Plan: | Nieuwolda, De Kamp, Nieuw Scheemda en 't Waar |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1895.13BP0005-0401 |
Het bestemmingsplan Nieuwolda, De Kamp, Nieuw Scheemda en 't Waar is een actualisatie van de nu geldende bestemmingsplannen voor deze dorpen. De hoofdfunctie in de dorpen is wonen, daarnaast zijn nog enkele andere functies aanwezig, zoals maatschappelijke en bedrijfsmatige functies. Ook zijn er nog enkele agrarische bedrijven. Uitgangspunt voor de dorpen is het zoveel mogelijk overnemen van de geldende regeling uit de bestemmingsplannen. Met de herziening van de vigerende plannen ontstaat voor de genoemde dorpen een eenduidige en actuele regeling.
Het plangebied van dit bestemmingsplan omvat de dorpen Nieuwolda, De Kamp, Nieuw Scheemda en 't Waar. Bijgaande luchtfoto geeft de indicatieve ligging van het plangebied weer.
Figuur: luchtfoto plangebied (indicatief) (Bron: Bing Maps)
In de volgende figuur is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur: ligging plangebied
Voor het plangebied van dit bestemmingsplan is het volgende plan vigerend: Bestemmingsplan Nieuw-Scheemda, 't Waar en Nieuwolda (vastgesteld op 17 februari 2010). De Kamp wordt niet tot dit bestemmingsplan uit 2010 gerekend. Het bestemmingsplan “De Kamp” van de gemeente Scheemda is op 25 september 2003 door de gemeenteraad van Scheemda vastgesteld.
Met de herziening van dit bestemmingsplan ontstaat voor Nieuw-Scheemda, 't Waar, Nieuwolda en De Kamp een eenduidige en actuele regeling. Gedeputeerde Staten (GS) hebben goedkeuring onthouden aan enkele onderdelen van dit bestemmingsplan. De gemeente Scheemda heeft dit plan destijds vervolgens herzien, om zo het plan inhoudelijk aan te passen aan het goedkeuringsbesluit van GS. Het Correctief bestemmingsplan De Kamp is vervolgens op 16 december 2009 vastgesteld.
Ook zijn met deze actualisatie meegenomen:
In deze toelichting wordt ingegaan op de achtergronden van en de uitgangspunten voor dit nieuwe bestemmingsplan. Na deze inleiding (hoofdstuk 1) wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Het Rijk decentraliseert de ruimtelijke ordening naar provincies en gemeenten. Zaken van nationaal belang blijven bij het Rijk. Deze zijn verwoord in het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening.
Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (BARRO)
Het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (BARRO) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het BARRO stelt regels over de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Het betreft de volgende belangen:
Met het voorliggende bestemmingsplan zijn geen rijksbelangen in het geding.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren is in het Besluit ruimtelijke ordening de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6 lid 2). Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.
Deze Ladder is van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De definitie hiervan is weergegeven in artikel 1.1.1 lid 1 onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Onder 'andere stedelijke voorzieningen' vallen sociale en culturele voorzieningen en voorzieningen in het onderwijs.
Aangezien het hier om een conserverend plan gaat waar vrijwel uitsluitend kleine, veelal perceelsgebonden ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.
Het provinciaal ruimtelijk beleid is verwoord in de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Uit deze Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Hiermee werkt het omgevingsbeleid (ruimtelijke ordening, water, mobiliteit en milieu) door in plannen van gemeenten en waterschappen.
De provincie wil stedelijke ontwikkelingen zo veel mogelijk laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied, omdat de provincie het grote contrast tussen het stedelijk gebied en het buitengebied, dat zo bepalend is voor de identiteit van de provincie, wil behouden en versterken. Dit in lijn met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Er wordt gericht beleid gevoerd op de leefbaarheid: van de kleine dorpen tot de stedelijke kernen. Met een aantrekkelijke leefomgeving, snel internet en goede bereikbaarheid moeten zowel de stedelijke kernen als de dorpen leefbaar blijven. Veel aandacht wordt gegeven aan dorpen en de bereikbaarheid van voorzieningen. De provincie ondersteunt en biedt veel ruimte aan ontwikkelingen van onderop om de leefbaarheid en sociale cohesie in de provincie te versterken. Deze complexe vraagstukken, in de dorpen en de steden, vragen om maatwerk: een gezamenlijke aanpak van gemeenten, woningbouwcorporaties, diverse andere organisaties en burgers. Bij de stedelijke kernen richt de provincie zich op het in stand houden en versterken van de sterke regionale functie van deze kernen.
Ter uitvoering van het beleid uit de Omgevingsvisie hebben Provinciale Staten op 1 juni 2016 de provinciale Omgevingsverordening vastgesteld. De verordening bevat onder meer algemene regels omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting. Deze regels moeten bewerkstelligen dat provinciale ruimtelijke belangen doorwerken op het lokale niveau. Dat betekent dat gemeenten zich bij het opstellen van (nieuwe) bestemmingsplannen moeten houden aan de bij de provinciale verordening gestelde regels. Specifiek voor dit plan zijn de volgende onderwerpen van belang:
Beeldbepalende en/of karakteristieke gebouwen (artikel 2.9.1 en 2.9.2)
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het aardbevingsgebied en op het buitengebied van de niet binnen het aardbevingsgebied gelegen gemeenten stelt regels ter bescherming van de hoofdvorm van karakteristieke en beeldbepalende gebouwen. Deze regels bevatten in ieder geval een verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een karakteristiek gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen. Het daartoe op te nemen vergunningstelsel bevat in ieder geval een toetsingscriterium op grond waarvan een omgevingsvergunning niet kan worden verleend zonder dat is onderzocht of zinvol (her)gebruik van het gebouw overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming objectief gezien mogelijk is al dan niet na het treffen van voorzieningen aan het gebouw.
Tot het tijdstip dat het bestemmingsplan in overeenstemming is gebracht met artikel 2.9.1 of bij het ontbreken van een bestemmingsplan, is het verboden om een gebouw dat gelegen is binnen het aardbevingsgebied geheel of gedeeltelijk te slopen. Sloop is wel toegestaan voor zover het sloop betreft:
In afwijking van bovenstaande kan voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een karakteristiek gebouw onder voorwaarden een omgevingsvergunning worden verleend als deugdelijk wordt onderbouwd dat vergunningverlening in overeenstemming is met de (in voorbereiding zijnde) bestemmingsplanregels als bedoeld in artikel 2.9.1.
Vertaling naar het bestemmingsplan:
De regeling voor karakteristieke panden sluit aan op de regeling zoals verwoord in de provinciale verordening.
Bos- en natuurgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland (Artikel 2.47)
Artikel 2.47 Bos- en natuurgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland: Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van de op kaart 6 aangegeven 'bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland', voorziet niet in wijziging van de bestemming of wijziging van de regels voor het gebruik van de grond, als door die wijziging significant afbreuk wordt gedaan aan het areaal van de gronden die tot het bos- of natuurgebied behoren of aan de actuele natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het bos- of natuurgebied.
Figuur: Fragment kaart 6 (Natuur) Omgevingsverordening Groningen, 2016
Vertaling naar bestemmingsplan: binnen het plangebied van dit bestemmingsplan zijn er gronden worden gerekend tot de bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland. De betreffende gebieden zijn onder de bestemming 'Bos' gebracht. Er is -ter bescherming van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied- een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk of werkzaamheden opgenomen binnen de bestemming 'Bos'.
Voor wat betreft kaart 7 'landschap' zijn de volgende zaken relevant voor het plangebied:
Grootschalig open landschap (Artikel 2.51)
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het op kaart 7 als grootschalig open landschap aangegeven gebied, bevat regels gericht op bescherming van de landschappelijke openheid. Deze regels bevatten in elk geval een verbod op nieuwe houtteelt en op de aanleg van nieuw bos en boomgaarden.
Reliëfinversie (Artikel 2.57.2)
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7, aangegeven ‘reliëfinversie’ stelt regels gericht op bescherming van het reliëf en de herkenbaarheid daarvan. Deze regels bevatten in elk geval een verbod op het afgraven, diepploegen, egaliseren en afschuiven van de inversieruggen alsmede regels voor houtteelt, aanleg van bos en boomgaarden.
Karakteristieke laagten (Artikel 2.58.2)
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7 aangegeven karakteristieke laagten bevat regels gericht op bescherming van de laagten die vanuit de natuurlijke oorsprong met een waterloop samenhangen of hebben samengehangen. Deze regels bevatten in elk geval een regeling voor het diepploegen, ophogen, egaliseren en afschuiven van de laagten.
Groene linten (Artikel 2.59.3)
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7 aangegeven groene linten bevat regels gericht op bescherming van de wegbeplanting en de daarmee samenhangende slingertuinen. Deze regels bevatten in ieder geval:
Fragment kaart 7 Landschap: Grootschalig open landschap, Reliëfinversie en Karakteristieke laagten, Groene linten (Bron: Omgevingsverordening Provincie Groningen)
Vertaling naar het bestemmingsplan:
Bovenstaande waarden zijn vertaald in een aantal dubbelbestemmingen. Zie verder paragraaf 6.3.
Vervoer gevaarlijke stoffen (artikel 2.23.2, 2.23.3 en 2.23.4)
Binnen het plangebied komen zones langs provinciale wegen voor in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Figuur: Veiligheidszone 1 provinciale wegen (grijze lijn), veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen (roze) en veiligheidszone 3 (bruine lijn) (bron: Geconsolideerde Omgevingsverordening februari 2019)
Oppervlakte van woningen in het buitengebied (Artikel 2.13.8)
Er zijn binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan gronden die volgens de Verordening tot het buitengebied worden gerekend. De Verordening geeft aan dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied regels bevat over de oppervlakte van woningen en bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen. Deze regels zorgen er in elk geval voor dat de gezamenlijke grondoppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen, niet groter is dan 300 m², of dat deze grondoppervlakte de bestaande oppervlakte voor zover groter dan 300 m², niet mag overstijgen.
Voor zover er woningen in het plangebied behoren tot dit in de Verordening aangegeven buitengebied is er met betrekking tot de toegestane oppervlakte van deze woningen geen specifieke regeling opgenomen. Dit is niet nodig omdat de gezamenlijke maximale oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen binnen het plangebied 300 m2 is.
Aardbevingsgebied/Bescherming beeldbepalende en/of karakteristieke gebouwen (artikel 2.9.1)
De gemeente Oldambt is per amendement (d.d. 6 februari 2019) door de provincie Groningen aangewezen als aardbevingsgebied. Het plangebied voor het bedrijventerrein is gelegen binnen het aardbevingsgebied. In artikel 2.9.1 is aangegeven dat 'een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het aardbevingsgebied stelt regels ter bescherming van de hoofdvorm van karakteristieke en beeldbepalende gebouwen'.
De provincie heeft opgenomen in haar verordening dat, voor zover het bestemmingsplan betrekking heeft op karakteristieke gebouwen, in het bestemmingsplan een verbod is opgenomen op het geheel of gedeeltelijk slopen van deze panden zonder omgevingsvergunning. Deze omgevingsvergunning bevat in ieder geval een toetsingscriterium op grond waarvan een omgevingsvergunning niet kan worden verleend zonder dat is onderzocht of zinvol (her)gebruik van het gebouw overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming objectief gezien mogelijk is.
Onder karakteristieke gebouwen wordt verstaan gebouwen die van cultuurhistorische waarde zijn op grond van karakteristieke hoofdvorm, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijdragen aan de herkenbaarheid van de omgeving, gaafheid of zeldzaamheid.
De gemeente Oldambt heeft voor het plangebied de karakteristieke objecten geïnventariseerd. Deze objecten zijn voorzien van de gebiedsaanduiding 'overige zone - karakteristiek' en voorzien van een juridische regeling. Hiermee is het bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met de provinciale Omgevingsverordening.
Stilte en duisternis (artikel 2.24.1)
Het plangebied heeft deels betrekking op het buitengebied. op grond van artikel 2.24.1 van de verordening biedt de toelichting op een bestemmingsplan inzicht in hoe met de aspecten stilte en duisternis rekening is gehouden.
Nagegaan is in hoeverre de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied van dit bestemmingsplan een mogelijk negatief effect hebben op de duisternis en de stilte. Aangezien het hier een overwegend conservatief plan gaat waarbij het uitgangspunt voor de dorpen is het zoveel mogelijk overnemen van de geldende regeling uit de vigerende bestemmingsplannen, kan geconstateerd worden dat het bestemmingsplan geen invloed zal hebben op de aspecten stilte en duisternis. Een aanvullende regeling is derhalve niet opgenomen.
Ter voorbereiding op de nieuwe Omgevingswet die, naar alle waarschijnlijkheid, in 2021 ingaat, heeft de gemeente een omgevingsvisie opgesteld. De omgevingsvisie is op 30 oktober 2017 door de raad vastgesteld. De gemeente Oldambt heeft daarmee een visie voor de lange termijn en voor de gehele fysieke leefomgeving opgesteld. In de omgevingsvisie staat hoe de gemeente over de toekomst van Oldambt denkt en welke koers men wil volgen met elkaar.
De thema's ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed zijn opgenomen in de visie. De visie is gebiedsgericht opgezet en onderscheidt in hoofdzaak de volgende vier gebieden, namelijk:
De omgevingsvisie is uitgewerkt in een omgevingsplan en één of meerdere programma's. De omgevingsvisie is dus richtinggevend bij de omgevingsplannen en programma's die voor een gebied worden gemaakt. Inwoners en ondernemers zijn niet direct gebonden aan de inhoud van de omgevingsvisie, maar krijgen er wel indirect mee te maken via een omgevingsplan.
Nieuwolda wordt in de omgevingsvisie aangeduid als een van de basisdorpen: dorpen met (meestal) alleen een supermarkt, geldfunctie, huisarts, basisschool. Er zijn weinig of geen aanvullende functies. Nieuw Scheemda en 't Waar worden gerekend tot de woondorpen en landelijk gebied: dorpen met nauwelijks of geen voorzieningen, meestal wel een ontmoetingsruimte, soms ook basisonderwijs.
De kernkwaliteiten van de dorpen en het verschil in woonmilieu maakt dat ieder dorp zijn eigen identiteit heeft. Met een aantal dorpen heeft afstemming plaatsgevonden over de beschrijving van deze kwaliteiten:
Nieuwolda
Het meest noordelijk gelegen dorp van Oldambt is goed ontsloten via de N362. De Hoofdstraat is een doorgaande route naar het achterliggende poldergebied. Het dorp wordt in tweeën gesplitst door het Termunterzijldiep waarop de noordelijke vaarverbinding vanaf Midwolda is aangesloten. Nieuwolda heeft met de haven een adres aan het water. De aanwezige voorzieningen concentreren zich langs de Hoofdstraat. Het nieuwe verzorgingstehuis het Hamrik met het daarop aansluitende hertenkamp en het museumgemaal de Hoogte zijn opvallende elementen in Nieuwolda. Komvorming heeft plaats gevonden tussen het Termunterzijldiep en de Hoofdstraat. Aan de oostkant is in de Kamp nog sprake van geconcentreerde woonbebouwing. Aan de Hoofdstraat - West is overwegend (voormalige) agrarische bebouwing te vinden. Nieuwolda kent een levendig verenigingsleven. Nieuwolda profileert zich als energiezuinigste dorp van Nederland.
Nieuw Scheemda/’t Waar
Twee dorpen in een met in elkaars verlengde liggende lintbebouwing. Voorzieningen zijn niet of nauwelijks aanwezig. Wel gelegen aan vaarwater. Enkele bijzonderheden zijn ’t Swieneparredies, Galerie Waarkunst en recreatiepark De Leeuwenborg. Het wonen vindt plaats in de lintbebouwing met op enkele plaatsen een korte zijstraat. De leefbaarheid is gelegen in de rust en ruimte, met mogelijkheden voor alternatieve activiteiten.
Oldambt heeft een toekomstvisie, genaamd Grenzeloos Goud. De belangrijkste functie van de visie is bewustwording. Bewustwording van de kwaliteiten, kracht en energie van de jonge gemeente Oldambt. Het dient ook tot bekendmaking aan de rest van de wereld wat Oldambt is, wat de mensen willen en waar de nieuwe gemeente voor gaat. De opzet van de toekomstvisie is als volgt:
In de visie wordt het huidige profiel weergegeven en aangeven waar de gemeente naar toe wil:
De hieruit voortvloeiende ambities zijn: de jongste watergemeente, een eigentijdse ‘graanrepubliek’ en ruimte voor pionieren (gezondheid en recreatie).
De toekomstvisie bevat geen concrete aanknopingspunten voor het bestemmingsplan Nieuwolda, De Kamp, Nieuw Scheemda en 't Waar.
Oldambt biedt een aantrekkelijk woon- en leefklimaat voor alle typen huishoudens. Daaraan wil de gemeente met de Woonvisie 2015 - 2020 (oktober 2015) een verdere bijdrage leveren. De nadruk ligt op het vergroten van de aantrekkelijkheid van de bestaande woningvoorraad en woonomgeving voor bewoners en nieuwe inwoners.
Eén van de belangrijkste kaders betreft de Regionale Prestatieafspraken Oost-Groningen. Dit regionale document bevat de ‘stippen op de horizon’ waar de regiogemeenten de komende jaren naar toe willen. Een aantal van die stippen dienen echter op lokaal niveau te worden uitgewerkt of zelfs te worden aangepast. In de woonvisie wordt aangegeven wat er aan de hand is, waar de gemeente naar streeft, wat men wil bereiken, wat de gemeente daarvoor gaat doen (gemeentelijke acties en speerpunten) en wat de gemeente verwacht van zijn partners. Belangrijke onderwerpen zijn onder andere:
In de woonvisie wordt uitgebreid ingegaan op de scheiding tussen wonen en zorg. Het scheiden van wonen en zorg heeft gevolgen voor de woningmarkt. Met een aantal maatschappelijke en zorginstellingen die actief zijn in de gemeente Oldambt is gesproken over deze gevolgen. Een van de gevolgen van de wijzigingen in de zorg betreft de vraag naar herontwikkeling/herpositionering van verzorgingshuizen. Voor intramurale huisvesting komen alleen nog de ZZP 5 of hoger voor in aanmerking. Er ontstaat een overaanbod aan deze huisvesting. Dit terwijl de behoefte naar zorgwonen in het algemeen niet afneemt . Dit vraagt om een andere blik op bestaande verzorgingshuizen.
Op grond van de Woonvisie wordt tevens aan de hand van een monitor de sloop van woningen en (vervangende) nieuwbouw bijgehouden in het licht van de Regionale Prestatie afspraken.
Recreatie, toerisme en evenementen zijn belangrijk voor de gemeente. Ze zorgen voor levendigheid, leefbaarheid, economische impulsen en werkgelegenheid. De gemeente wil de mogelijkheden voor recreatie en toerisme optimaal benutten en versterken. In deze nota is de visie hierop verwoord alsmede de wijze waarop de gemeente dit wil realiseren.
Het beleidsplan Recreatie,Toerisme en Evenementen bevat geen concrete aanknopingspunten voor het bestemmingsplan Nieuwolda, De Kamp, Nieuw Scheemda en 't Waar.
Het doel van het gemeentelijk verkeer- en vervoersbeleid is het realiseren van een verkeer-en vervoerssysteem waarmee de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid van de gemeente Oldambt zo goed mogelijk is. Om te kunnen bepalen welke verkeersmaatregelen de komende jaren genomen moeten worden om te voldoen aan bovenstaand ambitieniveau is het noodzakelijk te beschikken over een visie op verkeer & vervoer in de gemeente Oldambt. Het GVVP beschrijft deze visie. Het Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP) van Oldambt werd in 2011 vastgesteld door de gemeenteraad.
Een duurzaam veilig wegennet begint met een visie op het wegennet. De volgende uitgangspunten worden gehanteerd bij het benoemen van een weg: welke functie heeft de weg en welke wegtypes zijn er binnen en buiten de bebouwde kom? Het landelijke programma Duurzaam Veilig kent binnen de categorisering van wegen binnen de bebouwde kom de volgende inrichtingskenmerken:
Woonwijken
In de woonwijken staat de kwaliteit van het woon- en leefmilieu centraal. Dit betekent dat er veel aandacht is voor verkeersveiligheid en beperking van verkeershinder, onder meer via realisatie van verblijfsgebieden in de vorm van 30 km zones. Een goede bereikbaarheid per auto, fiets en openbaar vervoer is belangrijk. Woonwijken moeten met de auto goed bereikbaar zijn en bewoners moeten hun auto ook kunnen parkeren. Voor het openbaar vervoer geldt dat er op loop-/fietsafstand (circa 1 km) een bushalte aanwezig is, vanwaar men een bus richting het centrum/station kan nemen. Een netwerk van fietsroutes zorgt voor een snelle, veilige en directe verbinding met belangrijke voorzieningen, zoals het centrum.
Evaluatie Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan
Onderdeel van het GVVP is een meerjarig actieplan op basis waarvan concrete maatregelen worden uitgevoerd. Het GVVP is in juli 2016 geëvalueerd. De redenen om het GVVP te evalueren en dit te actualiseren waren:
De uitkomsten van de evaluatie moeten leiden tot het formuleren van nieuw verkeer- en vervoerbeleid dat vervolgens in de gemeentelijke Omgevingsvisie wordt opgenomen.
Voor het bestemmingsplan heeft het GVVP een doorwerking gekregen als het gaat om de toedeling van de verkeersbestemmingen. De doorgaande verkeersvoorzieningen zijn onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. De ontsluitingswegen en woonstraten met een beperkte verkeersfunctie zijn onder de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' geregeld.
De welstandsnota van de gemeente Oldambt (21 maart 2013) bevat het welstandsbeleid voor de gemeente Oldambt. Met de nota worden een goed beheer en een goede ontwikkeling van de gebouwde ruimte van de gemeente beoogd. De welstandsnota maakt op een inzichtelijke manier de welstandseisen duidelijk voor aanvragers van een vergunning, de architect/aannemer, de omwonenden en de welstandscommissie. Met de welstandsnota is voor alle partijen, vooraf al tijdens het vooroverleg met de gemeente en dus bij het begin van het bouwproces, duidelijk aan welke criteria een bouwwerk moet voldoen. Het doel van de welstandsnota is een bijdrage leveren aan het behouden en versterken van beeldkwaliteit.
De volgende deelgebieden komen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan voor:
figuur: Fragment Welstandskaart gemeente Oldambt
Wat betreft de verhouding tussen bestemmingsplan en welstandsnota: de ruimtelijke relevante zaken voor de inrichting van het plangebied zijn in dit bestemmingsplan vastgelegd. Het gaat hierbij vooral om de ruimtelijke hoofdvorm van gebouwen. De welstandshalve aspecten (als kleurstelling, erfafscheidingen, oriëntatie van woningen, inrichting van de openbare ruimte, e.d.) worden op grond van het welstandsbeleid beoordeeld.
In deze beleidsnotitie worden vuistregels gegeven zodat zonnepanelen op een zorgvuldige wijze met respect voor het Oldambster landschap en de Oldambster bebouwingskarakteristieken geplaatst kunnen worden. Deel één van de notitie geeft de mogelijkheden voor het realiseren van zonnepanelen op daken en voor grondopstellingen wanneer het niet mogelijk is om zonnepanelen op daken te plaatsen. Deel twee van deze notitie geeft richtlijnen voor het plaatsen van zonnepanelen in beschermde dorpsgezichten en op rijks- en gemeentelijke monumenten.
De bestemmingsplannen die door de gemeenteraad zijn vastgesteld zeggen niets over zonne-energie. Bedrijfsmatige opwekking van zonne-energie is op dit moment in de gemeente Oldambt niet mogelijk. Zonne-energie opwekken mag alleen voor eigen gebruik en beperkte teruglevering aan het net is mogelijk. De landelijke wetgeving heeft bepaald dat zonnepanelen op daken veelal vergunningsvrij geplaatst kunnen worden. Dit beleid geldt alleen voor niet-monumenten en voor percelen die niet in een beschermd dorpsgezicht liggen. Grondopstellingen van zonnepanelen zijn niet vergunningsvrij.
Het heeft de voorkeur zonnepanelen op daken te plaatsen, om daarmee zo weinig mogelijk tuin of landschap qua oppervlak te verstedelijken. Voor plaatsing op daken geldt dat het initiatief in het algemeen vergunningsvrij is.
2. Geen dakopstelling mogelijk dan grondopstelling binnen woonbestemming voor eigen gebruik
In sommige gevallen is het niet mogelijk zonnepanelen op daken te plaatsen. Dan behoort een grondopstelling tot de mogelijkheden. Met een omgevingsvergunning kan van het bestemmingsplan worden afgeweken en kan -onder voorwaarden- een tijdelijke vergunning worden verleend voor maximaal 30 jaar.
3. Grondopstelling binnen (agrarische) bedrijfskavel voor eigen gebruik
(Agrarische) bedrijven hebben voor eigen gebruik meer energie nodig dan een woonhuis. (Agrarische) bedrijven kunnen energie ten behoeve van hun bedrijf opwekken door het plaatsen van zonnepanelen. Plaatsing op daken van (agrarische) bedrijfspanden heeft de voorkeur. Als dat niet mogelijk is, is een grondopstelling mogelijk. Via een tijdelijke omgevingsvergunning kan hieraan medewerking worden verleend. Hiervoor geldt de maatwerkmethode.
4. Grondopstelling binnen of direct aansluitend aan stedelijk gebied; niet alleen voor eigen gebruik
Een opstelling van zonnepanelen tot 200 m² is passend binnen een woonbestemming. Een oppervlakte van meer dan 200 m² wordt gezien als bedrijfsmatig gebruik en is veelal in strijd met het bestemmingsplan. Percelen zullen veelal bestemd zijn voor 'wonen' of 'agrarisch'. Een zonnepark groter dan 200 m² past niet binnen deze bestemming. Voor een dergelijk gebruik moet het bestemmingsplan de mogelijkheden bieden. Er kan -onder voorwaarden- een tijdelijke ontheffing worden verleend van het bestemmingsplan.
5. Grondopstelling in het buitengebied groter dan 10.000 m²
Een grondopstelling in het buitengebied groter dan 10.000 m² moet volgens de provinciale omgevingsverordening via de maatwerk methode onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur. Ook vanuit de gemeente wordt bij verzoeken om een dergelijk groot zonnepark gekeken naar de geschiktheid van de locatie. Per geval zal een verzoek voor een groter zonnepark dan 10.000 m² beoordeeld worden. In de omgevingsvisie wordt dit onderwerp nader uitgewerkt.
In dit bestemmingsplan is ten behoeve van bovenstaande onder punt 2 een afwijkingsbevoegdheid opgenomen in de regels van de bestemming 'Wonen'. Met deze afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk om zonnepanelen in een grondopstelling te plaatsen. Hierbij is ten behoeve van de afwegingscriteria aangesloten op de voorwaarden zoals genoemd in de Beleidsnotitie zonne-energie. Zo mag de omvang van het zonnepark niet groter zijn dan 200 m2 en wordt een landschappelijke inpassing/tuinplan bij de plannen toegevoegd. Het bouwperceel bij een woning inclusief de oppervlakte van de woning en bijgebouwen, mag voor maximaal 50% worden gebruikt voor zonnepanelen. De bouwhoogte van de zonnepanelen is maximaal 1,5 meter. Ten behoeve van de punten 3 en 4 is een algemene afwijkingsregel opgenomen. De mogelijkheden onder punt 5 zijn uitsluitend buitenplans mogelijk.
Deel 2 van de beleidsnotitie gaat in op zonnepanelen binnen een beschermd dorpsgezicht, rijks- en gemeentelijke monumenten. Voor panden in een beschermd dorpsgezicht en op rijks- en gemeentelijke monumenten is het plaatsen van zonnepanelen niet vergunningsvrij. Steeds meer eigenaren en huurders van gebouwen wekken hun energie op met de zon. Om een juiste balans te vinden tussen de wensen van eigenaren en het openbare belang (behoud van monumenten / beschermde dorpsgezichten), maar ook het grote maatschappelijke belang van de productie van duurzame energie, zijn deze richtlijnen opgesteld. De belangrijkste voorwaarde hiervoor is dat de installatie vanuit het openbaar gebied niet of nauwelijks zichtbaar is.
Bij panden gelegen in een beschermd dorpsgezicht (niet van toepassing op plangebied van dit bestemmingsplan) en rijks- en gemeentelijke monumenten weegt de zichtbaarheid van de panden vanuit de openbare ruimte en de inpassing ervan aan de architectuur van het pand zwaarder dan de optimale plaatsing van de panelen. Mogelijk kan dit tot gevolg hebben dat het rendement ervan minder hoog is omdat deze niet optimaal op de zon zijn georiënteerd.
De betreffende richtlijnen zijn:
Toetsingskader en beleid
In de Wet milieubeheer wordt onderscheid gemaakt tussen een MER voor een plan en MER voor een besluit. In de praktijk wordt dit wel planMER c.q. project- MER genoemd. Sinds de wijziging van de Wet milieubeheer per 1 juli 2010 zijn de verschillen tussen plan- en projectMER minimaal geworden. Het komt erop neer dat een planMER zich richt op strategische hoofdlijnen in plannen (zoals een bestemmingsplan) en een projectMER op concrete uitvoeringsmaatregelen.
In de m.e.r.-regelgeving wordt voorts verschil gemaakt tussen activiteiten, waarvoor altijd een MER moet worden gemaakt (m.e.r.-plichtige activiteiten) en activiteiten, waarvan aan de hand van bepaalde criteria nader moet worden beoordeeld of een MER opgesteld moet worden
In artikel 2 lid 5 van het Besluit mer is bepaald dat de drempelwaarden genoemd in de D-lijst indicatief zijn. Dat wil zeggen dat een activiteit, ook al blijft deze onder de drempelwaarde, toch m.e.r. (beoordelings) plichtig kan zijn, gelet op de kenmerken en/of de plaats van het project of gelet op de kenmerken van het potentiële effect, zoals benoemd in bijlage III van de Mer-richtlijn. De nieuwvestiging, uitbreiding of wijziging is een vergunningaanvraag voor veehouderij (een omgevingsvergunning) die vanaf een bepaalde omvang mer- of mer-beoordelingsplichtig is. Deze mer-(beoordelings)plicht is afhankelijk van het aantal dieren waarop het initiatief betrekking heeft. De drempelwaarden waarbij dit van toepassing is, zijn opgenomen in de C- en D-lijst bij het Besluit mer. De nieuwvestiging, uitbreiding of wijziging is een vergunningaanvraag voor veehouderij (een omgevingsvergunning) vanaf een bepaalde omvang mer- of merbeoordelingsplichtig. Deze mer-(beoordelings)plicht is afhankelijk van het aantal dieren waarop het initiatief betrekking heeft. De drempelwaarden waarbij dit van toepassing is, zijn opgenomen in de C- en D-lijst bij het Besluit mer.
Plan in relatie tot de mer-plicht
Binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan liggen enkele grondgebonden agrarische bedrijven. Deze worden bestemd door middel van de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf'. Binnen deze bestemmingsomschrijving is vrije uitwisseling mogelijk tussen grondgebonden veehouderijactiviteiten en grondgebonden akkerbouwactiviteiten.
Aangezien het plan veehouderijbedrijven mogelijk maakt, staat het bestemmingsplan in beginsel mer-plichtige activiteiten toe. Hierdoor ontstaat mogelijk een planMER-plicht voor het bestemmingsplan.
In het bestemmingsplan is daarom ten aanzien van veehouderijen een soortgelijke regeling getroffen als in het bestemmingsplan Buitengebied Oldambt. Daarbij is veehouderij, gelet op mogelijke milieueffecten, alleen toegestaan op bestaande locatie. Dit leidt regel dat het bij recht het bouwen van nieuwe veestallen uitsluitend toelaat, als de emissie vanuit het betreffende bedrijf niet toeneemt. Op deze manier ontstaat weliswaar ruimte om via interne saldering extra bouwruimte te creëren zonder dat dit leidt tot een toename van emissie (en depositie).
Conclusie: Gelet hierop wordt met dit bestemmingsplan geen (extra) toename van ammoniakemissie mogelijk gemaakt. Toename van ammoniakdepositie op de Natura 2000 is daarmee uit te sluiten. Het plan is hierdoor niet planMER-plichtig. Ook de overige bedrijvigheid binnen het plangebied leiden gezien hun kleinschalige karakter niet tot een planMER-plicht.
VNG-brochure
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtafstanden tot een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.
De VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (2009) beschrijft de richtafstanden die bij bedrijfscategorieën en de genoemde aspecten horen. Daarbij is de grootst genoemde afstand bepalend. Doel is om bedrijven qua aard en invloed (waarbij gekeken wordt naar de aspecten geur, stof, geluid en gevaar) op de woonomgeving te categoriseren en planologisch te regelen. Dit betekent dat - afhankelijk van de categorie - er in beginsel een bepaalde afstand moet worden aangehouden tussen een (nieuw) bedrijf en de omringende woonbebouwing. Omgekeerd dient ook bij nieuw geprojecteerde woonbebouwing voldoende afstand tot de bestaande bedrijven te worden aangehouden. Voor categorie 1 en 2 bedrijven is deze afstand 0-30 meter. Hierbij gaat de bedrijvenlijst uit van een rustige woonwijk als omgevingstype. Afwijkende omgevingstypen met hun eigen (milieu)kwaliteiten en -gevoeligheden kunnen leiden tot andere gewenste afstanden.
Milieuzonering en plangebied
Bij de bedrijvigheid in het plangebied van dit bestemmingsplan gaat het vooral om kleinschalige ambachtelijke bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2. Veelal worden ze gecombineerd met een woonfunctie. Ook voorzieningen als dorpshuizen of een horecagelegenheid hebben een milieuzone. In de meeste gevallen is hierbij sprake van functies met maximaal een milieucategorie 1 en een grootste richtafstand van 10 meter. Bedrijven die in een hogere milieucategorie vallen zijn specifiek aangeduid.
In het plangebied zijn naast de genoemde voorzieningen nog enkele winkels aanwezig, waaronder een supermarkt (aan de Hoofdstraat 6 in Nieuwolda). Deze vallen maximaal in de milieucategorie 1. Tot slot is er sprake van bedrijven aan huis. Daarbij gaat het om kleinschalige vormen van bedrijvigheid, waardoor er geen hinder kan ontstaan voor de omgeving. Een en ander is in de regels behorende bij de bestemming 'Wonen' vastgelegd.
De in de VNG publicatie genoemde richtafstanden worden vrijwel allemaal gevormd door het aspect 'geluid'. Gelet op de zoneringsafstanden behorende bij functies met maximaal een milieucategorie 1 (grootste richtafstand 10 meter) leveren de geluidproducerende functies geen hinder op voor de woningen in de directe omgeving ervan. Het gaat immers om een bestaande situatie. In de regels is vastgelegd, dat de milieucategorie van deze functies niet hoger mag worden . Hierdoor wordt hinder in de toekomst voorkomen. De bestaande functies zijn vanwege hun geringe milieuzones dan ook goed verenigbaar met de woonomgeving.
Conclusie: het aspect 'milieuzonering' staat de uitvoering van het bestemmingplan niet in de weg.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is het toetsingskader voor de omgevingsvergunning milieu voor het aspect geurhinder van dierenverblijven van veehouderijen. Het aspect geur levert geen belemmeringen op voor de bestaande bebouwing in het plangebied. In eerste instantie sprake is van het vastleggen van de bestaande situatie. Ook zijn in het bestemmingsplan geen intensieve veehouderijen toegestaan.
Bovendien liggen de bestaande agrarische bedrijven op een dusdanige afstand van gevoelige bebouwing (woningen), dat de bestaande geurcontouren niet over de woonbestemmingen liggen. Tot slot is in het plangebied sprake van een bestaande situatie, nieuwe gevoelige bebouwing en nieuwe (agrarische) bedrijven worden niet mogelijk gemaakt. De effecten van het aspect geur wijzigen niet.
Conclusie: het aspect geur vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
De wetgeving rond bodem is onder meer geregeld in de Wet bodembescherming. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
In het plangebied is de bodem in het verleden op enkele plaatsen onderzocht. Dit was in veel gevallen naar aanleiding van een concrete ontwikkeling. Bij ontwikkelingen, ook op perceelsniveau, is het van belang om te achterhalen of sprake is van bodemverontreiniging. Bij ontwikkelingen is het noodzakelijk om te overwegen of een verkennend bodemonderzoek nodig is en dit vervolgens uit te laten voeren. Voor dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek niet nodig, omdat hierin bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
Conclusie: het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS), thans genoemd Natuurnetwerk Nederland. Daarnaast worden een groot aantal van nature in Nederland thuishorende beschermde planten en dieren met de wet beschermd. Datzelfde geldt voor een groot aantal uitheemse
plantensoorten. De wet wil schadelijke handelingen ten aanzien van de beschermde dieren en planten verbieden.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Op bijgaande figuur zijn de gebieden met natuurwaarden weergegeven. Deze gronden bevinden zich in hoofdzaak buiten de plangrens van dit bestemmingsplan. Het plangebied zelf kent vanuit oogpunt van gebiedsbescherming dan ook geen bijzondere status. Daar waar bos- en natuurgebieden met natuurwaarden deel uit maken van dit bestemmingsplan zijn deze gebieden onder een passende regeling gebracht (bestemming 'Bos').
Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen en de afstand van het plangebied tot beschermde gebieden, kan worden gesteld dat dit bestemmingsplan geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.
Figuur: Fragment kaart 6 (Natuur) Omgevingsverordening Groningen, 2016
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Vanuit het oogpunt van soortbescherming wordt opgemerkt dat het plan primair betrekking heeft op de gebieden met bestaande bebouwing en enkele nader in te vullen locaties (zoals aan de Kastanjelaan/Lindelaan in Nieuwolda en aan de Katerslaan in Nieuw Scheemda.) Deze invullocaties bevinden zich binnen bestaande stedelijk gebied. Vanuit oogpunt van ecologie is in de bestaande bebouwing naar verwachting geen sprake van (bijzondere) waarden die zou kunnen worden aangetast.
Voor zover dit bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, betreft dit de incidentele invulling binnen het bestaande bebouwingspatroon en de ontwikkelingsruimte die aanwezige functies hebben gekregen. Gelet op het huidige gebruik en de ligging te midden van bestaande functies, wordt geen significante invloed op beschermde soorten te verwachten. Geconcludeerd mag worden dat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan op grond van de soortenbescherming niet in het geding is.
In voorkomende gevallen zal sectoraal - naast het bestemmingsplan - een ontheffingsprocedure op grond van de Wet natuurbescherming worden gevolgd, terwijl voor meer algemene soorten het Rijk via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) een algemene vrijstelling geldt. Voor deze soorten hoeft in het kader van het bestemmingsplan dus niet meer afzonderlijk een vrijstelling te worden aangevraagd.
Conclusie: het aspect ecologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Toetsingskader en beleid
De Erfgoedwet heeft de Monumentenwet 1988 vervangen als het gaat om gebouwde monumenten en archeologie. Daarnaast gaat de Erfgoedwet ook over roerend erfgoed. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, zoals vergunningen, gaan naar de Omgevingswet die in 2022 van kracht wordt. Wat betreft archeologie is de kern van de Erfgoedwet dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).
De archeologische waarden zijn in eerste instantie in beeld gebracht op de AMK (Archeologische monumentenkaart in de provincie Groningen, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, 2001). Daarnaast heeft de gemeente Oldambt in 2009 een Nota archeologie en een beleidskaart archeologie vastgesteld.
De beleidskaart archeologie is vertaald in dit bestemmingsplan. Hiertoe zijn de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1, 2 , 3 en 4 opgenomen.
Figuur: Fragment beleidskaart Archeologie 2010
Toetsingskader en beleid
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
In het plangebied is sprake van specifieke cultuurhistorische waarden die een planologische bescherming behoeven. Het betreft de cultuurlandschappelijke waardevolle waterlopen in het plangebied (Termunterzijldiep, zie beleidsadvieskaart Archeologie). Ook de cultuur landschappelijk waardevolle lijn elementen die op deze kaart zijn weergegeven zijn onder een beschermende regeling gebracht, namelijk de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2). Gelet op het bovenstaande kan worden vastgesteld dat vanuit het onderwerp ´cultuurhistorie´ het bestemmingsplan geen bezwaren ontmoet.
Karakteristieke panden
De gemeente heeft ten behoeve van het op te stellen bestemmingsplan een inventarisatie laten uitvoeren naar karakteristieke bebouwing in het plangebied. Het onderzoek heeft plaatsgevonden om de karakteristieke panden in het plangebied te kunnen beschermen, mede in het licht van mogelijke aardbeving schade en claims richting de NAM.
Bij het Monumenten Inventarisatie project (MIP) is eind jaren negentig een gemeente brede inventarisatie uitgevoerd van gebouwd erfgoed. Deze lijst is destijds gebruikt voor de selectie en aanwijzing van rijksmonumenten. De MIP lijst bevat objecten gebouwd tussen 1850 en 1940 en is gebruikt als vertrekpunt voor de inventarisatie en waardering van karakteristieke objecten. De selectie van karakteristieke objecten heeft plaatsgevonden op basis van vijf algemeen gehanteerde criteria voor de waardering van bebouwing, toegespitst op het grondgebied van de gemeente Oldambt. Deze criteria zijn:
De inventarisatie heeft geresulteerd in een overzicht met per object een beknopte beschrijving en waardering van de geselecteerde objecten. (Karakteristieke objecten Nieuw Scheemda, 't Waar, Nieuwolda en de Kamp). De inventarisatie is als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan opgenomen. De karakteristieke objecten in het plangebied zijn onder een beschermende regeling gebracht (gebiedsaanduiding overige zone - karakteristiek).
Als bijlage 1 bij de regels is het overzicht opgenomen van de karakteristieke panden.
Conclusie: De karakteristieke panden binnen het plangebied zijn voorzien van een beschermende regeling.
De watertoets vormt een onderdeel van de startovereenkomst Waterbeleid in de 21e eeuw, een gezamenlijk stuk van de VNG, de provincies, het Rijk en de Unie van Waterschappen. In het kader daarvan dient in de totstandkoming van ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met de belangen van het water. Er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging. Daarnaast zijn de kwaliteitsaspecten van belang.
Waterschappen hebben op grond van de Waterwet (2009) een belangrijke taak met betrekking tot het waterbeheer, zowel aangaande de waterkwantiteit als de waterkwaliteit. Wat betreft het beleidskader bevat de Omgevingsvisie Groningen 2016-2020 het actuele provinciale beleidskader. Voldoende en schoon oppervlakte- en grondwater is voor allerlei functies van belang. Samen met de waterschappen en gemeenten is de Provincie verantwoordelijk om dat ook werkelijk te realiseren. De provincie stelt doelen vast voor de kwaliteit en hoeveelheid water voor verschillende functies, beschermen het grondwater, stellen eisen aan het gebruik van specifieke wateren en houden rekening met mogelijke toekomstige ontwikkelingen (zoals energiewinning). Schoon water is van belang als drinkwater en voor de biodiversiteit, maar heeft ook een belangrijke recreatieve functie als het gaat om zwemwater en vaarwegen.
Het waterschap Hunze en Aa’s heeft voor de periode 2016-2021 een beheerprogramma opgesteld. Hierin zijn in hoofdlijnen de maatregelen aangegeven die het waterschap op het gebied van veiligheid, voldoende water, en schoon en gezond water wil gaan uitvoeren. Met die maatregelen speelt het waterschap in op de gevolgen van klimaatverandering en Europese normen voor schoon en gezond water. Volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) moet er gebruik worden gemaakt van inrichtingsmaatregelen die zo min mogelijk afbreuk doen aan de kwaliteit van het oppervlaktewater (slibfilters, infiltratiebermen, olieafscheiders).
Toetsing van het bestemmingsplan aan het waterbeleid is onder te verdelen in de thema's waterkwantiteit en waterkwaliteit.
Waterkwantiteit
Algemeen is bij toename van het verhard oppervlak compensatie nodig in de vorm van waterberging. Het bestemmingsplan is primair van een conserverend karakter; er worden geen wezenlijke veranderingen in de waterhuishouding voorzien. Het voorliggende conserverende bestemmingplan voorziet over het algemeen in perceelsgebonden (binnenplanse) ontwikkelingen die hoogstens beperkte toename van oppervlakteverharding met zich meebrengen.
Bij meer ingrijpende vernieuwingen zal de watertoets worden doorlopen. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn bij het toepassing geven aan de wijzigingsprocedures, die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Er wordt rekening gehouden met voldoende waterbergende capaciteit. Met name vindt dit plaats in de vorm van het vastleggen van hoofdwatergangen en de capaciteit van de waterpartijen in de verschillende groengebieden in de woonbuurten. Daarmee wordt het water in het gebied vastgehouden c.q. geborgen.
Waterkwaliteit
Bij de realisering van het rioleringsstelsel wordt rekening gehouden met de aanleg van een zogenaamd 'gescheiden stelsel', overeenkomstig de wensen van het waterschap. Daarbij wordt het hemelwater naar het gebiedseigen oppervlaktewater afgevoerd.
Conclusie: In het kader van het formele overleg wordt het waterschap betrokken bij het bestemmingsplan. Gezien de aard van dit bestemmingsplan (overwegend conserverend) vormt het aspect 'water' geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Wegverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder, zoals die per 1/1/2007 geldt, hebben alle wegen een wettelijke geluidzone, met uitzondering van woonerven en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Dit geldt evenwel niet voor rijkswegen, zoals de A7. Daarvoor geldt het systeem van geluidproductieplafonds op basis van hoofdstuk 11.3 van de Wet Milieubeheer. Met deze geluidproductieplafonds worden de maximale geluidsniveaus langs rijkswegen geregeld. Op de bouw van woningen in zones langs rijkswegen is nog wel de Wet geluidhinder van toepassing.
Bij zoneplichtige wegen is uitgangspunt de geluidbelasting binnen de zone op een aanvaardbaar niveau te houden. Voor dat aanvaardbare niveau geeft de wet normen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Ten aanzien van het wegverkeerslawaai wordt opgemerkt dat voor de doorgaande weg door Nieuwolda en de Kamp gedeeltelijk een 50 km zonering geldt. De N362 is een 80 km weg. De overige wegen zijn 30 km wegen, zodat daar geen sprake is van een formele geluidszonering.
In het bestemmingsplan wordt in beginsel uitgegaan van de aanwezige situering van de bestaande woningen. Er worden in principe geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, anders dan het herbestemmen van bestaande plannen. Ook vanuit een goede ruimtelijke ordening is er in dit soort locatie maar sprake van geringe verkeersintensiteit, in hoofdzaak bestaande uit bestemmingsverkeer.
Ten behoeve van het verkeerslawaai is een specifieke regeling opgenomen. In dit bestemmingsplan wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofd- en bijgebouwen. Dit betekent dat achter de gevellijn een maximum oppervlakte aan hoofd-en bijgebouwen is toegestaan. Uitbreiding van het hoofdgebouw richting een geluidszoneplichtige weg zou dus tot een te hoge geluidsbelasting kunnen leiden. Voor bijgebouwen met een geluidsgevoelige functie geldt hetzelfde (bijvoorbeeld een slaapkamer is een bijgebouw), Om deze situaties te voorkomen is er in dit bestemmingsplan een geluidszone opgenomen langs de geluidszoneringsplichtige wegen. In geval van bouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies in deze zone zal een akoestisch onderzoek moeten uitwijzen dat aan de geluidsnormen wordt voldaan.
Conclusie: het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Toetsingskader en beleid
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk in het bijzonder de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang.
Projecten die in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan heeft primair een regeling voor bestaande woon- en werkgebieden ten doel. Daarnaast worden plaatselijk in ontwikkeling zijnde locaties afgerond. Ook deze zijn in relatie tot de luchtkwaliteitseisen beperkt van omvang.
Het bestemmingsplan maakt geen woningbouw mogelijk die boven de grens van de regeling “in betekenende mate” bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Overigens blijkt uit de Rapportages Luchtkwaliteit van de Provincie Groningen, dat met uitzondering van de gemeente Groningen er geen sprake is van overschrijding van luchtkwaliteitsnormen in het ommeland.
Conclusie: het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Toetsingskader en beleid
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden grenzen gesteld aan de risico's, waarbij wordt gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving. Daarbij worden twee verschillende normen gehanteerd: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 per jaar als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten geldt deze norm als streefwaarde.
Nieuwe ontwikkelingen binnen een invloedsgebied, die een toename teweeg brengen van het groepsrisico, moeten woorden verantwoord ten opzichte van deze oriënterende waarde. Door deze verantwoordingsplicht zal een bestuurlijke afweging en keuze worden gemaakt waarin de nieuwe ontwikkeling wordt afgewogen tegen aspecten als risico's, zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en economische belangen.
Op risicovolle inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Het rijk stelt het basisnet vast voor de rijksinfrastructuur. In de gemeente Oldambt ligt in de vorm van de A7 infrastructuur die deel uitmaakt van het basisnet. Provincies kunnen een eigen basisnet vastleggen en de Provincie Groningen heeft dat ook gedaan.
Op 20 april 2010 heeft de Provincie Groningen het Provinciaal Basisnet Groningen vastgesteld en opgenomen in de Omgevingsverordening. Op grond van dit beleid geldt dat langs verschillende rijks- en provinciale wegen PR 10-6-contouren zijn vastgelegd, waarbinnen geen kwetsbare objecten kunnen worden gerealiseerd. Daarnaast geldt langs deze wegen een zogenaamde plasbrandaandachtszone (PAG): een zone van 30 meter waarin geen objecten mogen worden geprojecteerd waar verminderd zelfredzame personen voorkomen (bijvoorbeeld scholen of verzorgingshuizen).
Het bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de Veiligheidsregio Groningen. Het advies van de Veiligheidsregio zal worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Volgens de professionele risicokaart zijn binnen het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Op basis van informatie uit de risicokaart is af te leiden dat het gasdrukregel- en meetstation gelegen aan de Wagenborgerweg 32A niet meer in werking is. Ter plaatse van de Warvenweg 20 is de Bevi inrichting JPB-groep gelegen. De inrichting is gelegen op ca. 4.400 meter ten noorden van de deelgebieden Nieuwolda en De Kamp en heeft een invloedsgebied 5.922 meter. Het plangebied is gelegen in het invloedsgebied van de inrichting van de JPB-groep, waardoor een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is. Volgens de risicokaart is er geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Omdat het een consoliderend plan betreft waarbij het groepsrisico niet toeneemt kan worden volstaan met een beknopte verantwoording. Tevens is een groepsrisicoberekening niet noodzakelijk vanwege de grote afstand tot het plangebied en omdat er door de consoliderende aard van het bestemmingsplan geen toename van het groepsrisico is.
Op 3 juli 2007 is door Gedeputeerde Staten het beleidskader Veilig op weg, veiligheid rondom de weg vastgesteld. Voor de provinciale wegen is het provinciaal basisnet Groningen opgesteld. Dit basisnet heeft voor de extra bescherming van minder zelfredzame personen- betrekking op een 30-meterzone rondom rijks- en spoorwegen.
Dit betekent dat binnen 30 meter van de N362 geen bestemming voor groepen minder zelfredzame personen mag liggen. Voor het plangebied van dit bestemmingsplan geldt dat er geen bestemming van groepen minder zelfredzame personen binnen 30 meter van de N362 aanwezig is.
Transport gevaarlijke stoffen over de weg
Binnen het plangebied (ten westen van de kern Nieuwolda) is de N362 gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De weg is opgenomen in het provinciaal basisnet Groningen. Een berekening van het groepsrisico is niet noodzakelijk aangezien het bestemmingsplan uitsluitend consoliderend van aard is en op basis van eerdere berekening(en) duidelijk is dat de PR10-6 contour niet buiten de weg ligt en er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde is. Wel is een beknopte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
Transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen
In het plangebied ligt een aantal buisleidingentracés waar transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. In onderstaande uitsnede van de risicokaart is de ligging van daarvan weergegeven. De meeste liggen op beperkte tot enige afstand van het plangebied aan de westzijde van de kern Nieuwolda.
Figuur: Uitsnede risicokaart met ligging buisleidingentracés
De volgende buisleidingentracés doorkruisen het plangebied aan de westzijde van de kern Nieuwolda (parallel aan de N362):
Buisleiding code | Diameter | Werkdruk | Belemmeringenstrook | PR 10-6 contour | 1% letaliteit | ||||
N-509-40 | 12,8 inch | 40 bar | 4 meter | 0 meter | 140 meter | ||||
N-509-90 | 6,3 inch | 40 bar | 4 meter | 0 meter | 70 meter |
Voor de buisleiding N-509-40 geldt dat binnen het invloedsgebied van 140 meter zich enkele tientallen gebouwen bevinden, veelal woningen. De volgende buisleidingentracés liggen op beperkte afstand van het plangebied, maar het invloedsgebied van deze leidingen (1% letaliteit) kent wel een overlap met het plangebied.
Buisleiding code | Diameter | Werkdruk | Belemmeringsstrook | PR 10-6 contour | 1% letaliteit | ||||
A-631 | 42 inch | 73 bar | 5 meter | 0 meter | 500 meter | ||||
A-543-01 | 24 inch | 73 bar | 5 meter | 0 meter | 330 meter | ||||
A-660 | 48 inch | 80 bar | 5 meter | 0 meter | 590 meter |
De maximale overschrijdingsfactor van het groepsrisico ten opzichte van de
oriënterende waarde is naar verwachting overal kleiner dan 0,1 en de toename
van het groepsrisico bedraagt minder dan 10% gelet op het conserverende karakter
van het plan. Als gevolg hiervan zal er bij de verantwoording van het
groepsrisico alleen worden ingegaan op rampenbestrijding en zelfredzaamheid.
Beknopte verantwoording van het groepsrisico
In het kader van het wettelijk vooroverleg zal voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
Het plangebied is goed bereikbaar voor hulpdiensten vanaf verschillende windrichtingen. Via het gedegen wegennetwerk kan ook van de bron af gevlucht worden.
De personen binnen het plangebied zijn hoofdzakelijk zelfredzaam. De ontwikkeling voorziet niet in functies die specifiek bedoeld zijn voor verminderd zelfredzame personen. Aanwezige kinderen, ouderen en gehandicapten worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de verminderd zelfredzame personen kunnen begeleiden.
Conclusie
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de inrichting van de JPB-groep, de provinciale weg de N362 en diverse hogedrukgasleidingen. Vanwege de huidige lage bevolkingsdichtheid, de afstand tot de inrichting en consoliderende aard van het bestemmingsplan zal er geen toename in personen zijn en is er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde en is een groepsrisicoberekening niet noodzakelijk. Vanwege de ligging in het invloedsgebied van diverse risicobronnen is een beknopte verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Hierbij is ingegaan op de bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.
Toetsingskader
Nederland is bezig met een energietransitie van fossiele naar meer duurzame energiebronnen. In dit kader is op 1 juli 2018 de Wet Voortgang Energietransitie in werking getreden (Wet VET). Met deze wet is de Gaswet gewijzigd, waardoor onder de 40 m3 doorlaatwaarde per jaar netbeheerders nieuwe gebouwen niet meer op het gasnet mogen aansluiten. In de praktijk betekent dit dat nieuwe woningen en (kleinere) bedrijfsgebouwen gasloos moeten worden gebouwd. Dit betekent dat voor het in dit bestemmingsplan voorziene project moet worden omgezien naar alternatieven voor verwarming en andere energievoorziening.
Hiervoor is een mix van oplossingen mogelijk. Gelet op de strengere energieprestatienormen moeten nieuwe gebouwen beter worden geïsoleerd. In combinatie met zonnepanelen of –collectoren op daken, vloerverwarming, meer apparatuur op elektriciteit, (lucht)warmtepompen is gasloos bouwen doorgaans goed mogelijk. Hiermee kan het project uitvoerbaar worden geoordeeld.
Onderzoek en conclusie
Dit bestemmingsplan geeft niet bij voorbaat welke mogelijkheden moeten worden gekozen. De regeling in het bestemmingsplan geeft voldoende ruimte voor voorzieningen om gasloos te kunnen bouwen. Daarnaast biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om bij afwijking zonnepanelen op een grondopstelling te realiseren voor de opwekking van zonne-energie.
Historische schets
Nieuwolda ligt op de noordwestelijke rand van de voormalige Dollard. Ondanks pogingen het water van de Dollard door middel van dijken te keren, was aan het begin van de zestiende eeuw het gebied tot aan de hogere zandgronden geheel geïnundeerd. De bewoners van de overstroomde gebieden zochten de hoger gelegen gronden op. Het dichtslibben van de Dollardboezem verliep vrij snel, waarna tot bedijking kon worden overgegaan.
Nieuwolda wordt gevormd door een bebouwingslint op de noordwestrand van de ingepolderde Dollard. De bebouwing, bestaande uit forse boerderijen en woningen en andere bebouwing, is gelegen langs de weg die de verbinding vormt met 't Waar en Oostwolderhamrik. De weg is nog niet verhard. Een andere belangrijke verbinding is het Termunterzijldiep. Deze waterloop kruist het dorp in noord-zuidrichting.
De agrarische functie overheerst in de omgeving van het dorp. Opmerkelijk is de opstrekkende verkaveling met lange, smalle percelen en met het bebouwingslint van Nieuwolda als ontginningsbasis.
In de periode tot 1900 is in de structuur van het dorp en de omgeving weinig veranderd. Wel is de hoeveelheid bebouwing toegenomen. Dit betreft zowel verdichting van bebouwing langs de hoofdweg, als bebouwing langs korte zijwegen en langs het Zijldiep. De belangrijkste wegen zijn inmiddels verhard. De verkaveling van de gronden ten noorden en ten zuiden van het dorp wijkt niet af van de situatie in 1850.
Ook in de periode tussen 1900 en 1960 zet zich het proces van verdere verdichting met bebouwing voort. Er komt nieuwe bebouwing langs zijwegen. De ontsluiting van het gebied is verder verbeterd. De huidige N362 is verhard en vormt de belangrijke verbinding richting Scheemda. De verkaveling van de agrarische gronden vertoont nog steeds het beeld van voorgaande perioden.
In de periode tussen 1960 en 2000 treden in Nieuwolda en omgeving de grootste veranderingen op. De bebouwing breidt zich aanmerkelijk uit. De omgeving wordt voor de bewoners aantrekkelijker door de aanleg van bos waarin wandelpaden zijn aangelegd. Hierdoor is ook het beeld van de omgeving sterk gewijzigd. De oorspronkelijke openheid is gewijzigd in meer kleinschalige ruimten. Het Termunterzijldiep heeft de functie als vaarweg verloren. Het dorp is nu goed ontsloten door de N362 die een snelle verbinding vormt met Delfzijl en Scheemda. In de landbouw hebben eveneens grote veranderingen plaatsgevonden. De smalle opstrekkende kavels zijn omgevormd tot zeer grote
blokvormige percelen.
Ruimtelijke karakteristiek
De kernkwaliteit van de openbare ruimte in Nieuwolda ligt in het feit dat het nog een gaaf voorbeeld is van een Gronings lintdorp. Door de lintvormige structuur is de overgang tussen het buitengebied en het dorp niet heel hard te stellen. Er is sprake van een geleidelijke overgang van buiten naar binnen, die zichtbaar is in de verdichting van boerderijen en de combinatie met andere functies, zoals winkels, het dorpshuis, woon-zorgcentrum 't Hamrik (en de kruising met de brug. Het Termunterzijldiep is een karakteristiek en structurerend element in de dorpskern.
Historische schets
De buurtschap De Kamp is oostelijk van de kern Nieuwolda gelegen en bestaat in hoofdzaak uit woningen. Er is een bedrijf, namelijk een landbouwmechanisatoebedrijf aan de Hoofdweg Oost 21. De buurtschap De Kamp, ook wel Nieuwolda-Oost genoemd, wordt gevormd door een bescheiden concentratie van bebouwing rond de weg tussen Nieuwolda en Woldendorp in de gemeente Delfzijl. De Kamp en een aantal andere buurtschappen liggen rond de weg en vormen een historisch gegroeid lint. Een algemeen beeld van Nieuwolda en de gehuchten in de omgeving is gegeven in het Dorpsontwikkelingsplan Noordelijke Dorpen (Gemeente Scheemda, 2008). Hieronder volgt daaruit een beschrijving van het ontstaan en het ruimtelijk beeld.
De buurtschap De Kamp is van oorsprong een gehucht met een concentratie van landarbeiderswoningen voor landbouwbedrijven in dit deel van het Oldambt. De bebouwing van de Kamp en andere buurtschappen in de omgeving ligt op een hoger gelegen oeverwal in het polderlandschap van het Oldambt. In het kader van de ruilverkaveling ‘Woldendorp’ - 1967 is de verkaveling rond Nieuwolda - de Kamp omgezet in een type van blokvormige verkaveling. In dat kader is rond De Kamp eveneens een dorpsbosje met een voetpad aangelegd. De Nieuwlandseweg tegenover De Kamp dateert globaal gesproken uit dezelfde periode (namelijk van de ruilverkaveling “Nieuw Scheemda’ van 1970).
De Kamp wordt als bijzonder aangeduid vanwege de sociale, economische en architectuurhistorische waarde. Ook in ruimtelijk opzicht is het verschil te zien tussen de rijke herenboeren (de grote boerderijen) en de arme landarbeiders (in de kleine arbeiderswoningen). De kleine arbeiderswoningen liggen of dicht bij de Hoofdweg, of op minder vruchtbare grond hierachter, zoals in de Kamp. Dat gebeurde dan veelal in geclusterde vorm. De akkerbouwers bouwden hun boerderij veelal iets achteruit, evenwijdig aan de kavelrichting van hun land. Dit heeft geleid tot de bovenomschreven, zeer herkenbare structuur. In de tweede helft van de 19e eeuw zijn de voorhuizen meestal vernieuwd in neoclassicistische of eclectische stijl. Soms is het voorhuis losgekoppeld van de schuur en is naast de boerderij een zelfstandig herenhuis gebouwd. Tevens zijn in deze periode bij een paar boerderijen riante voortuinen (slingertuinen) aangelegd. In de periode tot circa 1940 trad er in het bebouwingspatroon een zekere verdichting op.
In de naoorlogse decennia ontstond er enige planmatige ontwikkeling ten noorden van het lint. In het gebied ten noorden van de Hoofdweg-Oost werd zowel woningbouw als “kleine landelijke bebouwing” gepland, bebouwing bestaande uit kleinere woningen met bijgebouwen voor agrarische activiteiten. Inmiddels zijn de afgelopen jaren enkele modernere en daarmee grotere woningen gerealiseerd. Overigens is de toentertijd geplande bebouwing niet allemaal gerealiseerd, terwijl een boerderijpand ten oosten van de dorpskern in later jaren is afgebroken.
Ruimtelijke karakteristiek
De huidige ruimtelijke kenmerken van De Kamp zijn samengevat als volgt te typeren:
Oogmerk van dit bestemmingsplan is onder meer bescherming van de ruimtelijke karakteristiek. Dat wordt in eerste instantie bereikt doordat er sprake is van bouwblokken, die zijn afgestemd op het aanwezige patroon, en daarnaast door bij nieuwe ontwikkelingen te toetsen op de hiervoor beschreven kenmerken. Het in stand houden dan wel bereiken van voldoende samenhang is een belangrijk aspect. Daar waar het bestemmingsplan de ruimtelijke relevante zaken regelt, is daarnaast het welstandsbeleid van belang voor de gewenste beeldkwaliteit.
Historische schets
Nieuw Scheemda (of Scheemder Hamrik) en 't Waar liggen aan de rand van de ingedijkte Dollard. Nieuw Scheemda is een dochterdorp van Scheemda, dat in 1657 zelfstandig is geworden. Het ontstond doordat de afstand naar de akkers vanuit Scheemda steeds groter werd. 't Waar ligt ten noorden van Nieuw Scheemda en is in 1545 ontstaan langs dezelfde dijk van de Dollard. 't Waar heeft zijn naam te danken aan de hier vroeger gelegen sluis in het Termunterzijldiep.
Nieuw Scheemda en 't Waar zijn lintdorpen met op regelmatige afstand van elkaar gelegen grote boerderijen langs de Hamrikkerweg en langs de Hoofdweg. Nabij de kerk in Nieuw Scheemda en op het punt waar het Nieuwe diep in het Zijldiep uitkomt, is ook sprake van woonbebouwing, molens en dergelijke. Vanaf het Zijldiep loopt een dwarsvaart (Kerkdiep) naar de dorpskern van Nieuw Scheemda. De ontsluiting via het water is in deze tijd belangrijker dan via de (onverharde) wegen. De agrarische functie overheerst. Kenmerkend is een opstrekkende verkaveling die puntvormig uitloopt in de richting van Scheemda.
In de periode van 1850 tot 1900 treden geen grote veranderingen op in Nieuw Scheemda en 't Waar. De bebouwing neemt in de kernen toe. De doorgaande wegen zijn inmiddels verhard. De verkaveling van het agrarisch gebied wijkt niet af van de situatie in 1850. Ook in de periode tot 1960 zijn de veranderingen in Nieuw Scheemda en 't Waar gering. Er is sprake van een verdere toename van (niet-agrarische) bebouwing.
In de periode van 1960 tot 2000 neemt de hoeveelheid bebouwing nauwelijks toe. Door de aanplant van bos en de toename van erf- en wegbeplantingen ontstaat plaatselijk langs de wegen een meer besloten beeld. Bij 't Waar is een natuurgebied ontwikkeld en de aansluiting van het Buiten Nieuwediep op het Zijldiep is verlegd naar de zuidzijde van de Hoofdweg. In deze periode wordt ook de inrichting van het agrarisch gebied ingrijpend gewijzigd. De opstrekkende verkaveling heeft plaatsgemaakt voor een grootschalige rationele blokverkaveling.
Ruimtelijke karakteristiek
Nieuw Scheemda is een dijk-wegdorp. Daar waar de dijk en het Termunterzijldiep het dichtst bij elkaar zijn, in de omgeving van de Nederlands-hervormde kerk, het kerkhof en de (voormalige) pastorie, is een concentratie van kleinschalige bebouwing ontstaan. De bebouwing staat haaks of evenwijdig en dicht op de weg. Vanaf het Termunterzijldiep loopt, tot aan de dijk, de Kerkwijk. Deze dorpsuitbouw heeft haaks op de oorspronkelijke dorpsas plaatsgevonden. De kerk, het diep en het dorpsbos ten noorden van de Kerkwijk enerzijds en de omgeving bij de (voormalige) school anderzijds vormen belangrijke elementen van het dorp. Aan de zuidzijde van de Kerkwijk liggen enkele arbeiderswoningen. De bebouwing langs de dijk breidde zich uit in noordelijke richting en sloot aan op die van 't Waar. Hier werden voornamelijk burger- en arbeiderswoningen gebouwd. Ook de bebouwing ten zuiden van de Kerkwijk breidde zich uit. Aan lanen haaks op het water werden arbeiderswoningen gebouwd. Na 1940 groeide Nieuw Scheemda nauwelijks.
Karakteristiek voor 't Waar is de ligging aan het water. Ten zuiden van de slingerende Hoofdweg loopt het Buiten Nieuwediep dat ter hoogte van de Pastorieweg uitkomt in het Termunterzijldiep. Hierna kruist het Termunterzijldiep de Hoofdweg. De bebouwing staat aan weerszijden van de Hoofdweg verspreid en bestaat uit burger- en arbeiderswoningen met daartussen een enkele boerderij. Ten westen van de kruising met het Termunterzijldiep bevindt zich de grootste concentratie. Via het verbindingskanaal is een relatie met het natuurreservaat Hondshalstermeer.
Het bestemmingsplan heeft in hoofdzaak betrekking op bestaand bebouwd gebied. Binnen dit gebied legt de gemeente met dit bestemmingsplan het accent op behoud binnen de kenmerkende ruimtelijke structuur van de dorpen met waar mogelijk ruimte voor kwaliteitsverbetering.
In de bestemmingsplanregels moet rekening worden gehouden met het vergunningvrij bouwen met ruimere afwijkingsmogelijkheden (op grond van het Besluit omgevingsrecht, 2014). Tegelijk moet het nieuwe bestemmingsplan een actueel ruimtelijk kader geven, waardoor de toepassing van buitenplanse regelingen, zoals de 'kruimelgevallenregeling' zoveel mogelijk wordt beperkt en planologische afwijkings- of wijzigingsprocedures niet of nauwelijks nodig zijn.
In de kernen staat behoud van de woonfunctie en van de huidige kwaliteit van het wonen voorop. Het plan biedt ruimte voor kwaliteitsverbetering en (individuele) aanpassingen van woningen aan de eisen van de tijd. Daarmee wordt ruimte geboden om in te spelen op veranderende behoeftepatronen, getoetst aan het algemeen belang. Dat betekent dat een perceelsgebonden ontwikkeling van woningen mogelijk is, mits passend in het bebouwingspatroon en mits de bewoningssituatie in de omgeving niet in het gedrang komt. Direct aan het wonen verwante activiteiten, zoals mantelzorg en werk aan huis worden positief benaderd en kunnen in dat licht tot een verbreding van de woonfunctie leiden.
Voor de hoofdstraten in de dorpen is, in het kader van de leefbaarheid, een regeling opgenomen zodat onder voorwaarden kleinschalige detailhandel is toegestaan. Zo moet de woonfunctie behouden blijven en mag de oppervlakte niet meer dan 60 m2 bedragen. De detailhandelsfunctie moet inpandig plaatsvinden. Parkeren moet plaatsvinden op eigen erf. Het inrichten van een etalage is niet toegestaan.
Ruimte voor mantelzorg kan op verschillende manieren worden gerealiseerd:
In het verleden was het noodzakelijk dat voor regeling van mantelzorgwonen het bestemmingsplan een regeling bevatte. Ten behoeve van mantelzorgvoorzieningen heeft de wetgever echter sinds 1 november 2014 de mogelijkheden verruimd. Op grond van het Besluit Omgevingsrecht zijn er (vergunningvrij) mogelijkheden voor het verlenen van mantelzorg. Dit kan in de vorm van bijgebouwen, dan wel in de vorm van een functieverruiming op het perceel. (Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht definieert huisvesting in verband met mantelzorg als huisvesting in of bij een woning van een huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste een persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning).
Verder is de mantelzorgwoning gelijk gesteld aan een bijbehorend bouwwerk bij een hoofdgebouw. Een mantelzorgwoning krijgt de uitzondering, dat deze niet functioneel ondergeschikt hoeft te zijn aan het hoofdgebouw. Er worden dus tijdelijk twee zelfstandige woningen toegestaan op één perceel. Wanneer de zorgbehoefte ten einde komt, moet de mantelzorgwoning wel weer zodanig worden aangepast, dat deze functioneel ondergeschikt wordt aan het hoofdgebouw (dan wel worden verwijderd).
Onder verwijzing naar de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen wordt in dit bestemmingsplan géén specifieke regeling voor mantelzorgwoningen opgenomen. Wel geeft het Besluit omgevingsrecht een aantal criteria voor deze vorm van mantelzorgwonen. Zo moet de zorgbehoefte aanwezig zijn. Voordat de mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, moet dan ook worden bepaald of er sprake is van een zorgvraag en van een mantelzorgrelatie.
In het grootste gedeelte van het plangebied staat de woonfunctie voorop en zijn nieuwe bedrijfsmatige functies en ook voorzieningen vanwege ruimtegebrek en verkeersoverlast ongewenst. Het bestemmingsplan voorziet daar dan ook niet in. In het bestemmingsplan wordt wel rekening gehouden met het bieden van mogelijkheden voor beroep of werk aan huis.
Wat betreft de bedrijvigheid is er sprake van het voorkomen van enkele bedrijfsmatige activiteiten. Het beleid is er met dit bestemmingsplan op gericht de aanwezige bedrijven in beginsel te handhaven. Dit gelet op hun economische betekenis en de bijdrage ervan aan de functiemenging in de wijken. Omdat het in de huidige situatie vooral om relatief kleinschalige bedrijvigheid gaat, ligt het accent op een zo goed mogelijke ruimtelijke en milieuhygiënische inpassing. De ruimtelijke inpassing vindt met behulp van bouwregels plaats en de milieuhygiënische inpassing door gebruiksregels en door gebruikmaking van de regelgeving op grond van de Wet Milieubeheer.
In het bestemmingsplan is de aard van de toelaatbare bedrijvigheid beperkt tot de bedrijven die binnen de woonomgeving aanvaardbaar zijn. Dit zijn bedrijven die in de milieu categorieën 1 en 2 vallen. Het landbouwmechanisatiebedrijf in De Kamp is een zwaarder bedrijf en daarom specifiek aangeduid.
Er wordt verder rekening gehouden met het gemeentelijk beleid voor aan-huis-verbonden beroepen / werken-aan-huis. De regeling is gebaseerd op de wens om daarvoor binnen randvoorwaarden ruimte te bieden. De criteria voor aan huis verbonden beroepen of bedrijven zijn de volgende:
In de voorgaande hoofdstukken zijn de functies in het plangebied toegelicht en de ontwikkelingen daarbinnen en de ruimtelijke uitgangspunten. Dit beleid krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze geven aan voor welke doeleinden/functies de gronden zijn bestemd en regelen de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied.
Het bestemmingsplan is opgezet overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij hoort een juridische regeling die is opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP, 2012). Deze standaard geeft bindende standaarden voor de opbouw van de planregels en de verbeelding (plankaart). Het bestemmingsplan is opgezet conform deze landelijke standaarden. Meer inhoudelijk is de regeling opgezet conform de elders in de gemeente toegepaste bestemmingen. Daarbij wordt opgemerkt dat in de bestemmingen de nodige flexibiliteit is opgenomen binnen de ruimtelijke hoofdopzet.
Binnen het plangebied bevindt zich een aantal agrarische bedrijven. Deze zijn onder de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' gebracht. Het zijn grondgebonden agrarische bedrijven, in hoofdzaak akkerbouwbedrijven. In het bestemmingsplan is ingezet op een bestemming die aansluit bij de vigerende regeling. De bedrijfswoning is tevens aangegeven. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming, na beëindiging van het agrarisch bedrijf, te kunnen wijzigen naar de bestemming 'Wonen -3'.
Aan de randen van de dorpen komen enkele onbebouwde agrarische gronden voor. Deze zijn onder de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' gebracht. Op de gronden mag niet worden gebouwd. De bestaande werkschuur (aan de Kerkelaan te Nieuwolda) is aangeduid.
Binnen het plangebied komen enkele bedrijven voor, zoals een landbouwmechanisatiebedrijf, een rioleringsbedrijf, een electrobedrijf, een verhuisbedrijf en de gemeenteopslag. Deze bedrijven zijn allemaal onder de bestemming 'Bedrijf' gebracht. Bij de meeste van de bedrijven liggen ook woningen in de buurt en een negatieve beïnvloeding van de woonfunctie moet worden voorkomen. Daarom wordt uitgegaan van een basisregeling waarbij bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan. Een bijbehorende dienst- of bedrijfswoning is mogelijk voor zover bestaand. Het landbouwmechanisatiebedrijf is een bedrijf met een hogere milieucategorie en is daarom specifiek aangeduid.
Binnen het plangebied bevindt zich achter het woonhuis aan de Wagenborgerweg 36 een gasdrukmeet- en regelstation. Dit is onder een aparte bestemming gebracht, namelijk 'Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation'.
De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' is overeenkomstig de geldende situatie in dit nieuwe bestemmingsplan opgenomen en betreft voorzieningen met een openbare nutsfunctie, zoals transformatorhuisjes e.d.
De percelen die deel uit maken van het Natuur Netwerk Nederland zijn onder de bestemming 'Bos' gebracht. De bestemming ziet toe op het behoud van de actuele natuurlijke, landschappelijk en cultuurhistorische waarden van bos- en natuurgebieden. Dagrecreatief en educatief medegebruik zijn toegestaan. Ook water en waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede paden zijn toegestaan binnen de bestemming.
Het museumgemaal aan de Streep in Nieuwolda is onder de bestemming 'Cultuur en ontspanning' gebracht. De bestemming is toegespitst op de feitelijke situatie.
De in de dorpen aanwezige detailhandel, waaronder de supermarkt, is onder de bestemming 'Detailhandel' gebracht. De bestaande bedrijfswoningen zijn aangeduid.
Aanwezige groenvoorzieningen zijn van de bestemming 'Groen' voorzien. Het betreft hier een aantal gronden die op structureel niveau een bijdrage aan de groenvoorzieningen aan het plangebied leveren. De dierenweide in Nieuwolda (aan de Streep) is aangeduid.
In het plangebied bevindt zich horeca in de vorm van een eetcafé . Deze is onder de bestemming 'Horeca' gebracht. De regeling sluit in ruimtelijke zin aan op die van de geldende plannen. Het gaat bij deze bestemming om de lichtere horecavormen zoals restaurants, pensions, hotels, cafetaria's e.d. De aard van de bedrijvigheid is met de planregels geregeld.
Binnen het plangebied komen diverse maatschappelijke voorzieningen voor: deze zijn met de gelijknamige bestemming 'Maatschappelijk' geregeld. Het gaat hier om de kerken, de scholen, dorpshuis, gymzaal, tandartspraktijk en overige maatschappelijke voorzieningen. Het bestemmingsplan voorziet over het algemeen in een regeling die is afgestemd op de aanwezige ruimtelijke situatie met perceelsgerichte ontwikkelingsruimte. In functionele zin wordt ruimte geboden voor functie-uitwisseling, daar waar de behoefte zich daarvoor aandient.
De jachthaven in Nieuwolda is onder de bestemming 'Recreatie - Jachthaven' gebracht. De bestemming is afgestemd op de feitelijke situatie.
De camping 'De Boskamp' aan Dok 1A in Nieuwolda is onder de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' gebracht. het betreft een kleinschalig kampeerterrein met 15 kampeerplaatsen, 10 seizoensplaatsen en 1 recreatiewoning.
Het volkstuinencomplex aan de Molenhorn te Nieuwolda is onder de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' gebracht. Naast volkstuin zijn wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water toegestaan. Er mag binnen deze bestemming niet worden gebouwd.
De sportvoorzieningen binnen het plangebied zijn onder de gelijknamige bestemming 'Sport' gebracht. Het betreft de verschillende sportvelden met de daarbijbehorende gebouwen en voorzieningen, zoals kleedruimtes en kantine. Binnen de bestemming 'Sport' zijn -ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein'- onder voorwaarden evenementen toegestaan.
Binnen het plangebied bevindt zich aan de Hoofdstraat 9 te Nieuwolda een manege. Deze is onder een specifieke bestemming gebracht, namelijk 'Sport - Manege'. De bouwregels zijn afgestemd op de feitelijke situatie. Er is daarnaast rekening gehouden met de bouw van een nieuwe rijhal met stallen.
De doorgaande verkeersvoorzieningen zijn onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. Binnen de bestemming Verkeer staat de verkeersfunctie voorop. Voor bebouwing in de vorm van wachthuisjes (abri's) e.d. is geen specifieke regeling getroffen. Deze kunnen in het algemeen zonder omgevingsvergunning worden gerealiseerd.
De ontsluitingswegen en woonstraten met een beperkte verkeersfunctie zijn onder de bestemming 'Verkeer - Verblijf' geregeld. Binnen het verblijfsgebied aanwezige garageboxen zijn apart aangeduid.
De hoofdwaterlopen zijn onder de bestemming 'Water' gebracht. De bestemming 'Water' geldt hierbij voor het wateroppervlak alsmede de oevers (van 'insteek tot insteek'). Ondergeschikte waterlopen (secundaire, tertiaire) zijn mede gezien hun lager waterhuishoudkundige betekenis mogelijk gemaakt binnen de overige bestemmingen. Om die reden zijn binnen de overige bestemmingen 'water en waterhuishoudkundige' opgenomen in de bestemmingsomschrijving. Hierdoor blijven (beperkte) aanpassingen van de waterhuishouding mogelijk.
De bestemming Wonen is in de systematiek van de gemeente Oldambt onderverdeeld in 5 verschillende bestemmingen. (Wonen -1 en Wonen - 2 zijn daarbij gecombineerd tot Wonen - 1.) In het plangebied van dit bestemmingsplan komen de bestemmingen Wonen 1 en 3 voor. Deze bestemmingen worden hieronder kort toegelicht. Wonen - 3 betreft het wonen binnen vrijgekomen, grotere (boerderij)panden.
In dit bestemmingsplan is ten behoeve de realisatie van zonnepanelen voor eigen gebruik en op eigen erf een afwijkingsbevoegdheid opgenomen in de regels van de bestemming 'Wonen'. Met deze afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk om zonnepanelen in een grondopstelling te plaatsen. Hierbij is ten behoeve van de afwegingscriteria aangesloten op de voorwaarden, zoals genoemd in de Beleidsnotitie zonne-energie. Zo mag de omvang van het zonnepark niet groter zijn dan 200 m2 en wordt een landschappelijke inpassing/tuinplan bij de plannen toegevoegd. Het bouwperceel bij een woning inclusief de oppervlakte van de woning en bijgebouwen, mag voor maximaal 50% worden gebruikt voor zonnepanelen. De bouwhoogte van de zonnepanelen is maximaal 1,5 meter.
Wonen - 1
De bestaande woningen zijn geregeld met de bestemmingen Wonen- 1. Er is met een globaal systeem gewerkt. Dit is mogelijk omdat de woonbuurten nagenoeg volledig zijn gerealiseerd en het accent op beheer ligt. Ontwikkelingen die nu nog plaatsvinden hebben veelal te maken met bouwactiviteiten op perceelsniveau, zoals renovatie van het hoofdgebouw of realisering van een aan- of uitbouw of een bijgebouw bij een woning.
Binnen het plangebied is voor betreft de bestaande woningen sprake van een verschil in omvang van de bouwpercelen in relatie tot de ruimtelijke structuur: in de historische linten en de dwarslinten is veelal sprake van grotere percelen, terwijl de woningen in de planmatige uitbreidingsbuurten veelal gekenmerkt worden door kleinere percelen. Om dit onderscheid in hoofdvorm en bebouwingsoppervlaktes te handhaven is in de bouwregels de volgende maatvoering opgenomen:
Deze maximale maatvoering is in de planregels opgenomen.
Op het algemene beeld komen uitzonderingen voor: op de planmatige uitbreidingslocaties komen in een aantal gevallen ook percelen voor die groter zijn dan 600 m². In die gevallen mag de totale bebouwing van hoofd- en bijgebouwen maximaal 300 m² bedragen. Als er in de bestaande situatie al meer staat dan 300 m2 dan geldt de bestaande oppervlakte als maximum.
Locatie
Met betrekking tot de plaatsing van de woningen is de aanwezigheid van een voor-gevellijn naar de openbare ruimte toe bepalend. Deze is op de verbeelding vastgelegd. Bepaald is dat ten minste 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw (en dus het merendeel) in de deze gevel moet worden geplaatst. De vóórtuin - en in een aantal gevallen ook de bepalende zijtuin - is daarbij bepalend.
Verder gelden afstanden tot de zijdelingse bouwperceelgrens. Voor bijgebouwen gelden situeringseisen tot de naar de weg gekeerde gevel. Voor het overige gelden geen bijzondere plaatsingseisen. Hoofd- en bijgebouwen kunnen binnen het bestemmingsgebied een plaats worden geboden.
Hoogtes
De bouw- en goothoogtes van Wonen - 1 betreffen respectievelijk maximaal 10 en maximaal 6,5 meter.
Aantallen
Het bestaande aantal woningen per bestemmingsvlak is uitgangspunt. Er wordt niet uitgegaan van een verdere toename van het aantal woningen binnen de bestaande woonbuurten. Voor zover er veranderingen optreden, betreft dit renovatie of planmatige herstructurering, In dat geval wordt een regeling op maat gemaakt.
Aan huis-verbonden beroepen / bedrijf aan huis
In de regels is rekening gehouden met een gebruik van een nader aangegeven oppervlakte voor beroep en bedrijf aan huis. Dit in combinatie met de woonfunctie. Wel geldt een aantal criteria waarmee gewaarborgd wordt dat het wonen de hoofdfunctie blijft. Het betreft de reguliere regeling van de gemeente. Voor zowel aan-huis-verbonden beroepen als kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is een bijlagelijst bij de planregels opgenomen. Het wonen blijft de hoofdfunctie.
Kleinschalige detailhandel
Voor de woningen in de hoofdstraten in de dorpen is, in het kader van de leefbaarheid, een regeling opgenomen zodat onder voorwaarden kleinschalige detailhandel is toegestaan. Zo moet de woonfunctie behouden blijven en mag de oppervlakte niet meer dan 60 m2 bedragen. De detailhandelsfunctie moet inpandig plaatsvinden. Parkeren moet plaatsvinden op eigen erf. Het inrichten van een etalage is niet toegestaan.
Mantelzorg
Gelet op het Besluit omgevingsrecht (Bor) is geen aparte regeling voor mantelzorg opgenomen. Dit wordt voldoende in het Bor geregeld. Zie eerder hoofdstuk 1.3.
Levensloopwoning
Op het perceel Hoofdweg 3 't Waar wordt de mogelijkheid geboden om achter het voormalige boerderijpand één levensloopwoning te realiseren. De locatie van de levensloopwoning is aangeduid. Hierbinnen mag de woning met een bijbehorend bouwwerk worden gebouwd. Binnen het aangegeven bouwvlak dient de woning te worden gerealiseerd. De oppervlakte van de woning is maximaal 100 m², waarbij de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk maximaal 25% van de oppervlakte van de woning groot mag zijn. De woning wordt op 12 m uit de terreingrens gebouwd in lijn met de woning aan het Oude Diepje 20. De woning bestaat uit één bouwlaag en is voorzien van een kap met een dakhelling van minimaal 35 graden. De nokhoogte van de woning is maximaal 6,50 m. De nokrichting van de woning staat haaks op Nieuw Buitendiep.
Bijbehorende bouwwerken
De mogelijkheden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (aan-, uit- en bijgebouwen) zijn met de inwerkingtreding van het Besluit omgevingsrecht (Bor) op 1 november 2014 verruimd. Op het achtererf zijn tot een bepaalde omvang bijbehorende bouwwerken vergunningsvrij mogelijk. Wel is in het Bor een bepaald bebouwingspercentage gehanteerd om te voorkomen dat achtererven te dicht worden bebouwd.
Met dit nieuwe bestemmingsplan zet de gemeente in op een maximale bebouwingsregeling per perceel (maximaal 200 - 300 m2 hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, afhankelijk van de perceelsgrootte). In de regels is onder meer opgenomen dat bijbehorende bouwwerken:
Regeling erf- en terreinafscheidingen
Binnen het bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor erf- en terreinafscheidingen die met name voor hoekpercelen enige extra ruimte geeft:
Het gaat er hierbij om dat in hoeksituaties hogere erfafscheidingen aanvaardbaar kunnen zijn, mits passend in een goed straatbeeld. De planregels geven daarvoor criteria. In aanvulling daarop gelden ook extra welstandscriteria aan materiaal- en kleurgebruik om een rommelig straatbeeld te voorkomen:
Bed & breakfast
De bestaande bed & breakfast voorzieningen zijn specifiek op de verbeelding aangeduid. Het betreft de locaties Dok 3 en Hoofdstraat 20, beide in Nieuwolda.
Wijzigingsbevoegdheid
Het is mogelijk om via een wijzigingsbevoegdheid de bestemming Wonen - 1 van het perceel Hoofdstraat 19 te Nieuwolda te wijzigen in de bestemmingen 'Detailhandel', 'Maatschappelijk' of naar dienstverlenende bedrijven.
Wonen 3
De vrijgekomen, grotere (boerderij)panden zijn onder de bestemming 'Wonen - 3' gebracht. De bestemming kent twee invalshoeken. Vanuit ruimtelijk oogpunt is een beschermende regeling voor de karakteristieke hoofdvorm opgenomen. Functioneel wordt voorzien in kleinschalige bedrijvigheid, recreatief-toeristische activiteiten, dienstverlening en andere passende functies.
Vrijgekomen (voormalige agrarische) gebouwen mogen niet worden vergroot en er mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht, anders dan vervangende nieuwbouw. Daar waar sprake is van losstaande bijgebouwen zijn deze aangeduid. Bij recht is een bijbehorende woning toegestaan. Verder is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen dat ingeval van verbouw van een karakteristieke boerderijpand er maximaal twee nieuwe woningen mogen worden gerealiseerd. Dit om te voorzien in een mogelijk specifieke woonbehoefte, ter behoud van de karakteristiek van de veelal waardevolle Oldambtster boerderijen én onder afstemming op het gemeentelijk en provinciaal woonbeleid. De planregels bevatten de relevante criteria.
Binnen deze bestemming zijn onder voorwaarden incidentele evenementen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein. Het gaat daarbij om het houden van muziek- en/of feestavonden. De evenementen mogen twee maal per jaar worden gehouden tijdens hemelvaart en in november. Er worden maximaal 300 tot 400 bezoekers toegelaten.
Woon- zorgcentrum 't Hamrik in Nieuwolda is onder de bestemming 'Wonen - Wooncentrum' gebracht. De bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Wonen - Wooncentrum' voorziet in de regeling van de toelaatbare functies: beschermd wonen, maar daarnaast ook in ontmoetingsruimtes, ruimtes voor maatschappelijke en zorgen welzijnsvoorzieningen, bijbehorende terreinen, groen en parkeren.
De gasleiding die naar het gasontvangsstation gaat is onder de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' gebracht. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor een gastransportleiding en de daarbijbehorende belemmeringenstrook. Ter bescherming van de gasleiding mag binnen de dubbelbestemming niet worden gebouwd. het betreft de buisleidingen N509-40 en N509-90, voor zover deze in het plangebied van dit bestemmingsplan zijn gelegen. De belemmeringsstrook met een breedte van 4 meter vanuit het hart van de leiding is als dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen.
Overeenkomstig de Nota Archeologiebeleid zijn de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1 t/m 4 opgenomen. Deze hebben als doel om bij meer omvangrijke werkzaamheden na te gaan of er sprake is van beïnvloeding van archeologische waarden. Hiervoor is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor uitvoeren van werken en werkzaamheden die diepe(re) grondbewerkingen als gevolg kunnen hebben. Ook gelden vanuit dit oogpunt regels voor het bouwen. De bepalende maatvoering is hieronder weergegeven, met de aantekening dat normaal onderhoud en normale exploitatie zijn uitgesloten.
Dubbelbestemming | Onderzoek nodig bij werkzaamheden voor een oppervlakte vanaf: |
Waarde - Archeologie 1 | 50 m² of zodra dieper dan 40 cm |
Waarde - Archeologie 2 | 100 m² of zodra dieper dan 40 cm |
Waarde - Archeologie 3 | 200 m² of zodra dieper dan 45 cm |
Waarde - Archeologie 4 | 500 m² en zodra dieper dan aanwezige kleipakket |
Zowel in het provinciale beleid (Omgevingsverordening Groningen) als in het eigen gemeentelijk beleid (Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief Oldambt) wordt de waarde erkend van de historische dorpslinten met waardevolle wegbeplanting en (slinger)tuinen. Deze waardevolle structuur is door middel van een dubbelbestemming beschermd. Een omgevingsvergunning op kappen van waardevolle boombeplanting of de verandering van waardevolle tuinen geeft inhoud aan die bescherming.
Conform de Omgevingsverordening Groningen (2016) is de dubbelbestemming 'Waarde - Inversieruggen en karakteristieke laagten' opgenomen. Er geldt een verbod op diepploegen, egaliseren en afschuiven van gronden. Ook het aanleggen van bos en boomgaarden is niet toegestaan. Gelet op de aanwezige functies in de kernen zal dit in de praktijk slechts incidenteel consequenties kunnen hebben.
Een gedeelte van het plangebied wordt gerekend tot het grootschalig open landschap. De verordening provincie Groningen geeft aan dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het -op de betreffende kaart aangegeven- grootschalig open landschap regels stelt gericht op de bescherming van de landschappelijke openheid. Deze regels bevatten in elk geval een verbod op nieuwe houtteelt en op de aanleg van nieuw bos en boomgaarden. Hiertoe is de dubbelbestemming 'Waarde - Open gebied' opgenomen. Deze gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke waarden van het grootschalig open gebied.
Binnen het plangebied komen regionale waterkeringen voor, namelijk de dijklichamen langs het Termunterzijldiep. Deze waterkeringen zijn onder de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' gebracht. De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de regionale waterkering met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In het plangebied komen de volgende gebiedsaanduidingen voor:
Ten behoeve van het verkeerslawaai is een specifieke regeling opgenomen. In dit bestemmingsplan wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofd- en bijgebouwen. Dit betekent dat achter de gevellijn een maximum oppervlakte aan hoofd-en bijgebouwen is toegestaan. Uitbreiding van het hoofdgebouw richting een geluidszoneplichtige weg zou dus tot een te hoge geluidsbelasting kunnen leiden. Voor bijgebouwen met een geluidsgevoelige functie geldt hetzelfde (bijvoorbeeld een slaapkamer is een bijgebouw), Om deze situaties te voorkomen is er in dit bestemmingsplan een geluidszone opgenomen langs de geluidszoneringsplichtige wegen. In geval van bouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies in deze zone zal een akoestisch onderzoek moeten uitwijzen dat aan de geluidsnormen wordt voldaan.
De karakteristieke panden in het plangebied zijn aangeduid met de gebiedsaanduiding 'overige zone - karakteristiek' (zie ook bijlage 3). Er gelden nadere regels voor het behoud van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen en het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen is in principe verboden.
De karakteristieke brug in Nieuwolda is aangeduid met de gebiedsaanduiding 'overige zone - karakteristieke brug' (zie ook bijlage 3). Het geheel of gedeeltelijk slopen van de brug zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning is verboden.
De 'Veiligheidszone - bedrijven 1' en 'Veiligheidszone - bedrijven 2' zijn gelegen rond het gasontvangststation. Binnen de zones mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, zoals bijvoorbeeld woningen.
Ten zuiden van Nieuwolda is ter hoogte van de aardgastransportleiding een plaatsgebonden risicocontour aanwezig. Deze is op de verbeelding weergegeven met de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding'.
De Omgevingsverordening geeft aan dat langs wegen die deel uit maken van het provinciale basisnet moet worden voorkomen dat kwetsbare objecten resp. minder zelfredzame personen binnen de zones voorkomen. In dit bestemmingsplan zijn met het oog daarop twee gebiedsaanduidingen opgenomen die dit regelen.
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan worden inspraakmogelijkheden
geboden. Tevens wordt het plan voorgelegd aan de provincie Groningen, het waterschap en de Veiligheidsregio Groningen in het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. Daarna volgt over het ontwerp de formele procedure met terinzagelegging en het kunnen indienen van zienswijzen. Ten slotte volgt de behandeling en vaststelling in de gemeenteraad.
Inspraak en vooroverleg
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 10 oktober 2018 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn acht inspraakreacties ontvangen. De inspraakreacties zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie.
In het kader van het vooroverleg is op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan toegezonden aan de Provincie Groningen, het waterschap Hunze en Aa's en de Veiligheidsregio Groningen. Deze drie instanties hebben een reactie gegeven op het voorontwerp bestemmingsplan. De vooroverlegreacties zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie.
Ten slotte worden er tien ambtshalve wijzigingen voorgesteld en doorgevoerd in het bestemmingsplan.
In bijlage 1is de Nota inspraak- en overlegreacties en ambtshalve wijzigingen opgenomen.
Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van 29 augustus 2019 tot en met 13 november 2019 ter inzage gelegen overeenkomstig artikel 3.8, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. Gedurende deze termijn is aan een ieder de mogelijkheid geboden een zienswijze te geven over het ontwerp bestemmingsplan.
Tijdens de periode van ter inzage ligging zijn acht zienswijzen ontvangen. Ambtshalve is het bestemmingsplan op zeven punten aangepast.
In bijlage 2 is de 'Reactienota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen' opgenomen.
Het weergeven van de economische uitvoerbaarheid door middel van een cijfermatige opzet is voor dit bestemmingsplan als geheel niet te geven. Het onderhavige plan is immers in eerste instantie een actualisering van aanvulling op c.q. verbetering van een bestaand beoordelings- en toetsingskader voor verdere ontwikkeling in het plangebied. Bovendien geldt dat de ontwikkelingen die zich in het plangebied nog zullen voordoen voor het merendeel particuliere initiatieven betreffen, welke voor rekening van de initiatiefnemer komen.
De Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening) stelt een gegarandeerd kostenverhaal verplicht bij het opstellen van bestemmingsplannen waarin bepaalde bouwplannen mogelijk worden gemaakt.
Een exploitatieplan is verplicht, tenzij het verhalen van kosten al anderszins is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen en regels over werken en werkzaamheden in het exploitatiegebied niet noodzakelijk is. In dat geval dient de gemeenteraad tegelijk met vaststelling van het bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd te besluiten om géén
exploitatieplan vast te stellen.
In de situatie van dit plangebied is het vaststellen van een exploitatieplan niet aan de orde. Het gaat hierbij primair om een conserverend bestemmingsplan in een gebied met bestaande functies. Incidenteel biedt het plan ruimte voor enkele nieuwe ontwikkelingen. Voor zover er geen sprake was van gegroeide rechten volgens het vigerende plan, zijn deze gebonden aan toepassing van een afzonderlijke wijzigingsbevoegdheid. In het kader van de hiervoor benodigde procedure zal de grondexploitatie van de concrete plansituatie aan de orde komen.