direct naar inhoud van 5.1 Milieukundige onderbouwing
Plan: Moordrecht Oost 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01

5.1 Milieukundige onderbouwing

5.1.1 Inleiding

De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieuwetgeving kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren.

De in de volgende paragrafen vermelde informatie is gebaseerd op het Milieukundige onderbouwing bij bestemmingsplan Moordrecht Oost (2012200843, 3 december 2012, Omgevingsdienst Midden Holland) zoals in bijlage 1 bij dit plan opgenomen.

Op basis van de geluidsbelasting in het geluidregister voor spoorwegen is de breedte van de zone van de spoorbaan Gouda-Rotterdam bepaald op 600 meter. Het plangebied is gelegen op een grotere afstand dan 600 meter (buiten het aandachtgebied). Derhalve is spoorweglawaai niet verder beschouwd in dit onderzoek.

Het plangebied ligt niet binnen of nabij een geluidszone van een gezoneerde industrieterrein. Ten noordoosten van het plangebied ligt het bedrijventerrein Het Ambacht. Dit terrein heeft geen geluidsbeheerplan. Derhalve is industrielawaai niet verder beschouwd in dit onderzoek.

5.1.2 Wegverkeerslawaai

Wegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van wegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh). Wegen met een snelheid van maximaal 30 km/h hebben op grond van de Wgh geen geluidszone. Dit betekent dat de geluidsbelasting vanwege 30 km/h-wegen niet wordt getoetst aan de normen uit de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de geluidsbelasting van deze wegen wel inzichtelijk worden gemaakt.

Tevens stellen de Wgh en het Besluit geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen.

Voor deze bestemmingen zijn voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden opgesteld. In tabel 5.1 zijn de voor dit onderzoek relevante grenswaarden weergegeven.

Voor deze bestemmingen zijn voorkeursgrenswaarden opgesteld. Deze voorkeursgrenswaarden worden mede bepaald door de locatie van de gevoelige bestemmingen en het type weg. Bij realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen dient de geluidsbelasting ten hoogste de voorkeursgrenswaarde te bedragen. Indien bij de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan worden geconcludeerd dat de locatie niet zonder meer geschikt is voor de beoogde ontwikkeling.

Indien toch wordt beoogd de ontwikkeling doorgang te laten vinden dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de haalbaarheid van maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren. Dit kunnen maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsarm asfalt) of maatregelen in overdrachtssfeer (bijvoorbeeld geluidswal) zijn. Indien deze maatregelen kunnen worden uitgevoerd en de geluidsbelasting daarmee tot (onder) de voorkeursgrenswaarde wordt teruggebracht, kunnen de gevoelige bestemmingen alsnog worden gerealiseerd.

Indien maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn ofwel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard kan in sommige gevallen een hogere waarde worden vastgesteld. Ter bepaling of deze hogere waarde inderdaad kan worden vastgesteld is de Beleidsregel Hogere Waarden regio Midden-Holland (april 2007) vastgesteld. In situaties waarin aan deze Beleidsregel wordt voldaan, kunnen hogere waarden worden vastgesteld tot de maximale grenswaarde uit de Wgh. In onderstaande tabel zijn de voor dit onderzoek relevante voorkeursgrens- en maximale grenswaarden weergegeven.

Tabel 5.1 Voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden wegverkeerslawaai

bestemming   weg   voorkeursgrenswaarde [dB]   maximale grenswaarde[dB]  
woningen   lokale en provinciale wegen   48   63  

Onderzoek

Ten behoeve van het conserverende bestemmingsplan Moordrecht Oost is de geluidsbelasting vanwege de hoofdwegenstructuur binnen en in de directe omgeving van het plangebied bepaald.

De relevante wegen voor het onderzoeksgebied zijn:

  • a. Dorpsstraat;
  • b. Kattendijk;
  • c. Kerklaan;
  • d. Koningin Julianastraat;
  • e. Middelblok;
  • f. Middelweg;
  • g. Oostpolderweg;
  • h. Zuidplaspolderweg.

In onderstaande figuur zijn de berekende cumulatieve contouren weergegeven ten gevolge van wegverkeerslawaai voor het jaar 2022 (exclusief aftrek artikel 110g Wgh). Er is rekening gehouden met de afscherming van bestaande gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0011.png"

Figuur 5.1 Geluidscontouren 2022 ten gevolge van de wegen in de nabijheid van het plangebied exclusief aftrek artikel 110g Wgh

In het bestemmingsplangebied komt alleen direct langs de doorgaande wegen de geluidsbelasting boven de 63 dB. In de woonwijken is overwegend sprake van een geluidsbelasting lager dan 48 dB.

Resultaten Kerklaan 2

Het pand aan de Kerklaan 2 ligt binnen de zone van de Middelweg en de Kerklaan.

In onderstaande figuren zijn de resultaten van beide wegen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0012.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0013.png"

Figuur 5.2 Geluidsbelasting ten gevolge van de Middelweg (links) en Kerklaan (rechts), Lden inclusief aftrek artikel 110g Wgh

Uit bovenstaande figuren blijkt dat zowel vanwege de Middelweg als de Kerklaan in de procedure voor het wijzigingsplan hogere waarden noodzakelijk zijn.

De gecumuleerde geluidsbelastingen als gevolg van alle wegen in de directe omgeving van het pand (exclusief aftrek artikel 110g Wgh) zijn weergegeven in onderstaande figuur. Deze geluidsbelastingen dienen aangehouden te worden bij de toetsing aan het Bouwbesluit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0014.png"

Figuur 5.3 Geluidsbelasting ten gevolge van alle wegen in de directe omgeving van het pand, Lden exclusief aftrek artikel 110g Wgh

Vaststellen van hogere waarden is haalbaar gebleken (Milieukundige onderbouwing bij bestemmingsplan Moordrecht Oost, 2012200843, 23 januari 2013).

Conclusie ten aanzien van plan

Het conserverend bestemmingsplan kan zonder beperkingen vanwege geluidshinder worden vastgesteld. De wijzigingsbevoegdheid voor Kerklaan 2 is haalbaar bevonden. Hiervoor dienen wel hogere waarden vastgesteld te worden.

5.1.3 Luchtkwaliteit

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten op de luchtkwaliteit ter plaatse.

Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in onderstaande tabel. Sinds 2011 moest reeds aan de grenswaarden (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie) voor PM10 worden voldaan. Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en uurgemiddelde) grenswaarden. Tot deze grenswaarden gelden zijn minder strenge grenswaarden van kracht.

Tabel 5.2 Grenswaarden Wet luchtkwaliteit

stof   jaargemiddelde   uurgemiddelde   24-uursgemiddelde   opmerkingen  
NO2   40 µg/m³   200 µg/m³   n.v.t.   uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden  
PM10   40 µg/m³   n.v.t.   50 µg/m³   24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden  

Onderzoek

Het bestemmingsplan Moordrecht Oost heeft een conserverend karakter. Dit houdt in dat bestaande functies in het gebied worden bestemd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Volgens artikel 5.16, eerste lid van de Wet milieubeheer kan een dergelijk plan, waarbij de luchtkwaliteit gelijk blijft, zonder meer doorgang vinden. Om toch een indruk van de concentraties NO2 en PM10 te geven zijn de immissies op twee locaties in het plangebied berekend. Berekend is de bijdrage van het wegverkeer aan de concentraties NO2 en PM10.

Tabel 5.3 Jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10, ter plaatse van rekenpunt 1 (105629, 444618)

situatie   jaargemiddelde NO2-concentratie
(in µg/m³)  
jaargemiddelde PM10-concentratie in µg/m³)  
  totale concentratie   achtergrondconcentratie   totale concentratie   achtergrondconcentratie  
situatie 2012   26,8   24,8   21,3   21,0  
situatie 2022   19,9   18,8   18,6   18,4  

Tabel 5.4 Jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10, ter plaatse van rekenpunt 2 (105726, 445098)

situatie   jaargemiddelde NO2-concentratie (in µg/m³)   jaargemiddelde PM10-concentratie in µg/m³)  
  totale concentratie   achtergrondconcentratie   totale concentratie   achtergrondconcentratie  
situatie 2012   24,7   23,8   20,6   20,5  
situatie 2022   18,2   17,7   18,2   18,1  

Uit de resultaten blijkt dat de jaargemiddelde concentraties van NO2 berekend voor het jaar 2012 ruim onder de grenswaarde liggen. Deze grenswaarde is echter vanaf 2015 geldig. Door het schoner worden van het verkeer worden in de toekomst geen overschrijdingen berekend. De jaargemiddelde PM10 concentraties voldoen in alle gevallen aan de grenswaarden.

Resultaten Kerklaan 2

De locatie Kerklaan is gelegen nabij rekenpunt 1. De berekende jaargemiddelde concentraties zijn dermate laag dat gesteld kan worden dat ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De ontwikkeling betreft maximaal 12 appartementen. Dit aantal is veel lager dan de nibm-grens van 1.500 woningen. Gesteld kan daarom worden dat de betreffende ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Conclusie ten aanzien van plan

Uit de berekeningen is af te leiden dat het plangebied een redelijke luchtkwaliteit kent. Er is tevens geen sprake van overschrijding van grenswaarden voor NO2 en PM10. Daarom is het geen bezwaar vanwege de luchtkwaliteit om het bestemmingsplan inclusief wijzigingsbevoegdheid Kerklaan 2 vast te stellen.

5.1.4 Bedrijven en milieuzonering

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.

Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.

De te beoordelen situaties zijn te herleiden tot drie groepen en bijbehorende aanpak, te weten:

  • a. Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven
    In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven.
  • b. Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies
    In deze situatie is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van bijvoorbeeld 10 m (cat. 1), 30 m (cat. 2), 50 m (cat. 3.1), 100 m (cat. 3.2), 200 m (cat. 4.1) tussen de gevoelige functies en belastende activiteiten moeten worden gerespecteerd.
  • c. Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen
    In dit geval is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van bijvoorbeeld 10 m (cat. 1), 30 m (cat. 2), 50 m (cat. 3.1) tussen de gevoelige en belastende bestemmingen moeten worden gerespecteerd.

De richtafstanden in Bedrijven en milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.

Onderzoek

Met behulp van het inrichtingenbestand van de Omgevingsdienst is geïnventariseerd welke bedrijven in en nabij het bestemmingsplangebied zijn gelegen. Voor het bepalen van de categorie is uitgegaan van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering 2009 en gegevens uit milieuvergunningen en AMvB's.

Uit de inventarisatie blijkt dat in het plangebied op 5 locaties bedrijfsactiviteiten worden ontplooid.

Tabel 5.4 Bedrijfsactiviteiten in het plangebied

locatie   naam   bedrijfsaard   SBI   cat.  
Crocusstraat 2   Aann. Annex Arie Palsgraaf   aannemersbedrijf   4120   2  
Kerklaan 10   Restaurant Ons dorp V.O.F.   restaurants   56101   1  
Leliestraat 35   Tandartspraktijk Leliestraat B.V.   tandartspraktijken   86231   1  
Molenlaan 1A   Verenigingsgebouw 'De Zespunt'   buurthuizen   94991   2  
Reigerdreef 12   Tandartspraktijk Baas   tandartspraktijken   86231   1  

De activiteiten in het plangebied betreffen vooral wijkgebonden voorzieningen en diensten. Dit geldt niet voor het aannemersbedrijf aan de Crocusstraat. Geadviseerd wordt om voor dit bedrijf een maatbestemming in het plan op te nemen.

Resultaten Kerklaan 2

In de nabijheid van de locatie Kerklaan 2 is een aantal maatschappelijk bestemmingen gelegen: ter plaatse van de kerk aan de Molenlaan, het achterliggend buurthuis en de horecafunctie aan de Kerklaan 10.

De afstand tot de kerk aan de Molenlaan bedraagt meer dan 30 meter. Derhalve kan worden verondersteld dat er geen hinder ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheid is te verwachten. Tevens zal een nieuwe woonbestemming niet leiden tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van de maatschappelijke bestemming.

Tussen de horecafunctie en de wijzigingsbevoegdheid is reeds een woonbestemming gelegen. Deze bestemming is bepalend voor de gebruiksmogelijkheden van het horecaperceel. Derhalve zal ook ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheid het woon- en leefklimaat acceptabel zijn.

De afstand tussen het buurthuis en de locatie van woningen binnen de wijzigingsbevoegdheid bedraagt 17 meter. De omgeving van de wijzigingsbevoegdheid bestaat uit verschillende maatschappelijke bestemmingen, een ontsluitingsweg van het zuidelijke deel van Moordrecht richting de rijksweg en het winkelcentrum van Moordrecht. Het gebied kan daarom worden gekarakteriseerd als gemengd gebied. Voor een categorie 2-bestemming dient dan een afstand van 10 meter te worden aangehouden. Hieraan wordt voldaan.

Uit gegevens van de Omgevingsdienst blijkt dat bij bestaande woningen in de omgeving van het buurthuis hinder wordt ondervonden vanwege activiteiten in het buurthuis. Oorzaak van de hinder is dat de huisvesting niet passend is voor de activiteiten die in het buurthuis plaatsvinden. In het kader van de Wet milieubeheer wordt reeds actief gehandhaafd op overtredingen met betrekking tot geluid.
De afstand van de grens van de maatschappelijke bestemming van het buurthuis tot aan de locatie van de woningen binnen de wijzigingsbevoegdheid is even groot als de afstand tot reeds bestaande gevoelige bestemmingen aan dezelfde zijde van het buurthuis (ligplaats voor woonboten). Opgemerkt wordt dat reeds onder het vigerend plan (geluidgevoelige) woonzorgappartementen ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheid kunnen worden gerealiseerd. Geconcludeerd kan worden dat geen verdere beperking van de gebruiksmogelijkheden van de maatschappelijke bestemming zal optreden bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.

Opnemen van voorgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt toelaatbaar geacht. De toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt haalbaar geacht. Geadviseerd wordt om de toelaatbaarheid vanwege bedrijven en milieuzonering bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid opnieuw te laten toetsen aan eventueel gewijzigde omstandigheden..

Conclusie ten aanzien van plan

Er zijn geen bezwaren voor vaststelling van het conserverend bestemmingsplan en de wijzigingsbevoegdheid Kerklaan 2. Geadviseerd wordt in de planregels te verankeren dat bij het wijzigingsplan onderbouwd dient te worden dat omliggende bedrijfsactiviteiten niet onevenredig worden belemmerd.

5.1.5 Externe veiligheid

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vormt het wettelijk kader voor het omgaan met risico's ten gevolge van bedrijven (inrichtingen) met gevaarlijke stoffen.

Het wettelijk kader voor de risico's ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Daarnaast is, voor zover van toepassing, gebruikgemaakt van gegevens uit het Basisnet Weg (definitief ontwerp 2009) en het Basisnet Water (definitief ontwerp 2008).

Plaatsgebonden risico (PR)

Als 'harde' afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6-contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.

Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Moordrecht Oost is onderzocht of er risicobronnen binnen of nabij het plangebied zijn gelegen die hierop van invloed zijn. Mogelijke risicobronnen zijn inrichtingen, waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden of transportmodaliteiten bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals (spoor-, vaar-)wegen en buisleidingen. Bij dit advies is de 'Visie Externe Veiligheid' van de gemeente Zuidplas betrokken, welke in de raadsvergadering van 19 april 2011 is vastgesteld.

Onderstaand is het onderzoek in verkorte vorm weergegeven.

Inrichtingen

Binnen het plangebied zijn geen risicorelevante bedrijven aanwezig. Nabij het plangebied geldt het lpg-tankstation Van Gennep aan de Ambachtweg 40 als risicorelevant voor het plangebied. Overige risicorelevante bedrijven blijken geen invloed op het plangebied te hebben.

Voor Van Gennep geldt dat sprake is van een doorzet tot max.1.000 m3 per jaar. De in eerste instantie aan te houden afstanden in verband met het PR (Revi) zijn weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 5.6 PR 10-6-contouren lpg-tankstations volgens het Revi (bestaande situaties)

doorzet (m3) per jaar   afstand (m) vanaf vulpunt   afstand (m) vanaf ondergronds reservoir   afstand (m) vanaf afleverzuil  
< 1.000   45   25   15  

De PR 10-6-contour valt niet over het plangebied. Het plaatsgebonden risico in verband met dit lpg-tankstation levert dus geen belemmering op voor het plangebied.

Voor lpg-tankstations geldt een invloedsgebied van 150 m vanaf het vulpunt en ondergrondse opslagtank. Deze invloedsgebieden zijn weergegeven in figuur 5.4. Deze invloedsgebieden vallen over het plangebied. Voor het lpg-tankstation Van Gennep ligt het berekende GR ruim onder de oriëntatiewaarde.

Het bestemmingsplan is conserverend waardoor het GR niet zal toenemen door een toename van de personendichtheid. Wel moet het GR worden verantwoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0015.png"

Figuur 5.4 Overzicht invloedsgebieden en PR-contouren in/nabij bestemmingsplan Moordrecht Oost

Transport over het water

Het plangebied valt voor een deel over de Hollandsche IJssel. In het 'Definitief ontwerp Basisnet Water', (januari 2008) is de Gouwe als 'groene vaarweg' aangeduid. Voor ruimtelijke ontwikkelingen nabij groene vaarwegen geldt dat er geen beperkingen zijn ten aanzien van het PR. Ook is er geen verantwoording van het GR nodig.

Transport over de weg

Het plangebied ligt buiten de afstanden voor plaatsgebonden risico en groepsrisico vanwege de A20, N207 en N456. Derhalve is alleen het toxisch scenario vanwege deze wegen nog van belang. Bij nieuwbouw binnen het plangebied wordt geadviseerd om deze uit te voeren met afschakelbare ventilatie, zodat toxisch gas niet naar binnen kan worden gezogen.

Transport over het spoor

Het plangebied ligt buiten de afstanden voor het PR en het GR vanwege het spoor Rotterdam-Utrecht. Derhalve is alleen het toxisch scenario vanwege dit spoor nog van belang. Bij nieuwbouw binnen het plangebied wordt geadviseerd om deze uit te voeren met afschakelbare ventilatie, zodat toxisch gas niet naar binnen kan worden gezogen.

Transport per buisleiding

Het plangebied ligt niet binnen de invloedsgebieden van risicorelevante gasleidingen (W 521-18, A 553, A803) of brandstofleidingen.

Verantwoording GR

Zoals hierboven beschreven zijn voor de verantwoording van het GR de volgende risicobronnen voor het plangebied relevant:

  • lpg-tankstation Van Gennep, Ambachtweg 40;
  • transport van toxische stoffen over spoor en weg.

Mogelijke scenario's

BLEVE-scenario

Het maatgevende scenario bij een lpg-tankstation is gebaseerd op het moment dat een lpg-tankwagen aan het lossen is. Het betreft een zogenaamde 'warme' BLEVE. Een 'warme' BLEVE is een ongevalscenario dat ontstaat door het domino-effect waarbij ten gevolge van een (plas)brand bij een tankwagen met brandbaar gas, de druk in de tankwagen zo hoog oploopt dat deze bezwijkt. In een straal van 150 m vanaf het incident zullen hierbij vooral dodelijke slachtoffers vallen.

Toxisch scenario

Bij toxische stoffen is het scenario mopgelijk dat ten gevolge van een ongeval de tankwagen lek raakt en een vloeistofplas vormt. Vervolgens verdampen deze toxische vloeistoffen waardoor een gaswolk ontstaat.

Bij een ongeval met toxisch gas ontstaat direct een toxische gaswolk. Bij de toxische scenario's zit er enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het optreden van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment.

Toetsen kaders uit 'Visie Externe Veiligheid'

In april 2011 is door de gemeente Zuidplas de 'Visie Externe Veiligheid' vastgesteld (hierna te noemen 'Visie EV'). Met de 'Visie EV' geeft de gemeente Zuidplas aan hoe zij bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op een verantwoorde manier wil omgaan met externe veiligheid. In de Visie EV'' zijn de ambities per gebiedstype weergegeven in de vorm van een matrix. Nieuwe ruimtelijke plannen kunnen aan deze kaders worden getoetst.

Voor het bestemmingsplan Moordrecht Oost is de matrix voor het gebiedstypen 'Wonen, recreëren' (zie onderstaande tabel) van toepassing. Zoals eerder beschreven, zijn de PR-contouren geen belemmering voor het plangebied. De woningen in het plangebied welke gelegen zijn binnen het 100% letaalgebied (blauw gearceerde gedeelte in figuur 5.4), zijn aan te merken als kwetsbare objecten. In het geval van lpg-tankstations is het wettelijk invloedsgebied (150 m vanaf het vulpunt en ondergrondse opslagtank) gelijk aan de 100% letaalzone. Conform de matrix uit de 'Visie EV' (onderstaande tabel) is dit toegestaan mits dit wordt verantwoord (geel vlak).

Tabel 5.6 Criteria gebiedstype 'Wonen, recreëren' / 'Visie Externe Veiligheid' gemeente Zuidplas, maart 2011

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0016.png"

Voor de verantwoording van het GR zijn in de 'Visie EV' voorwaarden opgenomen, waarmee rekening moet worden gehouden.

Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft zijn een aantal voorwaarden niet relevant (waaronder inrichting van het gebied). Hieronder worden de voorwaarden behandeld die relevant zijn in verband met bestemmingsplan Moordrecht Oost. Hierbij is gebruikgemaakt van het advies van de Veiligheidsregio voor bestemmingsplan Moordrecht Buiten, waarin het tankstation reeds is meegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0017.png"

Figuur 5.5 Lpg-tankstation Ambachtweg en omgeving

Vluchtmogelijkheden

Zowel binnen de woonwijk als op het bedrijventerrein zijn voldoende mogelijkheden om van het lpg-tankstation af te vluchten.

Zelfredzaamheid

In de Visie EV is aangegeven dat de vestiging van nieuwe functies of objecten voor verminderd zelfredzame groepen binnen 100% letaal (oranje vlak) in eerste instantie niet is toegestaan. Op dit moment zijn er ook geen kwetsbare groepen gevestigd binnen deze contour.

Om te voorkomen dat de vestiging van verminderd zelfredzame personen in de toekomst gaat plaatsvinden zonder uitgebreide overweging, wordt in de planregels van het bestemmingsplan een artikel opgenomen waarin staat dat de vestiging van functies of objecten voor 'zeer kwetsbare groepen' niet is toegestaan. Ontheffing hiervan is mogelijk als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.

In het kader van het transport van toxische stoffen over de A20, spoor en provinciale wegen, moet bij nieuwe gebouwen worden overwogen om deze te voorzien van de mogelijkheid om de mechanische ventilatie met één druk op de knop uit te schakelen, zodat wordt voorkomen dat toxische gassen naar binnen worden gezogen.

Bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen

Ten aanzien van het lpg-tankstation heeft de Veiligheidsregio aangegeven (zie bijlage 2) dat de bereikbaarheid van het tankstation voor de hulpdiensten voldoende is. Ook de primaire (brandkranen) en secundaire (oppervlaktewater) bluswatervoorzieningen bij het tankstation zijn voldoende.

Conclusie verantwoording GR

De gemeente Zuidplas is voornemens het bestemmingsplan Moordrecht Oost vast te stellen. In verband met dit bestemmingsplan moet onder andere het aspect externe veiligheid worden beschouwd. Voor de verantwoording van het GR zijn de volgende risicobronnen voor het plangebied relevant:

  • lpg-tankstation Van Gennep, Ambachtweg 40;
  • transport van toxische stoffen over spoor en weg.

Hieronder worden kort de belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen samengevat, op basis waarvan het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad haar verantwoording kan baseren.

Situatie GR

De afstand tot de A20, N207, N456 en het spoor is zodanig (meer dan 200 m) dat de hoogte van het GR in verband met deze risicobronnen geen rol speelt. In verband met deze risicobronnen is alleen het toxisch scenario relevant. In verband met dit scenario moet bij nieuwe gebouwen worden overwogen om deze te voorzien van de mogelijkheid om de mechanische ventilatie met één druk op de knop uit te schakelen, zodat wordt voorkomen dat toxische gassen naar binnen worden gezogen.

Het GR in verband met het lpg-tankstation op bedrijventerrein 't Ambacht is reeds in 2006 berekend en is ruim onder de oriëntatiewaarde gelegen. Omdat het bestemmingsplan Moordrecht Oost conserverend van aard is zal het GR ook niet toenemen.

Maatregelen ter beperking van het GR

Ter beperking van het GR wordt in het bestemmingsplan een planregel opgenomen om de vestiging van 'zeer kwetsbare groepen' binnen het invloedsgebied van het lpg-tankstation tegen te gaan.

Verantwoording

Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Zuidplas hebben kennis genomen van de inhoud van deze verantwoording en achten het GR, na het nemen van de voorgestelde maatregelen, aanvaardbaar.

Resultaten Kerklaan 2

De locatie Kerklaan 2 is niet gelegen in een PR 10-6-contour of een invloedsgebied GR van een risicobron. Tevens vormen de beoogde woningen zelf geen nieuwe risicobron voor de omgeving.

Conclusie ten aanzien van plan

Er is een verantwoording GR opgesteld en het GR wordt aanvaardbaar geacht. Er zijn geen verdere beperkingen vanwege externe veiligheid ten aanzien van het conserverend bestemmingsplan en de wijzigingsbevoegdheid voor Kerklaan 2.

5.1.6 Bodem

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

Tevens is bij de realisatie van ruimtelijke plannen vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Zuidplas beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorend grondstromenbeleid. Uitgangspunt is dat grondverzet niet mag leiden tot verslechtering van de bodemkwaliteit ter plaatse. Alle grondverzet dient te worden gemeld bij de Omgevingsdienst Midden-Holland.

Onderzoek

Van het plangebied is met behulp van het Bodem Informatie Systeem (BIS) alle bij de Omgevingsdienst bekende informatie verzameld over de onderwerpen:

  • a. voormalige bedrijven (HBB);
  • b. huidige bedrijven;
  • c. tanks;
  • d. (sloot)dempingen (Bio-s);
  • e. bodemonderzoekslocaties;
  • f. toepassing grond (grondwerken);
  • g. bodemkwaliteitskaart en grondstromenbeleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0018.png"

Figuur 5.6 Bodeminformatiekaart bij bestemmingsplan Moordrecht Oost

Uit het BIS blijkt dat binnen of overlappend met het plangebied diverse onderzoeken naar de bodem zijn uitgevoerd. Op sommige locaties daarvan is een vermoeden van bodemverontreiniging en moet nog een historisch of nader bodemonderzoek plaatsvinden op basis van de voormalige verdachte activiteit of voorgaand onderzoek. Dit onderzoek kan plaatsvinden bij een ruimtelijke ontwikkeling of in het kader van de vigerende milieuwetgeving (vergunning).

Voor enkele locaties geldt dat deze voldoende zijn onderzocht dan wel voldoende zijn gesaneerd.

Uit de uitgevoerde BIS-toets blijkt dat er binnen het plangebied geen slootdempingen bekend zijn bij de Omgevingsdienst.

Uit het onderzoek blijkt dat er geen directe vervolgactie op het gebied van de bodem dient te worden uitgevoerd ten behoeve van het conserverende bestemmingsplan.

Onacceptabele humane risico's als gevolg van de in de bodem aan te treffen verontreinigingen in combinatie met een gevoelig gebruik worden niet verwacht.

Resultaten Kerklaan 2

Er is geen bodeminformatie bekend over de locatie Kerklaan 2. Omdat bij de Omgevingsdienst niet bekend is dat bodembedreigende activiteiten op de locatie aanwezig zijn (geweest), wordt niet verwacht dat sprake is van bodemverontreiniging ter plaatse die niet met de bestemming 'Wonen' kan worden verenigd. Bovendien zullen bouwwerkzaamheden voornamelijk inpandig plaatsvinden.

Geadviseerd wordt in de wijzigingsregels op te nemen dat bij het wijzigingsplan bodemonderzoek dient te worden aangeleverd waaruit kan worden opgemaakt dat de grond geschikt is voor de functie wonen.

Indien bij de bouwwerkzaamheden wel in de grond wordt gewerkt dient bij de aanvraag Omgevingsvergunning (deel bouwen) ten minste een historisch bodemonderzoek conform NEN5725 te worden aangeleverd.

Conclusie ten aanzien van plan

Uit het onderzoek blijkt dat er geen directe vervolgactie op het gebied van de bodem dient te worden uitgevoerd ten behoeve van het conserverende bestemmingsplan.

Onacceptabele humane risico's als gevolg van de in de bodem aan te treffen verontreinigingen in combinatie met een gevoelig gebruik worden niet verwacht.

Derhalve zijn er geen belemmeringen vanwege het milieuaspect bodem voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor de Kerklaan 2 wordt toelaatbaar geacht.

5.1.7 Archeologie

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Wamz behelzen onder andere het integreren van archeologie in de RO-procedures (zoals vergunningen en Projectbesluiten) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen (art. 38 en 41 Wamz).

De Wamz verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij een omgevingsvergunning rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van regels in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van omgevings- en aanlegvergunningen in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.

De gemeente Zuidplas heeft per 23 november 2010 vastgesteld archeologisch beleid. Aan de hand van de hiervan onderdeel uitmakende archeologische verwachtingenkaart en beleidskaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is.

Onderzoek

Volgens de verwachtingenkaart en de beleidsadvieskaart gelden er voor het plangebied bestemmingsplan Moordrecht Oost de volgende drie zones met een archeologische verwachting (figuur 5.7).

  • Zeer hoge archeologische verwachting: deze zone betreft de oude dorpskern waar archeologische sporen vanaf de late prehistorie tot en met de nieuwe tijd kunnen voorkomen. Deze kern bevindt zich langs de zuidoostelijke grens van het plangebied, ter hoogte van de weg Oosteinde. Daarnaast bevat deze zone verschillende locaties waar (voormalige) archeologische/cultuurhistorische waarden aanwezig kunnen zijn: ter hoogte van de Tulpstraat kunnen nog resten van een historische boerderij aanwezig zijn en rondom de brug over de Ringvaart (Middelweg-Kerkweg) kunnen nog archeologische sporen aanwezig zijn die terug gaan tot mogelijk de 18e eeuw en ouder. Deze archeologische resten kunnen direct onder het maaiveld aangetroffen worden.
  • Hoge archeologische verwachting: deze zone betreft een oude ontginningsas ter hoogte van de weg Oosteinde in het zuidoostelijke deel van het plangebied en een dieper gelegen stroomgordel in het gehele zuidwestelijke deel van het plangebied. Ter hoogte van de weg Oosteinde sluit deze zone aan op een deel van de oude dorpskern van Moordrecht. In deze zone kunnen sporen vanaf de middeleeuwen direct onder het maaiveld verwacht worden. In de diepere ondergrond van het zuidwestelijke deel van het plangebied zijn de afzettingen van een fossiele rivier aanwezig (zand en klei; Gouderak stroomgordel) waarin resten uit de prehistorie aanwezig kunnen zijn. Deze afzettingen worden vanaf circa 2,5 m en dieper onder het maaiveld verwacht. De stroomgordel zelf wordt afgedekt door een pakket wadafzettingen (zand en klei) waarvoor een lage archeologische verwachting geldt.
  • Lage archeologische verwachting: deze zone betreft globaal de noordoostelijke helft van het plangebied. De bodem is opgebouwd uit wadafzettingen die onder water zijn afgezet en de kans op het aantreffen van archeologische resten (vanaf de prehistorie) in deze afzettingen wordt gering geacht. Eventueel aanwezige archeologische resten worden vanaf het maaiveld verwacht.

Volgens de actuele database voor archeologische vindplaatsen, Archis2, zijn er vooralsnog geen bekende vindplaatsen geregistreerd binnen het plangebied.

Het plangebied Moordrecht Oost is voor een groot deel bebouwd na 1960 en tot die tijd was het plangebied voornamelijk in gebruik als weiland. Dit heeft consequenties voor de bestaande archeologische verwachting in het plangebied.

Voor het uiterst zuidoostelijke deel van het plangebied wordt de kans klein geacht op het voorkomen van (intacte) resten van voormalige historische boerderijen en sporen die te maken hebben met de oude dorpskern. Een uitzondering vormt de zone met een zeer hoge archeologische verwachting rondom de brug over de Ringvaart. De huidige bebouwing is hier minder intensief en de kans is dus aanwezig op sporen vanaf de late middeleeuwen en nieuwe tijd.

Voor het overige deel van het plangebied is er een (lage) trefkans op archeologische resten vanaf het maaiveld uit de periode vroege prehistorie tot heden. Gezien de landschappelijke inrichting en de bebouwing wordt de kans zeer gering geacht op de daadwerkelijke aanwezigheid van archeologische resten. Voor de dieper gelegen afzettingen van de Gouderakse stroomgordel (dieper dan 2,5 m onder maaiveld) in de zuidwestelijke helft van het plangebied is de verwachting dat deze nog wel intact zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0019.png"

Figuur 5.7 Uitsnede van de beleidsadvieskaart, gemeente Zuidplas

Geadviseerd wordt een dubbelbestemming op te nemen voor de gronden met een zeer hoge en hoge archeologische verwachting, conform de volgende beleidsregels:

  • Zeer hoge archeologische verwachting: archeologisch onderzoek is verplicht bij plangebieden met een oppervlak gelijk of groter dan 50 m² en bodemingrepen vanaf 0,3 m beneden maaiveld.
  • Hoge archeologische verwachting: archeologisch onderzoek is verplicht bij plangebieden met een oppervlak gelijk of groter dan 100 m² en bodemingrepen vanaf 0,3 m beneden maaiveld.

De omvang van de gronden met een zeer hoge archeologische verwachting dient beperkt te worden tot uitsluitend de zone (straal van 50 m) rondom de brug over de Ringvaart. De zone met een hoge archeologische verwachting geldt voor de zuidwestelijke helft van het plangebied, waar vanaf 2,5 m onder het maaiveld de afzettingen van een stroomgordel aanwezig zijn. Voor deze zone wordt tevens geadviseerd bodemingrepen vrij te geven tot een diepte van 2,0 m onder het maaiveld.

Resultaten Kerklaan 2

De locatie Kerklaan 2 ligt in een zone met een zeer hoge archeologische verwachting. Daarvoor geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is indien grond wordt geroerd met een oppervlakte groter dan 50 m2 en verstoring dieper dan 30 cm. Deze onderzoeksplicht wordt reeds geborgd met de algemene dubbelbestemming 'Archeologie' in het bestemmingsplan. Indien het betreffende pand enkel inpandig wordt verbouwd zal archeologisch onderzoek niet noodzakelijk zijn.

Conclusie ten aanzien van plan

Voor de verschillende onderzoeksplichten is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen en in bijbehorende regels is de onderzoeksplicht opgenomen.

Voor het overige zijn geen beperkingen voor de vaststelling van het conserverende bestemmingsplan en de wijzigingsbevoegdheid voor Kerklaan 2.

5.1.8 Flora en fauna

Meer en meer wordt onderkend dat goed werkende ecosystemen voor mensen verschillende onmisbare functies hebben. Ter bescherming van deze eigenschappen van de natuurlijke omgeving en vanuit de gedachte dat alle levende wezens een intrinsieke waarde hebben, geldt een drietal landelijke wetten en beleidsplannen: de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en het Natuurbeleidsplan 1990 (Nota Ruimte met daarin de Ecologische Hoofdstructuur). Daarnaast geldt provinciaal beleid, te weten: Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland en Provinciaal Compensatiebeginsel (Rode Lijst).

Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of:

  • a. er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing Flora- en faunawet (Ffw), maar ook Provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot biotopen van Rode Lijstsoorten);
  • b. er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing Nb-wet);
  • c. er wezenlijke waarden en kenmerken voor Ecologische Hoofdstructuur-gebieden aangetast worden.

Nu hier sprake is van een conserverend plan wordt voornamelijk inzicht geboden in de aanwezigheid van beschermde gebieden in (de omgeving van) het plangebied, zodat kan worden bepaald of vanwege het plangebied externe effecten op de beschermde gebieden plaatsvinden.

Onderzoek

Op basis van literatuuronderzoek is bepaald of het plangebied zich in (de nabijheid van) een Natura 2000-gebied bevindt, dan wel in een Beschermd Natuurmonument. Tevens is bepaald of het plangebied binnen de groene gebieden van de Provinciale Structuurvisie (EHS, weidevogelgebied) ligt.

Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied. Directe effecten op Natura 2000-gebieden worden daarom uitgesloten. Het plangebied ligt op een afstand van circa 6 km van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, te weten het gebied 'Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein' en 'Donkse Laagten'. Het Natura 2000-gebied 'Boezems Kinderdijk' en het Natura 2000-gebied 'Donkse Laagten' zijn gelegen op respectievelijk 11 en 12,5 km afstand van het plangebied. Gezien het feit dat het bestemmingsplan conserverend van aard is en het plangebied in zijn huidige vorm (met woonblokken en sportvelden) niet of nauwelijks geschikt is voor aangewezen vogelsoorten voor de Natura 2000-gebieden, worden externe effecten met zekerheid uitgesloten. Ook van een toename van stikstof (heeft vaak een grote invloedssfeer met een grote reikwijdte) door een grotere verkeersintensiteit wordt uitgesloten. Externe effecten op aangewezen habitattypen worden dan ook eveneens uitgesloten.

In het zuiden van het plangebied ligt het EHS-gebied met de naam 'Moordrecht-Oost', behorende bij het gebied 'Oevers Hollandsche IJssel Noord'. Het plangebied ligt op een afstand van circa 375 m van de dichtstbijzijnde ecologische verbindingszone (evz), onderdeel van de EHS (zie figuur 5.8). Omdat het bestemmingsplan conserverend is, blijft de huidige situatie gehandhaafd. Effecten op de EHS worden daarom uitgesloten.

Op het moment dat er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden in het plangebied dienen deze getoetst te worden aan de doelstellingen van de EHS-gebieden die in het zuiden van het plangebied liggen.

Andere provinciaal beschermde gebieden, zoals weidevogelgebied, zijn niet aanwezig nabij het plangebied. Het dichtstbijzijnde belangrijke weidevogelgebied is gelegen op circa 1.600 m afstand. Op basis van deze afstand en het feit dat het bestemmingsplan conserverend van aard is, worden effecten hierop uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpMoordrechtoost-Va01_0020.png"

Figuur 5.8 EHS-gebieden (groen) in de omgeving van het plangebied (rode contour); ecologische verbindingszones (roze); weidevogelgebied (geel)

Resultaten Kerklaan 2

Er zijn geen beperkingen ten aanzien van de beoogde wijzigingsbevoegdheid. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke regel op te nemen waarmee wordt geregeld dat bij het wijzigingsplan een quickscan Flora- en faunawet wordt uitgevoerd. Voor aanvraag van een omgevingsvergunning (bouwen/slopen) dienen alle noodzakelijke onderzoeken te zijn uitgevoerd.

Conclusie ten aanzien van plan

Omdat geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden binnen het conserverende bestemmingsplan, is schade aan deze waarden en aan door Flora- en faunawet beschermde soorten niet aan de orde.

Er worden ook geen effecten op omliggende beschermde gebieden verwacht. Derhalve zijn er geen beperkingen voor vaststelling van het conserverend bestemmingsplan en de wijzigingsbevoegdheid Kerklaan 2 vanwege ecologie en flora en fauna.

5.1.9 Milieueffectrapportage

De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Globaal zijn er 3 soorten m.e.r.:

  • 1. Een plan-mer is wettelijk verplicht wanneer:
    • a. het plan kaders stelt voor activiteiten in het plangebied waarvoor een projectmer noodzakelijk is, dan wel waarvoor beoordeeld moet worden of een projectmer noodzakelijk is. Dit zijn de activiteiten die genoemd zijn in kolom 1 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r. Voor activiteiten uit Bijlage D geldt de planmer-plicht direct als ze groter is dan de getalsmatige drempelwaarde in kolom 2. Als ze kleiner is dan die drempelwaarden, wordt de planmer-plicht bepaald door de vormvrije mer-beoordeling;
    • b. de activiteiten in het bestemmingsplan leiden tot mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden (passende beoordeling noodzakelijk).

Bij een planmer gaat het om besluiten uit kolom 3 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r.

  • 2. Een projectmer is wettelijk verplicht wanneer:
    • a. de activiteit genoemd is in Bijlage C van het Besluit m.e.r.;
    • b. de initiatiefnemer of het bevoegd gezag besloten hebben dat voor een activiteit uit Bijlage D van het Besluit m.e.r. een milieueffectrapport opgesteld wordt, c.q. moet worden.

Bij een projectmer gaat het om besluiten uit kolom 4 van Bijlage C of D va het Besluit m.e.r. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een bestemmingsplan dat in directe zin woningbouw mogelijk maakt waarvoor een projectmer-plicht geldt, of om een omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een bedrijf (met aanzienlijke milieugevolgen).

  • 3. Een mer-beoordeling is wettelijk verplicht voor de activiteiten in kolom 1 van Bijlage D van het Besluit m.e.r.
    • a. Indien de activiteit groter is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dient de in de Wet milieubeheer beschreven mer-beoordelingsprocedure beschreven te worden.
    • b. Indien de activiteit kleiner is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dient beoordeeld te worden of de in de Wet milieubeheer beschreven mer-beoordelingsprocedure al dan niet nodig is. Dit noemt men vormvrije mer-beoordeling.

Onderzoek

Het bestemmingsplan biedt ruimte aan de realisatie van maximaal 12 woningen in het bestaande gebouw aan de Kerklaan 2. De realisatie van woningen valt onder onderdeel D11.2 van het Besluit m.e.r.. De getalsmatige drempel voor een formele mer-beoordeling bedraagt 2.000 woningen.

In dit specifieke geval is het aantal woningen veel lager dan de drempel in het Besluit m.e.r. De woningen worden gerealiseerd in de kern van Moordrecht, waardoor geen effecten op beschermde gebieden zullen optreden. Milieueffecten van woningen betreffen met name geluidshinder op omliggende woningen vanwege de verkeersaantrekkende werking en gevolgen voor de luchtkwaliteit vanwege de verkeersaantrekkende werking. Het gaat in dit geval om 12 woningen die ongeveer 60 vervoersbewegingen extra zullen realiseren. Dit aantal gaat op in het bestaande verkeer op de Kerklaan zonder significante effecten op de omgeving te hebben. De luchtkwaliteit zal (conform hoofdstuk 3) niet in betekenende mate worden verslechterd door het voorgenomen plan.

Belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen derhalve worden uitgesloten.

Conclusie ten aanzien van het plan

Voor het bestemmingsplan Moordrecht Oost is het niet noodzakelijk een mer- of mer-beoordelingsprocedure te doorlopen.