direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijf - Molen
Plan: Bolsward Buitengebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1900.040704-OH01

Artikel 6 Bedrijf - Molen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een molen;
  • b. het behoud en herstel van de bestaande cultuurhistorische hoofdvorm;

en mede bestemd voor:

  • c. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie';
  • d. het beschermen van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';

met de daarbijbehorende:

  • e. terreinen;
  • f. paden;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Molen

Voor het bouwen van een molen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag uitsluitend één molen worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een molen zal ten hoogste 100 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een molen zal ten hoogste 30 m bedragen.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel.

6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.4.1 Vergunningsplicht

Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een molen is een omgevingsvergunning vereist.

6.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

6.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits:

  • a. de cultuurhistorische hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de molen kan worden hersteld;
  • b. de cultuurhistorische hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven;
  • c. het delen van een molen betreft, die op zichzelf niet als cultuurhistorisch vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische hoofdvorm plaatsvindt.