Bestemmingsplan Dorpen midden / oost Gemeente SWF
Status: | vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.1900.2016miosBPdorpenmo-vast |
REGELS
Inhoudsopgave
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 15 Recreatie - Jachthaven
Artikel 16 Recreatie - Recreatiebedrijven
Artikel 17 Recreatie - Recreatiewoningen
Artikel 18 Recreatie - Volkstuinen
Artikel 25 Wonen - Woonboerderij
Artikel 30 Waarde - Archeologie 1
Artikel 31 Waarde - Archeologie 2
Artikel 32 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
Artikel 33 Anti-dubbeltelregel
Artikel 34 Algemene bouwregels
Artikel 35 Algemene gebruiksregels
Artikel 36 Algemene aanduidingsregels
Artikel 37 Algemene afwijkingsregels
Artikel 38 Algemene wijzigingsregels
HOOFDSTUK 4 overgangsrecht en slotregel
HOOFDSTUK 1 inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Bestemmingsplan Dorpen midden / oost Gemeente SWF met identificatienummer -NL.IMRO.1900.2016miosBPdorpenmo-vast van de gemeente Súdwest-Fryslân;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
de uitoefening van een beroep of bedrijf (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:
Een op de grond staand gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.7 aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten:
Het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitvoeren van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omgeving in een woning met behorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;
1.8 aanlegplaats:
een ruimte voor het tijdelijk afmeren van een vaartuig;
1.9 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.10 afhankelijke woonruimte:
Een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding is gehuisvest;
1.11 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.12 agrarisch bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels van een ruimtelijk plan, zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing, verharding en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf zijn toegelaten;
1.13 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;
1.14 archeologisch monument:
een terrein dat op basis van de Erfgoedwet door het Rijk is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.15 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.16 bebouwingspercentage:
Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bebouwingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.17 bed & breakfast:
een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;
1.18 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;
1.19 bedrijfseigen producten:
producten die op het eigen bedrijf worden geproduceerd;
1.20 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.21 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.22 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.23 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;
1.24 beschermd gezicht:
aangewezen gronden mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht zoals dat is verwoord in het daarbij behorende aanwijzingsbesluit;
1.25 bestaand(e):
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.26 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.27 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.28 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, al dan niet vrijstaand bouwwerk;
1.29 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats);
1.30 bouwgrens:
1.31 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.32 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.33 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.34 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;
1.35 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.36 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die worden gebruikt voor het agrarische bedrijf, dan wel hobbymatig agrarisch in gebruik zijn;
1.37 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.38 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.39 dakkapel:
Een uitbouw binnen het dakvlak van een gebouw met kapconstructie, welke uitbouw doorgaans geen wijziging van de vorm en het profiel van het dak veroorzaakt;
1.40 dakopbouw:
Het door een gevel of nokverhoging vergroten van een bestaande ruimte welke leidt tot een wijziging van de vorm en het profiel van het dak;
1.41 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
1.42 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.43 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.44 discotheek:
een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;
1.45 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.46 eerste verdieping:
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.47 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.48 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.49 evenement:
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
1.50 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.51 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.52 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.53 groepsaccommodatie:
(deel van) een gebouw dat bestemd is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf voor groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten;
1.54 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die al dan niet met beweiding hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;
1.55 grondgebonden veehouderij:
een veehouderij waarbij voldoende grond in de omgeving van het bedrijf aanwezig is om overwegend te voorzien in de mestafzet en het benodigde ruwvoer van de veehouderij, inclusief een neventak niet-grondgebonden veehouderij die wat betreft aard en schaal ondergeschikt is aan de grondgebonden bedrijfsvoering;
1.56 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.57 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;
1.58 hoofdvorm:
een gebouw dat op een bouwperceel architectonisch als belangrijkste gebouw valt aan te merken exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken
1.59 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor verkoop aan het publiek wordt bereid en verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plaatse, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
horecabedrijf categorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petitrestaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
horecabedrijf categorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;
horecabedrijf categorie 3: een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
horecabedrijf categorie 4: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;
1.60 intensief veehouderijbedrijf:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals varkens-, pluimvee-, pelsdier-, of vleeskalverhouderij, rundveemesterij, niet grondgebonden geiten-, schapenhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden veehouderijen;
1.61 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.62 kampeerplaats:
een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf;
1.63 kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en – blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.64 kap:
Een kap is een afdekking van een gebouw waarbij bij in een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;
1.65 karakteristiek pand of object:
panden of objecten die cultuurhistorisch waardevol zijn door hun stedenbouwkundige ligging, architectonische beeldwaarde, materiaaltoepassing in relatie met de authenticiteit en de streekhistorische waarde van het pand en/of haar bewoners;
1.66 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;
1.67 kleinschalig kamperen:
een terrein in een kleinschalige opzet met een beperkt aantal staanplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, inclusief de bij die kampeermiddelen behorende gemeenschappelijke faciliteiten, welk terrein uitsluitend in het toeristische seizoen opengesteld is en op welk terrein de kampeermiddelen ook alleen in het toeristische seizoen aanwezig zijn;
1.68 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.69 ligplaats:
het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dat doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;
1.70 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheidsdienstverlening - als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.71 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.72 mestsilo
bouwwerk, geen gebouw zijnde, in de vorm van een mestbassin, niet zijnde een foliebassin, mestzak of mestkelder en geheel of grotendeels gelegen boven het aansluitende terrein;
1.73 mestzak
een zak, geheel of grotendeels gelegen boven het aansluitende terrein, voornamelijk opgebouwd uit kunststoffolies, waarvan de bodemafdichting en afdekking één geheel vormen;
1.74 monument:
een pand of object dat op basis van de geldende wetgeving door het Rijk is aangewezen als beschermd monument;
1.75 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;
1.76 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en ten hoogste één wand;
1.77 paardrijbak:
buitenrijbaan ten behoeve van paardrij-activiteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;
1.78 pand:
de kleinste bij de totstandkoming en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.79 peil:
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.80 pension:
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, een en ander zonder vermaaksfunctie;
1.81 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken. Er is sprake van hoofdverblijf als de huurder/eigenaar, binnen een periode van 360 dagen, die ruimte meer dan 180 dagen gebruikt voor nachtverblijf;
1.97 praktijkruimte:
een ruimte, zijnde (een zelfstandige eenheid van) een gebouw of indien onderdeel uitmakend van een woning, dat dient voor de uitoefening van een vrij beroep dan wel voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
1.82 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.83 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.84 recreatieappartement
het geheel van bijeen behorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;
1.85 recreatiebedrijf:
een bedrijf gericht op het verzorgen van activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben;
1.86 recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.87 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een veiligheidsafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.88 seksinriching:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.89 silo:
een ander bouwwerk, dat dient voor het opslaan van (kunst)mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het agrarisch bedrijf;
1.90 standplaats:
een in of op het terrein aangegeven plek voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeerplaats of standplaats mobiele verkoopinrichting;
1.91 standplaats mobiele verkoopinrichting:
een standplaats met een mobiele verkoopinrichting die wordt ingenomen op vaste dagen of dagdelen, zoals vergund.
1.92 supermarkt:
een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak die vanwege de grootschaligheid van het aanbod een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling;
1.93 torensilo:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor de opslag van (groen)voer;
1.94 vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
1.95 veldschuur:
een vrij buiten een bedrijfskavel of bestemmingsvlak in het open veld staande schuur, die wordt gebruikt voor het bieden van schuilgelegenheid voor vee, de opslag van agrarisch materieel of agrarische producten en/of niet-agrarische opslag;
1.96 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.97 volkstuin:
gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groenten en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;
1.98 volumineuze detailhandel:
detailhandel in goederen, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, tuinmeubels, meubels, grove bouwmaterialen/bouwmarkten, kampeermiddelen, keukens en sanitair;
1.99 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf, dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is;
1.100 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.101 voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevellijn, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.102 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.103 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;
1.104 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit; hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.;
1.105 webwinkel:
een winkel op een perceel waarbij de verkoop van op de eindgebruiker gerichte goederen
uitsluitend plaatsvindt via internet, waarbij geen klanten op het perceel langskomen (om
goederen af te halen of uit te proberen of te betalen) en er geen ruimtelijke uitstraling uitgaat van de webwinkel;
1.106 windturbine:
een op zichzelf staand bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;
1.107 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.108 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.109 woonboerderij:
een gebouw, zijnde een voormalig agrarisch bedrijf, met tenminste één woning, dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.110 woongebouw
een gebouw met een gemeenschappelijke toegang, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat (al dan niet in combinatie met bergruimte) en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.111 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.112 woonschip:
een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;
1.113 zorgaccommodatie:
sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn;
1.114 zorgboerderij:
een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;
Artikel 2 wijze van meten
Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de hoogte van een antenne-installatie
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de antenne installatie.
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 uitzondering wijze van meten
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameborden, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.
HOOFDSTUK 2 bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak ten hoogste 1 bedraagt, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden';
in afwijking van lid b is ter plaatse van de aanduiding ‘wonen uitgesloten’ zijn bedrijfswoningen niet toegestaan;
een recreatieappartement/gastenverblijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”, met dien verstande dat het aantal recreatieappartementen ten hoogste 1 mag bedragen;
mantelzorg in de bedrijfswoning;
bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de (bedrijfs)woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;
de oppervlakte van bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
geen reclame-uitingen worden aangebracht;
de uitoefening van een zeilschool ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-zeilschool’;
een ijsbaan voor natuurijs ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' is toegestaan;
een paardenrijbak ter plaatse van de aanduiding 'rijbak';
bruggen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘brug’
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
recreatief medegebruik;
infrastructurele voorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken
Ter plaatse van de “specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone” mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
3.2.2 Gebouwen algemeen
Algemeen gelden voor alle gebouwen de volgende regels:
de gebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2 van toepassing;
3.2.3 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte en minimum dakhelling (m)’:
bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
bedraagt de dakhelling van een kap tenminste het aantal graden dat op de verbeelding is aangegeven;
in afwijking van het bepaalde onder 3.2.1 onder a, zijn bedrijfsgebouwen, buiten het bouwvlak toegestaan mits:
de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
de maximale bouwhoogte 3,50 meter bedraagt, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 4,00 meter bedraagt, wanneer het gebouw gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub b ten hoogste 4,00 meter bedraagt;
de totale maximale maat voor een agrarisch bouwperceel ook na uitbreiding buiten het bouwvlak ten hoogste 2 hectare bedraagt.
de te bouwen bedrijfsgebouwen en bouwwerken volgens de methodiek Nije Pleats landschappelijk worden ingepast, wanneer buiten het bouwvlak wordt gebouwd en de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel na uitbreiding in totaal meer dan 1,5 hectare bedraagt.
3.2.4 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
3.2.5 bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen op de overige gronden per bedrijfswoning niet meer dan 100 m² mag bedragen, met dien verstande dat:
indien de bedrijfswoning meerdere woningen omvat, de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen per bestemmingsvlak niet dan 150 m2 mag bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer dan 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm mag bedragen.
de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 5,50 meter;
de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.
3.2.6 Andere bouwwerken
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.
de bouwhoogte van torensilo's, uitsluitend binnen een denkbeeldige rechthoek of bouwvlak, mag niet meer dan meer dan 25 m bedragen;
sleufsilo's mogen uitsluitend binnen een bouwvlak of een denkbeeldige rechthoek worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van sleufsilo's niet meer dan 3 m mag bedragen;
het bouwen van mestvergistingsinstallaties is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande mestvergistingsinstallaties;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten de denkbeeldige rechthoek of bouwvlak, mag niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Agrarisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 m;
het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
het verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtgewassen, die ten tijd van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn, tenzij hierop de Wet natuurbescherming, of krachtens die wet gestelde voorwaarden van toepassing zijn;
het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;
het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.
3.3.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;
noodzakelijk zijn voor een normale agrarische bedrijfsvoering;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming Waarde – Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2.
3.3.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als:
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
3.3.4 Advies omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij een landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Wanneer nodig wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkende milieucategorie' de uitoefening van bestaande bedrijven met een afwijkende milieucategorie, namelijk:
Naam bedrijf |
Adres |
SBI code |
Omschrijving bedrijf |
Milieu categorie |
Agrimax.nl
|
Tsjaerddyk 4, 8773KN Folsgare |
47.A, 0145.2 |
Grth in akkerbouwproducten en veevoeders |
3.1 |
H. Wildschut Jachtwerf |
Hellingpaed 8, 8611JR Gaastmeer |
301.3 301.2 |
Jachtwerf |
4.1 |
J. Bijlsma Landbouw mechanisatiebedrijf |
Jeltewei 18, 8622XS, Hommersts |
016.1 |
Grth in machines en apparaten ‘overige’ |
3.1 |
Allesco Esso Tankstation |
Jeltewei 1a, 8622 XZ, Hommerts |
473.2, 45205 |
Tankstation |
3.1 |
F.B. Cnossen F.B. transportbedrijf |
Riperwei 66, 8623 XP, Jutrijp |
494.1, 3312,5 2109. B |
Goederenwegver voerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <=1000 m2 |
3.1 |
Bouwbedrijf Gerrit Van Veen |
Ingenawei 3, 8771 SN, Nijland |
43.1 |
Bouwbedrijven algemeen: b.o.<=2000 m2 |
3.1 |
Sipo schapenadvies |
Hottingawei 31, 8771 KD, Nijland |
016.2, 4791 |
Grth in akkerbouwprodu cten en veevoeders |
3.1 |
Gebr. Gerlsma B.V. Landbouwwerktuigen en Constructiebedrijf |
Hottingawei 34, 8771 ST, Nijland |
27.1,0 16.1 |
Grth in machines en apparaten ‘overige’ |
3.2 |
G. Hofstra Jachtbouwbedrijf in hout |
Noardein 97, 8625 TH, Oppenhuizen |
301.1 |
Scheepsbouw- en reparatiebedrijv en; hout |
3.1 |
Hiemstra's Jachtwerf en aannemingsbedrijf |
Noardein 59, 8625 TG, Oppenhuizen |
932.G, 301.1 |
Scheepsbouw- en reparatiebedrijv en; hout |
3.1 |
Visser J.U. Siersmederij V.O.F. |
Greate Sudein 6, 8624 TW, Uitwellingerga |
331.B1 |
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o.<200 m2 |
3.1 |
Jachthaven Bouma (en winterberging) |
Buorren 1, 8624 TL, Uitwellingerga |
932.G, 52109. B |
Jachthaven |
3.1 |
bedrijven ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen met LPG, en ondergeschikte detailhandel in bijbehorende accessoires, benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
mantelzorg in de bedrijfswoning;
bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;
de oppervlakte van bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
geen reclame-uitingen worden aangebracht;
voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.
tuinen, erven en terreinen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen en paden;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone” mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.1 van toepassing;
ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2 van toepassing;
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
gebouwen worden gebouwd op ten minste 3,00 meter vanaf de weg;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
ter plaatse van de aanduiding minimale en maximale goot- en bouwhoogte (m) en minimale en maximale dakhelling:
mogen de goot- en bouwhoogte niet minder dan de minimale goot- en bouwhoogte en niet meer dan de maximale goot- en bouwhoogte bedragen, en;
mag de dakhelling niet minder dan de minimale dakhelling en niet meer dan de maximale dakhelling bedragen,
mogen in afwijking van sublid 1 en 2 de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken;
in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
ter plaatse van de aanduiding minimale en maximale goot- en bouwhoogte (m) en minimale en maximale dakhelling:
mogen de goot- en bouwhoogte niet minder dan de minimale goot- en bouwhoogte en niet meer dan de maximale goot- en bouwhoogte bedragen, en;
mag de dakhelling niet minder dan de minimale dakhelling en niet meer dan de maximale dakhelling bedragen,
mogen in afwijking van sublid 1 en 2 de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken;
de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 5,50 meter;
de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m²;
de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.
4.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen';
de hoogte van overkappingen mogen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' maximaal 5,5 meter zijn.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
wonen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
detailhandel, met uitzondering van productie gebonden detailhandel als bedoeld in artikel 4.1 sub b;
de verkoop van motorbrandstoffen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt van motorbrandstoffen'.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 sub a ten behoeve van:
de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan genoemd in artikel 4.1 wanneer deze, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 4.1;
de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten worden genoemd, maar gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 4.1;
Bij een afwijking zoals bedoeld onder a en b worden de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf of bedrijfsactiviteiten en ook de aspecten geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, luchtverontreiniging en bodemverontreiniging beoordeeld en wordt gekeken naar de diversiteit, het continue karakter van het bedrijf, de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van nutsvoorzieningen;
een gasdrukmeet- en regelstation ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation';
met de daarbij behorende:
terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2 van toepassing;
5.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)’ bedragen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer dan op de verbeelding aangegeven;
5.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen.
Artikel 6 Bedrijventerrein
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 3.2;
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 4.1;
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 4.2;
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - afwijkende milieucategorie' de uitoefening van bestaande bedrijven met een afwijkende milieucategorie, namelijk:
Bedrijf |
Adres |
SBI code |
Omschrijving bedrijf |
Milieu categorie |
Hegosteen |
Jeltewei 244, 8622 DC, Hommerts |
4673.1 , 42.3 |
Bestratings bedrijf |
3.1 |
Fa. Sijbrandy en Zn. Loonbedrijf |
Jeltewei 234, 8622 DC, Hommerts |
016.1 |
Dienstverl t.b.v. de landbouw: b.o.>500 |
3.1 |
Merkmedia/Reclame digitaal/Ibdreclame |
Hege Wier 6, 8771 RN, Nijland |
1812, 71.A |
Drukkerijen |
3.2 |
Lootsma apparatenbouw |
Hege Wier 1, 8771 RN, Nijland |
259.B, OP 1.1 |
Apparatenbouw |
3.2 |
Houtverwerking Nijland |
Hege Wier 3, 8771 RN, Nijland |
33.1, 3312 |
Houtverwerking |
3.2 |
H.H. Heins Autoschade en autospuiterij |
Broer de Wittestrjitte 2, 8615 LD, Blauwhuis |
45204. C, 452 |
Autospuitinrichti ngen, Handel in auto’s en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven |
3.1 |
Reitsma verhuur |
Broer de Wittestrjitte 4, 8615 LD, Blauwhuis |
733 |
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen |
3.1 |
Loon- en Aannemersbedrijf Atsma |
Lytse Sudein 8, 8624 TT, Uitwellingerga |
016.2, 3312 |
Dienstverl t.b.v. de landbouw: b.o.>500/ Aannemersbedri jf:b.o.>1000 m2 |
3.1 |
Provinciale Waterstaat Steunpunt Uitwellingerga |
Lytse Sudein 12, 8624 TT, Uitwellingerga |
932.G, OP 3.2 |
Provinciale Waterstaat Steunpunt
|
3.1 |
productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
laden en lossen, ter plaatse van de aanduiding ‘laad- en losplaats’;
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
mantelzorg in de bedrijfswoning;
bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;
de oppervlakte van bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
geen reclame-uitingen worden aangebracht;
voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.
terreinen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen.
een antennemast uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
6.2.2 Gebouwen geen bedrijfswoningen zijnde
Voor het bouwen van gebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde, gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
in afwijking van het bepaalde bij 6.2.1 onder a zijn gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
6.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
6.2.4 bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 5,50 meter;
de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m²;
de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.
6.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 15,00 meter;
de bouwhoogte van een antennemast mag maximaal 40 meter bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
wonen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in artikel 6.1 sub b;
een verkooppunt voor motorbrandstoffen.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.1 sub a ten behoeve van:
de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan genoemd in artikel 6.1 wanneer deze, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 6.1;
de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten worden genoemd, maar gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 6.1,;
Bij een afwijking zoals bedoeld onder a en b worden de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf of bedrijfsactiviteiten en ook de aspecten geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, luchtverontreiniging en bodemverontreiniging beoordeeld en wordt gekeken naar de diversiteit, het continue karakter van het bedrijf, de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bos/bebossing;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
paden en wegen;
parkeervoorzieningen;
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
op de gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan;
de maximale hoogte van andere bouwwerken bedraagt 1,00 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 m;
het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
het verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtgewassen, die ten tijd van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn, tenzij hierop de Wet natuurbescherming, of krachtens die wet gestelde voorwaarden van toepassing zijn;
het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;
het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.
7.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2'.
7.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als:
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
7.4.4 Advies omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij een landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Wanneer nodig wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel;
een kwekerij en tuincentrum uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘tuincentrum’;
een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
mantelzorg in de bedrijfswoning;
met de daarbij behorende:
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
met daaraan ondergeschikt:
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) minimale en maximale dakhelling (m) bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven en bedraagt de minimale dakhelling niet minder dan op de verbeelding is aangegeven;
8.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding minimale en maximale goot- en bouwhoogte (m) en minimale en maximale dakhelling:
mogen de goot- en bouwhoogte niet minder dan de minimale goot- en bouwhoogte en niet meer dan de maximale goot- en bouwhoogte bedragen, en;
mag de dakhelling niet minder dan de minimale dakhelling en niet meer dan de maximale dakhelling bedragen,
mogen in afwijking van sublid 1 en 2 de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken;
de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 5,50 meter;
de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m²;
de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.
8.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
perifere detailhandel;
verkooppunten voor motorbrandstoffen;
Artikel 9 Gemengd
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het wonen in woningen;
in afwijking van lid a is ter plaatse van de aanduiding ‘wonen uitgesloten’ wonen niet toegestaan;
kantoren en praktijken;
religieuze-, medische-. sociale- en onderwijsinstellingen;
dienstverlenende bedrijven;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' wonen al dan niet in combinatie met bedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten',, met dien verstande dat:
deze activiteiten uitsluitend zijn toegestaan als nevenactiviteit bij de woonfunctie;
de nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan in voormalige bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen;
niet meer dan 1/3 deel van de voormalige bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen, tot ten hoogste een oppervlakte 500 m² voor deze nevenactiviteiten mogen worden gebruikt;
kleinschalige detailhandelsbedrijven;
een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’;
een sauna, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘sauna’;
ter plaatse van de aanduiding "Horeca van categorie 2" horecabedrijven in horeca categorie 2;
ter plaatse van de aanduiding "Horeca van categorie 3" horecabedrijven in horeca categorie 3;
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkende milieucategorie' de uitoefening van bestaande bedrijven met een afwijkende milieucategorie, namelijk:
Naam bedrijf |
Adres |
SBI code |
Omschrijving bedrijf |
Milieu-cat. |
||||
A. Postma Loonbedrijf |
Jeltewei 50 8622 XT Hommerts |
40114 |
Dienstverl t.b.v. de landbouw: b.o.>500 |
3.1 |
bedrijven die op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig zijn;
mantelzorg in de woning;
bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:
per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de (bedrijfs)woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;
de oppervlakte van bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
geen reclame-uitingen worden aangebracht;
voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.
met de daarbij behorende:
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone” mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.1 van toepassing;
ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2 van toepassing;
9.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
per bouwvlak is één woning toegestaan dan wel het bestaande aantal woningen;
in afwijking van het bepaalde onder b is ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” het aangegeven aantal toegestaan;
het aantal woningen bedraagt per hoofdgebouw ten hoogste het bestaande aantal,
de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevellijn worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
ter plaatse van de aanduiding minimale en maximale goot- en bouwhoogte (m) en minimale en maximale dakhelling:
mogen de goot- en bouwhoogte niet minder dan de minimale goot- en bouwhoogte en niet meer dan de maximale goot- en bouwhoogte bedragen, en;
mag de dakhelling niet minder dan de minimale dakhelling en niet meer dan de maximale dakhelling bedragen,
mogen in afwijking van sublid 1 en 2 de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken;
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:
bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak wordt bebouwd;
de gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken en overkappingen per hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 90% van de hoofdvorm van het hoofdgebouw, met een maximum van 100 m² dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de woning vermeerderd met 0,25 meter;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste 7,00 meter mits:
dit bouwwerk binnen een afstand van 3 m tot de zijdelingse perceelsgrens ligt, en;
de bouwhoogte minimaal 1,00 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedragen ten hoogste 3,00 en 5,50 meter;
9.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van lid 9.2.3 sub a voor een grotere oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mits:
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 150 m2, waarbij de voorwaarde vervalt dat de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerk niet meer dan 90% van de hoofdvorm van het hoofdgebouw bedraagt, én;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
verkooppunten voor motorbrandstoffen;
bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
recreatieve bewoning van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken;
horeca, behalve ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1 t/m 4’;
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
bermen en beplanting;
paden;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
een veldschuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - veldschuur’;
andere bouwwerken uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw';
ter plaatse van de aanduiding 'opgaand groen' zijn in aanvulling op de bouwregels ook de algemene aanduidingsregels van artikel 36.4 van toepassing;
bruggen ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen;
parkeervoorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Met betrekking tot gebouwen en overkappingen geldt dat er geen gebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd.
10.2.2 Veldschuur
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - veldschuur" gelden de volgende regels:
de goothoogte mag niet meer dan de bestaande goothoogte bedragen;
de bouwhoogte mag niet meer dan de bestaande bouwhoogte bedragen.
10.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt ten hoogste 9,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2,00 m.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 11 Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een horecabedrijf categorie 1 ter plaatse van de aanduiding ’horeca van categorie 1’;
een horecabedrijf categorie 2 ter plaatse van de aanduiding ’horeca van categorie 2’;
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
mantelzorg in de bedrijfswoning;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2 van toepassing;
11.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven, danwel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;;
ter plaatse van de aanduiding minimale en maximale goot- en bouwhoogte (m) en minimale en maximale dakhelling:
mogen de goot- en bouwhoogte niet minder dan de minimale goot- en bouwhoogte en niet meer dan de maximale goot- en bouwhoogte bedragen, en;
mag de dakhelling niet minder dan de minimale dakhelling en niet meer dan de maximale dakhelling bedragen,
mogen in afwijking van sublid 1 en 2 de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken;
in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte
11.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) mag de goot- en de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven, danwel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
ter plaatse van de aanduiding minimale en maximale goot- en bouwhoogte (m) en minimale en maximale dakhelling:
mogen de goot- en bouwhoogte niet minder dan de minimale goot- en bouwhoogte en niet meer dan de maximale goot- en bouwhoogte bedragen, en;
mag de dakhelling niet minder dan de minimale dakhelling en niet meer dan de maximale dakhelling bedragen,
mogen in afwijking van sublid 1 en 2 de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken;
de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
11.2.4 bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 5,50 meter;
de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m²;
de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.
11.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
meer dan één woning, tenzij hiervan in de bestaande situatie sprake is.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maatschappelijke voorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' een begraafplaats;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - aanleunwoningen’, aanleunwoningen.
met de daarbij behorende:
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone” mogen geen bouwwerken worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.1 van toepassing;
ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2 van toepassing;
12.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘aanleunwoningen’ mag het aantal aanleunwoningen niet meer zijn dan het bestaande aantal aanleunwoningen.
ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) mag de goot- en de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven, danwel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
ter plaatse van de aanduiding minimale en maximale goot- en bouwhoogte (m) en minimale en maximale dakhelling:
mogen de goot- en bouwhoogte niet minder dan de minimale goot- en bouwhoogte en niet meer dan de maximale goot- en bouwhoogte bedragen, en;
mag de dakhelling niet minder dan de minimale dakhelling en niet meer dan de maximale dakhelling bedragen,
mogen in afwijking van sublid 1 en 2 de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken;
in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
12.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.
Artikel 13 Natuur
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de natuurgronden;
sloten, poelen, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;
het extensief agrarisch medegebruik met inachtneming van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de natuurgronden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
bruggen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘brug’
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
agrarisch medegebruik;
extensief dagrecreatief medegebruik;
educatief medegebruik;
infrastructurele voorzieningen;
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
op de gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan met uitzondering van overkappingen en steigers;
de bouwhoogte van andere bouwwerken zijnde bedraagt ten hoogste 1,00 meter gemeten vanaf het Nieuw Amsterdams Peil;
de bouwhoogte van bruggen bedraagt ten hoogste 5,50 meter.
13.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 m;
het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
het verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtgewassen, die ten tijd van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn, tenzij hierop de Wet natuurbescherming, of krachtens die wet gestelde voorwaarden van toepassing zijn;
het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;
het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.
13.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in lid 13.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;
noodzakelijk zijn voor een normale agrarische bedrijfsvoering;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ en ‘Waarde - Archeologie 2’.
13.4.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als:
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de waterhuishoudkundige waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
13.4.4 Advies omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij een landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Wanneer nodig wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Artikel 14 Recreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van activiteiten gericht op verblijfs- en dagrecreatie en/of een jacht-/ passantenhaven;
een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein" met dien verstande dat het aantal kampeerplaatsen ten hoogste de vergunde situatie mag zijn;
ter plaatse van de aanduiding "Horeca van categorie 2 " horecabedrijven in horeca categorie 2;
ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' is een ijsbaan voor natuurijs toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - opgaand groen' zijn in aanvulling op de bouwregels ook de algemene aanduidingsregels van artikel 36.4 van toepassing.
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
ligplaatsen en aanlegvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘steigers’;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
met daaraan ondergeschikt:
wegen en paden;
nutsvoorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen;
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone” mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2 van toepassing;
14.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) mag de goot- en de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven, danwel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
ter plaatse van de aanduiding minimale en maximale goot- en bouwhoogte (m) en minimale en maximale dakhelling:
mogen de goot- en bouwhoogte niet minder dan de minimale goot- en bouwhoogte en niet meer dan de maximale goot- en bouwhoogte bedragen, en;
mag de dakhelling niet minder dan de minimale dakhelling en niet meer dan de maximale dakhelling bedragen,
mogen in afwijking van sublid 1 en 2 de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken;
in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
In afwijking van sub a gelden voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein" de volgende regels:
het aantal kampeergebouwen en trekkershutten ten hoogste de vergunde situatie mag bedragen;
de oppervlakte van trekkershutten niet meer dan 35 m² mag bedragen;
de goot- en bouwhoogte van trekkershutten niet meer dan 3,5 m en 5,5 m mag bedragen;
de dakhelling van trekkershutten tenminste 40° dient te bedragen;
de oppervlakte van kampeergebouwen niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte;
de goot- en bouwhoogte en dakhelling mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling.
14.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan;
de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
14.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 5,50 meter;
de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m²;
de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.
14.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m;
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van overige (zelfstandige) horecadoeleinden;
Artikel 15 Recreatie - Jachthaven
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Jachthaven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
botenverhuurbedrijven en bedrijven gericht op het bieden van ligplaatsen/berging van boten en zeilscholen, voorzover genoemd in bijlage 2 Staat van Bedrijven met milieucategorieën 1, 2, 3.1 of 3.2;
ter plaatse van de aanduiding "Horeca van categorie 2 " horecabedrijven in horeca categorie 2;
jachthaven;
een toegang tot de jachthaven ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
ligplaatsen en aanleggelegenheden;
één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - opgaand groen' zijn in aanvulling op de bouwregels ook de algemene aanduidingsregels van artikel 36.4 van toepassing;
met de daarbij behorende:
groenvoorzieningen;
wegen en paden;
sport- en speelvoorzieningen.
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
nutsvoorzieningen;
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone” mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
15.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) mag de goot- en de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven, danwel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
ter plaatse van de aanduiding minimale en maximale goot- en bouwhoogte (m) en minimale en maximale dakhelling:
mogen de goot- en bouwhoogte niet minder dan de minimale goot- en bouwhoogte en niet meer dan de maximale goot- en bouwhoogte bedragen, en;
mag de dakhelling niet minder dan de minimale dakhelling en niet meer dan de maximale dakhelling bedragen,
mogen in afwijking van sublid 1 en 2 de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken;
15.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan;
de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
15.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 5,50 meter;
de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m²;
de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.
15.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m;
de bouwhoogte van steigers bedraagt ten hoogste 2,00 m.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van overige (zelfstandige) horecadoeleinden;
Artikel 16 Recreatie - Recreatiebedrijven
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Recreatiebedrijven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
botenverhuurbedrijven en bedrijven gericht op het bieden van ligplaatsen/berging van boten en zeilscholen, voorzover genoemd in bijlage 2 Staat van Bedrijven met milieucategorieën 1, 2, 3.1 of 3.2
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - scheepsbouw en reparatiebedrijf' de uitoefening van een scheepsbouw en reparatiebedrijf met een afwijkende milieucategorie, namelijk:
Naam bedrijf |
Adres |
SBI code |
Omschrijving bedrijf |
Milieu categorie |
Popma Scheeps- en Jachtwerf
|
Eastwei 2, 8625 HV, Oppenhuizen |
301.3 |
Scheepsbouw en reparatiebedrijven - metalen schepen < 25 |
4.1 |
Jachthaven Pieter Bouwe |
Wieldyk 30, 8611 JK, Gaastmeer |
932.G |
Jachthaven met diverse voorzieningen |
3.1 |
stalling van recreatie- of pleziervaartuigen gedurende een langere aaneengesloten periode, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - winterstalling';
een jachthaven, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - jachthaven’’;
recreatie appartementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatie appartement';
een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning';
het bieden van logiesaccommodatie in combinatie met een zeilschool en/of de verhuur van boten, uitsluitend tot de bestaande omvang van de logiesaccommodatie;
een woonschepenligplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘woonschepenligplaats’
steigers uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steigers';
met als nevenactiviteit:
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
ligplaatsen en aanlegvoorzieningen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
met daaraan ondergeschikt:
horeca, in de vorm van een kantine behorende bij een recreatieverblijf en rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf
nutsvoorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen;
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.1 van toepassing;
Ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone” mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
16.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximale bebouwingspercentage (%) mag de goot- en de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven, danwel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is en bedraagt de maximaal te bebouwen oppervlakte van het bouwvlak het op de verbeelding aangegeven percentage;
ter plaatse van de aanduiding minimale en maximale goot- en bouwhoogte (m) en minimale en maximale dakhelling:
mogen de goot- en bouwhoogte niet minder dan de minimale goot- en bouwhoogte en niet meer dan de maximale goot- en bouwhoogte bedragen, en;
mag de dakhelling niet minder dan de minimale dakhelling en niet meer dan de maximale dakhelling bedragen,
mogen in afwijking van sublid 1 en 2 de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken;
in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
16.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan;
de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
16.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 5,50 meter;
de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m²;
de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.
16.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m;
de bouwhoogte van steigers bedraagt ten hoogste 2,00 m.
16.3 Specifiek gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van overige (zelfstandige) horecadoeleinden.
Artikel 17 Recreatie - Recreatiewoningen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Recreatiewoningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
recreatiewoningen;
een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
met de daarbij behorende:
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
ligplaatsen en aanlegvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘steigers’;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen;
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.1 van toepassing;
17.2.2 Recreatiewoning
Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:
een recreatiewoning moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 100m²;
het aantal recreatiewoningen per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedragen, of het bestaande aantal wanneer dit meer is;
ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) mag de goot- en de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven, danwel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
ter plaatse van de aanduiding minimale en maximale goot- en bouwhoogte (m) en minimale en maximale dakhelling:
mogen de goot- en bouwhoogte niet minder dan de minimale goot- en bouwhoogte en niet meer dan de maximale goot- en bouwhoogte bedragen, en;
mag de dakhelling niet minder dan de minimale dakhelling en niet meer dan de maximale dakhelling bedragen,
mogen in afwijking van sublid 1 en 2 de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken;
17.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een recreatiewoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:
alleen aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen zijn toegestaan;
een bijbehorend bouwwerk en overkapping mag buiten het bouwvlak worden gebouwd;
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 30 m²;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste 3,00 meter;
17.2.4 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan;
de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
17.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 5,50 meter;
de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m²;
de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.
17.2.6 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m;
de bouwhoogte van steigers bedraagt ten hoogste 2,00 m.
17.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen permanente bewoning van recreatiewoningen.
Artikel 18 Recreatie - Volkstuinen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Volkstuinen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
volkstuinen;
met de daarbij behorende:
terreinen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
per volkstuin mag één gebouw worden gebouwd;
de oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 6,00 m², danwel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3,00 m, danwel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
18.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
de recreatieve en/of permanente bewoning van gebouwen;
Artikel 19 Sport
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van sportactiviteiten met de daarbij inbegrepen additionele voorzieningen als was- en kleedruimten, kantine, verenigingsgebouwen, bergings- en stallingsruimten;
een ijsbaan voor natuurijs, ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - opgaand groen' zijn in aanvulling op de bouwregels ook de algemene aanduidingsregels van artikel 35.4 van toepassing;
terreinen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
met daaraan ondergeschikt:
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) mag de goot- en de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven, danwel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
ter plaatse van de aanduiding minimale en maximale goot- en bouwhoogte (m) en minimale en maximale dakhelling:
mogen de goot- en bouwhoogte niet minder dan de minimale goot- en bouwhoogte en niet meer dan de maximale goot- en bouwhoogte bedragen, en;
mag de dakhelling niet minder dan de minimale dakhelling en niet meer dan de maximale dakhelling bedragen,
mogen in afwijking van sublid 1 en 2 de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken;
in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
19.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
de bouwhoogte van voorzieningen voor het uitoefenen van de sport, zoals ballenvangers, bedraagt ten hoogste 15,00 m;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m;
19.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van overige (zelfstandige) horecadoeleinden.
Artikel 20 Tuin
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
met de daarbij behorende:
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
andere bouwwerken uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw';
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
Ter plaatse van de “specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone” mogen geen bouwwerken worden gebouwd;
20.2.2 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers en tochtportalen toegestaan, mits:
de horizontale diepte maximaal 1,50 meter is;
de horizontale afstand van de erker tot de perceelgrens met het openbaar gebied minimaal 2,50 meter is;
de breedte maximaal 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw is;
de bouwhoogte maximaal 3 meter dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw +0,25 meter is.
In afwijking van lid a geldt voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aanduidingsvlak worden gebouwd;
de goothoogte mag niet meer dan de bestaande goothoogte zijn;
de bouwhoogte mag niet meer dan de bestaande bouwhoogte zijn.
20.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,50 m bedragen.
Artikel 21 Verkeer
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen en straten;
voet- en rijwielpaden;
sloten, bermen en beplanting;
waarbij de inrichting hoofdzakelijk gericht is op de afwikkeling van het verkeer
met de daarbij behorende:
parkeervoorzieningen;
voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
21.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m;
in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van verkeersregelende voorzieningen, lichtmasten en geluidswerende voorzieningen maximaal 12,00 meter bedragen.
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 22 Verkeer - Verblijf
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
voet- en rijwielpaden;
parkeervoorzieningen;
bermen en beplanting;
straatmeubilair;
met daaraan ondergeschikt:
oeververbindingen;
nutsvoorzieningen;
geluidswerende voorzieningen;
groen;
een standplaats voor de verkoop van kleine etenswaren, zoals vis, ijs snacks en vergelijkbare goederen, voor zover zij voor vergunningverlening op basis van de APV in aanmerking komen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - standplaats mobiele verkoopinrichting';
terrassen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
garageboxen ter plaatse van de aanduiding ‘garagebox’;
bruggen ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2 van toepassing;
22.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
22.2.3 Garageboxen
Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
de maximale bouwhoogte bedraagt 3,00 meter;
de maximale oppervlakte bedraagt 25 m² per garage.
22.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m
in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van verkeersregelende voorzieningen, lichtmasten en geluidswerende voorzieningen maximaal 12,00 meter bedragen.
Artikel 23 Water
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
een woonschepenligplaats ter plaatse van de aanduiding ‘woonschepenligplaats’;
met daarbij behorende:
waterberging;
bermen en beplanting;
vlonders en steigers ter plaatse van de aanduiding 'steigers';
bruggen ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
wegen en paden.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2 van toepassing;
23.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
23.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van vlonders en steigers bedraagt ten hoogste 2,00 meter gemeten vanaf het Nieuw Amsterdams Peil;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 2,50 meter gemeten vanaf het Nieuw Amsterdams Peil;
de bouwhoogte van bruggen bedraagt ten hoogste 5,50 meter.
23.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'woonschepenligplaats', in welk geval een ligplaats voor één woonschip is toegestaan;
het gebruik van gronden als ligplaats voor (recreatie)vaartuigen, behalve daar waar het op grond van de gemeentelijke ligplaatsenverordening is toegestaan.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur.
23.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in lid 23.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ en ‘Waarde - Archeologie 2’.
23.4.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als:
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de waterhuishoudkundige waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
23.4.4 Advies omgevingsvergunning
De werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
Artikel 24 Wonen
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het wonen in woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, met dien verstande dat voldaan wordt aan de in lid 24.5.1 gestelde criteria;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' wonen al dan niet in combinatie met bedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
deze activiteiten uitsluitend zijn toegestaan als nevenactiviteit bij de woonfunctie;
de nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan in voormalige bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen;
niet meer dan 1/3 deel van de voormalige bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen, tot ten hoogste een oppervlakte 500 m² voor deze nevenactiviteiten mogen worden gebruikt;
recreatieve bewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”;
in afwijking van lid a en b is ter plaatse van de aanduiding ‘wonen uitgesloten’ wonen niet toegestaan;
een woonschepenligplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘woonschepenligplaats’.
met de daarbij behorende:
mantelzorg in de woning;
bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:
per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;
de oppervlakte van bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
geen reclame-uitingen worden aangebracht;
voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.
tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone” mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.1 van toepassing;
ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2 van toepassing;
24.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 150 m²;
in afwijking van het bepaalde onder c bedraagt ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste 250 m²;
het aantal woningen bedraagt per hoofdgebouw ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;
de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevellijn worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) mag de goot- en de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven, danwel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
ter plaatse van de aanduiding minimale en maximale goot- en bouwhoogte (m) en minimale en maximale dakhelling:
mogen de goot- en bouwhoogte niet minder dan de minimale goot- en bouwhoogte en niet meer dan de maximale goot- en bouwhoogte bedragen, en;
mag de dakhelling niet minder dan de minimale dakhelling en niet meer dan de maximale dakhelling bedragen,
mogen in afwijking van sublid 1 en 2 de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken;
24.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij woonhuizen gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm van het hoofdgebouw met een maximum van 100 m², dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak bebouwd wordt;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping die binnen een afstand van 3,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens ligt bedraagt ten hoogste 7,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1,00 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedragen ten hoogste 3,00 en 5,50 meter;
bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden tenminste 3,00 meter achter de gevellijn geplaatst.
ter plaatse van de aanduiding ‘bijbehorende bouwwerken A’, mogen bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
de diepte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen, gemeten uit de aangegeven gevellijn, niet meer mag bedragen dan 6,00 meter, dan wel de bestaande diepte;
de breedte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van het hoofdgebouw;
de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen tenminste 2,00 meter dient te bedragen;
in afwijking van het bepaalde onder c. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 5,00 meter.
ter plaatse van de aanduiding ‘bijbehorende bouwwerken B’ mogen bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
de diepte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen, gemeten uit de aangegeven gevellijn, niet meer mag bedragen dan 3,00 meter, dan wel de bestaande diepte;
de breedte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van het hoofdgebouw;
de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen tenminste 2,00 meter dient te bedragen;
in afwijking van het bepaalde onder c. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping niet meer mag bedragen dan 3,50 meter.
24.2.4 Bijbehorende regels bij een woonschepenligplaats
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een woonschepenligplaats gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bedraagt ten hoogste 35 m² per ligplaats dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
de goot- en bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken bedragen ten hoogste 3,00 en 4,50 meter.
24.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen.
24.2.6 Dakopbouwen
24.2.6.1 Dakopbouwen grenzend aan het voorerfgebied
Algemeen
een dakopbouw mag uit maximaal één bouwlaag bestaan;
een dakopbouw is alleen toegestaan op een hoofdgebouw van één bouwlaag met kap;
een dakopbouw is niet toegestaan in een dakvlak met een dakhelling minder dan 30 graden;
Plaatsing
maximaal 1 dakopbouw per pand per dakvlak;
bij meerdere dakopbouwen op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op een horizontale lijn;
bij gebouwtype twee onder één kap: symmetrisch ten opzichte van de gezamenlijke bouwmuur;
minimaal 1 meter dakvlak ter weerszijden van de dakopbouw, ook ten opzichte van hoek- en kilkepers;
verticale afstand van de goothoogte van de dakopbouw tot de noklijn minimaal 1 meter;
Maatvoering
breedte van de dakopbouw maximaal 40% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 4 meter.
24.2.6.2 Dakopbouwen grenzend aan het achtererfgebied
Algemeen
een dakopbouw mag uit maximaal één bouwlaag bestaan;
een dakopbouw is alleen toegestaan op een hoofdgebouw van één bouwlaag met kap, tenzij de dakopbouw grenst aan een horizontale kilgoot tussen 2 panden, dan mag het hoofdgebouw uit maximaal 2 bouwlagen bestaan;
Plaatsing
maximaal 1 dakopbouw per pand per dakvlak;
bij meerdere dakopbouwen op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op een horizontale lijn;
bij gebouwtype twee onder één kap: symmetrisch ten opzichte van de gezamenlijke bouwmuur;
minimaal 1 meter dakvlak ter weerszijden van de dakopbouw, ook ten opzichte van hoek- en kilkepers;
verticale afstand van de goothoogte van de dakopbouw tot de noklijn minimaal 0,5 meter;
afstand van de dakopbouw tot het voorerfgebied minimaal 3 meter;
Maatvoering
breedte van de dakopbouw maximaal 60% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 6 meter.
24.2.6.3 Dakopbouwen door nokverhoging
Algemeen
de dakopbouw is alleen toegestaan in een dakvlak dat grenst aan het achtererfgebied;
de dakopbouw is maar in één dakvlak toegestaan;
de nokverhoging vindt plaats door het verlengen van het tegenover liggende dakvlak waardoor de nok richting achtererfgebied schuift;
de nokverhoging is alleen toegestaan op een hoofdgebouw met een zadeldak van maximaal 35 graden;
Plaatsing
maximaal 1 dakopbouw per pand per dakvlak;
bij meerdere dakopbouwen door nokverhoging op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op een horizontale lijn;
bij gebouwtype twee onder één kap: symmetrisch ten opzichte van de gezamenlijke bouwmuur;
minimaal 1 meter dakvlak ter weerszijden van de dakopbouw;
de afstand van de dakopbouw tot de achtergevel is horizontaal gemeten minimaal 1 meter;
afstand van de dakopbouw tot het voorerfgebied minimaal 3 meter;
Maatvoering
breedte van de dakopbouw maximaal 60% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 6 meter;
de hoogte van de buitenwanden van de dakopbouw maximaal 1,2 meter;
de nok mag verticaal gemeten maximaal 0,7 meter worden verhoogd;
de hellingshoek van het dakvlak van de dakopbouw moet gelijk zijn aan de hellingshoek van het bestaande dakvlak.
24.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
24.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.3 sub a voor het vergroten van het te bebouwen oppervlak tot ten hoogste 70% van het erf buiten het bouwvlak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.5 Specifieke gebruiksregels
24.5.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:
het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in bijlage 1;
het vloeroppervlak van de ruimten voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;
voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen (uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen terrein).
geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking.
de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,50 m2 bedragen.
geen buitenopslag van goederen plaatsvindt.
de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis).
het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;
alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik
24.5.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;
Artikel 25 Wonen - Woonboerderij
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het wonen in woonboerderijen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, met dien verstande dat voldaan wordt aan de in lid 25.5.1 gestelde criteria:
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' wonen al dan niet in combinatie met bedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
deze activiteiten uitsluitend zijn toegestaan als nevenactiviteit bij de woonfunctie;
de nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan in voormalige bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen;
niet meer dan 1/3 deel van de voormalige bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen, tot ten hoogste een oppervlakte 500 m² voor deze nevenactiviteiten mogen worden gebruikt;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
mantelzorg in de woning;
bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:
per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;
de oppervlakte van bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
geen reclame-uitingen worden aangebracht;
voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.
recreatiewoningen of recreatieappartementen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
een paardenrijbak ter plaatse van de aanduiding 'rijbak';
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone” mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.1 van toepassing;
ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2 van toepassing;
25.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
het aantal woningen bedraagt per hoofdgebouw ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;
de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevellijn worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) mag de goot- en de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven, danwel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer is;
ter plaatse van de aanduiding minimale en maximale goot- en bouwhoogte (m) en minimale en maximale dakhelling:
mogen de goot- en bouwhoogte niet minder dan de minimale goot- en bouwhoogte en niet meer dan de maximale goot- en bouwhoogte bedragen, en;
mag de dakhelling niet minder dan de minimale dakhelling en niet meer dan de maximale dakhelling bedragen,
mogen in afwijking van sublid 1 en 2 de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken;
25.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woonhuis gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm van het hoofdgebouw met een maximum van 100 m², dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak bebouwd wordt;
in afwijking van het bepaalde onder a mag de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’, niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk of een aangebouwde overkapping is ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tenzij;
een hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met een plat dak, dan mag een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping ten hoogste even hoog als de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping binnen een afstand van 3,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens ligt, dan is de bouwhoogte ten hoogste 7,00 meter én ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedragen ten hoogste 3,00 en 5,50 meter.
25.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen.
25.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
25.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.3 sub a voor het vergroten van het te bebouwen oppervlak tot ten hoogste 70% van het erf buiten het bouwvlak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.5 Specifieke gebruiksregels
25.5.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:
het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in bijlage 1;
het vloeroppervlak van de ruimten voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;
voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen (uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen terrein).
geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking.
de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,50 m2 bedragen.
geen buitenopslag van goederen plaatsvindt.
de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis).
het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;
alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik
25.5.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;
Artikel 26 Leiding - Gas
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Voorrangsbepaling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
26.2.2 Bouwen algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3,00 meter.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.1 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de veiligheid van de leiding;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding en de brandweer;
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Gas’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
26.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 26.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die :
dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning;
worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
26.4.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 26.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk doen aan de belangen van, en de veiligheidssituatie rond, de betreffende leiding;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding;
Artikel 27 Leiding - Riool
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van rioolpersleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Voorrangsregeling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
27.2.2 Bouwen algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3,00 meter.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
27.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 27.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:
dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning;
worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
27.4.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 27.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk doen aan de belangen van de betreffende leiding
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 28 Leiding - water
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor een brandstofleiding.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Voorrangsregeling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
28.2.2 Bouwen algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3,00 meter.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 meter;
het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
het verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere hout- gewassen, die ten tijd van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn, tenzij hierop de Wet Natuurbescherming, of krachtens die wet gestelde voorwaarden van toepassing zijn;
het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;
het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.
28.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 28.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:
dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
noodzakelijk zijn voor een normale agrarische bedrijfsvoering;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning.
28.4.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 28.4.1. zijn slechts toelaatbaar, mits:
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aan- tasten;
de mogelijkheden voor herstel of opbouwen van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 29 Wonen - Woongebouw
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het wonen in woongebouwen;
met de daarbij behorende:
erven en terreinen;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
het aantal woningen bedraagt per woongebouw ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;
ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)” mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
29.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.
29.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
de goede woonsituatie;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
29.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.2 en toestaan dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gebouwd, mits:
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten hoogste 100 m² per bouwvlak bedraagt;
de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk of overkapping ten hoogste 3,00 en 5,50 meter bedragen;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
29.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;
Artikel 30 Waarde - Archeologie 1
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Voorrangsregeling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
30.2.2 Bouwen algemeen
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) zijn bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, slechts toelaatbaar wanneer het betreft:
de vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
een bouwwerk met een oppervlakte van maximaal 50 m2;
een bouwwerk dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld, wordt gerealiseerd.
30.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen wanneer uit archeologisch onderzoek of op basis van advies van een archeologische deskundige blijkt, dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden te beschermen en/of veilig te stellen door:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk en/of een archeologisch vriendelijk heipalenplan, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
30.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2 mits op basis van archeologisch onderzoek of op advies van een archeologische deskundige is aangetoond dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
30.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;
het graven, verdiepen en/of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
het uitvoeren van werkzaamheden aan oevers en kaden;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het permanent verlagen van het waterpeil;
het aanplanten en/of het rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd op meer dan 0,40 meter diepte en/of voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,40 meter wordt geroerd;
het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden.
30.5.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 30.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
een oppervlakte hebben van maximaal 50 m2 én niet dieper gaan dan 0,40 meter onder het maaiveld;
het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
al in uitvoering en/of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
op archeologisch onderzoek gericht zijn;
te maken hebben met de aanleg van systematische drainage, mits sleufloos uitgevoerd.
30.5.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 30.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
advies wordt ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog wanneer aan de te verlenen omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden.
30.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 31 Waarde - Archeologie 2
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Voorrangsregeling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
31.2.2 Bouwen algemeen
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) zijn bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, slechts toelaatbaar wanneer het betreft:
de vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
een bouwwerk met een oppervlakte van maximaal:
500 m2, ter plaatse van de advieszone ‘waarderend onderzoek dobben’ en ‘karterend onderzoek 1’ van de gemeentelijke FAMKE, of;
2.500 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 2’ van de gemeentelijke FAMKE, of;
5.000 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 3’ en ‘quickscan’ van de gemeentelijke FAMKE;
een bouwwerk dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld wordt gerealiseerd.
31.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen wanneer uit archeologisch onderzoek of op basis van advies van een archeologische deskundige blijkt, dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden te beschermen en/of veilig te stellen door:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
31.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2 mits op basis van archeologisch onderzoek of op advies van een archeologische deskundige is aangetoond dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;
het graven verdiepen en/of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het permanent verlagen van het waterpeil;
het aanplanten en/of het rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd op meer dan 0,40 meter diepte en/of voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,40 meter wordt geroerd;
het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden.
31.5.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 31.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
een oppervlakte hebben van maximaal 500 m2, dan wel de oppervlakte zoals opgenomen voor de desbetreffende advieszone van de gemeentelijke uitsnede van de FAMKE én niet dieper gaan dan 0,40 meter onder het maaiveld;;
het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
al in uitvoering en/of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
op archeologisch onderzoek gericht zijn;
te maken hebben met de aanleg van systematische drainage, mits sleufloos uitgevoerd.
31.5.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 31.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
advies wordt ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog wanneer aan de te verlenen omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden.
31.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 32 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Beschermd Dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor de bescherming en het behoud van de in paragraaf 4.3 en bijlagen 1 en 2 van de toelichting aangegeven van de cultuurhistorische waarden van de bouwwerken en gronden.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Voorrangsbepaling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
32.2.2 Bouwwerken algemeen
Het bouwen van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken voor een op grond van de andere daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw en/of bouwwerk, of de uitbreiding of vergroting daarvan, is slechts toelaatbaar wanneer geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de gronden en bouwwerken.
Op de in lid 32.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd ten dienste van de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, met in achtneming van de volgende regels:
de breedte van hoofdgebouwen mag niet meer en niet minder bedragen dan de bestaande breedte van het hoofdgebouw;
de gevelindeling, goot- en bouwhoogte, dakhelling en nokrichting zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dient gehandhaafd te worden, met dien verstande dat een afwijking van de goot- en of bouwhoogte van niet meer dan 5% is toegestaan waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast;
de voorgevels van hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de naar de weg gekeerde bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden gebouwd; deze bepaling geldt niet voor bebouwing in de binnenterreinen;
de afdekking van hoofdgebouwen dient te worden gehandhaafd, met dien verstande dat het toevoegen van een kap op een plat dak is toegestaan waarbij de dakhelling niet minder dan 45° en niet meer dan 65° mag bedragen.
32.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:
de plaats en de afmetingen van bouwwerken;
de nokrichting van de kappen van gebouwen;
de gevelindeling van gebouwen;
het materiaal- en kleurgebruik van bouwwerken;
de inrichting en gebruik van de gronden;
indien uit (bouwhistorisch) onderzoek is gebleken dat er ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. Dit ten behoeve van de versterking, instandhouding en/of het herstel van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd dorpsgezicht. De nadere eisen zijn erop gericht dat de cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk (in situ) worden behouden.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Beschermd Dorpsgezicht' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen van de bodem met meer dan 2 meter;
bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
het graven van nieuwe of verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en/of het verlagen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanplanten, kappen, vellen of vernieuwen van laan- en/of wegbegeleidende beplanting;
het aanleggen en/of verharden van wegen en paden;
het wijzigen van weg- of straatprofielen en/of oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
32.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 32.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
indien op basis van cultuurhistorisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waarden (meer) aanwezig zijn of de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uit- voeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden in dit kader is verleend;
32.4.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 32.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
de vergunning als bedoeld in artikel 32.4.1 niet eerder wordt verleend dan nadat de aanvrager een rapportage heeft overgelegd, waarin de cultuurhistorische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag wordt verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
het bevoegd gezag advies heeft ingewonnen van een cultuurhistorisch deskundige waarbij:
aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in paragraaf 4.3 en bijlagen 1 en 2 van de toelichting weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied;
eventueel te stellen voorwaarden bij de vergunning worden bepaald;
het treffen van technische maatregelen wordt verplicht voor het behoud van monumenten in de bodem (ondanks de uitvoering van een plan voor bouwwerken, werken en/of werkzaamheden);
het doen van behoud- en/of herstelwerkzaamheden ten behoeve van de cultuurhistorische waarden worden verplicht wanneer dit noodzakelijk is;
de activiteit die tot een verstoring leidt wordt begeleid door een deskundige op het terrein van de cultuurhistorie, die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning gestelde kwalificaties.
32.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
32.5.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen, voor zover niet reeds een omgevingsvergunning op grond van het overgangsrecht van de Monumentenwet 1988 is vereist;
het geheel of gedeeltelijk slopen of wijzigen van bruggen en/of kademuren.
32.5.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 32.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
al op basis van het overgangsrecht van de Monumentenwet 1988 zijn beschermd.
32.5.3 Toelaatbaarheid
Het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.5.1 is slechts toelaatbaar, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied, zoals opgenomen in paragraaf 4.3 en bijlage 1 van de toelichting.
32.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht' te verwijderen indien de cultuurhistorische waarden van een bouwwerk en/of gronden daartoe aanleiding geven. Alvorens gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid wordt advies ingewonnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voor zover het een rijks beschermd gezicht betreft.
HOOFDSTUK 3 algemene regels
Artikel 33 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 34 Algemene bouwregels
34.1 Monumenten
34.1.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – monument’ gelden, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:
de verschijningsvorm van het hoofdgebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals deze bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;
in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.
34.2 Karakteristieke bouwwerken
34.2.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gelden, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:
de verschijningsvorm van het hoofdgebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals deze bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;
in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.
34.2.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de in lid 34.2.1 genoemde bouwregels voor het veranderen van het bouwwerk, mits de karakteristieke verschijningsvorm daardoor niet wordt aangetast en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
het straat- en bebouwingsbeeld;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid;
de woonsituatie.
34.2.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Een omgevingsvergunning is vereist voor het slopen van de in Bijlage 3 met waarde K1 gewaardeerde bebouwing of delen daarvan, waarbij geldt dat:
een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend wanneer:
de karakteristieke hoofdvorm c.q. verschijningsvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, en/of;
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, en/of;
het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.
een omgevingsvergunning niet nodig is voor werken en werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd volgens een al verleende omgevingsvergunning.
Artikel 35 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de in dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 36 Algemene aanduidingsregels
36.1 Geluidzone - industrie
36.1.1 Bouwregels
In afwijking van de bouwregels bij de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’ een toegestaan geluidsgevoelig object alleen mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting op de gevel van het geluidsgevoelige object niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde, de verkregen hogere grenswaarde of de vastgestelde maximaal toegestane geluidsbelasting.
36.1.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de aanduiding 'geluidzone - industrie' te wijzigen, mits de geluidsbelasting niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
36.2 Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation
36.2.1 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen:
ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 1' geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 2' geen kwetsbare objecten worden gebouwd.
36.2.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 1' voor kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande gebruik;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 2' voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande gebruik.
36.2.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de aanduidingen ‘veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 1 en 2’ te verwijderen wanneer de risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd.
36.3 veiligheidszone - lpg
36.3.1 Bouwregels
In afwijking van de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ de volgende regels:
er mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd;
de bouw van beperkt kwetsbare objecten is toegestaan, mits:
er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
is aangetoond dat er hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
36.3.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten gerekend, met uitzondering van het bestaande gebruik.
36.3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:
de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ wordt gewijzigd, mits de betreffende inrichting en de daarbij horende plaatsgebonden risicocontour 10-6 is gewijzigd;
de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ wordt verwijderd, mits de betreffende inrichting buiten gebruik is gesteld.
36.4 opgaand groen
Ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van groen - opgaand groen”, “specifieke vorm van recreatiebedrijven - opgaand groen” en “specifieke vorm van recreatie - opgaand groen” moet worden uitgegaan van behoud van de bestaande opgaande beplanting.
36.4.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het af- en/of vergraven, het egaliseren en/of ophogen van gronden;
het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van oevervegetaties;
het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
het graven, baggeren en/of verbreden van sloten, poelen en/of andere waterlopen en/of -partijen;
het verwijderen en aanbrengen van dammen en overlaten;
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
Het bepaalde in sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
het normale onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen;
al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende omgevingsvergunning.
De omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden.
36.5 Overige zone - dijken
36.5.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding "overige zone-dijken" zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het voor het betreffende dijkgedeelte kenmerkende breedte- en hoogteprofiel;
36.5.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden met deze bestemming wordt in elk geval gerekend:
het diepploegen, egaliseren, afgraven, afschuiven en/of ophogen van gronden;
het dempen en/of graven van waterlopen;
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
36.5.3 Afwijken van de gebruiksregels
36.5.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone-dijken' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, afgraven, afschuiven of egaliseren van gronden;
het dempen en/of graven van waterlopen;
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
De in sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
het normale onderhoud en beheer betreffen;
die in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.
De in sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
het landschappelijk beeld en/of waarden.
Artikel 37 Algemene afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.
Artikel 38 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:
aan gronden alsnog de dubbelbestemming gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde (Waarde – archeologie 1) toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
aan gronden alsnog de dubbelbestemming gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde (Waarde – archeologie 2) waarde toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 39 Overige regels
39.1 Voldoende parkeergelegenheid
Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden (al dan niet gecombineerd), waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt op basis van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
HOOFDSTUK 4 overgangsrecht en slotregel
Artikel 40 Overgangsrecht
40.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
40.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en afwijking wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Artikel 41 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan Dorpen midden / oost Gemeente SWF