voor in dit bestemmingsplangebied.
Evenementenbeleid
Het evenementenbeleid voorziet in randvoorwaarden voor het organiseren van evenementen en recreatieve activiteiten. Daarnaast dient het kaders te creëren die voor organisatoren helder maken welke mogelijkheden er zijn binnen de gemeente. De doorwerking van het evenementenbeleid in voorliggend plan is nader toegelicht onder hoofdstuk 5 en in hoofdstuk 8.
Parkeerbeleid
Parkeren is een belangrijk aspect bij nieuwe ontwikkelingen in het centrum van Bodegraven. Het gemeentelijk parkeerbeleid wordt momenteel herzien. Uitgangspunt is dat het beleid nieuwe ontwikkelingen in het centrum beter faciliteert door niet alleen normen te stellen maar ook mogelijkheden biedt voor maatwerk. De Nota Parkeren maakt, via de dynamische verwijzing in de regels, onderdeel uit het bestemmingsplan. Dat betekent ook dat het parkeerbeleid in rechterlijke procedures getoetst wordt op redelijkheid.
Beeldkwaliteit en waarde karakteristiek
Een goede beeldkwaliteit voor het dorpshart van Bodegraven draagt bij aan een aantrekkelijk centrum. De openbare ruimte in het centrum draagt bij aan de ruimtelijk identiteit van Bodegraven. Deels gaat het om een reeks van historische gebouwen, deels gaat het om de ruimtelijke opbouw van het gebied. Naast aandacht voor individuele gebouwen met een cultuur-historische aanduiding is het daarom van belang oog te hebben voor de samenhang tussen gebouwen en openbare ruimte. Dit is nader uitgewerkt door voorwaarden te stellen aan de beeldkwaliteit.
Beeldkwaliteit geldt ook voor het winkelgebied. Veranderingen op de begane grond, de plint, hebben op diverse plekken de samenhang met de bouwlagen daarboven aangetast. Voorwaarden voor verbetering van de beeldkwaliteit zijn:
Het bestemmingsplan kan aan deze doelstellingen een bijdrage leveren. In relevante bestemmingen, vooral (Verkeer-verblijfsgebied) zullen uitstallingen voor verkoop niet rechtstreeks worden toegestaan. Tevens zullen luifels / overkappingen aan de straatzijde bij winkelpanden niet rechtstreeks worden toegestaan. In de welstandsnota zijn criteria opgenomen voor reclame-uitingen: o.a. afstemmen op de architectuur van de gevel, één reclame vlak aangebracht tegen de gevel, lichtreclame ingetogen uitvoeren.
Specifieke regeling voor gebied Oude Markt/Kerkstraat
De regeling in het bestemmingsplan richt zich qua beeldkwaliteit specifiek op de omgeving van de Oude markt / Kerkstraat. Dit gebied vertoont een samenhangende beeldkwaliteit in de kleinschalige opbouw en diversiteit aan bebouwing waaronder kaaspakhuizen. Voor dit gebied is op de verbeelding van het bestemmingsplan een waarde 'karakteristiek' opgenomen. Het dorpsplein met de centraal gelegen Dorpskerk is, vanuit uit cultuur-historisch oogpunt, het meest waardevolle deel van Bodegraven. Bewoners beleven dit ook zo.
Bij voorwaarden die worden gesteld aan beeldkwaliteit in het gebied rondom de Oude Markt gaat het om aspecten als:
Speciale aandacht gaat uit naar het winkelgebied. Uitgangspunten voor verbetering van de beeldkwaliteit zijn:
Deze aspecten zijn belangrijk om de beeldkwaliteit te behouden en te verbeteren. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt dit ook meegegeven aan en besproken met de initiatiefnemers. Het gaat te ver om alle hierboven genoemde aandachtspunten als regel op te nemen in het bestemmingsplan. Voor twee aspecten zijn regels in het bestemmingsplan opgenomen.
Verwerking in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan is voor het gebied Oude Markt / Kerkstraat een waarde 'karakteristiek' opgenomen. Het betreft het gebied afgebakend door de Kerkstraat – Marktstraat – Raadhuisplein – Nieuwe Markt - Burg. Vonk – Oude Markt en de Oude Rijn (afbeelding 4.8).
Afbeelding 4.8: gebied met waarde 'Karakteristiek'
Voor het deel van het plangebied waaraan deze waarde is toegekend zijn twee regels opgenomen:
Stedenbouwkundige visie met Beeldkwaliteit
De raad van de (voormalige) gemeente Bodegraven heeft op 20 mei 2010 de Stedenbouwkundige visie met Beeldkwaliteit vastgesteld. De identiteit van het gebied wordt bepaald door het gebieds-DNA: de specifieke ruimtelijke kenmerken die het gebied rondom Bodegraven typeren.
De hoofdstructuur van Bodegraven wordt gevormd door de dragers en de geledingen. De dragers in noord-zuid richting vinden hun oorsprong in de opstrekkende verkaveling loodrecht op de Oude Rijn. De geledingen in oost-west richting vormen de overgangen tussen de verschillende wijken en buurten in Bodegraven. Zowel de dragers als de geledingen dragen bij aan de hoofdstructuur van het dorp. De identiteit wordt bepaald door de typerende groenstructuur, waterstructuur en infrastructuur en de karakteristieke bebouwing, ook wel genoemd: de groene, blauwe, grijze en rode dragers.
De kaders van de stedenbouwkundige visie worden gevormd door de in de kern van Bodegraven beoogde ruimtelijke en functionele structuur. Een van de onderdelen van de stedenbouwkundige visie heeft betrekking op het versterken van de identiteit van het centrum van Bodegraven.
Identiteit van het centrum van Bodegraven
Hogere bebouwing, waaronder wordt verstaan, hoger dan 2 bouwlagen met een kap, kan worden ingezet als accent ten behoeve van de oriëntatie in het dorp. Voorwaarde is het respecteren en versterken van het historische karakter van Bodegraven. Door hoger te bouwen kunnen voor bepaalde doelgroepen aantrekkelijke woon- en werkmilieus met goede parkeeroplossingen en kan hoogwaardige openbare ruimte worden gerealiseerd. Hoger bouwen kan leiden tot hoogwaardig en efficiënt gebruik van de schaarse ruimte. Het kan echter ook leiden tot hinder voor omwonenden en een onwenselijke aantasting van het beeld. Het onderwerp 'bouwhoogten', betreft nadrukkelijk niet alleen 'hoogbouwontwikkeling': het grotendeels transformeren van de ruimtelijke structuur, het gaat ook om 'optoppen': het toevoegen van een of twee bouwlagen aan de bebouwing. Hoogbouw en optoppen tezamen kunnen leiden tot een ongewenste 'verrommeling' van de kern als geheel.
Afbeelding 4.9: Illustratie uit de Stedenbouwkundige visie met Beeldkwaliteit
Andere aandachtspunten in het centrum zijn:
Het bestemmingsplan kan aan deze doelstellingen een bijdrage leveren. Cultuurhistorische bebouwing en archeologische waarden worden als zodanig aangeduid op de verbeelding en voorzien van een juridische regeling voor behoud en herstel van de unieke karakteristiek. Daarbij geeft het bestemmingsplan door middel van diverse gemengde bestemmingen richting aan de wenselijke functies in diverse deelgebieden (zie hoofdstuk 2.3).
Het plangebied is voor wat betreft water in beheer bij twee hoogheemraadschappen. Ten noorden van de Oude Rijn val het plangebied onder beheer van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Ten zuiden van de Oude Rijn onder het Hoogheemraadschap van Rijnland (zie afbeelding 4.10).
Afbeelding 4.10.: overzichtskaart beheersgebieden Hoogheemraadschap Rijnland en De Stichtse Rijnlanden
Hoogheemraadschap van Rijnland
Taken en bevoegdheden van Rijnland als waterbeheerder
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater. De drie hoofddoelen van dit beheer zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.
Wat betreft de veiligheid is het cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Voor voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten en te beheren. Daarbij wil Rijnland dat watergangen en kunstwerken, zoals gemalen, duikers en stuwen, op orde zijn en toekomstbestendig worden gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering.
Rijnlands taken en bevoegdheden op het gebied van gezond water betreffen het zuiveren van afvalwater en het reguleren van lozingen op oppervlaktewater. Europese regelgeving (de Kaderrichtlijn Water) is hierbij kaderstellend. Het voorkómen van verontreiniging en een goede inrichting van oppervlaktewateren dragen in belangrijke mate bij aan gezond water. Met het oog op het zuiveren van afvalwater beheert Rijnland rioolgemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties.
In het Waterbeheersplan (WBP5) geeft Rijnland richting aan het waterbeheer in de periode 2016 – 2021. Dit is een uitwerking van het coalitieakkoord (2015), waarin het bestuur van Rijnland de koers voor de komende jaren heeft uitgezet. In maart 2016 is het WBP5 vastgesteld (zie http://www.rijnland.net/plannen/waterbeheerplan) In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheersfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.
Keur en beleidsregels
Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:
Maar ook aan:
Per 1 juli 2015 is een nieuwe Keur in werking getreden met daarbij horende uitvoeringsregels. De Keur gaat uit van een “ja, tenzij” benadering; handelingen met een klein risico vallen onder de zorgplicht en kunnen zonder vergunning of melding worden uitgevoerd. Voor handelingen met een groter risico of in expliciet benoemde situaties zijn er algemene regels met voorwaarden van kracht of is een watervergunning vereist (zie http://www.rijnland.net/regels/keur-en-uitvoeringsregels)
De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Raadpleeg daarvoor de vergunningencheck via www.rijnland.net.
Hemelwater
Indien een toename van het verhard oppervlak plaats vindt, dient de initiatiefnemer een oppervlak ter grootte van minimaal 15% van het nieuw aan te leggen verhard oppervlak te reserveren voor extra open water. Het nieuwe open water moet aangesloten worden op het bestaande watersysteem. Uitgangspunt is dat de aanleg van verhard oppervlak geen negatieve gevolgen mag hebben op het watersysteem.
In overleg met het hoogheemraadschap is het mogelijk om de compensatie-eis voor verhard oppervlak te verminderen door alternatieve maatregelen toe te passen.
Riolering en afkoppelen
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijv. door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden
In bestemmingsplannen dient aandacht te worden besteed aan het aspect waterhuishouding. Hiervoor dient de 'watertoets' te worden doorlopen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke plannen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied deels ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Waterschapsbeleid: Waterkoers 2016-2021
Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden heeft haar ambities en langetermijnvisie vastgelegd in het waterbeheerplan Waterkoers 2016–2021 (http://www.waterschaponline.nl/hdsr/). De Waterkoers is een koersdocument om te sturen op hoofdlijnen met als overkoepelende doel 'Samen werken aan een veilige, gezonde en prettige leefomgeving'. In de Waterkoers wordt op een niet-planmatige manier over het waterschapswerk gesproken. Waterschapswerk is hierbij breder dan enkel beheer van water.
Water is een belangrijke pijler van een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. Vanuit die achtergrond werkt Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden samen met de ruimtelijke ordening aan bescherming tegen overstromingen, een gezond grond- en oppervlaktewatersysteem en het zuiveren van afvalwater.
Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt het principe van ruimtelijke adaptatie (Deltabeslissing, www.ruimtelijkeadaptatie.nl):
Het minimale uitgangspunt voor planontwikkelingen is dat het plan hydrologisch neutraal moet worden ontwikkeld met als doel geen gevolgen voor de waterveiligheid, het grond- en oppervlaktewater en de waterkwaliteit en ecologie. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is.
Ruimtelijke adaptatie
Het klimaat verandert: Hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, nattere winters, heftigere buien en kans op drogere zomers. Daar moeten we ook volgens het KNMI, in de toekomst in Nederland rekening mee houden. De verwachting van het KNMI is dat het klimaat in Nederland in 2050 ongeveer overeen zal komen met het huidige klimaat in Zuid-Frankrijk. Maar ook nu al is de klimaatverandering merkbaar.
Extreme neerslag, droogte en hitte kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Dit geeft aanleiding om aanpassing van de inrichting van de bebouwde omgeving aan het veranderende klimaat te agenderen en aan te werken. Dit beleid is in 2015 vastgelegd in de Deltabeslissing voor Nederland. In de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie heeft het Deltaprogramma voorstellen opgenomen om de ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig en waterrobuust te maken. Alle overheden en marktpartijen zijn daar samen verantwoordelijk voor.
Klimaatverandering heeft effecten op grote schaal maar ook op de kleine schaal van een stad. Door de toenemende hoeveelheid verharding in steden wordt het steeds moeilijker om water makkelijk weg te krijgen.
Keur en uitvoeringsregels
Per 1 mei 2019 is de nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe beleidsregels. In de Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018 staan verboden en geboden die betrekking hebben op oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en grondwater. Ten opzichte van de vorige Keur is de Keur 2018 een 'ja, mits-Keur' waarin het Hoogheemraadschap er vanuit gaat dat mensen die plannen maken voor op of aan het water, daar verantwoordelijk mee om gaan. Dit nieuwe principe betekent overigens niet dat alles is toegestaan. Het blijft nodig om regels te stellen voor het beschermen van onder andere waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken (waaronder stuwen en gemalen). Dit om schade aan dijken en oevers te voorkomen. Maar ook zijn er regels ter voorkoming van wateroverlast, watertekort en problemen bij afvoer en onderhoud in dit oppervlaktewater.
Voor oppervlakken tot 500 m² in stedelijk gebied en 1.000 m² in niet stedelijk gebied gelden algemene regels (zie Algemene regels Keur nr.14). Wordt er nieuwe verharding of uitbreiding van bestaande verharding aangebracht boven de gestelde ondergrens (500 m² in stedelijk gebied en 1.000 m² in niet stedelijk gebied), moeten er compenserende maatregelen worden getroffen. In de watervergunning worden hierover voorwaarden opgenomen. De algemene richtlijn is dat er 15% van de toename aan verhard oppervlak gecompenseerd wordt, door het graven van extra waterberging. Plannen waarbij de toename aan verhard oppervlak onder de grenswaarden blijft, of waarbij het verhard oppervlak afneemt hebben geen compensatieplicht. Indien het nieuw aan te leggen verhard oppervlak meer dan 10.000 m² bedraagt, moeten afspraken worden gemaakt met het waterschap over de maatwerkberekening van de noodzakelijke compensatie.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
Toekomstige ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet vergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Vanwege de consoliderende aard van het bestemmingsplan en het feit dat deze niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen, wordt de waterhuishouding niet verstoord. Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige woningbouw is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
In dit bestemmingsplan is waar mogelijk geanticipeerd op de principes van de Omgevingswet (Ow). Dit komt onder andere naar voren bij een meer integrale afwijking van belangen die verder reiken dan het begrip een goede ruimtelijke ordening en het anticiperen op klimaatadapatie. Gedurende het bestemmingsplan proces is gebleken dat een dichtbebouwd gebouw als het centrum van Bodegraven met weinig nieuwe ontwikkelingen beperkt ruimte biedt voor een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. De principes van de omgevingswet zijn: minder toetsen aan landelijke sectorale regelgeving, meer afwegen van verschillende belangen in de leefomgeving, met het oog op de maatschappelijke doelen van de wet:
"Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu gericht op het in onderlinge samenhang:
Daarom kent dit hoofdstuk van de toelichting een andere indeling dan bij een traditioneel bestemmingsplan. Er is nog steeds een paragraaf per aspect (geluid, bodem, enz.), maar deze paragrafen vallen nu onder thema's die overeenkomen met één van de hierboven genoemde maatschappelijke doelen:
Tenslotte is er een bespreking van procedurele aspecten van een bestemmingsplan, zoals milieueffectrapportage.
Per thema kent het hoofdstuk de volgende opbouw:
Deze opbouw is deels gebaseerd op het stappenplan dat ten grondslag ligt aan de staalkaarten omgevingsplan van de VNG. Deze staalkaarten zijn een handreiking hoe een omgevingsplan kan worden opgesteld. Tenslotte volgt een hoofdstuk waarin toelichting staat op de procedurele aspecten, zoals de vraag of een milieueffectrapport nodig is.
Afbeelding 5.1: Stappenplan
Omdat de Ow nog niet in werking is bij de vaststelling van dit bestemmingsplan, geldt de wetgeving van vóór de Ow als juridisch kader. Bij inwerkingtreding van de Ow, gaat dit bestemmingsplan van rechtswege op in het omgevingsplan (tijdelijke deel). Het omgevingsplan moet uiterlijk 2030 geheel voldoen aan het juridisch kader van de Ow. Dit betekent dat het omgevingsplan, dus ook de regeling voor het centrum van Bodegraven, op onderdelen moet worden herzien om aan de Ow te voldoen.
Doelen van de Ow zijn een gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Hieronder vallen aspecten als geluidhinder, luchtverontreiniging, geurhinder, trillingen en bodemverontreiniging. Deze aspecten hebben ook gevolgen voor een doelmatig beheer en gebruik van de leefomgeving, een ander doel van de Ow.
Verschillende bronnen zijn van invloed op de gezondheid en omgevingskwaliteit:
Weg en spoor
Wegverkeerslawaai
Onderstaand is de gecumuleerde geluidsbelasting van alle wegen in het plangebied weergegeven. Dit geeft een eerste indruk van de geluidsbelasting in het gebied. De contouren zijn berekend op 1,5 meter hoogte, dit is maatgevend.
Afbeelding 5.2: Gecumuleerde geluidsbelasting wegen
Spoorweglawaai
In afbeelding 5.3 is de geluidsbelasting ten gevolge van de spoorlijn in het plangebied weergegeven. Dit geeft een eerste indruk van de geluidsbelasting in het gebied. De contouren zijn berekend op 1,5 meter hoogte, dit is maatgevend.
Afbeelding 5.3: Geluidsbelasting spoorlijn
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit samen met de AMvB "Niet in betekenende mate bijdragen" (NIBM), de ministeriele regeling NIBM, de ministeriele regeling Projectsaldering en de ministeriele regeling Beoordeling luchtkwaliteit in werking getreden.
Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging, hoeven volgens de nieuwe wet niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor fijn stof en NO2. Voor woningbouw ligt de 3%-grens op 1.500 woningen.
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het wel zinvol om inzicht te hebben in de luchtkwaliteit om te beoordelen of de toekomstige bewoners niet worden blootgesteld aan te hoge concentraties luchtvervuiling. De grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties van zowel NO2 als PM10 bedragen 40 µg/m3. Ook voor PM2,5 geldt 25 µg/m3 als grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. Deze concentraties worden niet overschreden.
Derhalve kan worden geconcludeerd dat uit het oogpunt van de 'Wet luchtkwaliteit' er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan.
Bedrijven
In het centrum van Bodegraven zijn allerlei activiteiten aanwezig, die hinder kunnen veroorzaken voor de leefomgeving. Het gaat om o.a. winkels, horeca, een dansschool en een aantal bedrijven. Maar ook een kinderboerderij en een schoolplein, die naast plezier ook geluid en geurhinder kunnen veroorzaken.
Aan de rand van het plangebied, langs de Overtocht en de Doortocht, ligt een aantal bedrijfspercelen. Dit is het restant van het bedrijventerrein Doortocht/Overtocht, dat stapsgewijs wordt omgezet naar een meer gemengd gebied.
Afbeelding 5.4: Overzicht bedrijven en wonen, Doortocht en Overtocht. De cijfers staan hieronder toegelicht.
Aan de Doortocht/Overtocht zijn de volgende bedrijven gevestigd:
In het gebied zijn ook de volgende woningbouwontwikkelingen aanwezig:
Vanwege de ontwikkeling van het Hart van Bodegraven zijn voor een aantal bedrijven maatwerkvoorschriften vastgesteld op grond van de Wet milieubeheer. Hierdoor kunnen zij meer geluid maken op de nieuwe woningen zonder in overtreding te zijn. Deze maatwerkvoorschriften zijn gebaseerd op de beleidsregel “Geluidsbeleid bedrijven Doortocht 2018” die door B&W is vastgesteld.
Elders in het plangebied zijn enkele losse bedrijven gelegen tussen andere bestemmingen. Dit is vooral in de Nieuwstraat.
Evenementen en terrassen
Voor het organiseren van evenementen in Bodegraven-Reeuwijk geldt de Algemene plaatselijke verordening. In de meeste gevallen is een evenementenvergunning nodig tenzij het om een kleinschalig evenement gaat. Bij vergunningverlening wordt getoetst aan het dan geldende evenementenbeleid. In aanvulling hierop is ook de Oude Markt aangewezen als evenementenlocatie. Alle evenementen worden één keer per jaar geïnventariseerd door middel van een evenementenkalender waarop evenementen worden aangemeld. Een aanmelding kan niet worden gezien als een aanvraag maar kan meespelen bij de toewijzing van locaties en werkt volgens het principe wie het eerst komt wie het eerst maalt.
Er geldt nog een bijzondere categorie evenementen zoals kermissen, circussen en braderieën. Hieraan zijn regels gesteld omtrent de frequentie in de vorm van een maximumstelsel.
In de Algemene plaatselijke verordening Bodegraven – Reeuwijk geldt een vergunningplicht voor het exploiteren van openbare inrichtingen. Terrassen worden als onderdeel daarvan gezien. Op dit moment kunnen terrassen niet zonder meer in het centrum worden ingericht, hiervoor is een exploitatievergunning nodig.
Bodemverontreiniging en ruimtelijke ontwikkelingen
Het bestemmingsplan “Bodegraven Centrum 2022” is grotendeels een conserverend bestemmingsplan zonder nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de oude Welkoop locatie aan de Doortocht 1 wordt een apart bestemmingsplan opgesteld voor het woningbouwplan. Deze locatie maakt dan ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan Bodegraven Centrum 2022. Ook voor het Versluysterrein bestaan plannen voor woningbouw. Deze plannen zijn op dit moment nog in een verkennende fase waardoor voor deze locatie het bestaande gebruik, te weten bedrijventerrein, wordt gehandhaafd. Ook voor het perceel Van Tolstraat 25-29 wordt onderzocht of woningbouw mogelijk is. Op dit moment is er nog geen duidelijkheid over de (financiële) uitvoerbaarheid van het plan. Met betrekking tot de bodemkwaliteit is het daarom van belang om te bepalen of er knelpunten zijn met betrekking tot de huidige functie van het plangebied.
Uit de inventarisatie blijkt dat er geen directe vervolgactie op het gebied van de bodem dient te worden uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan.
In verband met de diffuse bodemverontreiniging in de oude lintbebouwing in het centrum (zone 1C) wordt uit voorzorg geadviseerd een moestuin op een halve meter (schone) teelaarde aan te leggen. Er is nog geen reden om deze maatregel via de planregels voor te schrijven. Voor het overige plangebied zijn geen beperkingen ten aanzien van het huidige gebruik.
Weg en spoor
Voor omzetting naar geluidgevoelige functies zoals wonen geldt de Beleidsregel hogere waarden. Die is door het college van B&W vastgesteld op 19 februari 2019.
Bedrijven
Bedrijfsmatige en andere milieugevoelige activiteiten kunnen gevolgen hebben voor de gezondheid van omwonenden. Dat kan als deze activiteiten geluid- trillings- of geurhinder veroorzaken.
De overheid probeert gezondheidsschade door activiteiten te voorkomen of anders te beperken. Dat gebeurt op twee manieren:
Wanneer de Omgevingswet in werking treedt gaat de milieuregelgeving voor bedrijfsmatige activiteiten samen met het bestemmingsplan op in het Omgevingsplan. Daardoor kan de gemeente een betere afweging maken tussen het beschermen van de leefomgeving en het gebruik van de omgeving voor gewenste activiteiten. In dit bestemmingsplan wordt al zo veel mogelijk geregeld in de geest van de Omgevingswet.
De gemeente heeft de volgende relevante beleidskaders:
De provincie bepaalt in zijn Omgevingsverordening dat een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein de hoogst mogelijke milieucategorie toestaat gezien de bestaande en geprojecteerde gevoelige bestemmingen in de omgeving. De Doortocht staat in de omgevingsverordening aangewezen als bedrijventerrein.
Terrassen
De centrumvisie heeft de ambitie voor meer levendigheid in het centrum van Bodegraven uitgesproken. In het licht van deze ambitie noemt de visie een aantal locaties waar meer ruimte wordt geboden aan activiteiten. Voor het Raadhuisplein spreekt de visie uit dat het faciliteren van extra terrassen past binnen deze ontwikkelrichting.
Bodemverontreiniging
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.
Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb).
De gemiddelde bodemkwaliteit op onverdachte percelen binnen het plangebied is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart van Midden-Holland. Binnen het plangebied is sprake van vier zones:
1C: Kern Bodegraven;
4A: Oude bebouwing 1;
5: Uitbreidingen 1;
7: Recente uitbreidingen.
Voor de ligging van de zones zie afbeelding 5.5.
Afbeelding 5.5: Ligging zones bodemkwaliteit
Voor het toepassen van grond van buiten het plangebied moet worden aangesloten bij de functie die het gebied heeft.
Weg en spoor
Er zijn voor dit aspect geen gemeentelijke doelen.
Bedrijven
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Voor wat betreft de binnen het plangebied gevestigde bedrijven betekent dit:
De transformatie van het gebied Molenvliet, rondom Overtocht en Doortocht, naar woongebied wordt toegelaten door middel van aparte bestemmingsplannen (Doortocht-Zuid, Welkooplocatie). Niet door middel van het bestemmingsplan Bodegraven Centrum. Dit plan is dus niet in strijd met de omgevingsverordening.
Evenementen en terrassen
Inmiddels is de stoep aan de oostkant van het Raadhuisplein verbreed, waardoor daar gevelterrassen zijn gerealiseerd. Een nieuw terras midden op het Raadhuisplein is daardoor niet meer nodig.
In de centrumvisie Bodegraven zet de gemeente in op meer levendigheid in het centrum onder voortzetting van het huidige beleid. De regeling voor evenementen in het bestemmingsplan ziet op drie gebieden: Raadhuisplein, Oude Markt en overige deel van het plangebied. Er is akoestisch onderzoek gedaan om te beoordelen wat de gevolgen van deze evenementen voor omwonenden zijn.
Geluid kan de leefkwaliteit van een locatie sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog geluidsniveau kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. Hoewel met betrekking tot het aspect geluid tijdens evenementen diverse beleidskaders en meerdere weten, regels en verordeningen van toepassing zijn, wordt veelal geen specifieke onderbouwing voor de geluidsaspecten gegeven. Daarom is met name aansluiting gezocht bij de nota 'Evenementen met een luidruchtig karakter' van de inspectie Milieuhygiëne Limburg (de Nota Limburg). Uitgangspunt van de Nota Limburg voor de normstelling is de bescherming van de binnenruimte van geluidsgevoelige objecten tegen geluidshinder. Daarbij dient in een woning, bij gesloten ramen en deuren, een normaal gesprek mogelijk te zijn. Gedurende de dag- en avondperiode mag het geluidsniveau ten gevolge van een evenement in de woning daarom niet hoger zijn dan 50 dB(A). Gedurende de nachtperiode speelt niet alleen de spraakverstaanbaarheid een rol, maar is ook het wel of niet kunnen slapen een belangrijk toetsingscriterium.
Op het terrein van bierbrouwerij De Molen wordt jaarlijks een bierfestival georganiseerd. Omdat dit op het eigen terrein van het bedrijf plaatsvindt wordt het niet gezien als evenement in de openbare ruimte. De hinder valt onder de Wet milieubeheer, de brouwerij mag een festiviteit organiseren mits die voldoet aan de regels uit het Activiteitenbesluit. Ook moet de festiviteit gemeld worden.
Weg en spoor
Het plan maakt nieuwe woningen mogelijk achter Prins Hendrikstraat 7-9 (bijlage 2). De toetsing of deze ontwikkeling in zijn algemeenheid ruimtelijk aanvaardbaar is heeft plaats gevonden in het kader van het bestemmingsplan. De nadere onderzoeken worden uitgevoerd in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning. Dit is mogelijk omdat onderhavig bestemmingsplan een plan is met verbrede reikwijdte en het concrete bouwplan op dit moment nog niet bekend is.
Bedrijven
De bedrijfsunits aan de Doortocht krijgen de bestemming Gemengd 2. Binnen deze bestemming zijn meerdere functies mogelijk, zoals detailhandel, kantoorruimte en bedrijven tot en met milieucategorie 2 uit de staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij de regels).
De terreinen van Brouwerij de Molen en het Versluysterrein krijgen de bestemming Bedrijf. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegelaten tot en met milieucategorie 2 uit de staat van bedrijfsactiviteiten. Ook de bedrijfsgebouwen aan de Nieuwstraat krijgen de bestemming Bedrijf. Bestaande bedrijfsactiviteiten die niet binnen milieucategorie 2 uit de staat van bedrijfsactiviteiten passen, zijn aangeduid op de verbeelding en vermeld in de regels. Het gaat om:
Terrassen/evenementen
Horecaterrassen zijn overal toegestaan binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Hier gaat het dan om terrassen vóór een horecabedrijf.
Op de verbeelding van het plan zijn de locaties Raadhuisplein, het plangebied en de Oude Markt aangewezen als evenemententerrein. In de planregels (artikel 28.1.3. a t/m c) staat bij elk van deze locaties welk soort evenementen er mogen komen, hoeveel van deze evenementen, aantal dagen, tijden, e.d. Deze begrenzing is gebaseerd op het akoestisch onderzoek, dat heeft uitgewezen hoeveel geluid er binnen in de omliggende woningen optreedt. Binnen deze voorwaarden zijn evenementenactiviteiten toegestaan na voorafgaande melding.
Bij omgevingsveiligheid gaat het om de risico's van het gebruik en transport van gevaarlijke stoffen, de veiligheid van inrichtingen en de veiligheid van nieuwe, zich snel ontwikkelende technologieën. Hierbij moet een evenwicht worden gevonden tussen gezond en veilig leven, en behouden van ruimte voor economische groei. Deze blijvende zoektocht naar een optimaal gebruik van de beperkte ruimte is het onderwerp van omgevingsveiligheid.
De regelgeving over omgevingsveiligheid verandert met de Omgevingswet. Waar relevant wordt hier alvast rekening mee gehouden. Een uitgebreide beschrijving van de situatie in het plangebied en het wettelijke kader is toegevoegd als bijlage 3.
Inrichtingen
Binnen en nabij het plangebied zijn geen Externe Veiligheid relevante inrichtingen gelegen (zie afbeelding 5.6). De omgevingsvergunning van het voormalige LPG vulpunt op het Versluysterrein is inmiddels ingetrokken.
Transport over de weg
N11
Ten westen van het plangebied, op een afstand van ongeveer 75 meter (kortste afstand), ligt de N11 gelegen. Over de N11 worden gevaarlijke stoffen vervoerd.
Uit de tabel 'Basisnet weg' (bijlage 1 Regeling Basisnet) blijkt dat ter hoogte van het plangebied geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour 10-6 is. Uit diezelfde tabel blijkt dat er ter hoogte van het plangebied geen sprake is van een 'plasbrandaandachtsgebied' (PAG) is. Ook al zou dat wel het geval zijn dan, dan ligt het plan op meer dan 30 meter afstand. Het plaatsgebonden risico en PAG levert geen belemmering op voor het plan.
In het 'Eindrapport Basisnet weg', okt. 2009, bijlage 7 is voor het wegvak ter hoogte van het plangebied (Z20) aangegeven dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Afbeelding 5.6: Ligging plangebied t.o.v. EV relevante inrichtingen en wegen
Burgemeester Kremerweg (N258)
Ten noorden van het plangebied is de provinciale weg N458 (Burgemeester Kremerweg) gelegen. Over de provinciale weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het gaat om brandbare vloeistoffen (benzine, diesel) en brandbare gassen (LPG, propaan). Gezien de afstand van het plangebied tot deze weg (meer dan 300 meter) levert dit geen beperkingen op voor het plangebied.
Transport over het spoor
Ten zuiden westen van het plangebied, is het spoor Alphen aan den Rijn – Woerden gelegen. Deze spoorlijn valt niet onder het Basisnet Spoor en is dus niet relevant wat betreft transport van gevaarlijke stoffen.
Transport per buisleiding
Ten westen van het plangebied is de hogedruk aardgasleiding A515 gelegen. Het plangebied ligt voor een deel binnen het invloedsgebied (onder de Omgevingswet heet dit brandaandachtsgebied) (zie afbeelding 5.7).
Afbeelding 5.7: Ligging plangebied t.o.v. EV gasleidingen
Het plan ligt voor een deel binnen het brandaandachtsgebied van de hogedruk aardgasleiding A-515 (zie afbeelding 5.7). Binnen het brandaandachtsgebied moet rekening worden gehouden met de effecten van een fakkelbrand bij de gasleiding (oorzaak schade door derden) met enorme warmtestraling in de omgeving tot gevolg.
Afbeelding 5.8: Kwetsbare gebouwen binnen aandachtsgebieden
In afbeelding 5.8 is weergegeven dat op dit moment al een 'zeer kwetsbare gebouw' aanwezig is in het brandaandachtsgebied. Dit is het pand Overtocht 24-32, i.v.m. aanwezigheid kinderopvang/peuterspeelzaal. Omdat het gaat om een bestaande situatie hoeven hier geen maatregelen te worden genomen.
Transport over het water
In de nabijheid van het plangebied zijn geen vaarwegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Aandachtspunt veiligheidsregio
Bij de startbijeenkomst voor het bestemmingsplan centrum gaf de veiligheidsregio aan dat de bereikbaarheid voor hulpdiensten in bepaalde delen van het centrum lastig is. Vooral bij de diepe kavels langs de Oude Rijn. Dit is een aandachtspunt bij herontwikkeling van deze kavels.
Landelijk
Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) vormen het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt. Er zijn twee eisen:
Plaatsgebonden risico (PR)
Als “harde” afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.
Groepsrisico (GR)
Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan moet de Raad afwegen of het GR verantwoord is. Hierbij wordt rekening gehouden met de situatie in het gebied: bereikbaarheid voor hulpdiensten, zelfredzaamheid e.d..
Provincie
De provincie heeft haar beleid op het gebied van externe veiligheid verwoord in de Omgevingsvisie, met instructieregels voor gemeenten in de Omgevingsverordening.
Daarnaast hanteert GS de Beleidsregel groepsrisico en ruimtelijke ordening. Daarin staat in welke gevallen GS gebruik maakt van zijn aanwijzingsbevoegdheid ten aanzien van de groepsrisico verantwoording door gemeenten. GS geven aan dat bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen minimaal op orde moeten zijn om het groepsrisico bij ruimtelijk plannen te kunnen verantwoorden.
Gemeente
Bodegraven-Reeuwijk heeft in 2013 de 'Visie Externe Veiligheid Bodegraven-Reeuwijk 2013' opgesteld. In deze visie zijn planologische kaders opgenomen die aangeven hoe moet worden omgegaan met ruimtelijke ontwikkelingen in bepaalde gebieden nabij EV relevante risicobronnen. Hierin wordt o.a. vastgelegd dat 'zeer kwetsbare groepen' (bassischolen, BSO, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, enz.) niet worden toegestaan binnen het invloedsgebied van een risicobron.
Zowel in het kader van het huidige EV beleid van de gemeente als in het kader van de Omgevingswet is het van belang om extra aandacht te hebben voor kwetsbare groepen, omdat zij niet- of verminderd zelfredzaam zijn. Voor het plangebied Bodegraven Centrum betekent dit:
Daarnaast zegt het EV beleid dat nieuwe gebouwen moeten worden voorzien van mechanische ventilatie die met één druk op de knop kan worden uitgeschakeld.
De gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk heeft kennis genomen van de inhoud van dit hoofdstuk Externe Veiligheid en achten het groepsrisico, na het nemen van de voorgestelde maatregelen, aanvaardbaar.
Op de verbeelding zijn twee gebiedsaanduidingen opgenomen:
Binnen deze gebiedsaanduidingen gelden de regels dat voorzieningen voor 'zeer kwetsbare groepen' (bassischolen, BSO, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, enz.) niet worden toegestaan. Voor bestaande voorzieningen voor 'zeer kwetsbare groepen' geldt het overgangsrecht.
Beschermen en benutten van ons materieel erfgoed wordt ook genoemd in de Omgevingswet en in de huidige Erfgoedwet. Het gaat hier om ondergronds erfgoed (archeologie) en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en structuren boven de grond.
De ruime omgeving van Bodegraven is in vele opzichten archeologisch waardevol. Op grond van onderzoek elders wordt aangenomen dat de oeverwallen van de Oude Rijn al in de prehistorie bewoond waren. De noordgrens van het Romeinse Rijk (Limes) lag op de zuidoever van de Oude Rijn. In het gebied bestaat dus een hoge tot zeer hoge kans op het aantreffen van archeologische sporen vanaf de prehistorie. De nadruk van archeologische resten ligt echter op de periode Romeinse tijd – Nieuwe Tijd.
Erfgoedwet
In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Overbodige regels zijn geschrapt en de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed ligt waar mogelijk bij het erfgoedveld zelf. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, worden overgeheveld naar de Omgevingswet die naar verwachting in 2023 van kracht wordt.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland hanteert het beleidsinstrument “Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)”. In de CHS heeft de provincie bestaande en mogelijk te verwachten archeologische waarden in beeld gebracht. In het bijbehorende “Beleidskader Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland” zijn per waarderingscategorie algemene beleidsuitgangspunten geformuleerd. De waardering zoals vastgelegd in de cultuurhistorische hoofdstructuur geldt als uitgangspunt van beleid. De cultuurhistorische kaart van Zuid-Holland geeft een overzicht van cultuurhistorische kenmerken en waarden in deze provincie. Het is een overzicht op hoofdlijnen, bijvoorbeeld van waardevolle verkavelingspatronen, gebieden met een archeologische verwachtingswaarde of monumentale boerderijlinten.
Omgevingsverordening provincie
Afbeelding 5.9: Archeologische waardenkaart provincie Zuid Holland (uitsnede Omgevingsverordening, kaart 12)
Het plangebied wordt doorkruist door de Romeinse Limes. De Limes is de aanduiding van de noordgrens van het voormalige Romeinse rijk, die zich in Europa uitstrekt van de Balkan tot in Engeland. In Nederland vormt de Rijn de noordgrens. De kernwaarden van de Limes betreffen: verspreide, losse militaire complexen en infrastructuur (forten, wachttorens, militaire kampementen, havens, scheepswrakken en aanlegplaatsen); steden, grafvelden en (water)infrastructuur die redelijkerwijs behoren tot de militaire centra; verbindende structurerende elementen als de rivier, de Limesweg en enkele andere stukken infrastructuur. De Limes kan gebruikt worden als inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen deze zone, waar mogelijk door een koppeling te leggen met (nieuwe) recreatieve routes.
Afbeelding 5.10: Uitsnede cultuurhistorische atlas provincie Zuid Holland
Op de kaart cultureel erfgoed in de Omgevingsverordening (afbeelding 5.9) en in de Cultuurhistorische Atlas van de provincie Zuid-Holland (afbeelding 5.10) is aangegeven dat het plangebied in de molenbiotoop van de stellingmolen aan de Overtocht 45 en binnen de Romeinse Limes ligt. Voor de zone van de Limes, de noordgrens van het voormalige Romeinse Rijk, zijn archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden gericht op de zogenaamde kernwaarden van het Werelderfgoed Frontiers of the Roman Empire. Uitgangspunt van Europees, landelijk en provinciaal beleid is behoud in situ van archeologische waarden; dat wil zeggen dat het archeologisch erfgoed in principe onverstoord behouden blijft, tenzij andere belangen prevaleren. Dan kan gekozen worden voor het opgraven van het archeologisch erfgoed, of voor behoud 'ex situ'.
Kadernota Erfgoed
De kadernota Erfgoed is op 4 juli 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. De nota is bedoeld om op hoofdlijnen het erfgoed van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk status te geven en richting te geven aan het beleid daaromtrent. Met erfgoed wordt bedoeld monumenten, archeologie en cultuurhistorie en (ontstaan van het) (veenweide)landschap. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk streeft ernaar dat elementen en structuren die nauw verbonden zijn met de ontstaansgeschiedenis van het landschap en het nederzettingenpatroon, ook in de toekomst herkenbaar en ervaarbaar blijven.
Archeologische beleidskaart
In de Kadernota Erfgoed is de archeologische beleidskaart uit 2012 opgenomen. In de periode 2020-2021 is de beleidskaart geactualiseerd. De gegevens uit de nieuwe beleidskaart zullen worden verwerkt in een paraplubestemmingsplan Archeologie en zijn derhalve ook verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan.
Op de beleidskaart wordt aangegeven in welke mate met archeologie in de ruimtelijke ordening rekening gehouden moet worden. Het archeologiebeleid van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk onderscheidt zes categorieën van archeologische waarden (Waarde Archeologie 1 t/m 6). Per categorie is aangegeven welke bekende en verwachte waarden zijn onderscheiden en wat de vastgestelde vrijstellingsgrens is. Een vrijstellingsgrens bestaat uit een oppervlaktemaat en een dieptemaat. Wordt zowel de oppervlakte als de diepte overschreden, dan moet de aanvrager een (archeologisch) rapport overleggen waarin aangegeven is of er archeologische waarden aanwezig zijn en hoe hier rekening mee wordt gehouden tijdens de voorgenomen ontwikkelingen.
Afbeelding 5.11: uitsnede van de nieuwe archeologische beleidskaart
Beleidsnota Cultuurhistorie (gemeente)
In januari 2018 is door de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk de “Beleidsnota Cultuurhistorie” vastgesteld. De beleidsnota richt zich op de cultuurhistorische waarden van bouwkundige objecten binnen de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. De beleidsnota is opgesteld op basis van inventarisaties uit het verleden en empirische waarnemingen door een ervaringsdeskundige. Aan de hand hiervan zijn de objecten beschreven en gewaardeerd met de waardering ‘laag’, ‘redelijk’, ‘hoog’ en ‘hoog-plus’.
Bij elkaar zijn 400 objecten en ensembles, waaronder woonhuizen, boerderijen, kaaspakhuizen en winkelpanden geïnventariseerd. In de loop van het proces is een aantal objecten afgevallen. Ook de objecten met de waardering ‘laag’ zijn niet nader opgenomen in de beleidsnota. Het doel van de gemeente is het beschermen van deze cultuurhistorisch waardevolle objecten. De ‘hoog plus’ objecten zijn aangewezen als gemeentelijk monument en toegevoegd aan de gemeentelijke monumentenlijst.
De cultuurhistorisch waardevolle objecten binnen de gemeente Bodegraven-Reeuwijk zijn nader verankerd in een paraplubestemmingsplan (zie navolgende paragraaf) met als doel deze te beschermen en mogelijkheden te bieden voor de pandeigenaren.
Paraplubestemmingsplan cultuurhistorie
Op 29 mei 2019 is het bestemmingsplan ‘Parapluplan Cultuurhistorie Bodegraven – Reeuwijk’ vastgesteld. Het plan vervangt de voorgaande en ontbrekende regels omtrent cultuurhistorische waardevolle panden binnen alle geldende bestemmingsplannen van de gemeente Bodegraven – Reeuwijk. Op die manier heeft de gemeente een eenduidige regelgeving gerealiseerd en de cultuurhistorische waarde binnen de gemeente beschermd. Het betreft percelen en gebouwen die zijn aangeduid als cultuurhistorisch waardevolle panden binnen de gemeente, zoals vastgelegd in de Beleidsnota Cultuurhistorie.
Paraplubestemmingsplan archeologie
De gewijzigde archeologische beleidskaart wordt verankerd in een paraplubestemmingsplan archeologie, dat de hele gemeente bestrijkt. Wanneer dat is vastgesteld vervangt het parapluplan de dubbelbestemmingen archeologie uit het bestemmingsplan Bodegraven Centrum 2023.
Beleidsnota Cultuurhistorie
De beleidsnota cultuurhistorie wordt regelmatig herzien. Bepaalde panden kunnen in de loop der tijd worden verwijderd van de lijst. Objecten die bijvoorbeeld eerder wel een cultuurhistorische waarde hebben gehad, maar deze door omstandigheden (sloop, nieuwbouw) en herwaardering tijdens de recente inventarisatie, hebben verloren. De laatste versie van de Beleidsnota cultuurhistorie is verwerkt in het paraplubestemmingsplan.
In de regels is bepaald dat vergroting, verandering of (gedeeltelijke) sloop van de objecten is toegestaan, mits de cultuurhistorische waarde van de objecten niet wordt aangetast. In dit verband moet voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning een advies worden ingewonnen bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. De Erfgoedcommissie zal o.a. aan de hand van de beschrijving en waardering in de “Beleidsnota Cultuurhistorie” een advies uitbrengen over de vraag of een vergroting, verandering of gedeeltelijke sloop geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde van het object. Als het initiatief betrekking heeft op een Rijksmonument moet advies worden ingewonnen bij de Rijkdienst voor Cultureel Erfgoed.
Conform de bovengenoemde beleidskaders is het doel om het archeologisch erfgoed in het plangebied te beschermen. Dat gebeurt net als in het vigerende bestemmingsplan door middel van een dubbelbestemming Archeologie. Deze verplicht tot het doen van onderzoek bij werkzaamheden in de bodem vanaf een bepaalde oppervlakte en diepte. Deze dubbelbestemming wordt toegelicht in paragraaf 5.4.4.
Daarnaast is voor de ontwikkellocatie aan de Prins Hendrikstraat 7-9 een archeologisch bureauonderzoek (BO) en inventariserend veldonderzoek (IVO) uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd bij de ruimtelijke onderbouwing (bijlage 2). Uit het onderzoek blijkt dat hier een zeer hoge archeologische verwachting aanwezig is op resten vanaf een diepte van 70 cm beneden maaiveld. Daarom wordt vervolgonderzoek geadviseerd voor de voorgenomen graafwerkzaamheden in het kader van de aan te legen funderingen. Enkel wanneer de fundering binnen 50 cm beneden maaiveld kan worden gerealiseerd en er met heipalen (tussenafstand 4 m) gebouwd kan worden, zijn geen aanvullende maatregelen nodig.
De gemeente Bodegraven-Reeuwijk heeft het rapport beoordeeld. In tegenstelling tot bovenstaande conclusie van het adviesbureau, moet vervolgonderzoek plaatsvinden bij ingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld. Gezien de omvang van het plangebied en de bekende archeologische waarden in de directe omgeving is vervolg onderzoek nodig conform protocol opgraven. Dit onderzoek wordt bij voorkeur ruim voor de uitvoering van de bouwwerkzaamheden en de aanvraag van de omgevingsvergunning uitgevoerd.
Tot de vaststelling van het paraplu bestemmingsplan archeologie zijn de archeologische waarden in de regels van het bestemmingsplan Centrum geborgd door middel van een dubbelbestemming en opgenomen op de verbeelding. De indeling in zones gaat wel alvast uit van de nieuwe archeologische beleidskaart. Elk van de waarden heeft bijbehorende bestemmingsplanregels, waarbinnen vrijstellingsgrenzen zijn opgenomen. De vrijstellingsgrenzen worden getoetst aan de hand van de diepte van bodemingrepen en de grootte van het plangebied.
Het plangebied valt op grond van de archeologische waardenkaart binnen de medebestemmingen Waarde Archeologie 1 en 2 (afbeelding 5.11). Het castellumgebied is voorzien van de hoogste archeologische waarde (Waarde Archeologie 1). Hiervoor zijn door de Provincie Zuid-Holland criteria vastgesteld om de archeologie goed te kunnen beschermen. Op deze gronden geldt dat ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld onderzoeksplichtig zijn, tenzij er naar oordeel van het bevoegd gezag al voldoende beschikbare informatie is vastgesteld.
De zone van Waarde Archeologie 2 bevat de oeverafzettingen de Oude Rijn en de historische bebouwing, In deze zone kunnen archeologische resten aanwezig zijn vanaf de Romeinse Tijd. Theoretisch gezien kunnen ook oudere resten aanwezig zijn, maar deze zijn in Bodegraven nog nooit aangetroffen. Bouwplannen en werkzaamheden zijn vergunningplichtig wanneer ze plaatsvinden over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm.
De intrinsieke waarde van de natuur wordt ook genoemd als belang in de Omgevingswet en in de huidige Wet natuurbescherming. Hieronder wordt beschreven hoe het plan zich verhoudt tot het belang van natuurwaarden.
Het plangebied is een dichtbebouwd dorpscentrum met veelal oudere bebouwing. Uit gegevens van ODMH blijkt dat in het plangebied enkele bomen aanwezig zijn die een habitat kunnen vormen voor beschermde soorten:
De afgelopen 3 jaar zijn geen waarnemingen van beschermde soorten gedaan.
Het plangebied ligt op 2,1 km van Natura 2000 gebied de Nieuwkoopse plassen en op ruim 4 km van Natura 2000 gebied Polder Stein.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden, met wetgeving ten aanzien van soortenbescherming en Natura 2000-gebieden. Vanwege de stikstofproblematiek zijn deze regels de laatste jaren regelmatig aangepast. Sinds 1 juli 2021 hoeft voor de bouw van woningen geen stikstofberekening meer te worden uitgevoerd. Dat moet wel voor de gebruiksfase (verkeer van en naar de woning). Deze wijziging volg uit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering.
Daarnaast hebben provincies eigen beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN; de voormalige Ecologische Hoofdstructuur of EHS) en overige natuurwaarden buiten het NNN.
De gemeente heeft voor dit plangebied geen eigen beleidsdoelen op het gebied van natuur.
Volgens de regels van Rijk en provincie mag vaststellen van dit bestemmingsplan niet leiden tot schade aan beschermde soorten of aan Natura 2000 gebieden. Dit bestemmingsplan maakt geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Het plan maakt slechts één nieuwe ontwikkeling mogelijk, een gebouw met 5 appartementen aan de Van Tolstraat (Willemsplein). In bijlage 2 is onderbouwd dat deze ontwikkeling geen schade veroorzaakt aan beschermde soorten en geen stikstofdepositie veroorzaakt op Natura 2000 gebieden.
Het thema natuur heeft geen invloed op de regels of verbeelding van dit plan.
Door klimaatverandering neemt de kans op hittestress, wateroverlast, droogte en overstromingen toe. Dat levert risico's op voor onze gezondheid, veiligheid en economie. Het is van groot belang dat Nederland zich aanpast aan deze veranderingen. De overheid, maatschappelijke organisatie, inwoners en bedrijven werken aan de benodigde passingen voor het omgaan met extreme weersomstandigheden, zodat dit het nieuwe normaal wordt. Klimaatadaptatie grijpt in op verschillende aspecten in het ruimtelijk domein, de invulling van klimaatadaptatie komt dan ook terug in vele aspecten in het ruimtelijk en sociale domein.
De gemeente heeft in juni 2020 het Ambitiedocument Klimaatadaptatie vastgesteld. Dit document geeft op hoofdlijnen aan welk ambitieniveau de raad heeft ten aanzien van klimaatadaptatie en stelt onder meer dat bij elk ruimtelijk plan een klimaattoets moet worden uitgevoerd. Deze toets gaat in op de onderwerpen hitte, droogte, overstroming en wateroverlast.
Voor het plangebied 'Bodegraven Centrum' spelen o.a. de volgende knelpunten en kansen:
Het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie is een gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk om Nederland klimaatbestendig en water robuust in te richten. In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is aangegeven dat elke gemeente in 2020 een strategie en uitvoeringsagenda klimaatadaptatie opgesteld moet hebben. Doelstelling van het programma is dat Nederland in 2050 klimaatadaptief is.
Klimaatadaptatie is de ontwikkeling waardoor de samenlevingen de kwetsbaarheid voor klimaatverandering verminderen of waardoor zij profiteren van de kansen die een veranderend klimaat biedt.
In juni 2020 is de strategie klimaatadaptatie vastgesteld. Hierbij is gekozen voor scenario 2: 'Handen uit de mouwen'. Op basis van deze keuze is eind 2020 de uitvoeringsagenda klimaatadaptatie opgesteld. In het uitvoeringprogramma zijn onder het thema “klimaat adaptief bouwen en inrichten” verschillende maatregelen opgenomen om klimaat adaptatie te implementeren in het ruimtelijk domein.
Klimaatadaptatie richt zich op de vier aspecten wateroverlast, hitte, droogte en overstroming. De gemeenteraad heeft op 24 juni 2020 het rapport Klimaatadaptatiestrategie en scenario's vastgesteld en daarbij gekozen voor scenario 2 met de bijbehorende inzet van middelen.
Volgens het rapport kan de gemeente op zes manieren zorgen dat Bodegraven-Reeuwijk zich aanpast aan de klimaatverandering:
Het doel van de gemeente is om in 2050 klimaatadaptief te zijn. De gemeente heeft het convenant klimaatadaptief bouwen ondertekend. Hiermee wordt invulling gegeven aan de wijze waarop de gemeente klimaatadaptatie verankert in het gemeentelijk beleid. In het convenant zijn naast de aspecten wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen ook bodemdaling en biodiversiteit aandachtspunten.
De minimale eisen van het convenant klimaatadaptief bouwen vormen bij ieder nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen het uitgangspunt. Bij dit bestemmingsplan, dat vrijwel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, vindt de toetsing ook plaats op de bestaande situatie.
Aspect |
Doel |
Eis |
Range |
||
Neerslag | Hevige neerslag leidt niet tot schade aan infrastructuur, gebouwen, eigendommen of groen in de bebouwde omgeving. | N1: Een groot deel van de neerslag (50 mm) van een korte hevige bui (1/100 jaar, 70 mm in 1 uur) op privaat terrein wordt op dit terrein opgevangen en vertraagd afgevoerd. De berging is niet eerder dan in 24 uur leeg en is in maximaal 48 uur weer beschikbaar, of wordt gestuurd. | 40-70 mm | ||
N2: In het plangebied treedt geen schade op aan bebouwing en voorzieningen bij extreem hevige neerslag (1/250 jaar, 90 mm/u). | |||||
Droogte | Langdurige droogte leidt niet tot verdroging of schade aan de bebouwde omgeving. | D1: De inrichting van het plangebied is afgestemd op de verwachte grondwaterstanden en de zoetwaterbeschikbaarheid tijdens droogte. | |||
D2: In het plangebied wordt 50% (450 mm) van de jaarlijkse neerslag geïnfiltreerd. | 20-100% | ||||
Hitte | Tijdens hitte biedt de bebouwde omgeving een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving. | H1: Tenminste 50% schaduw in het plangebied op de hoogste zonnestand voor verblijfsplekken en gebieden waar langzaam verkeer zich verplaatst. | 20-60% | ||
H2: Tenminste 40% van alle oppervlakken wordt warmtewerend of verkoelend ingericht/gebouwd om opwarming van het stedelijk gebied verminderen. | 30-80% | ||||
H3: Koeling van gebouwen leidt niet tot opwarming van de (verblijfs-)ruimte in de directe omgeving. | |||||
Bodemdaling | Bodemdaling in bebouwd gebied blijft beperkt en betaalbaar. |
Bo1: Maatregelen die schade door bodemdaling tegengaan en kosteneffectief zijn over de levensduur van 60 jaar worden in het ontwerp opgenomen. | |||
Biodiversiteit | Groenblauwe structuur en biodiversiteit worden versterkt op de planlocatie en in de directe stedelijke omgeving. | B1: Het horizontale en verticale oppervlak wordt in samenhang met de groenblauwe structuren in de bredere omgeving ingericht en creëert een hoogwaardige habitat voor ten minste gebouw bewonende soorten. | 1-3 Soortencategorieën | ||
Overstromingen | De bebouwde omgeving is bestand tegen overstromingen. | V1: Voor overstromingen met een waterdiepte tot 20 cm treedt geen schade aan gebouwen op en blijven hoofdwegen begaanbaar. | |||
V2: Voor overstromingen met een waterdiepte tot 50 cm worden maatregelen getroffen om schade aan gebouwen te beperken, als deze doelmatig zijn. | |||||
V3: Voor overstromingen met een waterdiepte tot 200 cm worden maatregelen getroffen om vitale infrastructuur en kwetsbare objecten te beschermen. | |||||
V4: Voor overstromingen met een waterdiepte boven 200 cm worden maatregelen getroffen om veilig te kunnen schuilen in het overstroomde gebied. |
Het centrum van Bodegraven is een bestaand, volgebouwd, dorpsgebied. Klimaatadaptieve maatregelen dienen te worden afgewogen tegen andere belangen, zoals stedenbouw, parkeren, inrichting van de openbare ruimte en veiligheid.
Ontwikkelingen in het plangebied bieden de kans om maatregelen te nemen die bijdragen aan de minimale eisen van het convenant. In dit gebied zijn de volgende maatregelen wenselijk:
Dichtbebouwd gebied warmt sneller op, omdat er vaak geen of weinig verkoelend groen aanwezig is. Maatregelen om dit tegen te gaan zijn bijvoorbeeld het zorgen voor schaduwwerking van gebouwen en groen op de openbare ruimte. In de planregels worden geen uitgewerkte maatregelen opgelegd maar een doelvoorschrift
Overtollig regenwater kan moeilijk in de grond zakken doordat vrijwel alle grond verhard is. Hierdoor raakt het riool overbelast en blijft water staan op straat. Aangezien het straatpeil afloopt richting spoor verzamelt het water zich daar. Bij slimmer inrichting en verharding te vervangen door groen of halfverharding vermindert het probleem. Bij nieuwbouw zal de waterberging op het perceel moeten plaats vinden zoals ook in het convenant is opgenomen. Hiervoor wordt in de planregels geen uitgewerkte maatregelen opgelegd maar een doelvoorschrift
Bij droogte kunnen panden op houten palen schade krijgen door paalrot. In de oudere delen van het centrum van Bodegraven speelt dit meer dan in nieuwe wijken. Maatregelen kunnen niet in het bestemmingsplan worden geregeld, maar wel via integrale waterbeheer van het plangebied. Dit valt buiten de mogelijkheden van een bestemmingsplan.
De oevers van de Oude Rijn liggen hoger dan de wijde omgeving. Ook het centrum ten noorden van de Oude Rijn ligt relatief hoog. Dit zijn veilige gebieden om naar toe te vluchten in geval van een overstroming.
De gemeente heeft ervoor gekozen een aantal maatregelen uit te werken en op te nemen in de regels van dit bestemmingsplan (artikel 27.5). Hulpmiddel hierbij is het convenant klimaatadaptief bouwen. De minimale eisen van het convenant vormen de basis van een klimaattoets bij ontwikkelingen. Alle nieuwe ontwikkelingen moeten invulling aan het convenant geven zodat de situatie op het gebied van wateroverlast, hitte, droogte, overstroming, biodiversiteit en bodemdaling niet verslechtert.
In artikel 27.5 worden voor klimaatadaptatie doelvoorschriften i.p.v. middelvoorschriften in de planregels opgenomen om de initiatiefnemer ruimte te geven om klimaatadaptatie te integreren in de ontwikkeling.
De transitie naar een duurzame (niet-fossiele) energievoorziening is een belangrijke voorwaarde voor duurzame ontwikkeling.
Het centrum van Bodegraven bestaat uit bestaande gebouwen van verschillende leeftijden, vanaf ca. 1900 tot zeer recent. Deze worden hoofdzakelijk met aardgas verwarmd. In het deelgebied 'Hart van Bodegraven' worden nieuwe gasloze woningen gebouwd. Deze worden verwarmd met behulp van een warmtepomp. In de regionale energiestrategie (RES) bepaalt de gemeente samen met buurgemeenten en andere belanghebbenden hoe de regio Midden-Holland in de toekomst in zijn energiebehoefte zal voorzien.
Op 1 juli 2018 is de Wet Voortgang Energie Transitie (VET) in werking getreden. Deze Wijzigingswet heeft een aantal aanpassingen doorgevoerd in de Gaswet en de Elektriciteitswet. Door de wijziging van de Gaswet mag een netbeheerder geen aardgasaansluiting meer verzorgen voor nieuwbouw. De aansluitplicht is dus vervallen, waarmee nieuwbouw niet meer aangesloten kan worden op het aardgasnet. Een belangrijk aandachtspunt is dat dit alleen geldt voor kleinverbruikers. Kleinverbruikers hebben een gasmeter tot en met G25 (een doorlaatwaarde tot en met 40 m³ per uur). Veel grotere kantoorpanden en bedrijven hebben een grotere aansluiting en hebben dus nog steeds recht op een aardgasaansluiting. Daarnaast biedt de Wet VET het college de ruimte om gebieden aan te wijzen waar netbeheerders geen nieuwe aardgasaansluitingen meer mogen verzorgen. Van deze bevoegdheid mag alleen gebruik worden gemaakt als er is voorzien in alternatieve voorzieningen. Dit heeft echter alleen invloed op kleingebruikers. Voor grootverbruikers vervalt het recht op een gasaansluiting hiermee dus niet. De wetgeving biedt ook ruimte aan het college van B&W om bij zwaarwegende redenen van algemeen belang uitzonderingen te maken en toch in een gasaansluiting te voorzien.
Het stedelijk gebied van Bodegraven heeft te maken met doorlopende ontwikkelingen en de transitie naar een klimaatneutrale gemeente. Door het opnemen van specifieke regels die een duurzame leefomgeving bevorderen en minder duurzame activiteiten tegengaan, kan de gemeente sturen op de beoogde duurzaamheidsdoelstellingen. Zo geeft de Routekaart Bodegraven-Reeuwijk 2035 concrete actiepunten voor het stimuleren van bestendigheid tegen hitte en neerslag en de verduurzaming van particuliere woningen, maatschappelijk vastgoed en bedrijven. Op het gebied van water heeft het stimuleren en faciliteren van het afkoppelen van hemelwater van de riolering prioriteit. Het bestemmingsplan draagt met bovengenoemde regelgeving bij aan een klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk in 2035.
Maatregelen om de bestaande gebouwde omgeving te voorzien van duurzame energie zijn grotendeels vergunningvrij en hoeven dus niet aan het bestemmingsplan getoetst te worden.
Voor de mogelijke aanleg van een lokaal warmtenet in het centrum zal het nodig zijn de ruimte hiervoor in het bestemmingsplan te reserveren. Dat kan echter nu nog niet, omdat deze plannen nog onvoldoende zijn uitgewerkt.
Besluit milieueffectrapportage
Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor projecten met grote milieugevolgen, een plan-m.e.r. of m.e.r.-beoordeling op te stellen. De bijlage bij het Besluit m.e.r. geeft aan om welke soorten projecten het gaat en vanaf welke omvang een plan-m.e.r. of m.e.r.-beoordeling nodig is. Hierbij geldt sinds de aanpassing van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 de omvang als richtwaarde en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is altijd een toets noodzakelijk om na te gaan of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect. Het mag duidelijk zijn dat wanneer een project ruim beneden de omvang uit de bijlage van het Besluit m.e.r. blijft, deze beoordeling beknopt kan zijn.
Wet natuurbescherming
Volgens de Wet natuurbescherming moet een zgn. 'passende beoordeling' worden uitgevoerd voor een plan, als significante negatieve effecten op Natura 2000 gebieden niet kunnen worden uitgesloten. Een passende beoordeling leidt automatisch tot de plicht om een plan-mer uit te voeren.
Besluit milieueffectrapportage
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichting is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 2000 of meer woningen. Het bestemmingsplan "Bodegraven Centrum 2022" maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het gebied 'Hart van Bodegraven wordt momenteel ontwikkeld, hiervoor is al een m.e.r.-beoordeling gedaan bij het bestemmingsplan Doortocht Zuid. Dit betekent dat geen nieuwe m.e.r.-beoordeling nodig is.
Wet natuurbescherming
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Daarom zijn significante negatieve effecten op Natura 2000 gebieden uitgesloten. Er is geen passende beoordeling nodig.
Voor het bestemmingsplan Bodegraven Centrum hoeft geen MER te worden opgesteld.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een bestaand plangebied met een overwegend conserverend karakter. Voor zover er in het plan ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn deze gebaseerd op de centrumvisie, die breed gedragen wordt.
De aandacht voor handhaving neemt de laatste jaren sterk toe. Zowel de hogere overheden als de burgers spreken de gemeente in toenemende mate aan op het handhaven van de eigen regels en de rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over de verplichtingen die gemeentebesturen hebben om de eigen regelgeving te handhaven. Het bestemmingsplan vervult een aantal functies op het gebied van handhaving. Een bestemmingsplan is toekomstgericht. Het geeft een beeld van te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen en verwoordt het gemeentelijk beleid ten opzichte van die ontwikkelingen. Het bestemmingsplan geeft richting aan het gemeentelijk beleid: het vertaalt beleid naar juridische regels. Eveneens functioneert het bestemmingsplan als toetsingskader voor bouwplannen en andere werkzaamheden. Hierdoor is het bestemmingsplan voor burger en overheid bindend. Daarnaast geeft het ook rechtszekerheid: wat is wel en niet toegestaan.
Om ervoor te zorgen dat handhaving van het bestemmingsplan in de praktijk met succes kan worden afgedwongen, dient aan het volgende te worden voldaan:
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan zoals hierboven omschreven, heeft geen zin indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Handhaving begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die dit moeten naleven. Het sluitstuk van een goede basis voor handhaving is voldoende controle van de feitelijke situatie in het bestemmingsplangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden.
Het voorontwerpbestemmingsplan is voor inspraak ter inzage gelegd, en tegelijkertijd is wettelijk vooroverleg gevoerd. Van de Provincie Zuid-Holland, Veiligheidsregio Hollands Midden (VRHM), ProRail, de Gasunie, en de hoogheemraadschappen De Stichtse Rijnlanden (HDSR) en hoogheemraadschap van Rijnland zijn
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 18 juni tot en met 29 juli 2020 ter inzage gelegen. In deze periode heeft eenieder de mogelijkheid gehad om te reageren op de inhoud van het voorontwerpbestemmingsplan. Vanwege het Corona-virus is er voor gekozen geen fysieke informatie- of inloopavond te organiseren.
Het voorontwerpbestemmingsplan is daarnaast in het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de overleginstanties. Er is van 6 overlegpartners een reactie ontvangen, te weten de Provincie Zuid-Holland, Veiligheidsregio Hollands Midden (VRHM), ProRail, de Gasunie, het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) en het Hoogheemraadschap van Rijnland. Daarnaast zijn in totaal 62 inspraakreacties ingediend, waarbij met name aandacht werd gevraagd voor de aspecten verkeer en parkeren, de bouwplannen in de Kerkstraat, Brouwerij De Molen en de inspraakprocedure.
De inspraak- en vooroverlegreacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota inspraak- en overlegreacties (bijlage 5). Per reactie is aangegeven of en in welke mate de reactie heeft geleid tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan 'Bodegraven Centrum 2022'.
Na het verwerken van de inspraak- en vooroverlegreacties is het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 25 november 2021 tot en met woensdag 5 januari 2022 gedurende 6 weken ter visie gelegen. In deze periode heeft eenieder de mogelijkheid gehad om te reageren op de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan. De ontvangen zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota zienswijzen (bijlage 6). Per reactie is aangegeven of en in welke mate de reactie heeft geleid tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan 'Bodegraven Centrum 2022'. Daarnaast zijn twee amendementen aangenomen, waarbij is besloten de aanduiding voor horeca ter plaatse van de Wilhelminastaat 8 te verwijderen en de begraafplaats bij het Sint Gallushof aan te merken als cultuurhistorisch waardevol. De amendementen zijn tevens opgenomen als bijlage bij de regels.
Het bestemmingsplan zal binnen 12 weken na terinzagelegging door de gemeenteraad moeten worden vastgesteld. Het vaststellingsbesluit en het bestemmingsplan worden vervolgens voor zes weken ter inzage gelegd. Gedurende de ter inzagelegging kan beroep tegen het plan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit kan uitsluitend wanneer ook een zienswijze tegen het ontwerp is ingediend of tegen die onderdelen die de gemeenteraad gewijzigd heeft vastgesteld.
Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld conform de gemeentelijke standaard met inachtneming van de bestaande rechten uit het voorgaande plan. Daarnaast wordt voldaan aan de bepalingen die zijn opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) en het coderingssysteem Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de regels en verbeelding van voorliggend plan zijn opgebouwd.
Het op te stellen bestemmingsplan omvat een reeds ontwikkeld centrumgebied, met een beperkt aantal (deels) te herontwikkelen locaties. De voorgaande regeling is zoveel mogelijk vereenvoudigd, en, waar nodig, afgestemd op de nieuwe beleidsdocumenten van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "Wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
Voor alle bestemmingen die de functie 'wonen' mogelijk maken is een bepaling opgenomen dat het bestaand aantal woningen niet mag toenemen. Deze bepaling volgt uit het feit dat de gemeente per verzoek of aanvraag een afweging wil maken wat de gevolgen zijn van het toevoegen van woningen, vooral ten aanzien van de parkeereis en het woningbouwprogramma.
Hieronder wordt kort ingegaan op de verschillende bestemmingen. De meeste bestemmingen zijn volgens de voorgaande regeling opgenomen.
Bedrijf
De bestemming 'Bedrijf' is opgenomen voor de verspreid binnen het plangebied aanwezige bedrijven. De bestemming richt zich op bedrijven die behoren tot de categorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met een lage verkeersaantrekkende werking. Aanvullend hierop zijn middels functieaanduidingen specifieke bedrijfsvormen en buitenopslag mogelijk gemaakt. Ook de aanwezige cultuurhistorische waarden zijn beschermd door middel van een functieaanduiding. Tot slot is een bouwaanduiding opgenomen voor bijgebouwen.
Bedrijf - nutsvoorziening
Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen binnen het plangebied.
Centrum
De centrumbestemming is opgenomen voor het grootste deel van de panden binnen het kernwinkelgebied. Binnen deze bestemming is detailhandel op de begane grond (en publieksgerichte dienstverlening) uiteraard bij recht toegestaan. Een belangrijk onderscheid ten opzichte van andere bestemmingen is dat hier niet op de begane grond gewoond mag worden. Diverse andere functies die mogelijk zijn binnen de bestemming zijn met een aanduiding aangegeven op de verbeelding. Ook zijn diverse bouwaanduidingen opgenomen voor bijvoorbeeld bijgebouwen en een onderdoorgang.
Detailhandel
De gronden met de bestemming 'Detailhandel' zijn opgenomen voor enkele individuele detailhandelsvestigingen buiten het centrum. Voor grootschalige supermarkten is een aanduiding opgenomen. Binnen de bestemming is detailhandel en ondersteunende horeca uitsluitend op de begane grond mogelijk. Wonen mag zowel op de begane grond als de bovengelegen verdiepingen.
Gemengd 1, 2, 3 en 4
De gemengde bestemmingen zijn verspreid door het gebied opgenomen en zijn primair bedoeld voor gemengde doeleinden, zoals wonen, dienstverlening, (ondersteunende) horeca en detailhandel. Ook zijn ondergrondse ondersteunende functies zijn mogelijk, zoals opslag, toilet en garderobe.
De bestemmingen zijn aangepast ten opzichte van de voorgaande regeling uit het bestemmingsplan 'Kern Bodegraven'. De regelingen zijn aangepast op de uitgangspunten die volgen uit de Visie op het winkelgebied van Bodegraven. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen het kernwinkelgebied (centrum), de aan- en uitloopstraten van het centrum, de overige gemengde bestemmingen en de panden rond het stationsplein. Er zijn diverse functieaanduidingen opgenomen die ervoor zorgen dat het voorgaande planologisch gebruik ook onder de nieuwe regeling blijft toegestaan. De nieuwe gemengde bestemmingen zijn hieronder nader toegelicht.
Gemengd 1 - De aan- en uitloopstraten van het kernwinkelgebied
De bestemming 'Gemengd - 1' is opgenomen voor panden die zijn gelegen in de aanloopstraten van het centrum. In tegenstelling tot de centrumbestemming is binnen de bestemming Gemengd - 1 detailhandel niet langer bij recht mogelijk. Panden waar nu detailhandel is gevestigd, behouden middels een aanduiding hun detailhandelsfunctie (huidige vestigingen blijven mogelijk onder het overgangsrecht).
Uitsluitend wonen, zakelijke of publieksgerichte dienstverlening en horeca van categorie 1 zijn bij recht mogelijk. Behalve wonen zijn deze functies beperkt tot de begane grond. Overige en aanvullende functies (al dan niet uitsluitend op de begane grond) zoals detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, ateliers, bioscopen, dansscholen en hogere horecacategorieën zijn uitsluitend mogelijk ter plaatse van gelijknamige aanduidingen.
Voor één locatie binnen de bestemming 'Gemengd - 1' is een zogenoemde 'uitsterfregeling' opgenomen. Voor de horecazaak van categorie 3 aan de Wilhelminastraat 29 is bepaald dat indien ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van horeca - uitsterfregeling' gedurende een jaar geen horeca-activiteiten in categorie 3 worden uitgeoefend, dit gebruik van rechtswege vervalt. Op dat moment zijn bij recht binnen de bestemming uitsluitend horeca-activiteiten van categorie 1 toegestaan.
Tot slot is voor één locatie binnen het plangebied een persoonsgebonden overgangsrecht van toepassing. Het betreft een bioscoopfunctie aan de Prins Hendrikstraat 31. Door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - uitsterfregeling' is hier bepaald dat het bij inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande gebruik uitsluitend onder de huidige eigenaren mag worden voortgezet.
Gemengd 2 - Panden aan de Doortocht
Deze gemengde bestemming is opgenomen voor de panden aan de Doortocht. Hier zijn detailhandel in volumnieuze goederen en bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder de categorieën 1 en 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten mogelijk. Kantoren zijn uitsluitend op de verdieping toegestaan. Voor de viswinkel en de sportzaak zijn aanduidingen opgenomen.
Voor de hardloopwinkel aan de Doortocht 3a, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - sportzaak', is een zogenoemde 'uitsterfregeling' opgenomen. Het gebruik als sportzaak vervalt van rechtswege op het moment dat dit pand gedurende een jaar niet in gebruik is als sportzaak.
Gemengd 3 - Verzamelbestemming
Gemengd 3 is een verzamelbestemming voor percelen waar meerdere functies mogelijk zijn en waarbij minder samenhang is dan bij de gemengde bestemmingen 1, 2 en 4. De percelen waren in het voorgaande bestemmingsplan bestemd voor onder meer cultuur en ontspanning, sport, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening. De voorgaande rechten zijn met aanduidingen overgenomen in dit plan. Bij recht zijn dienstverlening en wonen op de begane grond mogelijk gemaakt.
Gemengd 4 - Stationslocaties
De bestemming 'Gemengd - 4' is opgenomen voor de panden rondom het stationsplein. Binnen deze bestemming zijn functies mogelijk gemaakt die passend zijn bij het station, zoals daghoreca, kantoren en maatschappelijke functies. Het gaat om het stimuleren van publieksgerichte gebruiksmogelijkheden met uitzondering van detailhandel. Dit heeft als doel het stationsgebied aan de centrumzijde een meer levendige en uitnodigende uitstraling te geven. De functies rondom het station dienen niet te concurreren met de centrumvoorzieningen. Vandaar dat detailhandel niet is toegestaan.
Groen
De bestemming is opgenomen voor de (openbare) groenvoorzieningen in het plangebied. De gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, alsmede de daarbij behorende dan wel ondergeschikte voorzieningen. Binnen de bestemming mogen in principe uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming en gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning parkeervoorzieningen realiseren binnen de groenbestemming, mits de hoofdgroenstructuur binnen de gemeente niet onevenredig wordt aangetast.
Horeca
De indeling van verschillende horecacategorieën komt overeen met de indeling uit het voorgaande plan. Categorie 1 omvat vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden worden versterkt, zoals restaurants, bistro's, café-restaurants, hotels en pensions. De tweede categorie omvat vormen van horeca die aansluiten bij winkelvoorzieningen, en die naast kleine etenswaren ook alcoholvrije dranken verstrekken. Deze horeca geeft mogelijk druk op de omgeving. Binnen horecacategorie 2 wordt onderscheid gemaakt in subcategorie a en b. Categorie 2a omvat vormen van horeca die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de winkelactiviteiten en geen druk op de omgeving veroorzaken. Categorie 2b is opgenomen voor vormen van horeca die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de reguliere horeca en mogelijk druk op de omgeving kunnen veroorzaken. De hoogste horecacategorie, te weten horecacategorie 3, is bedoeld voor zaken waar in hoofdzaak alcohol wordt verstrekt zoals cafés, bars, discotheken, nachtclubs en zaalaccommodaties.
Binnen de bestemming 'Horeca' zijn horecacategorie 1 en 2a bij recht toegestaan, evenals wonen op de verdieping(en). Horecacategorie 2b en 3 zijn uitsluitend mogelijk ter plaatse van een gelijknamige aanduiding. Ook detailhandel en wonen op de begane grond is enkel mogelijk als hiertoe aanduidingen zijn opgenomen op de verbeelding.
Kantoor
De individuele kantoorlocaties in het plangebied zijn voorzien van de kantoorbestemming. Wonen is in principe uitsluitend mogelijk op de verdiepingen, tenzij de aanduiding 'wonen' is opgenomen. In dat geval is wonen op de begane grond ook toegestaan. Ook bijgebouwen zijn aangeduid.
Maatschappelijk
Deze bestemming richt zich op de binnen het plangebied aanwezige kerken, begraafplaats, school en andere maatschappelijke functies. Ondergeschikte horeca is toegestaan. Aanduidingen voor onder andere wonen, bedrijfswoningen en een maatschappelijke bestemming op de begane grond zijn één-op-één overgenomen uit de voorgaande plannen. Aanvullend hierop is een aanduiding opgenomen die een bedrijfswoning mogelijk gemaakt ter plaatse van de bestaande pastoriewoning aan de Overtocht 18.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is opgenomen voor de pleinen, wegen en andere openbare ruimtes binnen het plangebied. De gronden zijn hiermee bestemd voor verblijfsgebied, met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Horecaterrassen zijn overal toegestaan binnen de bestemming Verkeer-verblijfsgebied.
Tevens zijn bij de bestemming horende voorzieningen toegestaan, zoals nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen, speel- en verblijfsvoorzieningen, (ondergrondse) containers en parkeervoorzieningen. Er mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met uitzondering van (parkeer)garages die als zodanig zijn aangeduid.
Water
De bestemming is opgenomen voor de in het plangebied aanwezige (hoofd)watergangen, waaronder de Oude Rijn. De gronden zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen en bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen. Er is één bouwvlak aanwezig binnen de bestemming: ter plaatse van het brugwachtershuis. Hiervoor is de bestaande maatvoering vastgelegd door middel van maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding. Ter plaatse van bruggen waar gemotoriseerd verkeer passeert, is een aanduiding 'brug' opgenomen. In principe mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, mits de water- en verkeersveiligheid gewaarborgd is. Tot slot is er een afwijkmogelijkheid voor het bouwen van andere bouwwerken. De bestemming is inhoudelijk één-op-één overgenomen uit het voorgaande plan.
Wonen
De woonbestemming is opgenomen voor de bestaande woningen in het plangebied, voor een aantal panden net buiten de centrumbestemming en voor een aantal specifieke detailhandelsvestigingen. Conform de gemeentelijke standaard gelden er standaardregels voor erfbebouwing en beroep & bedrijf aan huis.
Leiding - Riool
De in het plangebied aanwezige rioolleidingen zijn voorzien van beschermende dubbelbestemmingen.
Waarde - Archeologie 1 en 2
Deze dubbelbestemmingen zijn opgenomen ter bescherming van de aanwezige archeologische waarden ter plaatse. De dubbelbestemmingen zijn conform de archeologische beleidskaart van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk aangegeven op de verbeelding.
In de regels zijn in totaal 2 dubbelbestemmingen voor archeologie opgenomen, afhankelijk van de archeologische verwachtingswaarde van de betreffende gronden. Het verschil tussen de dubbelbestemmingen zit in de diepte van de bodemingrepen en de oppervlakte van het plangebied.
Waarde - Cultuurhistorie
Deze dubbelbestemming is opgenomen in lijn met het parapluplan Cultuurhistorie Bodegraven - Reeuwijk, vastgesteld op 21-11-2018. De bestemming bepaalt dat het slopen, veranderen en vergroten van cultuurhistorisch waardevolle objecten pas mogelijk is indien het behoud van relevante cultuurhistorische waarden wordt geborgd. In dit verband moet voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning een advies worden ingewonnen bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.
Waarde - Monument
Deze dubbelbestemming bepaalt dat het slopen, veranderen en vergroten van monumenten pas mogelijk is indien het behoud van relevante cultuurhistorische waarden wordt geborgd. In dit verband moet voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning een advies worden ingewonnen bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk of wanneer nodig van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Er is daarnaast een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om een extra zelfstandige wooneenheid/wooneenheden mogelijk te maken binnen een bestaand object met cultuurhistorische waarden, mits aan enkele voorwaarden is voldaan.
Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de gronden die een waterkerende functie hebben. Het betreft de waterkeringen langs de Oude Rijn. Er is sprake van een dubbelbestemming waarbij de waterkerende functie primair is gesteld ten opzichte van de andere voorkomende bestemmingen. De gronden zijn primair bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterkering en de waterhuishouding.
Op deze gronden zijn tevens de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland en de Keur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van toepassing. Er mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere voorkomende bestemmingen is afhankelijk gesteld van een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning voor afwijking. De bouwregels van de betreffende bestemming moeten daarbij in acht worden genomen en de waterstaatsbelangen moeten de afwijking gedogen. Alvorens bij omgevingsvergunning een afwijking te verlenen wordt advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap.
Waterstaat - Waterlopen
De bescherming van de hoofdwatergangen vindt plaats via de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen. Binnen deze dubbelbestemming is de beschermingszone van de hoofdwatergang opgenomen. De gronden zijn primair bestemd voor de aanleg en het onderhoud van een watergang. De dubbelbestemming zorgt ervoor dat de instandhouding van de hoofdwatergang is gewaarborgd.
Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterlopen toegestaan. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken. Er wordt getoetst of het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemming de hoofdwatergang of het onderhoud hiervan zal schaden. Alvorens bij omgevingsvergunning een afwijking te verlenen wordt advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In hoofdstuk 3 worden de regels inzake terrassen, evenementen en standplaatsen, en de veiligheidszones weg en buisleiding geregeld. Hieronder volgt een toelichting.
Huidige situatie
Voor het organiseren van evenementen in Bodegraven-Reeuwijk geldt de Algemene plaatselijke verordening. In de meeste gevallen is een vergunning nodig tenzij het om een kleinschalig evenement gaat. Bij vergunningverlening wordt getoetst aan het dan geldende evenementenbeleid. Alle evenementen worden één keer per jaar geïnventariseerd door middel van een evenementenkalender waarop evenementen worden aangemeld. Een aanmelding kan niet worden gezien als een aanvraag maar kan meespelen bij de toewijzing van locaties en werkt volgens het principe wie het eerst komt wie het eerst maalt.
Er geldt nog een bijzondere categorie evenementen zoals kermissen, circussen en braderieën. Hieraan zijn regels gesteld omtrent de frequentie in de vorm van een maximumstelsel.
Kader en beleid
De rijksoverheid is bezig met een grondige herziening van het stelsel van omgevingsrecht: de Omgevingswet. In aanloop naar de inwerkingtreding van de Omgevingswet kan al veel met de nieuwe mogelijkheden gewerkt worden onder vigeur van de Crisis en herstelwet. Dit bestemmingsplan is in het kader van de laatstgenoemde wet aangemeld voor een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Het aanwijzen van een evenemententerrein met bijbehorende regels is noodzakelijk als gevolg van jurisprudentie. Een aantal regels staan nog in de APV die van toepassing blijft als het gaat om regels die betrekking hebben op de openbare orde. De veiligheidsregio Hollands-Midden heeft voor risicobeheersing een Kader Evenementenveiligheid vastgesteld waarbij evenementen worden onderverdeeld in klassen.
Gewenste situatie
In de centrumvisie Bodegraven zet de gemeente in op meer levendigheid in het centrum onder voortzetting van het huidige beleid. Voorwaarde daarbij is dat er voor bewoners in het centrum sprake blijft van een prettige woonomgeving zonder te veel overlast.
Vertaling in de regels
De regels in dit bestemmingsplan nemen de APV als uitgangspunt. Vanuit de ambitie om meer levendigheid in het centrum te stimuleren en te dereguleren wordt een locaties aangewezen waar onder specifieke voorwaarden een evenement gehouden kan worden, te weten de Oude Markt, het Raadhuisplein en overige locaties binnen het plangebied. Evenementen hebben te allen tijde een meldingsplicht. Dat gebeurt via een door het college van Burgemeester en wethouders vastgesteld formulier. Indien een evenement niet voldoet aan de gestelde voorwaarden die gelden op de beoogde locatie, dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd en verleend, alvorens het evenement kan plaatsvinden. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning of bij de melding worden de volgende documenten overlegd: een draaiboek, situatietekening, veiligheidsplan, verkeersplan en akkoordverklaring van de rechtmatige eigenaar van de gronden waarop de activiteit wordt verricht. Wanneer wordt gesproken over de grootte van evenementen wordt onderscheid gemaakt in kleinschalige (250 tot 500 bezoekers) en grootschalige evenementen (500 tot 1500 bezoekers).
1. Raadhuisplein
Het Raadshuisplein is de belangrijkste evenementenlocatie van Bodegraven. Voor relevante evenementen op het Raadhuisplein is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In het akoestisch onderzoek “Geluid in de omgeving ten gevolge van evenemententerreinen te Bodegraven” (bijlage 4) zijn de geluidsniveaus binnen woningen bepaald. Hiertoe zijn metingen verricht aan de geluidswering van gevels van 17 woningen gelegen rondom het Raadhuisplein. Met behulp van een akoestisch rekenmodel is de geluidsbelasting op de gevels van omliggende woningen berekend waarna door middel van de gemeten geluidswering het binnenniveau bepaald is. De gemeten geluidswering van de gevels van omliggende woningen varieert tussen de 22 en 29 dB(A). Vervolgens zijn voor verschillende (podium)locaties de geluidsniveaus op de gevel berekend en uitgaande van de gemeten geluidswering het binnengeluidsniveau vastgesteld. Met een geluidsniveau van 90 dB(A) op het publieksvlak treedt bij diverse podiumlocaties een overschrijding op van een normaliter maximaal geluidsniveau van 50 dB(A) tijdens een muziekevenement.
Om geluidshinder van evenementen op het Raadhuisplein te beperken, dient het aantal evenementen te worden gelimiteerd. Hiervoor is aansluiting gezocht bij jurisprudentie. In het algemeen wordt toegestaan dat de standaardgrenswaarden maximaal 12 keer per kalenderjaar voor bepaalde typen activiteiten worden overschreden. Op het Raadhuisplein wordt 75 dagen per kalenderjaar de mogelijkheid gegeven om een evenement (grootschalig of kleinschalig) te organiseren. Deze dagen worden verdeeld over maximaal 5 grootschalige en maximaal 10 kleinschalige evenementen. Van die 75 dagen wordt tijdens 4 dagen het binnengeluidsniveau van omliggende woningen van 50 dB(A) overschreden. Het gaat daarbij om ten hoogste 4 uur per dag waarbij het binnengeluidsniveau 60 dB(A) bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan het maximale aantal van 12 dagen overschrijding. In de regels wordt dit geborgd door het opnemen van onder andere het aantal evenementendagen, de geluidsniveaus en de tijden.
Evenementen op het Raadhuisplein mogen gehouden worden op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag tussen 07:00 en 23:00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 07:00 en 24:00 uur en op zondag tussen 13:00 en 20:00 uur.
In de regels wordt het geluidsniveau in een dB(A)- en een dB(C)-waarde vastgelegd. Het geluidsniveau in dB(A) geeft de sterkte van het geluid voor de gevoeligheid van het menselijk oor weer. Het geluidsniveau in dB(C) is bedoeld om hinder door dreunende bassen (lagere tonen) in het muziekgeluid te beperken. Hierdoor wordt het binnengeluidsniveau van 50 dB(A) geborgd. De geluidsniveaus ter plaatse van woningen in de regels wijken af van de geluidsniveaus zoals berekend in het akoestisch rapport. Dit komt omdat de gevelreflectie in de geluidsnorm is verdisconteerd.
Uit de rekenresultaten blijkt dat het binnengeluidsniveau minder dan 12x per jaar boven de 50 dB(A) uitkomt. In de regels zijn aanvullende beperkingen voor deze evenementen opgenomen. De evenementenlocatie van het Raadhuisplein is gelegen in het centrum van Bodegraven waar tevens de warenmarkt wordt gehouden en ook horeca is gevestigd. Dit speelt tevens een rol bij de afweging om enkele keren per jaar af te wijken van de waarde van 50 dB(A) binnengeluidsniveau.
Op basis van het voorgaande is beoordeeld dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Afbeelding 8.1: Aanduiding raadhuisplein (blauw)
2. Oude Markt
Ook op de Oude Markt zijn zowel kleinschalige als grootschalige evenementen mogelijk.
Voor relevante evenementen op de Oude Markt is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In het akoestisch onderzoek “Geluid in de omgeving ten gevolge van evenemententerreinen te Bodegraven” (bijlage 4) zijn de geluidsniveaus binnen woningen bepaald. Hiertoe zijn metingen verricht aan de geluidswering van gevels van 6 woningen gelegen rondom de Oude Markt. Met behulp van een akoestisch rekenmodel is de geluidsbelasting op de gevels van omliggende woningen berekend waarna door middel van de gemeten geluidswering het binnenniveau bepaald is. De gemeten geluidswering van de gevels van omliggende woningen varieert tussen de 16 en 32 dB(A). Dit resulteert, rekening houdend met de gemeten geluidswering van de gevels van omliggende woningen, tot een binnengeluidsniveau van ten hoogste 50 dB(A) voor alle omliggende woningen.
Om geluidshinder van evenementen op de Oude Markt te beperken, dient het aantal evenementen te worden gelimiteerd. Hiervoor is aansluiting gezocht bij jurisprudentie. In het algemeen wordt toegestaan dat de standaardgrenswaarden maximaal 12 keer per kalenderjaar voor bepaalde typen activiteiten worden overschreden. Op de Oude Markt wordt 32 dagen per kalenderjaar de mogelijkheid gegeven om een evenement (kleinschalig of grootschalig) te organiseren. Deze dagen worden verdeeld over maximaal 4 grootschalige en maximaal 4 kleinschalige evenementen. Dit betekent dat het binnengeluidsniveau van omliggende woningen ten hoogste 50 dB(A) mag bedragen in de dag- en avondperiode. In de regels wordt dit geborgd door het opnemen van onder andere het aantal evenementendagen, de geluidsniveaus en de tijden.
Op zondag zijn geen evenementen toegestaan op de Oude Markt.
In de regels wordt het geluidsniveau in een dB(A)- en een dB(C)-waarde vastgelegd. Het geluidsniveau in dB(A) geeft de sterkte van het geluid voor de gevoeligheid van het menselijk oor weer. Het geluidsniveau in dB(C) is bedoeld om hinder door dreunende bassen (lagere tonen) in het muziekgeluid te beperken. Hierdoor wordt het binnengeluidsniveau van 50 dB(A) geborgd. De geluidsniveaus ter plaatse van woningen in de regels wijken af van de geluidsniveaus zoals berekend in het akoestisch rapport. Dit komt omdat de gevelreflectie in de geluidsnorm is verdisconteerd.
Uit de rekenresultaten blijkt dat het binnengeluidsniveau aan de 50 dB(A) kan voldoen. Tijdens de 32 evenementendagen per jaar kan worden gesproken van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten aanzien van geluid. In de regels worden het aantal evenementendagen, het geluidsniveau en de tijden opgenomen om te waarborgen dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Afbeelding 8.2: Aanduiding Oude Markt (rood)
3. Overige locaties in het centrum
Deze bepaling geldt specifiek voor het deel van het (plangebied, niet zijnde de locaties Raadhuisplein en Oude Markt. Jaarlijks mogen 5 grootschalige evenementen plaatsvinden. Voor kleinschalige evenementen is het maximum van 10 opgenomen. Tijdens de evenementen op deze locatie worden geen muziekoptredens toegestaan. Achtergrondmuziek wordt wel toegestaan bij de evenementen. Daarnaast wordt 2x per jaar bij een evenement op de locatie kermisattracties toegestaan.
Op deze locatie zijn op maandag tot en met donderdag tussen 07:00 en 23:00 uur of op vrijdag en zaterdag tussen 07:00 en 24:00 uur, op zondag tussen 13:00 en 20:00 uur evenementen mogelijk. Omdat op deze locatie geen relevante evenementen plaatsvinden is deze locatie niet in het akoestisch onderzoek meegenomen. Om te waarborgen dat sprake blijft van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden in de regels onder andere het aantal evenementendagen, de geluidsniveaus en de tijden dat de evenementen mogen plaatsvinden vastgelegd.
Horecaterrassen
Huidige situatie
In de Algemene plaatselijke verordening Bodegraven – Reeuwijk geldt een vergunningplicht voor het exploiteren van openbare inrichtingen. Terrassen worden als onderdeel daarvan gezien. Op dit moment kunnen terrassen niet zonder meer in het centrum worden ingericht.
Kader en beleid
Het bestemmingsplan heeft een verbrede reikwijdte gekregen onder de crisis- en herstelwet waardoor er meer regels in het plan opgenomen kunnen worden. De APV stelt een vergunningplicht in voor horeca en dus ook voor terrassen als onderdeel daarvan. De crisis- en herstelwet en de Omgevingswet brengt met zich mee dat een aantal regels overgaan van APV naar bestemmings- en omgevingsplan. Het gedeelte dat ziet op openbare orde valt nog steeds onder de APV.
Gewenste situatie
De centrumvisie heeft de ambitie voor meer levendigheid in het centrum van Bodegraven uitgesproken. In het licht van deze ambitie noemt de visie een aantal locaties waar meer ruimte wordt geboden aan activiteiten. Voor het Raadhuisplein spreekt de visie uit dat het facilitairen van een extra terras past binnen deze ontwikkelrichting. Ook de Oude Markt wordt genoemd als een plek van ontmoeting.
Vertaling in de regels
De regels in het bestemmingsplan nemen de APV als uitgangspunt. Vanwege de ambitie wordt op de in de visie genoemde locaties een terras toegestaan onder voorwaarden.
Een terras is omschreven als een buiten een gebouw gelegen gebied, behorend bij een horecabedrijf, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt. Een gevelterras is een horecaterras dat direct tegen de gevel van het gebouw, waarin een horecabedrijf wordt geëxploiteerd, is gepositioneerd. Deze terrassen zijn overal toegestaan binnen de bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Hier gaat het dan om gevelterrassen vóór een horecabedrijf. Buiten deze locaties geldt een vergunningplicht waarbij aangesloten wordt op de APV.
Veiligheidszones weg en buisleiding
Huidige situatie
Een deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen van de N11 en van de gasleiding A-515.
Kader/beleid
Volgens de Nota externe veiligheid 2013 is het niet wenselijk om gebouwen voor zeer kwetsbare groepen (basisscholen, zorgcentra, e.d.) te hebben binnen het invloedsgebied van wegen of buisleidingen met gevaarlijke stoffen.
Gewenste situatie
De gemeente heeft de ambitie om het huidige beleid door te laten werken in bestemmingsplannen.
Vertaling in de regels
In de begrippenlijst wordt het begrip 'zeer kwetsbare groepen' uitgelegd.
Op de verbeelding zijn twee gebiedsaanduidingen opgenomen, 'veiligheidszone – weg' en 'veiligheidszone – buisleiding'. Binnen deze gebiedsaanduidingen is verboden om gebouwen te gebruiken voor nieuwe voorzieningen voor zeer kwetsbare groepen. Bestaande voorzieningen voor zeer kwetsbare groepen mogen worden voortgezet mits het bruto vloeroppervlak niet toeneemt. B&W kunnen ontheffing verlenen van dit verbod mits de veiligheid voldoende gewaarborgd is.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slot regels
In dit hoofdstuk zijn enkele overgangs- en slotregels bepaald. In het overgangsrecht voor gebruik is bepaald dat het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het overgangsrecht voor bouwwerken regelt dat bouwwerken die bij inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, of gebouwd worden met een verkregen omgevingsvergunning en daarmee afwijken van het voorliggende plan zijn toegestaan.
Parkeren
Met ingang van 1 juli 2018 zijn de bepalingen in de bouwverordening over voldoende parkeergelegenheid vervallen. Vanaf deze datum worden de parkeernormen geborgd in het bestemmingsplan. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk kiest voor een zogenaamde 'dynamische verwijzing' in bestemmingsplannen. Dat betekent dat er geen parkeernormen worden opgenomen in het bestemmingsplan zelf omdat dit te weinig flexibiliteit biedt, maar dat voor de parkeereis wordt verwezen naar het actuele parkeerbeleid. In voorliggend plan is deze regeling opgenomen in artikel 27.
Het dynamische karakter houdt in dat als het parkeerbeleid wordt gewijzigd gedurende de planperiode van het bestemmingsplan, er ook rekening wordt gehouden met deze wijziging. Doordat in bestemmingsplannen wordt verwezen naar het parkeerbeleid, maakt het beleid indirect onderdeel uit van de rechterlijke toetsing. Het parkeerbeleid vormt daardoor een verlengstuk van de regels in het bestemmingsplan over parkeren.