direct naar inhoud van Regels
Plan: Sint Antoniusplein te Sneek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1900.2015oostBPAntplein-vast

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Sint Antoniusplein te Sneek van de gemeente Súdwest-Fryslân;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1900.2015oostBPAntplein-vast met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 verbeelding:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Onder het begrip ‘verbeelding’ wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aan huis verbonden beroep of bedrijf:

de uitoefening van een beroep of bedrijf (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 afhaalpunt:

een locatie waarbij men via internet bestelde goederen kan afhalen, zonder het tentoonstellen van goederen en waarbij uitsluitend opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode toegestaan is;

1.9 afwijking:

een afwijking als bedoeld in artikel 2.12, 1e lid sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.10 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.11 archeologische waarde:

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;

1.14 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;

1.19 bevoegd bezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.20 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, het- zij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.29 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 detailhandel in dagelijkse goederen:

detailhandel in voedings- en genotmiddelen, persoonlijke verzorging alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen.

1.32 detailhandel in niet-dagelijkse goederen:

detailhandel in duurzame en/of gebruiksgoederen, zoals kleding, schoeisel, elektrische artikelen, huishoudelijke artikelen en overige goederen, voor zover geen detailhandel in dagelijkse goederen.

1.33 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.34 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.35 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.36 eerste verdieping:

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.37 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.38 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.39 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 gestapelde woning:

een woning in een gebouw, dat meerdere geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;

1.41 grove bouwmaterialen/bouwgrondstoffen:

materialen waaruit op te richten bouwwerken primair zijn samengesteld, machines en materialen welke voor het verrichten van bouwwerkzaamheden nodig zijn. Onder bouwmaterialen worden niet begrepen materialen welke uitsluitend dienen voor versiering, aankleding, inrichting en gebruik van bouwwerken;

1.42 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;

1.43 horeca (bedrijf):

is een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie, en waaronder mede verstaan een bij dit bedrijf behorend terras;

1.44 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

1.45 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.46 maaiveld:
  • a. het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land;
  • b. de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.47 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.48 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;

1.49 onderbouw:

een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;

1.50 ontspanning en vermaak:

het bedrijfsmatig verrichten van op spel, vermaak en ontspanning gerichte activiteiten, met uitzondering van een erotisch getinte vermaakfunctie;

1.51 overkapping:

een bouwwerk geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en maximaal één wand;

1.52 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.53 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.54 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 staat van bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.56 straatmeubilair:

andere bouwwerken ten behoeve van de inrichting en het gebruik van openbare ruimte zoals straatlantaarns, bankjes, afvalbakken en paaltjes;

1.57 supermarkt:

vorm van detailhandel gericht op de verkoop van een grote verscheidenheid aan levensmiddelen ;

1.58 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.59 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.60 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.61 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.62 woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.63 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.64 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;


Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen, antennes en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de dakhelling van een bouwwerk:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansardekappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 bouwvlak of bestemmingsvlak:

Bij de toepassing ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken en ten aanzien van het berekenen van de bouwhoogte en oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

2.7 oppervlakte:

Overstekende daken worden bij de berekening van de oppervlakte van bouwwerken uitsluitend buiten beschouwing gelaten mits de overstekken niet breder zijn dan 0,5 m.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Detailhandel met dien verstande dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de functie detailhandel ten hoogste 4.500 m2 mag bedragen;
    • 2. de bedrijfsvloeroppervlakte van individuele detailhandelsvestigingen niet minder dan 500 m2 mag bedragen;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 geldt dat tot een totale bedrijfsvloeroppervlakte van 750 m2 tevens individuele vestigingen voor detailhandel in niet dagelijkse goederen met een bedrijfsvloeroppervlakte van niet minder dan 375 m2 zijn toegestaan;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 2 geldt dat tot een totale oppervlakte van 750 m2 tevens individuele vestigingen voor detailhandel in dagelijkse goederen zijn toegestaan met een bedrijfsvloer oppervlakte van niet meer dan 300 m2;
    • 5. een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding “supermarkt”, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte van een supermarkt niet meer dan 2.000 m2 mag bedragen;
  • b. dienstverlening;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. kantoren;
  • e. horeca in de vorm van een café-restaurant tot een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 450 m2;
  • f. wonen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “wonen” uitsluitend de woonfunctie is toegestaan;
  • g. parkeervoorzieningen;

alsmede voor het behoud van de cultuurhistorische waarde van bebouwing ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”;

met de daarbij behorende:

  • h. verblijfsvoorzieningen;
  • i. bouwwerken, andere werken en bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht met dien verstande dat:

  • a. Met betrekking tot gebouwen geldt dat:
    • 1. een gebouw uitsluitend binnen een bouwvlak mag worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" staat aangegeven;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 geldt voor gebouwen ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” dat de bestaande maatvoering van de bebouwing gehandhaafd dient te blijven.
  • b. Met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 1 m mag bedragen met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevels ten hoogste 2 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van vlaggenmasten ten hoogste 8 m mag bedragen;
    • 3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5,5 m mag bedragen.


 

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven in de vorm van een hotel, café en restaurant;

alsmede voor het behoud van de cultuurhistorische waarde van bebouwing ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”;

met de daarbij behorende:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen en water;
  • d. bouwwerken, andere werken en bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht met dien verstande dat:

  • a. Met betrekking tot gebouwen geldt dat:
    • 1. een gebouw uitsluitend binnen een bouwvlak mag worden gebouwd;
    • 2. de goothoogte van een gebouw niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" staat aangegeven;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" staat aangegeven;
    • 4. de dakhelling niet minder dan 45° en niet meer dan 75º mag bedragen;
    • 5. in afwijking van het bepaalde onder 2, 3 en 4 geldt voor gebouwen ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” dat de bestaande maatvoering van de bebouwing gehandhaafd dient te blijven;
  • b. Met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 1 m mag bedragen met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevels ten hoogste 2 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van vlaggenmasten ten hoogste 8 m mag bedragen;
    • 3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5,5 m mag bedragen.


Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving


De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden, met dien verstande dat het aantal rijstroken van wegen niet meer dan 2 mag bedragen;
  • b. fiets- en voetpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. kunstwerken;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht met dien verstande dat:

  • a. Met betrekking tot gebouwen geldt dat:
    • 1. geen gebouwen mogen worden gebouwd.
  • b. Met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
    • 1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer dan 5,5 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 18 m mag bedragen.


Artikel 6 Verkeer - Verblijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groen en water;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de bevoorrading van een supermarkt, met dien verstande dat deze uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – bevoorrading”;

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken;
  • h. andere werken.

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. Met betrekking tot gebouwen geldt dat:
    • 1. deze uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen;
    • 2. de inhoud van een gebouw ten hoogste 50 m3 mag bedragen;
    • 3. de hoogte van een gebouw ten hoogste 3 m mag bedragen.
  • b. Met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
    • 1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5,5 m mag bedragen.


Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding en waterberging;
  • b. waterwegen, grachten, singels;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende;

  • d. andere bouwwerken;
  • e. andere werken.

7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht met dien verstande dat:

  • a. Met betrekking tot gebouwen geldt dat:
    • 1. op deze gronden geen gebouwen mogen worden gebouwd.
  • b. Met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
    • 1. de hoogte niet meer dan 10 m mag bedragen.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van ligplaatsen van woonschepen;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor boten.

Artikel 8 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Beschermd Stadsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden als bedoeld in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen tekst van de toelichting op het besluit tot aanwijzing van het beschermd stadsgezicht Sneek.

8.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van het behoud van de cultuurhistorische waarden zoals beschreven in de toelichting op de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht van Sneek nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, de volgende werken niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het kappen en aanplanten van bomen;
    • 2. het ophogen, afschuiven en/of afgraven van gronden;
    • 3. het ophogen, dan wel verlagen van het aanwezige wegprofiel.
  • b. Het bepaald onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds vergund c.q. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
  • c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, beschreven in de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht van het gebied.

8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag gebouwen, gelegen binnen deze bestemming, te slopen.
  • b. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. de waarden die met de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht worden beschermd niet langer aanwezig zijn en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het betreffende gebouw kunnen worden hersteld;
    • 2. in redelijkheid niet kan worden geëist dat de bijdrage die een pand aan de waarde van het beschermd stadsgezicht toevoegt, wordt gehandhaafd;
    • 3. door sloop van het pand waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd geen onevenredige aantasting van de waarden van het beschermd dorpsgezicht wordt veroorzaakt.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. ten aanzien van gronden, voor zover zij onbebouwd blijven:
    • 1. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
    • 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan;
    • 3. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
    • 4. prostitutiedoeleinden,
  • b. ten aanzien van bouwwerken:
    • 1. het gebruiken of laten gebruiken van woningen voor de uitoefening van enige tak van handel en/of bedrijf voor zover dit gebruik de in het bestemmingsplan geboden mogelijkheden in het kader van aan huis verbonden bedrijf of bedrijf overstijgt;
    • 2. het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en seksinrichtingen,
  • c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
    • 1. opslag van goederen ten behoeve van de krachtens het plan toegestane bedrijfsvoering;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen.


Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 15% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze bevoegdheid niet geldt voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen en voor de maten genoemd in artikel 3.1 sub a;
    • 2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 3. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de afstand tussen een bebouwingsgrens en de weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking bij omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
    • 4. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
      • plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
      • ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden, en erkers over maximaal de halve gevelbreedte, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden;
      • het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoekerker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1 m.
  • b. Een onder a. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. aan gronden alsnog de medebestemming gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde 'Waarde - Archeologie 1' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft;
  • b. aan gronden alsnog de medebestemming gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen geschiedt binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 14 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel: “Regels van het bestemmingsplan Sint Antoniusplein te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân”.


Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 21 januari 2016.