Artikel 28 Wonen - 3
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. gebouwen ten behoeve van woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage 1;
-
b. bijgebouwen en overkappingen;
en mede bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
-
d. groenvoorzieningen;
-
e. parkeervoorzieningen;
-
f. wegen, straten en paden;
-
g. water;
-
h. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
-
i. tuinen, erven en terreinen;
-
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
b. een hoofdgebouw zal voor ten minste 90% binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de naar de weg gekeerde bouwgrens niet wordt overschreden;
-
c. in afwijking van het bepaalde in sub b mag een erker vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, op voorwaarde dat:
-
1. het uitsluitend geldt voor een erker die wordt gebouwd over maximaal de halve gevelbreedte;
-
2. de bouwgrens met ten hoogste 1,50 m wordt overschreden;
-
d. een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd,
-
e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
-
f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 12,00 m bedragen.
28.2.2 Bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
a. de bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag een carport op ten minste 1,00 m achter naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw worden gebouwd;
-
c. de afstand van een vrijstaand bijgebouw en een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping tot het hoofdgebouw zal ten minste 3,00 m bedragen;
-
1. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 100 m² bedragen, op voorwaarde dat:
-
2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer zal bedragen dan 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
-
d. de gezamenlijke oppervlakte niet meer zal bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw;
-
e. de goothoogte van de bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
-
f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
-
g. de bouwhoogte van een aangebouwd bijgebouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
28.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
-
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
28.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
a. een goede woonsituatie;
-
b. de sociale veiligheid;
-
c. de brandveiligheid;
-
d. de verkeersveiligheid; en
-
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
-
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien de bedrijfsvloeroppervlakte groter is dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, de aangebouwde bijgebouwen en de aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen op het bouwperceel, met een maximum van 50 m²;
-
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatieve bewoning, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'recreatie', in welk geval uitsluitend recreatieve bewoning is toegestaan.